Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733679
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733679/1
Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting 2025
Geldend van 03-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting 2025De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2024 (raadsvoorstel nr. 24bb008267/24bo008664);
gelet op de artikelen 156, tweede lid, onderdeel h, 216, 225, 234 en 235 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
overwegende dat:
de heffing en invordering van parkeerbelastingen en de parkeerregulering bij verordening worden geregeld;
besluit:
Artikel 1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
bedrijf: natuurlijk persoon of rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
- -
bedrijfsurenvergunning: vergunning verleend aan een bedrijf voor het parkeren van voertuigen van bezoekers dan wel medewerkers zonder bedrijfsparkeervergunning voor een maximaal aantal uren per maand;
- -
bezoekersvergunning: vergunning verleend aan een bewoner ten behoeve van bezoekers;
- -
centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Rotterdam een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel;
- -
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;
- -
dag: periode van 00.00 uur tot en met 23.59 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;
- -
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig wordt beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het kentekenregister, als bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994 als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register stond ingeschreven;
- -
mantelzorgvergunning: vergunning verleend aan een hulpbehoevende bewoner ten behoeve van zijn mantelzorg;
- -
motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met inbegrip van brommobielen;
- -
parkeerapparatuur: parkeerautomaten, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting voor het overige onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
- -
parkeerplaats bij parkeerapparatuur: weggedeelte bestemd voor het parkeren van een motorvoertuig, waarbij parkeerapparatuur is opgesteld, of dat op andere wijze onder de werkingssfeer van parkeerapparatuur is gebracht;
- -
parkeerplaats voor belanghebbenden: weggedeelte aangeduid door het zonale bord E9 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, al dan niet voorzien van een onderbord, waarop uitsluitend geparkeerd mag worden door een vergunninghouder;
- -
parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
- -
vergunning: door het college verleende toestemming om een motorvoertuig te parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur of op parkeerplaatsen voor belanghebbenden, met een voor dat doel verstrekte informatiedrager of kenteken;
- -
vergunninghouder: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.
Artikel 2 Het verlenen van een vergunning
-
1. Het college kan op een aanvraag, die schriftelijk of via internet is ingediend, een vergunning verlenen voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur of parkeerplaatsen voor belanghebbenden.
-
2. Een vergunning wordt verleend voor een jaar, met stilzwijgende verlenging van telkens één jaar.
-
3. Een vergunning vermeldt ten minste:
- a.
naam en adres van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig van de vergunninghouder of een barcode;
- b.
het gebied, het weggedeelte of de weggedeelten waarop de vergunninghouder met zijn motorvoertuig mag parkeren;
- c.
de geldigheidsduur van de vergunning.
- a.
-
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot:
- a.
het verlenen, intrekken en weigeren van vergunningen;
- b.
de geldigheid van vergunningen;
- c.
het gebruik van vergunningen.
- a.
Artikel 3 Overschrijven en aanpassen van de vergunning
-
1. De vergunning is niet aan anderen overdraagbaar, met uitzondering van personen die deel uitmaken van het huishouden van de vergunninghouder en op hetzelfde adres als de vergunninghouder woonachtig en ingeschreven zijn.
-
2. Indien de vergunninghouder het motorvoertuig vervangt door een ander motorvoertuig, kan het college op verzoek de vergunning aanpassen.
Artikel 4 Verbodsbepaling
-
1. Het is verboden enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur of op een parkeerplaats voor belanghebbenden.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
-
3. Het is verboden zonder vergunning of in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften op een parkeerplaats voor belanghebbenden te parkeren.
-
4. Overtreding van het eerste of het derde lid wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 5 Belastbaar feit
Onder de naam parkeerbelasting worden de volgende belastingen geheven:
- a.
een belasting ter zake van een verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze;
- b.
een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Artikel 6 Belastingplicht
-
1. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
-
2. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
-
3. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
- a.
degene die de belasting voldoet dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
- b.
de houder van het motorvoertuig, zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 5, onderdeel b, heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat:
- 1°.
een voor ten hoogste drie maanden aangegane huur- of leaseovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren de huurder of gebruiker van het motorvoertuig was, wordt niet de houder maar de huurder of gebruiker aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
- 2°.
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
- 1°.
- a.
-
4. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt niet geheven van de houder van het motorvoertuig als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren tegen zijn wil een ander van het motorvoertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 7 Maatstaf van heffing, belastingtarieven, belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn
Met betrekking tot de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, worden de maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn, vermeld in het door het college, op grond van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet vastgestelde Tarievenoverzicht straatparkeren Rotterdam.
Artikel 8 Wijze van heffing
-
1. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of een ander document.
-
2. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt geheven via voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college vastgestelde Tarievenoverzicht straatparkeren Rotterdam.
-
3. Bij de voldoening op aangifte wordt het kenteken opgegeven van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt.
Artikel 9 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld
-
1. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
-
2. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Artikel 10 Termijnen van betaling
-
1. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, wordt betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend, dan wel de binnen de bij schriftelijke kennisgeving gestelde termijn.
-
2. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, waarvan het tarief per kalenderjaar is vastgesteld, kan tevens door middel van automatische incasso in vier kalenderkwartalen worden betaald.
-
3. De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt overeenkomstig de aangifte betaald bij de aanvang van het parkeren.
-
4. Indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer, wordt de belasting overeenkomstig de aangifte betaald binnen twee maanden na het einde van het parkeren.
-
5. Indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt met een bezoekersvergunning, mantelzorgvergunning of een bedrijfsurenvergunning, wordt de belasting overeenkomstig de aangifte betaald door middel van automatische incasso per kalenderkwartaal.
-
6. Een naheffingsaanslag wordt onmiddellijk betaald.
Artikel 11 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaats
-
1. De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belastingen, als bedoeld in artikel 5, mag worden geparkeerd, geschiedt door het college bij openbaar te maken besluit.
-
2. Het eerste lid geldt ook voor de vergunning voor het parkeren op parkeerplaatsen voor belanghebbenden.
Artikel 12 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
-
1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag over de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.
-
2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
-
3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het motorvoertuig naar een door een gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.
Artikel 13 Kosten
-
1. De kosten van de naheffingsaanslag van de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, worden vermeld in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
-
2. De kosten van het aanbrengen en het verwijderen van de wielklem, als bedoeld in artikel 12, worden vermeld in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
-
3. Het bedrag, genoemd in de bijbehorende tarieventabel, van de op grond van het tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.
Artikel 14 Nadere regels door het college
-
1. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
-
2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de parkeerbelasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, moet worden betaald.
Artikel 15 Overgangsbepalingen
De Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2024 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2025 hebben voorgedaan.
Artikel 16 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2024.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
C.J. Schouten
Bijlage Tarieventabel als bedoeld in de artikelen 7 en 13 van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2025
Hoofdstuk 1 Parkeren door vergunninghouders
Bij het parkeren van een motorvoertuig op grond van een daartoe verleende vergunning, hetzij op een parkeerplaats voor belanghebbenden, hetzij op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur, geldt voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, de volgende tarieven:
|
Omschrijving |
Jaartarief 2025 in € |
Maandtarief 2025 in € |
1.1 |
voor het parkeren op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur: |
|
|
1.1.1 |
- eerste vergunning voor bewoners |
110,40 |
9,20 |
1.1.2 |
- elke volgende vergunning voor bewoners |
297,60 |
24,80 |
1.1.3 |
- vergunning voor bedrijven |
586,80 |
48,90 |
1.1.4 |
- vergunning voor sportverenigingen |
146,40 |
12,20 |
1.1.5 |
- vergunning voor religieuze instellingen |
146,40 |
12,20 |
1.1.6 |
- maximaal 500 uur parkeren met een bezoekersvergunning |
390,00 |
|
1.1.7 |
- maximaal 750 uur parkeren met een mantelzorgvergunning |
270,00 |
|
1.1.8 |
- maximaal 132 uur parkeren met een bedrijfsurenvergunning |
103,00 |
|
1.1.9 |
- maximaal 132 uur parkeren met een bedrijfsurenvergunning voor sportverenigingen |
23,80 |
|
1.1.10 |
- maximaal 132 uur parkeren met een bedrijfsurenvergunning voor religieuze instellingen |
23,80 |
|
1.1.11 |
- free-floating autodeelvergunning |
442,80 |
36,90 |
1.1.12 |
-zone-floating autodeelvergunning |
442,80 |
36,90 |
1.2 |
voor het parkeren op een parkeerplaats voor belanghebbenden: |
||
1.2.1 |
- eerste vergunning voor bewoners |
207,60 |
17,30 |
1.2.2 |
- elke volgende vergunning voor bewoners |
518,40 |
43,20 |
1.2.3 |
- vergunning voor bedrijven |
1.194,00 |
99,50 |
1.2.4 |
Vervallen |
||
1.2.5 |
- stationbased autodeelvergunning |
134,40 |
11,20 |
Indien de vergunning in de loop van een jaar wordt verleend of beëindigd, is het tarief naar evenredigheid verschuldigd, gerekend van de eerste dag van de maand volgend op de datum van verlening, dan wel tot de eerste dag van de maand na beëindiging.
Een bezoekersvergunning, mantelzorgvergunning of bedrijfsurenvergunning wordt in parkeereenheden afgenomen die naar evenredigheid en gebruik worden afgerekend.
Hoofdstuk 2 Naheffingsaanslag
De kosten van de naheffingsaanslag, als bedoeld in artikel 13 van deze verordening, bedragen € 78,80 te verhogen met één uur op locatie geldend tarief gederfde belastinginkomsten.
Hoofdstuk 3 Wielklem
De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem, als bedoeld in artikel 12 van deze verordening, bedragen € 290,50.
Hoofdstuk 4 Overige tarieven
De maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de opsomming van straten waarop deze van toepassing zijn voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van deze verordening, worden vermeld in het door het college op grond van artikel 156, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel h, van de Gemeentewet vastgestelde Tarievenoverzicht Straatparkeren Rotterdam.
Toelichting op de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2025
Algemeen
Het reguleren op basis van het prijsmechanisme (betaald parkeren) is een van de belangrijkste onderdelen van het parkeerbeleid.
De verordening kent twee belastingen, namelijk een belasting ter zake van het ‘feitelijke parkeren’ en een belasting ter zake van een verleende parkeervergunning
De parkeerbelastingen zijn geregeld in de artikelen 225, 234 en 235 van de Gemeentewet en in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Uit artikel 225 van de Gemeentewet wordt duidelijk dat de parkeerbelastingen in eerste instantie niet zijn bedoeld als inkomstenbron voor gemeenten, maar ter regulering van het parkeren.
Artikelsgewijs
Artikel 6 Belastingplicht
Artikel 6, eerste en tweede lid
In artikel 6 in het eerste en tweede lid is vastgelegd wie belastingplichtig is voor de belastingen die zijn genoemd in artikel 6, onderdelen a en b.
Artikel 6, derde lid
In het derde lid van artikel 6 wordt aangegeven wie mede worden aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt tevens aangemerkt degene die de belasting voldoet, dat is dus degene die geld werpt in de meter, dan wel degene die na de eerste aanmaning te kennen geeft of te kennen heeft gegeven de belasting te willen voldoen. Zolang die belasting echter niet is voldaan is de houder van het motorvoertuig tevens aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd en de houder is dan weer degene op wiens naam het kenteken staat ingeschreven in het kentekenregister. Een uitzondering op het aanmerken van de houder als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd is te vinden in het tweede lid, onderdeel b. Als namelijk een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt, en dat is een zware vorm van bewijs, wie ten tijde van het parkeren de huurder van het motorvoertuig was dan wordt niet de houder maar de huurder als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd aangemerkt.
Artikel 6, vierde lid
In het vierde lid van artikel 6 staat van wie de belasting niet wordt geheven.
Iemand kan niet als degene die het voertuig heeft geparkeerd worden aangemerkt indien hij aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt. Er moet wel aannemelijk worden gemaakt dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Het is de bedoeling dat de houder niet als parkeerder wordt aangemerkt indien er met zijn voertuig joyriding heeft plaatsgevonden of als het voertuig op het moment van constateren als gestolen geregistreerd staat.
Artikel 7 Maatstaf van heffing, belastingtarieven, belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn
In artikel 7 wordt voor het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Ten aanzien van de mogelijke heffingsmaatstaven voor de parkeerbelastingen is in artikel 225, achtste lid, van de Gemeentewet een limitatieve opsomming weergegeven. Het tarief van de parkeerbelastingen kan slechts afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten.
Artikel 8 Wijze van heffing
Artikel 8, eerste lid
Het eerste lid regelt de wijze van heffing voor de parkeerbelasting voor het parkeren krachtens een parkeervergunning. Deze belasting wordt ook geheven door voldoening op aangifte. Daarmee is de 'echte' voldoening op aangifte bedoeld en niet de voldoening op aangifte bij wetsduiding (het in werking stellen van de parkeerapparatuur).
Artikel 8, tweede lid
In het tweede lid is geregeld op welke wijze de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b – dat is de belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen – wordt geheven. Deze wordt geheven door voldoening op aangifte.
Artikel 8, derde lid
Dit lid is opgenomen omdat handhaving en controle van het betaald parkeren plaatsvinden op basis van het kenteken van het geparkeerde motorvoertuig. Dit is van belang bij de controle met behulp van scanauto’s en het vergunningparkeren.
Artikel 9 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld
In artikel 9 is geregeld op welk tijdstip de belastingschuld ontstaat. Voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, is geregeld dat deze is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren (eerste lid). De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, is verschuldigd op het tijdstip dat de vergunning wordt verleend (tweede lid).
Op het moment dat de parkeerder zijn voertuig parkeert, logt hij met behulp van zijn telefoon in op de centrale computer en geeft hij de code door van het gebied waar het voertuig staat. Op het moment dat hij wegrijdt, meldt hij zich telefonisch af. Omdat bij het betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon wordt afgerekend over de werkelijk geparkeerde tijdblokken, kan niet worden gesteld dat de belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het parkeren. De belastingschuld groeit gedurende het parkeren voortdurend aan. De belasting wordt dus 'in een tijdvak verschuldigd' in de zin van artikel 19, eerste lid, AWR.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Het eerste lid regelt het tijdstip van betaling voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, dat is de belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen. Bij de fiscale afhandeling vallen aangifte en betaling dus samen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van de AWR moet overeenkomstig de aangifte worden betaald. Voor het tijdstip van betaling is met toepassing van artikel 238, tweede lid (bij de heffing bij wege van voldoening op aangifte) van de Gemeentewet een van artikel 19 van de AWR, onderscheidenlijk artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 afwijkende betalingsregeling getroffen.
Als geen betaling heeft plaatsgevonden - of als niet via de telefoon of ander communicatiemiddel is ingelogd op de centrale computer en ook geen betaling in de fysiek aanwezige parkeerapparatuur heeft plaatsgevonden - kan een naheffingsaanslag worden opgelegd en eventueel een wielklem worden aangebracht. In die situatie vindt het traject zoals dat is vastgelegd in de artikelen 234 en 235 van de Gemeentewet toepassing. Een naheffingsaanslag moet ingevolge het laatste lid van artikel 10 onmiddellijk worden betaald.
Artikel 12 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
In artikel 12 is opgenomen de regeling voor de naheffingsaanslag en de wielklem die tot zekerheid voor de betaling van de naheffingsaanslag aan het motorvoertuig kan worden aangebracht.
In het tweede lid is opgenomen dat het college bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten kan aanwijzen waar de wielklem wordt toegepast. Zijn deze terreinen of weggedeelten niet aangewezen dan kan de wielklem daar ook niet worden toegepast.
In het derde lid is opgenomen dat het motorvoertuig naar een door de heffingsambtenaar aan te wijzen plaats kan worden overgebracht als na het aanbrengen van de wielklem tenminste 24 uur zijn verstreken. Het aantal uren mag, mits met inachtneming van het minimumaantal, zelf door de gemeenteraad worden bepaald.
Artikel 13 Kosten
In artikel 13 worden alle in rekening te brengen kosten, indien niet op reguliere wijze wordt betaald, geregeld. In het eerste lid hebben de kosten van de naheffingsaanslag een plaats gekregen. De hoogte hiervan moet worden bepaald met inachtneming van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl