Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733665
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733665/1
Verordening Hart voor de Jeugd Opsterland 2025
Geldend van 03-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening Hart voor de Jeugd Opsterland 2025De raad van de gemeente Opsterland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2024;
met het oog op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
overwegende dat:
- •
de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft ondergebracht;
- •
het uitgangspunt daarbij is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen eerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt;
- •
de jeugdhulp zo kort mogelijk duurt, zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk is, wat past bij de hulpvraag;
- •
het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:
- -
de individuele voorzieningen en algemene voorzieningen die het college kan toekennen;
- -
de voorwaarden voor toekenning en de manier van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
- -
de manier waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;
- -
de manier waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de voorwaarden waaronder iemand een persoonsgebonden budget krijgt;
- -
het voorkomen van misbruik van de wet of dat er onterecht een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget wordt ontvangen;
- -
een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.
- -
b e s l u i t :
vast te stellen de
Verordening Hart voor de Jeugd gemeente Opsterland 2025
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- -
algemene voorziening: aanbod van activiteiten dat, zonder onderzoek vooraf naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige, toegankelijk is.
- -
andere voorziening: voorziening anders dan in de wet omschreven, op het gebied van zorg, (passend) onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, kinderopvang of werk en inkomen, wel of niet vrij toegankelijk.
- -
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland.
- -
formele hulp: formele ondersteuning die wordt geboden door een persoon, als bedoeld in artikel 12, tweede lid onderdeel a van deze verordening.
- -
gebiedsteam: onder verantwoordelijkheid van het college werkzaam team van medewerkers belast met - onder andere - de uitvoering van de wet.
- -
hulpvraag: vraag van een jeugdige of de ouder(s) over zorg en ondersteuning op de terreinen wonen, welzijn, zorg, werk & inkomen en jeugd & gezin, waarbij een behoefte van een jeugdige of de ouder(s) aan jeugdhulp kan zijn in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.
- -
individuele voorziening: op de jeugdige of de ouder(s) afgestemde voorziening die pas na onderzoek kan worden verstrekt als bedoeld in artikel 4, tweede lid van deze verordening.
- -
informele hulp: informele ondersteuning die wordt gegeven door een persoon, als bedoeld in artikel 12, tweede lid onderdeel b en c van deze verordening.
- -
intensiteit: zwaarte van de behandeling, begeleiding of ondersteuning.
- -
ondersteuningsplan: verslaglegging van het gesprek als onderdeel van het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp.
- -
ondersteuningsprofiel: algemeen profiel binnen specialistische jeugdhulp die de ondersteuningsbehoefte weergeeft.
- -
ouder(s): gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
- -
persoonsgebonden budget (pgb): budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.
- -
pgb-plan: een document waarin door de pgb-aanvrager is beschreven hoe hij of zij de zorg, hulp of begeleiding wil gaan regelen, als bedoeld in artikel 12 eerste lid van deze verordening.
- -
pleegouder: persoon die een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en daartoe een pleegcontract heeft gesloten met een pleegzorgaanbieder als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
- -
wet: de Jeugdwet.
- -
Zorg in Natura (ZIN): een individuele voorziening als bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze verordening, die wordt verleend door een aanbieder waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.
- -
-
2. Alle begrippen, die in deze verordening worden gebruikt en die niet verder worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 2. Criteria Individuele voorziening
-
1. Wanneer sprake is van opgroei- of opvoedingsproblematiek die een bedreiging kan vormen voor een veilige cognitieve, sociale, emotionele of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige kan een individuele voorziening worden toegekend. Bij het bepalen van de mate van de opgroei- of opvoedingsproblematiek wordt gebruik gemaakt van het ordeningsprincipe Kind in Fryslân.
-
2. Jeugdigen en ouder(s) komen alleen in aanmerking voor een individuele voorziening als zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a.
binnen hun eigen mogelijkheden en hun probleemoplossende vermogen;
- b.
door gebruik te maken van een algemene voorziening;
- c.
door gebruik te maken van een andere voorziening;
- d.
door gebruik te maken van een aanvullende verzekering die ouder(s) hiervoor hebben afgesloten.
- a.
-
3. De jeugdige en de ouder(s) kunnen in aanmerking komen voor een voorziening voor de kosten voor jeugdhulp die door de jeugdige of de ouder(s) zijn gemaakt drie maanden voorafgaand aan de aanvraag, als:
- a.
op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet;
- b.
het college de noodzaak en geschiktheid van de voorziening en de gemaakte kosten voor zover achteraf nog kan beoordelen, en;
- c.
de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
- a.
Artikel 3. Gebruikelijke hulp en boven-gebruikelijke hulp
-
1. Onder probleemoplossend vermogen en eigen mogelijkheden als bedoeld in artikel 2 lid sub a wordt in elk geval verstaan:
- a.
Gebruikelijke hulp van de ouder(s) en/ andere verzorger(s) of opvoeder(s);
- b.
Boven-gebruikelijke hulp van de ouder(s) voor zover deze beschikbaar en in staat is/zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de boven-gebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan;
- c.
de ondersteuning vanuit het sociale netwerk;
- d.
het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.
- a.
-
2. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s) en/of andere verzorger(s) of opvoeder(s). Ouder(s) zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kind(eren) en daarbij verplicht om verzorging, voeding, begeleiden en toezicht te bieden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij gebruikelijke hulp gaat het ook om activiteiten die niet bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp van de ouder(s) aan kinderen wordt aangemerkt. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.
-
3. Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de noodzakelijke hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:
- -
de leeftijd van de jeugdige;
- -
de mate van zorg bij activiteiten en handelingen;
- -
de mate van toezicht en begeleiding/stimulans die een jeugdige van dezelfde leeftijd nodig heeft;
- -
de aard en de duur van de hulp en de noodzakelijke ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;
- -
de mate van planbaarheid van de hulp;
- -
de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige.
- -
-
4. Het college verstrekt geen individuele voorziening als de hulpvraag alleen ziet op een vorm van ontlasting van de ouder(s) vanwege het bieden van gebruikelijke hulp.
-
5. Als de noodzakelijk geboden hulp de gebruikelijke hulp overstijgt is er sprake van boven-gebruikelijke hulp.
-
6. Er bestaat recht op een individuele voorziening als er sprake is van boven-gebruikelijk hulp die in de gegeven omstandigheden niet van ouder(s) verwacht kan worden. Of de boven-gebruikelijke hulp van ouder(s) verwacht mag worden onderzoekt het college aan de hand van de volgende factoren:
- -
of de ouder(s) in staat is/zijn de noodzakelijke hulp te bieden;
- -
het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouder(s);
- -
vaardigheden van de ouder(s) om zelf hulp te bieden;
- -
is/zijn de ouder(s) beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?;
- -
levert het bieden van de hulp door de ouder(s) geen overbelasting op bij hem/haar/hen;
- -
kan (dreigende) overbelasting worden verminderd door het herinrichten van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten?;
- -
blijft/blijven de ouder(s) de boven-gebruikelijke hulp zonder vergoeding bieden?;
- -
komt/komen de ouder(s) niet in de (financiële) problemen als zij de boven-gebruikelijke hulp zonder vergoeding bieden?;
- -
hoe is de gezinssamenstelling en de relatie tussen de gezinsleden (bijvoorbeeld of er sprake is van een wettelijke stiefouder of niet).
- -
-
7. Als na onderzoek blijkt dat de boven-gebruikelijke hulp in de gegeven omstandigheden verwacht kan worden is er sprake van voldoende eigen mogelijkheden en probleem oplossend vermogen. Het college verstrekt in dat geval geen individuele voorziening.
-
8. Bij het verstrekken van een individuele voorziening voor boven-gebruikelijk hulp, moet de voorziening erop zijn gericht het probleemoplossend vermogen en eigen mogelijkheden te vergroten.
-
9. Het sociaal netwerk bestaat uit personen in de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie heeft.
-
10. Onder ‘huiselijke kring’ wordt verstaan familieleden, huisgenoten, de (vroegere) echtgenoot of mantelzorgers, de gezaghebbende ouder bij wie de jeugdige niet feitelijk verblijft/woont.
-
11. Met ‘andere personen met wie de aanvrager/belanghebbende een sociale relatie heeft’ wordt bedoeld: mensen met wie regelmatig contact wordt onderhouden.
-
12. Als met hulp van het sociaal netwerk de hulpvraag (deels) wordt opgelost, is er sprake van probleemoplossend vermogen en eigen mogelijkheden, er wordt dan geen individuele voorziening verstrekt.
Artikel 4. Vormen van ondersteuning
-
1. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
preventieve jeugdhulp via de gebiedsteams en de publieke jeugdgezondheidszorg;
- b.
basisvoorzieningen via het jongerenwerk;
- c.
opgroei- en opvoedondersteuning.
- a.
-
2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
Dyslexiezorg:
Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstige dyslexie (ED).
- b.
Pleegzorg:
Ondersteuning voor jeugdigen die (tijdelijk of blijvend) niet thuis kunnen wonen.
- c.
Woonvoorziening:
Woonvormen voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen, waar jeugdigen kunnen opgroeien en opvoedondersteuning ontvangen.
- d.
Specialistische jeugdhulp:
Ondersteuning voor jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen.
- e.
Open 3 milieusvoorziening (O3M)
Ondersteuning in de vorm van residentiële jeugdhulp voor jeugdigen met ernstige gedrags- en/of gezinsproblemen, al dan niet met een licht verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek.
- f.
Jeugdzorg Plus
Ondersteuning in de vorm van gesloten residentiële jeugdhulp voor jeugdigen die zich onttrekken aan de jeugdhulp die noodzakelijk is.
- g.
Landelijk Transitiearrangement (LTA)
Ondersteuning voor jeugdigen met een zeer weinig voorkomende ondersteuningsvraag die zeer specialistische inzet vraagt.
- h.
Crisishulp
Ondersteuning die directe inzet vraagt om de veiligheid van de jeugdige en ouder(s) te garanderen.
- a.
-
3. Het college stelt bij nadere regeling ondersteuningsprofielen en intensiteiten vast.
Artikel 5. Toegang jeugdhulp via de huisarts, de rechtbank, een gecertificeerde instelling, medisch specialist of jeugdarts
-
1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als de genoemde verwijzer van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
-
2. Als de jeugdige of de ouder(s) dit verzoeken, legt het college de individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 11 van deze verordening.
-
3. Als naar een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder wordt verwezen, is voor de start van de jeugdhulp toestemming van het college verplicht.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Jeugdigen, de ouder(s) of andere belanghebbenden kunnen een hulpvraag stellen aan het gebiedsteam. Het gebiedsteam bekijkt of de hulpvraag direct is te beantwoorden of dat een gesprek met de jeugdige en de ouder(s) nodig is. Het gebiedsteam ondersteunt de jeugdigen, de ouder(s) of andere belanghebbenden bij het verkennen van de hulpvraag. Indien noodzakelijk kan de hulpvraag van de jeugdige en de ouder(s) leiden tot een aanvraag om een individuele voorziening op het gebied van Jeugdhulp.
-
2. In spoedeisende gevallen zorgt het college zo spoedig mogelijk voor passende tijdelijke ondersteuning of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
Artikel 7. Vooronderzoek toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Het college verzamelt in overleg met de jeugdige of de ouder(s) de gegevens die nodig zijn over de jeugdige en de situatie en maakt zo snel mogelijk een afspraak voor een gesprek als onderdeel van het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp.
-
2. Voorafgaand aan het gesprek geven de jeugdige of de ouder(s) aan het college alle overige gegevens en stukken die volgens het college voor het onderzoek nodig zijn. De jeugdige en de ouder(s) laten in ieder geval een identificatiedocument zien als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
3. Het college kan in overleg met de jeugdige of de ouder(s) van het vooronderzoek afzien.
Artikel 8. Onderzoek toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Als bij het college een aanvraag wordt gedaan voor een individuele voorziening, voert het college in overleg met de jeugdige of de ouder(s) een onderzoek uit. Dit wordt gedaan met of namens de persoon die de aanvraag heeft gedaan.
-
2. Het college onderzoekt met de jeugdige of de ouder(s);
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem van de hulpvraag;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
- c.
de mogelijkheden van de jeugdige of de ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- d.
de mogelijkheden van gebruikelijke hulp;
- e.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
- f.
de mogelijkheden om preventieve jeugdhulp te verlenen door gebruik te maken van een algemene voorziening;
- g.
de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
- h.
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening kan worden afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- i.
hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienst, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en de ouder(s), en;
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of de ouder(s) in begrijpelijke bewoording worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- a.
-
3. Als de jeugdige en de ouder(s) een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, bekijkt het college dat bij het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid van deze verordening.
-
4. Het college informeert de jeugdige of de ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgstappen.
-
5. Het college kan in overleg met de jeugdige of de ouder(s) afzien van een gesprek.
Artikel 9. Ondersteuningsplan toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening.
-
2. Het college geeft aan de jeugdige of de ouder(s) een ondersteuningsplan van de uitkomsten van het onderzoek, behalve als ze dit niet wensen.
-
3. Het college voegt opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of de ouder(s) aan het ondersteuningsplan toe.
Artikel 10. Aanvraag toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Jeugdige of diens ouder(s) kunnen met een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier een aanvraag doen voor een individuele voorziening.
-
2. Het college ziet een ondertekend ondersteuningsplan als aanvraag als dit door de jeugdigen of de ouder(s) wordt aangegeven.
Artikel 11. Beschikking toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. In de beschikking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
-
2. In de beschikking van een individuele voorziening worden de gemaakte afspraken met de jeugdige of de ouder(s) vastgelegd.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke vorm van jeugdhulp wordt verstrekt en waar de vorm van jeugdhulp op is gebaseerd;
- b.
indien sprake is van pleegzorg of specialistische jeugdhulp, welk ondersteuningsprofiel en welke intensiteit;
- c.
wat de bedoelde resultaten zijn en op welke termijn deze behaald moeten worden;
- d.
welke zorgaanbieder de zorg/hulp gaat verlenen;
- e.
wat de ingangsdatum en de duur van de beschikking is;
- f.
indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn, en;
- g.
dat tussentijdse evaluatie kan leiden tot aanpassing van de beschikking.
- a.
-
4. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welke vorm van jeugdhulp een pgb wordt verstrekt en waar de vorm van jeugdhulp op is afgestemd;
- b.
wat de bedoelde resultaten zijn en op welke termijn deze behaald moeten worden;
- c.
wat de ingangsdatum en de duur van de beschikking is;
- d.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- e.
wat de hoogte van het pgb is en op welke gronden dit bedrag is bepaald;
- f.
op welke andere voorzieningen mogelijk aanspraak bestaat, en;
- g.
dat tussentijdse evaluatie kan leiden tot aanpassing van de beschikking.
- a.
Artikel 12. Regels voor pgb
-
1. Een pgb wordt verstrekt door het college op basis van een pgb-plan waarin minimaal de volgende onderdelen zijn benoemd:
- a.
een probleemanalyse;
- b.
de motivatie door jeugdige of de ouder(s) waarom een individuele voorziening in de vorm van ZIN niet past;
- c.
eigen kracht bij eigen inzet van de ouder(s) en het netwerk of de familie;
- d.
de bedoelde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning;
- e.
waar en hoe de budgethouder de hulp en ondersteuning zal inkopen;
- f.
hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning verzekerd is;
- g.
de verwachte dan wel gewenste omvang en duur van de ondersteuning, en;
- h.
een begroting.
- a.
-
2. In het kader van pgb maakt het college onderscheid tussen formele en informele hulp:
- a.
Van formele hulp is sprake als de hulp wordt verleend door:
- I.
personen die werkzaam zijn bij een instelling en die voor het uitvoeren van de pgb taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (volgens artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die relevante diploma’s hebben die nodig zijn voor het doen van hun taken, of;
- II.
personen die een Zelfstandige zonder personeel zijn. Daarnaast moeten ze voor het uitvoeren van de pgb taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (volgens artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor het uitoefenen van de taken, of;
- III.
personen die ingeschreven staan in het register, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet voor het uitvoeren van jeugdhulp.
- I.
- b.
Als de jeugdhulp geboden wordt door het sociaal netwerk van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.
- c.
Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in artikel 12 het tweede lid onderdeel a van deze verordening, is sprake van informele hulp. Dit geldt ook voor een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde eisen.
- a.
-
3. Het college verstrekt geen pgb informele hulp voor:
- -
een GGZ- behandeling;
- -
specifieke begeleiding;
- -
zware dagondersteuning of wonen;
- -
crisishulp (spoedeisende jeugdhulp);
- -
pleegzorg;
- -
jeugdbescherming en jeugdreclassering.
- -
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.
-
5. De hoogte van het pgb-tarief:
- a.
is afgestemd op een door de jeugdige of de ouder(s) opgesteld pgb-plan over hoe zij het pgb gaan besteden;
- b.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.
- a.
-
6. De volgende vormen van pgb zijn beschikbaar:
- -
Begeleiding (inclusief persoonlijke verzorging);
- -
Specialistische begeleiding;
- -
Dagbesteding;
- -
Logeren;
- -
Vervoer.
- -
-
7. De tarieven voor het pgb jeugd voor formele hulp zijn gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) pgb-tarieven, dit is 90% van de ZIN tarieven (Wmo). Deze worden jaarlijks vastgesteld door het college. De tarieven zijn berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatieve goede diensten en zorg in te kopen.
-
8. Het pgb-tarief voor informele ondersteuning bedraagt maximaal het uurloon van de passende loonschaal uit de geldende CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) (hoogste periodiek, inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde van verlofuren).
-
9. Het pgb-tarief bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in deze situatie goedkoopste individuele voorziening op basis van ZIN van de gemeente Opsterland.
-
10. Het pgb-budget is niet bedoeld voor de volgende kosten:
- a.
kosten voor bemiddeling, coördinatie, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- b.
kosten voor de uitvoering van taken die horen bij budgetbeheer;
- c.
reiskosten van de hulpverlener;
- d.
bijkomende zorgkosten zoals opleiding, maaltijden en entreegelden;
- e.
kosten ten behoeve van een feestdaguitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
11. In afwijking van artikel 12 het tiende lid onderdeel c van deze verordening kan een deel van het pgb-budget worden aangewend voor reiskosten. Dit is slechts mogelijk met toestemming van het college en als dit niet ten koste gaat van het budget wat noodzakelijk is voor de jeugdhulp zelf.
-
12. Als een budgethouder vaste afspraken heeft met een zorgverlener of zorginstelling, kan een betaling van een vast bedrag per maand worden afgesproken.
-
13. Het college mag een pgb weigeren als het pgb wordt beheerd door dezelfde persoon als wie de hulp gaat bieden.
-
14. Onverminderd artikel 8.1.1, van de wet geeft het college geen pgb uit voor zover de aanvraag gaat over kosten die de jeugdige of de ouder(s) voor het indienen van de aanvraag hebben gemaakt.
Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
-
1. Volgens artikel 8.1.2 van de wet geven de jeugdige of de ouder(s) op verzoek of uit eigen beweging aan het college alle feiten en omstandigheden die belangrijk zijn en kunnen leiden, tot het opnieuw beoordelen van een beslissing over een individuele voorziening.
-
2. Volgens artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing over een individuele voorziening herzien, intrekken, wijzigen of beëindigen als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of de ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben gegeven en dit tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of de ouder(s) niet langer de individuele voorziening of het pgb nodig hebben;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer voldoende is;
- d.
de jeugdige of de ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of;
- e.
de jeugdige of de ouder(s) de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
- a.
-
3. Als het college een beslissing op grond van artikel 13 het tweede lid, onderdeel a van deze verordening, heeft ingetrokken omdat onjuiste of onvolledige gegevens zijn gegeven, wordt door het college geheel of gedeeltelijk het geld van de individuele voorziening of het pgb teruggevorderd.
Artikel 14. Bestrijding oneigenlijk gebruik en misbruik
-
1. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.
-
2. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.
Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het gebruikt voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel;
- f.
het Friese kwaliteitskader Jeugdhulp zoals vastgesteld door de Friese gemeenten.
Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap
Het college betrekt de jeugdige en de ouder(s) van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid over de jeugdhulp volgens de in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels.
Artikel 17. Vertrouwenspersoon en cliëntondersteuning
-
1. Het college wijst jeugdigen en ouder(s) erop dat zij zich kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
-
2. Het college wijst jeugdigen en ouder(s) erop dat zij gebruik kunnen maken van kosteloze cliëntondersteuning.
Artikel 18. Klachtregeling
Het college gebruikt voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouder(s) die gaan over jeugdhulpvragen en aanvragen zoals bedoeld in deze verordening, de algemene klachtenregeling gemeente Opsterland.
Artikel 19. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de jeugdige of de ouder(s) afwijken van de regels in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 20. Overgangsrecht, intrekking oude verordening en algemene bepalingen
-
1. Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.
-
2. Jeugdigen en ouder(s) houden hun recht op de lopende voorziening, verstrekt op grond van een eerdere Verordening Hart voor de Jeugd, tot de einddatum van de beschikking, tenzij het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, is ingetrokken.
-
3. In de gevallen waarin de uitvoering van deze verordening en de hierop afgestemde regels niet voorzien, beslist het college.
-
4. Op bezwaarschriften tegen een besluit van een individuele voorziening op grond van een eerdere Verordening Hart voor de Jeugd wordt beslist volgens die verordening tot de einddatum van de beschikking van dat besluit. Tenzij het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, is ingetrokken.
-
5. Het college is bevoegd voor de uitvoering van deze verordening nadere regels te stellen.
Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
-
2. De Verordening Hart voor de Jeugd 2024 wordt ingetrokken.
-
3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Hart voor de Jeugd gemeente Opsterland 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de Gemeente Opsterland van 16 december 2024
De griffier,
Laura Meijer
De voorzitter,
Andries Bouwman
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl