Kadernota Geldzorgen in de Kempen 2025-2028

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Kadernota Geldzorgen in de Kempen 2025-2028

De gemeenteraad van Bergeijk,

overwegende het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 2024,

overwegende het advies van de commissie MZ d.d. 19 november 2024,

gelet op:

de wet gemeentelijke schuldhulpverlening

besluit:

  • 1.

    De Kadernota Geldzorgen in de Kempen 2025-2028 vast te stellen.

  • 2.

    De Kadernota armoedebestrijding ‘Koersen op de toekomst’ 2021-2024 en het Minimabeleid Kempengemeenten 2018-2022 in te trekken.

Kadernota Geldzorgen in de Kempen 2025-2028

Gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden

Voorwoord

Wethouders Jansen, Beex, van Dalen en Maas aan het woord

Kunnen rondkomen is niet vanzelfsprekend. Ondanks het feit dat we in de Kempen in een welvarende regio leven, zijn er steeds meer inwoners die te maken hebben met geldzorgen, die niet kunnen rondkomen en/of problematische schulden hebben. Ook landelijk is er steeds meer aandacht voor (financiële) bestaanszekerheid en is er, mede naar aanleiding van de corona- en energiecrisis, een steeds groter groeiende groep ‘werkende armen’.

Weg van het begrip armoede. We merken dat mensen zich niet snel aangesproken voelen als we het begrip armoede hanteren. Met armoede bedoelen we inwoners met een laag inkomen. Echter, je hoeft geen laag inkomen of schulden te hebben om je zorgen te maken over geld. Daarom hanteren we in deze kadernota het begrip Geldzorgen.

Het hebben van geldzorgen heeft ook grote gevolgen voor andere leefgebieden. Geldzorgen brengen stress met zich mee en zijn van invloed op gezondheid, welzijn en participatie van onze inwoners.

De Kempengemeenten werken intensief samen op het gebied van bestrijding van geldzorgen en schulden. Dit doen we uiteraard met onze twee uitvoeringsorganisaties, Maatschappelijke Dienstverlening van de Samenwerking Kempengemeenten (verder GRSK) en KempenPlus, maar daarnaast ook met vele betrokken partijen in het maatschappelijk middenveld. Zoals: Stichting Leergeld Veldhoven en de Kempen, thuisadministratie Cordaad Welzijn, de Voedselbanken in Bladel en Bergeijk, Kledingbank de Kempen en de woningstichting. Samenwerking op de thema’s geldzorgen en schulden is cruciaal. Onze partners zetten zich iedere dag weer in voor onze inwoners. Daar zijn we ze dan ook erg dankbaar voor.

We kunnen als gemeenten geen inkomenspolitiek voeren maar er wel voor zorgen dat er inkomensondersteunende maatregelen en goede schuldhulpverlening beschikbaar zijn voor inwoners (met een laag inkomen). Daarnaast blijven we ons hard inzetten voor preventie en vroegsignalering, om er op die manier voor te zorgen dat inwoners tijdig ondersteuning aangeboden krijgen en ontvangen en ervoor te zorgen dat onze inwoners financieel weerbaarder /zelfredzamer zijn.

1. Inleiding

Inleiding

Eind 2020 hebben de raden in de Kempen het beleidskader Armoedebestrijding 2021-2024 ‘Koersen op de toekomst’ vastgesteld. Een beleidskader waarin schuldhulpverlening en minimabeleid voor het eerst zijn gecombineerd. Met het accent op meer preventief werken en vroegsignalering. Die focus is niet veranderd. Deze insteek blijft ook de komende jaren heel belangrijk. Wat wel veranderd is gedurende de looptijd van de vorige kadernota, is de wereld om ons heen. Denk aan de gevolgen van de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis die daardoor is ontstaan. Landelijk gezien is er de afgelopen periode ook steeds meer aandacht gekomen voor (financiële) bestaanszekerheid. Bestaanszekerheid betekent het op orde brengen van de basisvoorwaarden om te kunnen bestaan: 'De zekerheid van voldoende en voorspelbaar inkomen, de zekerheid van werk en van mee kunnen doen in de samenleving'1.

Ook het beeld rondom geldzorgen en de dienstverlening die nodig is om mensen hierbij te ondersteunen, is de afgelopen jaren veranderd. Verschillende onderzoeken laten zien wat de gevolgen zijn van chronische stress als gevolg van schaarste in geld en het hebben van financiële problemen. Voor deze nieuwe kadernota hebben we onderzocht wat goed gaat en wat beter kan door input op te halen bij allerlei samenwerkingspartners én inwoners. Hoe kunnen we onze (kwetsbare) inwoners nog beter ondersteunen als het gaat om armoede en geldzorgen?

We hebben in de Kempen een goed ondersteuningsaanbod. We zien echter dat inwoners dit nog onvoldoende weten te vinden en gebruiken. In de komende periode zetten we daarom in op het eerder bereiken van inwoners en op een toename van het gebruik van het ondersteuningsaanbod. Door gebruik te maken van het aanbod kunnen bijvoorbeeld huishoudens met een laag inkomen ook meedoen in het verenigingsleven of een dagje uit.

1.1 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 beschrijven we wat we verstaan onder geldzorgen en geven we inzicht in de omvang en samenstelling van huishoudens met een laag inkomen en van huishoudens met schulden. Ook gaan we in op de oorzaken en gevolgen van geldzorgen. In hoofdstuk 3 geven we een beeld van het gemeentelijk aanbod, schetsen we de landelijke ontwikkelingen, blikken we terug op de kadernota Armoedebestrijding 2021-2024 en lichten we toe wat we in het participatieproces hebben opgehaald bij onze partners. In hoofdstuk 4 formuleren we het kader voor schuldhulpverlening voor de periode 2025-2028. In hoofdstuk 5 leest u de ambities en speerpunten die voortkomen uit de input die we hebben opgehaald. In hoofdstuk 6 geven we weer hoe we gaan monitoren en in hoofdstuk 7 sluiten we af met de financiële paragraaf.

2. Geldzorgen

Geldzorgen

Leven met een laag inkomen kan samen gaan met het hebben van schulden. Iemand die een laag inkomen heeft, heeft namelijk een grotere kans op het ontwikkelen van schulden, onder andere vanwege de beperkte financiële buffer die beschikbaar is om onvoorziene uitgaven op te vangen. Tegelijkertijd kan het hebben van schulden of het deelnemen aan een schuldentraject ervoor zorgen dat iemand (soms tijdelijk) de beschikking heeft over beperkte middelen en daardoor rond moet komen van een laag inkomen. Zowel het hebben van een laag inkomen als het hebben van schulden kan leiden tot geldzorgen. In dit hoofdstuk geven we daarom inzicht in de omvang en samenstelling van de huishoudens in de Kempen met een laag inkomen en kijken we ook naar de huishoudens met schulden. Vervolgens gaan we in op de oorzaken en gevolgen van geldzorgen.

2.1 Laag inkomen

We spreken van een laag inkomen als iemand gedurende een langere tijd niet de middelen heeft om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen die in de samenleving als minimaal noodzakelijk gelden. Je kunt hierbij onderscheid maken tussen noodzakelijke kosten zoals voedsel, ziektekosten, huur en kleding en kosten om actief deel te nemen aan de samenleving zoals het ontvangen van bezoek en bijvoorbeeld de contributie van een vereniging 2 .

Gemeente

Inkomen

Aantal

huishoudens

Aantal

kinderen

Bergeijk

tot 100% wsm

265

168

tot 110% wsm

350

210

tot 120% wsm

430

251

tot 130% wsm

520

290

Overig

7.676

3.030

Totaal

8.196

3.320

Bladel

tot 100% wsm

330

185

tot 110% wsm

390

215

tot 120% wsm

490

261

tot 130% wsm

614

303

Overig

8.432

3.521

Totaal

9.046

3.824

Eersel

tot 100% wsm

260

148

tot 110% wsm

355

193

tot 120% wsm

450

229

tot 130% wsm

560

285

Overig

7.876

3.414

Totaal

8.436

3.699

Reusel-De Mierden

tot 100% wsm

180

104

tot 110% wsm

219

125

tot 120% wsm

270

148

tot 130% wsm

330

173

overig

5.413

2.522

totaal

5.742

2.695

Wat valt op?

Naar schatting moet tussen de 3,1 en 3,6% van alle huishoudens in de Kempen rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau (=100% wettelijk sociaal minimum (verder wsm)). Het gemiddelde percentage huishoudens met een dergelijk inkomen ligt landelijk tussen de 5 en 6%.

Daarnaast heeft naar schatting 4,7 tot 5,5% van de huishoudens in de Kempen een inkomen tot 120% wsm. In andere, vergelijkbare, gemeenten ligt dit percentage tussen de 7 en 8%.

Alle 4 de gemeenten hebben een lager aandeel minimahuishoudens ten opzichte van vergelijkbare gemeenten. Verder valt op dat het aandeel huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet (een bijstandsuitkering) in de Kempen aanzienlijk lager ligt dan in vergelijkbare gemeenten (Kempen: 22-29%, vergelijkbare gemeenten: 45-50%). Het aandeel huishoudens met een AOW-uitkering ligt in de Kempen juist hoger dan gemiddeld (Kempen: 37-44%; vergelijkbare gemeenten: 25-30%).

Naar huishoudtype vormt ongeveer de helft van de minimahuishoudens een alleenstaand huishouden. Circa 40% bestaat uit paren, waarvan de helft met kinderen en de helft zonder kinderen. Een tiende van de huishoudens vormt een eenoudergezin.

Het aandeel kinderen dat opgroeit in een huishouden met een inkomen tot 130% wsm ligt iets onder of in lijn met het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten.

2.2 Schulden

Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de statistiek (verder CBS) blijkt dat op 1 januari 2023 726.210 huishoudens in Nederland problematische schulden had. Dat is 8,8% van het totaal aantal huishoudens. Ondanks alle veranderingen is dit percentage vrijwel niet gewijzigd sinds de eerste meting in 2015#_ftn13 . ‘Een schuld is problematisch wanneer te voorzien is dat een persoon schulden niet zal kunnen blijven afbetalen of is gestopt met betalen’. Het gaat dan om een situatie waarin niet binnen 36 maanden alle opeisbare vorderingen betaald kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat schulden vaker voorkomen bij mensen met een laag inkomen, uitkeringsgerechtigden, kostwinners tussen de 35 en 55 jaar, huishoudens met kinderen en huishoudens waarvan (een ouder van) de kostwinner in het buitenland is geboren. Maar ook dat het hebben of krijgen van schulden iedereen kan overkomen.

Over het algemeen zien we verder dat inwoners vaak (te) laat aankloppen bij hulpverlening wanneer er schulden zijn.

Het aantal huishoudens met geregistreerde problematische schulden op 01-2023 in de Kempengemeenten ligt een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van 8,8% en ziet er als volgt uit#_ftn24 . Gemeente Eersel is een van de gemeentes met het laagste percentage huishoudens met problematische schulden van Nederland in 2023.

 

Huishoudens

Percentage

Bergeijk

450

5,50%

Bladel

420

4,70%

Eersel

340

4%

Reusel-De Mierden

280

4,90%

Totaal

1.490

 

Wat valt op?

Het aantal huishoudens dat zich in 2023 heeft gemeld met een verzoek om informatie, advies, of een hulpvraag met betrekking tot hun financiën was 122. Het bereik lijkt laag al is de verwachting dat het bereik vergelijkbaar is met het landelijk bereik. Ter illustratie; landelijk waren er per 1 januari 2023 726.210 huishoudens met een problematische schuld en het aantal aanmeldingen (verzoeken tot informatie, advies of een hulpvraag gericht aan een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) bedroeg landelijk 79.515 in 2023 (NVVK jaarverslag 2023).

71 huishoudens hebben in 2023 budgetbegeleiding ontvangen. Volgens de richtlijnen van NVVK moet binnen 120 dagen duidelijk worden of een schuldregeling mogelijk is. Maatschappelijke Dienstverlening heeft een gemiddelde doorlooptijd van 93 dagen dus ruim binnen deze richtlijnen.

Wat kunnen we zeggen over de huishoudens die zich in 2023 hebben aangemeld voor schuldhulpverlening?

  • -

    Het zijn voornamelijk inwoners in de leeftijdscategorie 26-45 jaar (53%) en 46-65 jaar (31%). De leeftijdscategorie 18-25 jaar bedraagt 9% van de aanvragen.

  • -

    Het zijn voornamelijk alleenstaanden (60%), gevolgd door gezinnen zonder kinderen (18%) en gezinnen met kinderen (14%).

  • -

    De grootste groep heeft inkomen uit een uitkering (67%), gevolgd door inkomen uit werk (30%).

  • -

    Het grootste deel van de huishoudens met schulden met inkomen uit werk ontving een modaal inkomen (67%).

Volgens het Nibud heeft iemand met schulden in Nederland gemiddeld 13 schuldeisers en een totale schuldenlast van ruim € 40.000,-. Minder dan de helft van de gezinnen met problematische schulden maakt gebruik van schuldhulpverlening. In de Kempengemeenten was de gemiddelde schuld € 31.681,- en was het gemiddelde aantal schuldeisers 12. De gemiddelde schuldenlast ligt in de Kempengemeenten dus lager dan het landelijk gemiddelde.

Als we kijken naar het dashboard Schuldenproblematiek in beeld van het CBS4, valt nog het volgende op.

In de Kempengemeenten zijn de meeste huishoudens met een inkomen tot 120% van het wsm gepensioneerd, maar dit is niet de grootste groep met problematische schulden. Dat is namelijk de groep inwoners met een inkomen uit loondienst of die op Zzp-basis werken.

2.3 Oorzaken

Er zijn meerdere factoren die bijdragen aan het ontstaan van financiele problemen, zowel op individueel niveau als op maatschappelijk niveau.

Denk bijvoorbeeld aan ontwikkelingen in de maatschappij zoals de energiecrisis de afgelopen jaren, mede als gevolg van de oorlog in Oekraine waardoor de kosten voor het verbruik van gas en elektra ineens omhoog schoten. Maar ook de hoge inflatie die we nu kennen en het rijksbeleid ten aanzien van de bijstandsuitkeringen zorgt ervoor dat mensen moeite kunnen krijgen om rond te komen. Zo heeft de landelijke Commissie Sociaal Minimum geconcludeerd dat het besteedbaar inkomen van veel huishoudens op het sociaal minimum te laag is. Hierdoor kunnen zij niet rond komen en niet mee doen aan de samenleving.

Op individueel niveau spelen zogeheten life-events een rol. Denk aan het krijgen van kinderen, maar ook het overlijden van een naaste, een echtscheiding of ontslag. Daarnaast kunnen verschillende andere factoren bijdragen aan het ontstaan van financiele problemen zoals laaggeletterdheid, ziekte of psychische problemen en lichamelijke of cognitieve beperkingen (Inspectie Sociale zaken en Werkgelegenheid 2020).

Naast persoonlijke oorzaken worden financiële problemen ook sociologisch bepaald. Dat wil zeggen dat de familie of wijk waarin je opgroeit van invloed kan zijn op je financiële situatie. Zo wordt er overerving waargenomen. Financiële problemen bij ouders hebben grote invloed op de kansen en het toekomstperspectief van hun kinderen.

2.4 Gevolgen

Het hebben van financiële problemen kent vaak meer gevolgen dan alleen het niet meer kunnen betalen van de rekeningen. Zo lopen mensen het risico om sociaal geïsoleerd te raken doordat ze bijvoorbeeld over onvoldoende middelen beschikken om activiteiten te ondernemen. Dit kan tot schaamte leiden. Daarnaast hebben financiële problemen een negatief effect op je lichamelijke en geestelijke gezondheid. Steeds meer onderzoeken tonen aan dat geldzorgen stress veroorzaken. Langdurige stress leidt tot ineffectief gedrag zoals impulsiviteit en moeite met plannen en organiseren. Deze factoren maken het moeilijker om goed te funcioneren en goede beslissingen voor de lange termijn te nemen. Dit kan ervoor zorgen dat financiële problemen in stand blijven en kan daarnaast een negatieve invloed hebben op andere leefgebieden.

In de Nationale Monitor Geldzorgen is een vergelijking gemaakt tussen mensen mét en zonder financiële stress#_ftn15 . Onderstaande tabel is uit dit onderzoek overgenomen.

Mensen zonder financiële stress

Van deze doelgroep heeft

Mensen met financiële stress

Van deze doelgroep heeft

1% laag mentaal welzijn

10% laag mentaal welzijn

4% weinig zelfvertrouwen

27% weinig zelfvertrouwen

5% weinig sociale steun

29% weinig sociale steun

Niet alleen de maatschappelijke kosten, maar ook het persoonlijk leed is hoog. Naast de middelen die uitgegeven worden aan voorzieningen vanuit het minimabeleid en trajecten in de schuldhulpverlening, zorgt armoede voor hogere zorgkosten, minder arbeidsparticipatie, meer onderwijsuitval, een hogere uitkeringsafhankelijkheid en een groter gebruik van ondersteuning op andere leefgebieden (denk daarbij aan huisvesting, mentale en fysieke gezondheid en sociale relaties).

Onderzoeken tonen aan dat kinderen die opgroeien in armoede:

  • -

    Vaak minder gezond opgroeien;

  • -

    Door de stress (die ook zij door de situatie ervaren) minder goed presteren op school;

  • -

    Niet dezelfde kansen krijgen om zich maximaal te ontplooien als leeftijdsgenootjes die niet in armoede opgroeien;

  • -

    Zelf een grotere kans hebben om later ook in armoede te leven (dit noemen we intergenerationele armoede).

2.5 Samenhang bredere sociaal domein

Inzetten op geldzorgen heeft een positief effect op andere leefgebieden en daarmee is er ook veel samenhang met andere beleidsthema’s in het bredere sociaal domein.

Arbeidsparticipatie: Inwoners in de bijstand worden gestimuleerd en ondersteund om aan het werk te gaan. Door in te zetten op sociale activering en re-integratie kunnen mensen meedoen in de maatschappij en zingeving ervaren. Voor bijna iedereen loont het om te gaan werken. Werken is de snelste manier om meer inkomen te verkrijgen, schulden en geldzorgen te voorkomen.

Kansengelijkheid: Bij volwassenen; het volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij en tegengaan van sociaal isolement. Bij kinderen; mee kunnen doen met leeftijdsgenootjes en jezelf maximaal kunnen ontwikkelen

Gezondheid: Door in te zetten op armoede en geldzorgen, bevordert dit ook de gezondheid van inwoners. Zowel de gevolgen van chronische stress als de gezondheid in de zin van voeding en sporten.

Positievere en veiligere leefomgeving in gezinnen: Stress veroorzaakt veel spanningen. Spanning tussen ouders en tussen ouders en kinderen. Inzet op ondersteuning en regelingen in het kader van geldzorgen heeft daarin een positieve bijdrage. Dat zal ook merkbaar zijn bij de jeugd- en gezinsprofessionals die gezinnen bijstaan.

Hoofdstuk 3. Bevindingen

Bevindingen

De inhoud van het beleidskader is gebaseerd op de wettelijke taak van gemeenten, landelijke ontwikkelingen en lokale bevindingen. Deze bevindingen zijn op verschillende manieren verzameld: de rapportage van onderzoeksbureau KWIZ, een enquête onder samenwerkingspartners, een verdiepende sessie met diverse samenwerkingspartners en gesprekken met inwoners met geldzorgen. Daarnaast is de opgehaalde input uit de Kempische raadsbijeenkomst meegenomen.

3.1 Gemeentelijk ondersteuningsaanbod

Gemeenten hebben zowel een wettelijke taak op het gebied van schuldhulpverlening als op het gebied van inkomensondersteuning. Wat die taken zijn, lichten we hieronder toe.

3.1.1 Schuldhulpverlening

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (verder Wgs) omschrijft het begrip Schuldhulpverlening als: ‘het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg’. Schuldhulpverlening heeft hiermee als doel om inwoners rust en overzicht te geven over hun financiële situatie en zo mogelijk betalen of regelen van aanwezige schulden. Tegelijkertijd gaat het hier om het voorkomen van een terugval. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening regelt dat inwoners met financiële problemen of (dreigende) problematische schulden bij gemeenten terecht kunnen voor onder meer advies en schuldhulpverlening.

Per 2021 is de wet gewijzigd en is ook vroegsignalering van schulden op basis van signalen door derden een wettelijke taak voor gemeenten geworden.

De schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door GRSK afdeling Maatschappelijke Dienstverlening (verder afdeling MD). De kaders voor schuldhulpverlening zijn vastgesteld in de gemeentelijke beleidsregels schuldhulpverlening. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op schuldhulpverlening.

3.1.2 Inkomensondersteuning

Gemeenten mogen inwoners met een laag inkomen geen extra inkomen geven. Wel mogen (moeten) we inwoners met een laag inkomen ondersteunen. Daarvoor zijn regels opgenomen in de Participatiewet en in de Invorderingswet 1900. De gemeentelijke kaders voor bijzondere bijstand zijn opgenomen in de beleidsregels bijzondere bijstand en beleidsregels participatieregeling 18+.

Hieronder ziet u welke verplichte en niet verplichte regelingen er zijn. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen met de kenmerken van de regeling, of er sprake is van een inkomensgrens of draagkracht6 en welke ruimte gemeenten hebben om de regeling lokaal te maken.

Verplichte regelingen:

  • Bijzondere bijstand: vergoeding van bijzondere kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en waarin het huishouden niet zelf kan voorzien;

  • Individuele inkomenstoeslag: een toeslag voor personen die langdurig een laag inkomen en vermogen hebben en geen zicht hebben op inkomensverbetering;

  • Kwijtschelding gemeentelijke belastingen7.

Niet verplichte regelingen:

  • Collectieve ziektekostenverzekering: aanbod van een collectieve zorgverzekering bestaande uit een basisverzekering met aanvullende verzekering van CZ of VGZ. Met het pakket komen veel voorkomende kosten voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast ontvangen inwoners een tegemoetkoming voor de kosten van de aanvullende verzekering.

  • Participatie kinderen: dit wordt uitgevoerd door Stichting Leergeld. Zij ondersteunen kinderen waardoor zij mee kunnen doen aan (buiten)schoolse activiteiten;

  • Participatie 18+: volwassenen ontvangen een bedrag van € 180,- op jaarbasis voor sociaal maatschappelijke participatie.

Deze regelingen worden sinds 1 januari 2024 uitgevoerd door KempenPlus.

Wat valt op?

Individuele inkomenstoeslag

De bedragen van de Individuele inkomenstoeslag zijn sinds 2015 niet geïndexeerd. De Individuele inkomenstoeslag bedraagt voor een alleenstaande € 375,-, voor een alleenstaande ouder € 500,- en voor een echtpaar (met of zonder kinderen) € 550,-. Deze bedragen zijn opgenomen in de Verordening participatiewet 2015, welke eind 2014 is vastgesteld. Er is geen indexatie opgenomen. Als we kijken naar de consumentenprijsindex zien we dat deze sinds 2015 met bijna 30% is gestegen8 . Voor de bijstandsuitkeringen zien we dat deze met circa 38% zijn gestegen.

Gelet hierop vinden we het belangrijk dat de bedragen van de Individuele inkomenstoeslag per 1 januari 2026 met 30% worden verhoogd. In 2025 wordt de Verordening participatiewet 2025 geactualiseerd. De aanpassing kan in deze actualisatie worden meegenomen.

Collectieve ziektekostenverzekering

We vergoeden op dit moment de kosten voor meerdere aanvullende pakketten volledig via de bijzondere bijstand. Hierdoor is het voor een inwoner het voordeligst om het duurste aanvullende pakket te kiezen dat volledig wordt vergoed en ontbreekt de prikkel om te kiezen voor het meest passende pakket. In het gebruik zien we terug dat deze keuze ook daadwerkelijk wordt gemaakt. Gemeenten betalen de aanvullende premie echter wel ongeacht of er zorg wordt geconsumeerd.

Daarnaast valt op dat de gemeentelijke vergoeding van de aanvullende ziektekostenverzekering in de Kempen zeer ruim is ten opzichte van andere gemeenten in de regio. De kosten voor de meest gekozen aanvullende verzekering die door ons volledig wordt vergoed bedraagt € 49,26 per maand. Als we kijken naar omliggende gemeenten zien we de volgende vergoedingen per maand:

  • Eindhoven € 8,-

  • Valkenswaard € 24,-

  • Veldhoven € 12,50

  • Waalre € 0,-

We vinden het belangrijk dat een inwoner toereikende ondersteuning krijgt en daarbij de juiste aanvullende verzekering afsluit. Dat wil zeggen dat een inwoner niet oververzekerd is, maar zeker ook niet onderverzekerd. We gaan onderzoeken of we over kunnen stappen naar een lagere vaste bijdrage per pakket, zonder dat inwoners hierdoor onderverzekerd raken.

(On)mogelijkheden om inkomensgrenzen te wijzigen

De vraag is aan de orde gekomen of de inkomensgrenzen voor alle regelingen verhoogd kunnen worden naar 130%. De mogelijkheid om de grens te verhogen verschilt per regeling.

De inkomensgrenzen van de Collectieve ziektekostenverzekering en van de Participatieregeling 18+ bedragen op dit moment 120% van het wsm en kunnen technisch gezien verhoogd worden naar 130%. Dit geldt echter niet voor de inkomensgrenzen van de Individuele inkomenstoeslag en kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Bij de Individuele Inkomenstoeslag niet, omdat de regeling bedoeld is voor inwoners die op het absolute minimum zitten. Er is gekozen voor 105% om ook inwoners met een andere uitkering (bijv. Wajong) niet op een paar euro buiten de regeling te laten vallen. Bij kwijtschelding gemeentelijke belastingen is een inkomensgrens van 100% de maximale inkomensgrens. Bij de bijzondere bijstand geldt geen inkomensgrens, maar wordt gewerkt met draagkracht. Dat houdt in dat er geen alles-of-niets-grens is. Als je inkomen meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt 35% van dit inkomen gezien als draagkracht om zelf in de kosten te kunnen voorzien.

KWIZ heeft met een scenarioanalyse in beeld gebracht wat de inkomenseffecten zijn en wat een verhoging van de inkomensgrens van 120 naar 130 procent van het wsm voor een aantal regelingen zou betekenen voor de programmakosten9 van de gemeenten. De samenstelling van deze groep is niet in beeld gebracht, hier hebben we dus geen zicht op. Voor de volledige scenarioanalyse wordt verwezen naar bijlage 1.

Ondanks het feit dat de doelgroep die in aanmerking komt voor de Participatieregeling 18+ en Collectieve ziektekostenverzekering logischerwijs groter wordt wanneer de inkomensgrens wijzigt en je daardoor een grotere groep inwoners kunt ondersteunen, zien we dat de groep inkomens tussen 120 en 130% gemiddeld al voldoende over houdt (van circa € 279 tot € 669 per maand bij volledig gebruik van gemeentelijke regelingen).

We zijn dan ook van mening dat het beter is om de inkomensgrenzen van deze regelingen niet te verhogen maar de focus te leggen op het meer bereiken van de bestaande inkomensgroepen omdat je ziet dat het wel of niet gebruiken van de gemeentelijke regelingen voor hen veel verschil maakt.

De armoedeval 10 blijft gelijk bij het wijzigen van de inkomensgrens, maar ontstaat bij een ander inkomen. Daarnaast zullen de regelingen met een inkomensgrens op 120% vervallen, waardoor het stapsgewijs afnemen van regelingen waar recht op bestaat bij een hoger wordend inkomen, vervalt (geen regelingen tussen 105 en 130% van het inkomen).

3.1.3 Sociaal Raadslieden Werk

Onderdeel van het gemeentelijke ondersteuningsaanbod is ten slotte nog het Sociaal Raadsliedenwerk. Sociaal Raadsliedenwerk wordt uitgevoerd door MD, maar werkt onafhankelijk en vertrouwelijk. De Sociaal Raadslieden zijn deskundig op het gebied van wetten, regelingen en voorzieningen en bieden ondersteuning en advies aan mensen die te maken hebben met uiteenlopende problemen op het gebied van inkomen, schulden, uitkeringen en sociale voorzieningen. De Sociaal Raadslieden fungeren hierbij als een tussenpersoon tussen de burger en instanties zoals de gemeente, de Belastingdienst, het UWV en zorgverzekeraars. Inwoners kunnen bij hen terecht voor (juridisch) advies vragen over uitkeringen, schulden en toeslagen. Zij geven hierover gratis informatie en advies aan inwoners. Ze kunnen ook helpen bij het schrijven van een klacht, brief of bezwaar en het indienen van een aanvraag. Daarnaast bieden ze hulp bij schuldenproblematiek. Inwoners met financiële problemen kunnen met hun hulpvraag terecht bij de Sociaal Raadslieden.

De hulp van de Sociaal Raadslieden is laagdrempelig en toegankelijk. Omdat de hulp gratis en anoniem is, werkt het drempelverlagend voor mensen die moeite hebben om zelf de stap te zetten naar instanties. De Sociaal Raadslieden werken nauw samen met hulpverlening in het voorliggend veld en de gemeentelijke afdelingen, zodat mensen in een kwetsbare positie met een integrale hulpvraag zo goed mogelijk worden ondersteund.

Het Sociaal Raadsliedenwerk is geen wettelijke verplichting maar een waardevolle toevoeging aan het gemeentelijke ondersteuningsaanbod. In 2023 hebben 169 inwoners zich gemeld bij de Sociaal Raadslieden.

3.2 Landelijke ontwikkelingen

Het thema armoede, schulden en geldzorgen heeft zowel landelijk als lokaal de afgelopen jaren meer aandacht gekregen dan ooit door o.a. de coronacrisis en de energiecrisis. De overheid heeft door middel van regelingen als de Energietoeslag en het prijsplafond geprobeerd om inwoners die werden geraakt door de energiecrisis te ondersteunen. Desondanks wordt landelijk gezien dat de financiële bestaanszekerheid van inwoners met een laag inkomen onder druk staat. Zoals al benoemd in hoofdstuk 2.3 heeft de landelijke Commissie Sociaal Minimum geconcludeerd dat het besteedbaar inkomen van veel huishoudens op het sociaal minimum te laag is waardoor zij niet rond kunnen komen#_ftn111 .

Het gaat hierbij niet enkel om het hebben van voldoende inkomen, maar ook om de voorspelbaarheid en toegankelijkheid van het stelsel zoals toeslagen en tegemoetkomingen. De Commissie Sociaal Minimum stelt ook dat de verhouding tussen gemeenten en de Rijksoverheid uit balans is: er is veel verschil tussen het armoedebeleid van gemeenten wat ongelijkheid met zich meebrengt. Daarnaast adviseren zij de Rijksoverheid om met landelijke toereikende regelingen te komen voor mensen met een inkomen op het sociaal minimum, zodat gemeenten zich weer kunnen richten op individueel maatwerk.

Ook in de herziening van de Participatiewet (Participatiewet in Balans) staat de menselijke maat, vertrouwen en eenvoud voorop. De Participatiewet is een vangnet dat ervoor zorgt dat mensen financieel niet door het ijs zakken en naar vermogen mee kunnen doen in de samenleving. We hebben de afgelopen jaren gezien dat de Participatiewet niet voor iedereen werkt zoals dit zou moeten. Er is behoefte aan een voorspelbaar en begrijpelijk vangnet met ruimte voor maatwerk.

In de laatste voortgangsrapportage van de aanpak geldzorgen, armoede en schulden van voormalig minister Carola Schouten lezen we dat armoede de laatste drie jaar is gedaald met 1,4% en kinderarmoede zelfs met 2,3%. Er leven zo’n 230.000 mensen minder in armoede, waarvan 73.000 kinderen. Problematische schulden zijn landelijk gezien echter juist toegenomen. Had in 2022 nog 7,7% van de huishoudens landelijk gezien problematische schulden, nu is dat 8,8%. De overheid kan gericht gezinnen in armoede bereiken met toeslagen, maar heeft veel minder grip op het ontstaan en oplossen van schulden.

Er is daarom ook landelijk gezien veel aandacht voor de verbetering van schuldhulpverlening. Er ligt een plan voor de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening. Doel van dit plan is de gemeentelijke schuldhulp te verbeteren door een hulpaanbod dat toegankelijker is en in elke gemeente bestaat uit minimaal dezelfde elementen. Het streven is dat alle gemeenten de richtlijnen en handvatten van ‘Elementen van Basisdienstverlening’ invoeren.

3.3 Terugblik kadernota Armoedebestrijding 2021-2024

In het najaar van 2020 is de Kadernota armoedebestrijding 2021-2024 vastgesteld. Een periode van vier jaar die anders is verlopen dan we vooraf hadden kunnen voorzien. In 2020 hadden we al te maken met corona en lockdowns. We konden echter niet voorzien hoe lang dat zou duren. Ook konden we op dat moment niet voorzien dat er een oorlog in Oekraïne uit zou breken met een energiecrisis en forse inflatie tot gevolg.

Meer en andere inwoners kregen te maken met geldzorgen. Landelijk zijn diverse ondersteuningsmaatregelen ontwikkeld, welke als extra taken naar gemeenten kwamen zoals de TONK (Tijdelijke Ondersteuning noodzakelijke kosten) en Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers) en de Eenmalige energietoeslag. Maar ook de ondersteuning van de gedupeerden van de Toeslagenaffaire. Deze ontwikkelingen hebben veel inzet en aandacht gevraagd. Dat heeft enerzijds tot gevolg gehad dat we geplande ontwikkelingen niet in gang hebben gezet; anderzijds is er een hele nieuwe groep inwoners met geldzorgen in beeld gekomen die we hebben ondersteund en hebben kunnen wijzen op het volledige ondersteuningsaanbod.

Flexibel zijn en blijven om daarmee in te kunnen spelen op wat er gebeurt in Nederland en de wereld om ons heen en de gevolgen hiervan voor het beleidsterrein van schuldhulpverlening en de minimaregelingen is en blijft ook de komende jaren belangrijk verwachten we.

Uit de terugblik blijkt verder dat er diverse doelstellingen waren opgenomen in de vorige kadernota die we niet kunnen meten of die we niet kunnen vergelijken omdat er geen nulmeting is gedaan. Het is belangrijk dat we in deze kadernota aandacht hebben voor meetbare doelstellingen en een nulmeting.

Zie bijlage 3 voor de uitgebreide terugblik op de Kadernota Armoedebestrijding 2021-2024 waarbij we ook ingaan op de onderdelen preventie en vroegsignalering, de verkenning naar de KempenPas en de gebiedsgerichte pilots die de afgelopen jaren in de verschillende gemeenten zijn uitgevoerd. Ook lees je hierin de resultaten van de beleidsdoelstellingen.

3.4 Wat hebben we opgehaald?

Om te bepalen welke accenten belangrijk zijn om te leggen om inwoners in de Kempen zo goed mogelijk te bereiken en ondersteunen op het gebied van armoede en geldzorgen, hebben we input en ideeën opgehaald bij inwoners, bij scholieren via het project Speaking Minds, samenwerkingspartners, adviesraden en gemeenteraadsleden. In onderstaande paragrafen staan de belangrijkste inzichten en is de kern van de gegeven input omschreven.

3.4.1 Samenwerkingspartners (enquêtes en thematafel)

In het voorjaar van 2024 hebben de vier gemeenten een vragenlijst ontwikkeld en deze verspreid onder allerlei samenwerkingspartners (zowel professioneel als vrijwillig) die in hun uitvoeringspraktijk nauw in contact staan met inwoners die te maken hebben met een laag inkomen en/of schulden. De vragenlijst heeft ruim 4 weken open gestaan en uiteindelijk hebben 32 respondenten, goed verspreid over de 4 Kempengemeenten, de vragenlijst ingevuld.

Op 7 mei 2024 hebben we vervolgens een selectie van organisaties uitgenodigd om deel te nemen aan de thematafels. Uiteindelijk waren hierbij zo’n 22 aanwezigen, waarbij 13 organisaties vertegenwoordigd waren.

Hier hebben we het volgende opgehaald:

  • Benader op een preventieve manier bepaalde risicogroepen rondom life-events. Denk aan echtparen die scheiden, wanneer iemand komt te overlijden of wanneer inwoners voor het eerst een kind krijgen.

  • Het is van belang om bestaande vindplekken (in de dorpen, bij huisartsen, woningstichting, verenigingen, KBO’s, scholen) in staat te stellen om geldzorgen en/of schulden te signaleren. Voor veel inwoners is de stap naar hulpverlening namelijk te groot.

  • Blijf inzetten op de ontmoeting tussen organisaties onderling. Er is veel aanbod en dat is erg versnipperd. Dus zorg dat partners elkaars aanbod kennen en kunnen doorverwijzen. Dat geldt ook voor de samenwerking binnen de diverse gemeentelijke afdelingen.

  • De aanwezigen schatten bekendheid van de regelingen onder organisaties hoger in dan onder inwoners. Er is veel aanbod en dit is complex voor inwoners. Duidelijke en begrijpelijke communicatie (en herhaling) over het aanbod is van belang. Een vereenvoudigd aanvraagproces, één duidelijk overzicht van het aanbod, duidelijke websites (inclusief rekentool) en goede bereikbaarheid van de gemeentelijke hulporganisaties dragen hieraan bij.

  • Positief labelen kan helpen om het taboe om hulp te vragen tegen te gaan.

  • Daarnaast kan er meer worden ingezet op een brede uitvraag. Kijken wat er nog meer mogelijk is om een gezin te ondersteunen. Dat geldt nu bijvoorbeeld bij ‘bijzondere bijstand’, wat nu voornamelijk een papieren proces is.

  • Verder is eerder door een van de partners verschillende keren om aandacht gevraagd voor de samenwerking met bewindvoerders en de wens geuit of we daar vanuit de gemeenten meer grip op kunnen uitvoeren.

Zie voor verdere uitwerking van de uitkomsten bijlage 4 en 5 (samenvatting uitkomsten enquête en verslag thematafels).

3.4.2 Interviews met inwoners

We zijn ook met inwoners met een laag inkomen in gesprek gegaan. We hebben hen benaderd via stichting Leergeld, de Voedselbank in Bergeijk en bij Schuldhulpverlening.

Uiteindelijk hebben er 8 interviews plaatsgevonden met inwoners in de periode mei-juni 2024. Er is bewust gekozen voor verschillende huishoudtypen, dus alleenstaande(n) ouder en paren met of zonder kinderen, met diverse inkomstenbronnen, dus: uit een Participatiewet uitkering, werk uit arbeid, zzp, AOW inkomen of WW/WAO/Wajong.

Hier hebben we het volgende opgehaald:

  • Wat over het algemeen opvalt in de interviews is, dat inwoners wanneer zij eenmaal schuldhulpverlening ontvangen, hier tevreden over zijn. We zien echter dat verbetering nodig is in de weg naar hulpverlening toe en het tijdig doorverwijzen of informeren over verder hulpaanbod. In sommige gevallen wordt hulp te laat opgestart.

  • Een warme overdracht tussen hulpverleners onderling is daarbij van belang en ook dat zij op de hoogte zijn van elkaars hulpaanbod om een gezin verder te helpen. De gezinnen die hulp krijgen van stichting Leergeld zijn hier zeer tevreden over. Leergeld fungeert voor hen als contactpersoon die daarnaast helpt met verwijzingen naar ander hulpaanbod.

  • Niet altijd wordt gebruik gemaakt van alle regelingen waar men mogelijk recht op heeft. Dit komt door onbekendheid met het aanbod. Ook geven enkele inwoners aan dat ze geen gebruik willen maken van voorzieningen omdat ze denken dat er altijd mensen zijn die hulp nog beter kunnen gebruiken dan zijzelf. Ook geven inwoners aan dat het stigma van armoede en schulden af moet en woordkeuze hier erg bepalend in kan zijn.

Verder kregen we de volgende tips over hulp en bekendheid van regelingen:

  • Informatie komt niet altijd ‘binnen’ als het niet het goede moment is of als er veel in één keer wordt verteld of gestuurd. Een overzicht van het hulpaanbod kan hierbij helpen.

  • In plaats van dat iemand zelf de stap zet naar hulpverlening zou het prettiger zijn als iemand zijn of haar ervaring deelt en begeleidt naar de juiste hulp en mee gaat naar afspraken bijvoorbeeld. Ga er niet vanuit dat mensen altijd zelf actie moeten ondernemen en contact op moeten nemen of moeten terugbellen. Het is vaak fijner als ze gebeld worden.

  • Zorg voor eenvoudig taalgebruik. Geen vaktermen en afkortingen. En zorg voor een positieve insteek als een inwoner in een schuldhulptraject zit (dit zijn de mogelijkheden, in plaats van u moet dit).

  • Probeer meer mee te denken met het gezin. Kijk bijvoorbeeld bij een aanvraag die afgewezen moet worden naar wat er misschien wel mogelijk is.

  • Goede nazorg en voorbereiding op de periode na schuldsanering is erg belangrijk. Een inwoner geeft tijdens het interview aan de overgang na het beëindigen van de Wsnp lastig te vinden. Op dat moment kwam mevrouw namelijk niet meer in aanmerking voor bepaalde minimaregelingen. Het was het voor haar, ondanks de nazorg, onduidelijk hoe haar financiële situatie eruit zou komen te zien.

  • Biedt informatie aan op plekken waar mensen zich in het dagelijks leven begeven. Bij supermarkten, een wijkpunt of de huisarts bijvoorbeeld.

  • Het signaleren van mensen die in problemen zitten of niet lekker in hun vel zitten is belangrijk. Zet in op meer sociale betrokkenheid. Meer verbindend werken en arrangeren van meer ontmoetingen zou helpend zijn.

3.4.3 Het Kempencongres

Op woensdag 22 mei 2024 vond het jaarlijkse Kempencongres plaats met raads- en commissieleden en colleges van de vier Kempengemeenten. Deze keer stond armoede, schulden en de nieuwe kadernota Geldzorgen op de agenda. Na het spelen van de serious game ‘voor 1 dag arm’, hebben de raads- en commissieleden door middel van het invullen van een MentiMeter input gegeven voor de nieuwe kadernota.

Met deze MentiMeter hebben we het volgende opgehaald:

  • Op de vraag wat we als Kempengemeenten zeker moeten behouden, wordt met name stichting Leergeld genoemd, mogelijkheid tot het bieden van maatwerk en voorzieningen als de voedsel- en kledingbank en thuisadministratie. Verder wordt zowel beleidsvrijheid in de Kempen als eenduidige regelingen in de Kempen benoemd.

  • Belangrijke thema’s voor de kadernota die verder benoemd worden zijn: meedoen, taboe doorbreken, voorkomen.

  • Op de vraag wat er versterkt en verbeterd moet worden wordt heel vaak benoemd dat het hulpaanbod laagdrempelig, toegankelijk en betrokken moet zijn en dat informatie begrijpelijk is en in eenvoudige taal. Ook aandacht voor persoonlijk contact en meer begrip wordt benoemd.

  • Financiële educatie wordt ook vaak genoemd net als voorlichting op scholen. Verder wordt de behoefte aan een ruimer minimabeleid verschillende keren benoemd waarbij ook mensen die niet op het minimum zitten ondersteund worden. En wordt aangegeven dat werken moet lonen.

  • Suggesties om het niet gebruik van regelingen tegen te gaan zijn: het mogelijk maken om meerdere regelingen samen aan te vragen, zelf actief andere regelingen onder de aandacht brengen als een client één regeling aanvraagt. Verder wordt aandacht gevraagd voor het creëren van één loket welke eenvoudig, laagdrempelig en dichtbij is. Zorg voor voldoende promotie en voorlichting.

Zie voor de verdere uitwerking van de resultaten van de MentiMeter tijdens het Kempencongres bijlage 6.

3.4.4 Onderzoek Minimapopulatie en Inkomenseffecten KWIZ

Het bereik van de minimaregelingen

KWIZ heeft het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen in kaart gebracht door te kijken naar de totale doelgroep en het aantal verstrekkingen over 2023. Het aanbod aan regelingen in de 4 Kempen is geharmoniseerd.

De belangrijkste conclusies met betrekking tot het bereik staan hieronder opgesomd:

  • Het bereik van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen ligt aanzienlijk lager dan in veel andere gemeenten landelijk gezien.

  • Het bereik van de individuele inkomenstoeslag en individuele bijzondere bijstand ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten.

  • De participatieregeling 18+ wordt door een relatief klein deel van de doelgroep gebruikt; minder dan 10% van de doelgroep maakt hier gebruik van. In veel gemeenten ligt dit aandeel hoger.

  • Het bereik van de collectieve zorgverzekering ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten of er net onder, afhankelijk van de gemeente.

  • De Kempengemeenten hebben in 2023 de energietoeslag uitgekeerd aan huishoudens met een inkomen van maximaal 120 procent wsm. Er werd geen vermogenstoets toegepast. De gemeenten hebben ruim 80 procent van de doelgroep met een inkomen tot 120 procent wsm (en mogelijk een vermogen boven de grenzen van de Participatiewet) bereikt. Het bereik ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten.

  • Voor de kinderen is ondersteuning vanuit stichting Leergeld beschikbaar voor binnen- en buitenschoolse activiteiten. Het bereik van stichting Leergeld ligt in de Kempengemeenten hoog ten opzichte van vergelijkbare gemeenten.

Zie ook de afbeelding hieronder waarin je het bereik van inkomensondersteunende regelingen ziet.

Categorie

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De Mierden

Landelijk

Regelingen voor volwassenen

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

33%

40%

44%

34%

70-75%

Bijzondere bijstand

24%

21%

22%

20%

20-25%

Individuele inkomenstoeslag

43%

48%

54%

37%

40-45%

Collectieve ziektekostenverzekering

30%

34%

37%

39%

35-40%

Participatieregeling 18+

4%

8%

6%

8%

35-40%

Energietoeslag

81%

81%

83%

89%

80-90%

Regelingen voor kinderen

Stichting Leergeld

65%

55%

77%

90%

35-40%

Inkomenseffecten

KWIZ heeft voor zes verschillende voorbeeldhuishoudtypen met vier verschillende inkomensniveaus in beeld gebracht hoeveel zij maandelijks aan gemeentelijke regelingen en landelijke toeslagen kunnen ontvangen in 2024. Daarnaast wordt in beeld gebracht van de effecten zijn als deze voorbeeldhuishoudens meer inkomen vergaren door werk (bijv. vanuit een bijstandssituatie). Ook de inkomenssituatie voor langdurige bijstandshuishoudens wordt in beeld gebracht.

Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat dat de gemeentelijke regelingen (extra) financiële bestedingsruimte bieden. Voor sommige huishoudens is dat noodzakelijk om maandelijks rond te kunnen komen. Daarnaast is het belangrijk dat minima van de landelijke toeslagen gebruikmaken waar zij recht op hebben. Hieronder lichten we dit verder toe.

We zien dat huishoudens die van alle gemeentelijke regelingen gebruikmaken waar zij recht op hebben, daardoor logischerwijs (meer) budget overhouden aan het einde van de maand dan huishoudens die van geen enkele regeling gebruikmaken. Dit effect is het grootst voor gezinnen; door de samenstelling van hun huishouden kunnen zij immers de meeste vergoedingen vanuit de regelingen ontvangen. Voor een aantal voorbeeldhuishoudens is de (maximale) bijdrage van de gemeente noodzakelijk om rond te komen. Dit geldt voor:

  • Paren zonder kinderen

  • Paren met kinderen (8 en 13 jaar)

Zonder de maximale gemeentelijke bijdrage komen deze huishoudens maandelijks geld tekort bij een inkomen op bijstandsniveau. Overigens is het zo dat het maximale bedrag dat minima vanuit de toeslagen van het Rijk kunnen ontvangen (onder andere huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget) een stuk hoger is dan het maximale bedrag van de gemeentelijke regelingen. Dit is ook in andere gemeenten het geval.

Uit het onderzoek wordt verder duidelijk dat werken in de meeste gevallen altijd loont. Inkomens tot 130% wsm houden altijd voldoende budget (en meer budget) over (t.o.v. inkomens tot 120%) om te voorzien in hun kosten (zowel bij volledig gebruik van gemeentelijke regelingen als bij niet-gebruik). Behalve bij een paar in de AOW-leeftijd. Zij houden voldoende budget over, maar net iets minder dan inkomens tot 120% bij volledig gebruik van de gemeentelijke regelingen. In dit geval wordt de daling van de landelijke toeslagen en gemeentelijke regelingen onvoldoende gecompenseerd door het hogere inkomen. Daarnaast valt het op dat een alleenstaande ouder bij een inkomen uit 100% wsm meer budget overhoudt dan bij 110% wsm.

Zie voor het volledige onderzoeksrapport bijlage 1.

4. Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening

In de Wgs is opgenomen dat de gemeenteraad telkens voor 4 jaar een plan vaststelt dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan inwoners van zijn gemeente. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende schuldhulpverlening en het voorkomen dat inwoners schulden aangaan die ze niet kunnen betalen.

Om de samenwerking en de samenhang tussen geldzorgen en schulden te behouden worden de doelstellingen voor de komende vier jaar voor schuldhulpverlening gepresenteerd in de speerpunten in hoofdstuk 5.

In dit hoofdstuk schuldhulpverlening nemen we expliciet de onderdelen op waaraan het plan op grond van de Wgs moet voldoen.

Gewenste resultaten komende 4 jaar

De afgelopen jaren heeft het kabinet zich ingezet om geldzorgen, armoede en schulden te voorkomen en aan te pakken. Op 12 juli 2022 lanceerde het kabinet de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Het landelijke schulden beleid dat is opgesteld stelt dat er minder mensen gaan van beginnende schulden naar problematische schulden en meer mensen stromen succesvol en duurzaam uit problematische schulden. De ambities van het kabinet zullen een beroep doen op de dienstverlening van de afdeling MD.

Het kabinet heeft zich samen met de brancheverenigingen NVVK, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder VNG) en Divosa sterk gemaakt om de basisdienstverlening op te stellen die gaat gelden voor alle gemeenten. Onder de basisdienstverlening vallen onder andere een hulpaanbod dat toegespitst is op verschillende doelgroepen, het standaard aanbieden van een saneringskrediet met aflostermijn van 18 maanden en het bieden van begeleiding en nazorg.

Wij gaan ons de komende jaren inzetten om aan te sluiten bij de elementen van de basisdienstverlening. We gaan meedenken en meepraten over de verdere invulling van de elementen van de basisdienstverlening en deze vertalen naar de mogelijkheden binnen onze eigen organisatie. We zetten in om:

  • preventie en vroegsignalering te verbeteren;

  • de schuldhulpverlening toegankelijker te maken;

  • de samenwerking met partijen binnen en buiten de gemeenten nog beter te maken;

  • begeleiding aan te bieden die nog meer geënt is op het vergroten van de financiële zelfredzaamheid.

Hoe we deze doelstellingen willen behalen staat benoemd in de speerpunten in hoofdstuk 5.

Kwaliteit borging

De kwaliteit van de integrale schuldhulpverlening wordt geborgd door ons commitment aan de gedragscode en richtlijnen van de NVVK, de branchevereniging voor organisaties die werkzaam zijn op het gebied van financiële hulp. Afdeling MD voert de schuldhulpverlening uit en is lid van de NVVK. De NVVK Gedragscode beschrijft de uitgangspunten die van toepassing zijn op de hulp- en dienstverlening die NVVK-leden bieden. De Gedragscode gaat over kwaliteit, inhoud en intentie van deze hulp en dienstverlening. Elke 3 jaar voert de NVVK een audit uit om te beoordelen of leden nog voldoen aan de kwaliteitseisen.

Vroegsignalering

Op maandelijkse basis ontvangt afdeling MD meldingen van betalingsachterstanden vanuit diverse vaste lasten partners op het gebied van zorg, water, gas & energie en huur vanuit de applicatie Vindplaats Schulden (verder VPS) van Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Het doel van de vroegsignalering van betalingsachterstanden is om inwoners eerder te kunnen bereiken en indien zij dat wensen te helpen bij het oplossen van schulden, om zo problematische schulden te voorkomen. Op het moment dat inwoners sneller worden bereikt en geholpen, zijn de financiële problemen nog relatief beheersbaar. Dat maakt de hulpverlening gemakkelijker en de kans van slagen groter.

Per signaal wordt er een andere contactvorm gehanteerd om de inwoner te bereiken en een hulpaanbod te doen. Momenteel kan deze actie variëren van een brief of e-mailbericht tot telefonisch contact met een consulent schuldhulpverlening. Sinds 1 januari 2024 is er een pilot huisbezoeken gestart en worden er elke maand 10 huisbezoeken afgelegd bij meervoudige meldingen (meerdere signalen in een maand). Een schuldhulpverlener van afdeling MD legt samen met een maatschappelijk werker van Lumens de huisbezoeken af. Het afleggen van huisbezoeken is volgens Divosa het meest effectief in het bereiken van de inwoner. Daarnaast staat schuldenproblematiek vaak niet op zichzelf en spelen er meerdere problemen dan enkel betalingsachterstanden. We zien al dat deze werkwijze zijn vruchten afwerpt. Een aantal inwoners maakt in een eerder stadium gebruik van hulp, dan wanneer zij op eigen initiatief hulp zouden hebben gezocht. We zien daarnaast dat steeds meer vaste lasten partners betalingsachterstanden melden en dat ook frequenter doen. De voortgang van deze pilot wordt eind 2024 geëvalueerd. Als uitgangspunt om te bepalen of voorzetting van huisbezoeken wenselijk is, dient op basis van de pilot te kunnen worden vastgesteld dat het afleggen van een huisbezoek in de Kempen qua succesvolle contactpogingen gelijk of effectiever is gebleken ten aanzien van het landelijk gemiddelde conform de Divosa monitor Vroegsignalering schulden jaarrapportage 2022, zijnde 38% succesvolle contactpogingen n.a.v. een huisbezoek. Een succesvolle contactpoging houdt in: er is een huisbezoek afgelegd en dit heeft geleid tot aanmelding schuldhulpverlening of er is een huisbezoek afgelegd, maar inwoner heeft geen hulpvraag. Wat we wel al zien is dat het aantal succesvolle contactpogingen boven het landelijk gemiddelde uitkomt.

Wacht- en doorlooptijden

De wettelijke termijn voor de beschikking tot schuldhulpverlening is maximaal 8 weken (opgenomen in de gemeentelijke verordening beslistermijn schuldhulpverlening) na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Deze termijn wordt behaald.

Nadat er schriftelijk of mondeling om hulp wordt gevraagd wordt er binnen een week telefonisch contact opgenomen waarin uitvraag wordt gedaan om de financiële hulpvraag duidelijk te krijgen. Tijdens het gesprek kan meteen worden medegedeeld of iemand toegelaten wordt tot schuldhulpverlening en dat de beschikking per post wordt verstuurd. Het komt voor dat tijdens het gesprek duidelijk wordt dat de inwoner nog geen gebruik wil maken van schuldhulpverlening en voldoende heeft aan het telefonische advies op dat moment. Bij de toelatingsbeschikking wordt het eerste plan van aanpak meegestuurd. Wekelijks vindt de werkverdeling plaats en worden de intakegesprekken gepland. In de tussentijd kan ondersteuning zoals Sociaal Raadsliedenwerk of thuisadministratie worden ingezet. Indien er sprake is van een bedreigende situatie zoals woningontruiming of afsluiting van energie of water geldt de maximale termijn van 3 werkdagen. Doorgaans wordt deze melding dezelfde dag opgepakt.

Schuldhulpverlening aan gezinnen

Indien ouders met inwonende minderjarige kinderen zich melden voor schuldhulpverlening, is er extra aandacht voor mogelijke achterliggende problematieken. Wanneer er sprake is van mogelijke uithuiszetting i.v.m. huurachterstand worden er afspraken gemaakt ter vermijding huisuitzetting in het belang van de minderjarige kinderen. Verder wordt onder meer bekeken of de (inkomens)voorzieningen, zoals het kindgebonden budget en de toeslagen op orde zijn en of gebruik gemaakt kan worden van speciale voorzieningen voor kinderen die hun participatie bevorderen, zoals stichting Leergeld en passende minimaregelingen. Bij het opstellen van het plan van aanpak worden de specifieke omstandigheden van het gezin meegenomen en zo nodig wordt het gezin verwezen naar passende hulpverlening. Er wordt dan gezorgd voor een warme overdracht naar de betreffende hulpverlenende instantie als dit nodig is.

5. Ambitie en speerpunten 

Ambitie en speerpunten

Aan de hand van hetgeen we lokaal hebben opgehaald, aangevuld met landelijke ontwikkelingen, kunnen we een aantal ambities met bijbehorende speerpunten voor de Kempengemeenten formuleren. Ook maken we duidelijk waarom we voor deze speerpunten en acties hebben gekozen.

5.1 Ambitie

We hebben in de Kempen een goed ondersteuningsaanbod. We zien helaas dat inwoners dit onvoldoende weten te vinden en gebruiken.

Onze ambitie:

We willen geldzorgen voorkomen of deze in ieder geval in een zo vroeg mogelijk stadium oplossen of, als dat niet mogelijk is, beheersbaar maken. Door in te zetten op het ondersteunen en ontzorgen, willen we ervoor zorgen dat inwoners minder stress bij geldzorgen ervaren.

Aandachtspunt: we hebben met dit beleid niet de ambitie om het aantal huishoudens met een laag inkomen te verminderen. Dat kan ook niet, omdat inkomenspolitiek voorbehouden is aan het Rijk en met dit beleid het inkomen (uit werk, uitkering, pensioen etc.) niet wijzigt. Wel heeft het beleid invloed op de toename van het gebruik van het ondersteuningsaanbod door inwoners met een laag inkomen en daarmee op de te besteden middelen van inwoners.

In de volgende paragrafen hebben we onze opgaven uitgewerkt en benoemen we een aantal acties waar we mee aan de slag gaan.

5.2 Speerpunt 1: Preventie en vroegsignalering

Inwoners ervaren grip op hun geldzaken. Wanneer inwoners geldzorgen ervaren, streven we ernaar hen vroegtijdig te bereiken, zodat problemen niet verergeren.

Waarom?

Bepaalde levensgebeurtenissen (verder: life events) vergroten het risico op financiële problemen, een daling van het inkomen en/of het ontstaan van schulden welke kunnen leiden tot geldzorgen. Denk aan een geboorte, 18 jaar worden, een huwelijk, maar ook een scheiding, overlijden van een partner of pensioen. Juist op die momenten willen we dat inwoners weten waar zij terecht kunnen met vragen, zodat ze goed voorbereid zijn. Als we inwoners tijdig ondersteuning bieden, voorkomen we dat problemen erger worden en doorwerken naar andere leefgebieden, zoals gezondheid, opvoeden en sociale contacten.

Tijdens de thematafels is benadrukt dat het belangrijk is om risicogroepen op deze momenten proactief te benaderen, omdat inwoners pas ‘op zoek’ zullen gaan naar ondersteuningsaanbod wanneer zich een life event voordoet en/of zij geconfronteerd worden met een hulpvraag. We zien dat lokale organisaties in het maatschappelijk middenveld vaak laagdrempeliger zijn voor inwoners dan de gemeente en een toeleiding kunnen vormen naar de individuele gemeentelijke voorzieningen.

Het is belangrijk dat inwoners vaardigheden aanleren om om te kunnen omgaan met financiële tegenslagen, maar ook tijdig om hulp durven vragen binnen het eigen netwerk, bij vrijwilligers of bij professionals. Als tijdig ondersteuning wordt geboden, worden ergere problemen voorkomen en blijft de situatie behapbaar.

Vroegsignalering op basis van betalingsachterstanden in de vaste lasten (huur, zorg, water en energie) is bij uitstek een middel om inwoners met betalingsachterstanden vroegtijdig en proactief te benaderen. We zien dat steeds meer vaste lasten partners betalingsachterstanden melden en dat ook frequenter doen. En dat de eerste resultaten van de pilot huisbezoeken positief zijn. Een aantal inwoners maakt in een eerder stadium gebruik van hulp, dan wanneer zij op eigen initiatief hulp zouden hebben gezocht.

Kortom we willen problematische schulden bij inwoners voorkomen door tijdig signalen op te vangen en preventieve maatregelen te nemen.

Hoe gaan we dit doen?

  • We zetten in op preventie door informatie over life events (zoals geboorte, werkloos raken, ziekte, pensioen, echtscheiding, overlijden partner, psychische problemen/verslaving etc.) te verstrekken.

    We bepalen samen met onze partners in het maatschappelijk middenveld welk aanbod rondom life events we opzetten, denk aan voorlichtingen, bijeenkomsten en flyermateriaal. Per doelgroep bepalen we hoe we hen op een effectieve manier kunnen benaderen. De informatiecampagnes maken de inwoner bewust van de financiële risico’s en voorzien in tips voor budgetbeheer.

  • We zetten in op vervolg van de pilot huisbezoeken vroegsignalering.

    Zoals vermeld in hoofdstuk 4 loopt de pilot huisbezoeken nog. De eindevaluatie volgt eind 2024. Gelet op de positieve resultaten tot nu toe is de verwachting dat we de pilot/werkwijze vanaf 2025 voortzetten en onderzoeken we welke mogelijkheden voor eventuele uitbreiding er zijn. We verkennen of we vrijwillige afspraken kunnen maken met partners (anders dan de vaste lasten partners) over betalingsachterstanden.

  • We bepalen samen met partners het vervolg van de informatiepleinen.

    In september 2023 zijn in Bladel en Eersel informatiepleinen van start gegaan. Inwoners kunnen zonder afspraak binnen lopen voor gratis advies voor allerlei hulpvragen. Ten tijde van het schrijven van het stuk wordt het vervolg van de informatiepleinen verkend. Tot nu toe geven de deelnemers (bibliotheek, DigiTaalhuis, Sociaal Raadsliedenwerk , Juridisch loket en Thuisadministratie) aan elkaar beter te vinden door deze werkwijze. Echter blijft het aantal bezoekers nog achter. We onderzoeken waar verbetermogelijkheden zitten, waarbij we ons ook focussen op gerichte communicatie naar risicogroepen.

  • We zetten het aanbod van Geldfit (De Nederlandse Schuldhulproute) voort.

    Geldfit biedt een laagdrempelig platform voor tips en informatie over geld. Inwoners krijgen een passend advies of worden in contact gebracht met gemeentelijk hulpaanbod. We blijven het gebruik van Geldfit in de Kempen monitoren middels de dashboards, verkennen de postcodepreventie-aanpak van Geldfit en verkennen mogelijkheden om communicatiemateriaal in te zetten.

  • We zetten nog meer in op het versterken van signalering via bestaande en nieuwe vindplekken.

    Dit doen we niet alleen door onze individuele voorzieningen, maar ook het collectieve aanbod dat voor alle inwoners toegankelijk is (vb. Informatiepleinen, Webinars) én de signaleringskaart geldzorgen onder de aandacht te (blijven) brengen bij partners. We verkennen en versterken ook de signalering en toeleiding naar ondersteuning via (nieuwe) vindplekken, zoals: verenigingen, werkgevers (via het programma Brainport voor Elkaar waar we aan deelnemen) en de rechtbank. Tot slot blijven we aansluiting zoeken bij het programma Kansrijke Start om ook de verbinding met gezondheidsachterstanden te maken.

  • We zetten het project ‘Speaking Minds’ voort en verkennen verdere mogelijkheden rondom financiële educatie in het basis- en voortgezet onderwijs.

    Met Speaking Minds hebben we jongeren van het Pius X-college mee laten denken op thema’s rondom armoede. De ervaringen zijn erg positief geweest, zowel bij het Pius X-College, als bij de Kempengemeenten. De leerlingen hebben een kledinginzamelingsactie voor de Kledingbank georganiseerd en brieven ontwikkeld voor ouders met aanbod bij geldzorgen. Dit draagt bij aan taboedoorbreking en jongerenparticipatie bij gemeentelijk beleid wordt versterkt.

5.3 Speerpunt 2: Bekendheid met ondersteuningsmogelijkheden en vergroten van het bereik

De inwoner weet welk aanbod er is, begrijpt dit en heeft hier vertrouwen in.

Waarom?

Uit de interviews en thematafels kwam naar voren dat zowel inwoners als partners uit het (voorliggend) veld over het algemeen tevreden zijn over het bestaande gemeentelijke ondersteuningsaanbod. Ze geven echter aan dat inwoners hier onvoldoende van op de hoogte zijn. Dit beeld wordt bevestigd in het onderzoeksrapport van KWIZ. Het bereik van bepaalde regelingen blijft achter op het landelijke bereik. Voor de Participatieregeling 18+ is daarom per 1 januari 2024 het bedrag verhoogd en zijn de bestedingsdoelen verruimd. Het is echter nog te vroeg om te meten of het gebruik is toegenomen.

Het bereik van de regelingen laat zien dat bijvoorbeeld de ‘kwijtschelding van gemeentelijke belastingen’ door ongeveer 33 tot 44 procent van de doelgroep wordt gebruikt. Aangezien de kwijtschelding beschikbaar is voor de huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau, wordt een groot deel van deze huishoudens met deze ondersteuning niet bereikt. Uit de inkomenseffecten blijkt juist dat huishoudens die moeten rondkomen op bijstandsniveau weinig bestedingsruimte hebben als zij niet van gemeentelijke regelingen – zoals de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen – gebruikmaken. Bovendien is de groep huishoudens op bijstandsniveau relatief gezien vaker langdurig minima dan huishoudens met een hoger inkomen.

Hoe gaan we dit doen?

  • We communiceren over de ondersteuningsmogelijkheden (minimaregelingen, schuldhulpverlening en aanbod in het voorliggend veld).

    We zetten in op het creëren van bekendheid van alle ondersteuningsmogelijkheden met extra aandacht voor specifieke doelgroepen (zoals AOW-gerechtigden; een relatief grote groep inwoners binnen de minimadoelgroep) en specifieke regelingen waarbij het bereik laag blijkt in verhouding tot vergelijkbare gemeenten, zoals de Participatieregeling 18+ en de kwijtschelding gemeentelijke belastingen.

  • We zorgen voor een overzichtelijke weergave van het minimabeleid op B1-niveau.

    We zorgen ervoor dat het landelijke en lokale aanbod eenvoudig en overzichtelijk te vinden is op de website van elke gemeente in de Kempen en in een flyer. Daarnaast brengen we het aanbod ook regelmatig onder de aandacht bij inwoners via de gemeentelijke media, lokale krantjes etc. Dit geldt zowel voor financiële ondersteunende regelingen als voor ondersteuning bij schulden. Ook zorgen we ervoor dat in mondelinge communicatie met de inwoner rekening gehouden wordt met eenvoudig taalgebruik. Daarbij communiceren we met een duidelijke boodschap.

    Quote samenwerkingspartner enquête:

    “Te veel regelingen maken het niet overzichtelijk. Ook het taalgebruik en de verwijzingen creëren eerder chaos en onoverzichtelijkheid dan oplossingen. Hierdoor haken mensen af voordat ze überhaupt contact opnemen.”

  • We vereenvoudigen het aanvragen van meerdere regelingen.

    Als inwoners met een hulpvraag binnenkomen om één regeling aan te vragen, wijzen we hen ook op de andere regelingen waarvoor zij in aanmerking komen. We onderzoeken of dit kan middels het werken met één (digitaal) aanvraagformulier waarop een aanvraag voor meerdere minimaregelingen ineens kan worden ingediend.

  • We benaderen inwoners die een bijstandsuitkering krijgen actief over het ondersteuningsaanbod dat wij hebben.

    We benaderen deze inwoners proactief en benoemen het ondersteuningsaanbod bij geldzorgen en schulden. Wellicht ook met een jaarlijks gesprek.

    Quote samenwerkingspartner enquête:

    “Het zou mijns inziens goed zijn als er een goed en duidelijk overzicht beschikbaar zou zijn van alle opties voor de doelgroep. Deze informatie zou dan te vinden moeten zijn op iedere website van de betreffende partijen. Als mensen dan op zoek gaan naar ondersteuning in welke vorm dan ook dan komen ze allemaal dezelfde informatie tegen. Overwogen zou kunnen worden om deze informatie eenmalig aan alle huishoudens beschikbaar te stellen en daarin duidelijk aan te geven dat deze info op allerlei sites beschikbaar is en dat wijzigingen in de toekomst op deze sites te vinden zijn.”

5.4 Speerpunt 3: Laagdrempelige toegang en eenvoud

Het is makkelijk om ondersteuning te vragen en we kijken actief waar we nog meer kunnen helpen. De inwoner voelt zich gehoord en ervaart minder geldstress.

Waarom?

We willen meer inzetten op persoonlijk contact wanneer een inwoner met een hulpvraag contact opneemt. Via een gesprek, via de mail of via de telefoon, afhankelijk van de voorkeur van de inwoner. Wanneer een inwoner eenmaal de stap naar hulpverlening heeft gezet, maar de hulpvraag ergens anders thuishoort, zetten we in op een warme overdracht en actieve benadering. Dit belang werd ook in de interviews met inwoners benadrukt.

We gaan er niet vanuit dat iedere inwoner met een hulpvraag zelf contact opneemt. We gaan er actief op af en helpen met ontzorgen (zonder daarbij de verantwoordelijkheid van de inwoner weg te nemen). Daarnaast laten diverse recente onderzoeken zien dat mensen met geldzorgen door stress geen goede beslissingen kunnen nemen en hulp nodig hebben. Dit vraagt dan ook om aandacht voor stress sensitieve dienstverlening. Een integrale blik en brede uitvraag passen hierbij. Geldzorgen hebben vaak invloed op andere leefgebieden. Een aanvraag bijzondere bijstand is tot op heden een ‘papieren transactie’ en past dus niet meer in deze visie. Daarnaast geven inwoners tijdens interviews aan dat het helpend is om informatie stap voor stap (in kleine stukjes) aan hen over te brengen.

In de interviews wordt daarnaast duidelijk dat de drempel die inwoners ervaren voor een gesprek met een consulent schuldhulpverlening met name veroorzaakt wordt door de veelvoud aan formulieren die zij op voorhand moeten aanleveren. In de praktijk is dit inmiddels niet meer de realiteit, maar gevoelsmatig levert dit een drempel op. De toegang tot dienstverlening kan dus van invloed zijn op het niveau van stress dat inwoners ervaren.

Hoe gaan we dit doen?

  • We zetten in op stress sensitieve dienstverlening.

    Door in de dienstverlening rekening te houden met de effecten van langdurige stress, kunnen we inwoners met geldzorgen beter helpen. Door bijvoorbeeld aanvraagprocedures overzichtelijk te houden, te ontzorgen en trajecten in de schuldhulpverlening op te knippen in kleine stapjes. Stress sensitieve dienstverlening komt dan ook terug in alle eerder benoemde acties hierboven. Daarnaast willen we inzetten op het scholen van onze consulenten, zodat zij deze methodiek kunnen toepassen in gesprekken met inwoners en met meer empathie om kunnen gaan met mensen in financiële nood.

    Quote interview inwoner:

    “Het zou goed zijn als er meer vanuit positiviteit wordt gesproken naar een inwoner met schulden/weinig geld. In plaats van spreken in: ‘u moet’ zou ‘dit zijn de mogelijkheden’ prettiger zijn.’’

  • We onderzoeken hoe aanvraagformulieren voor minimaregelingen vereenvoudigd kunnen worden.

    We evalueren, indien mogelijk ook met ervaringsdeskundigen/inwoners met een laag inkomen zelf, hoe het invullen zo eenvoudig mogelijk kan worden gemaakt. We letten hier nadrukkelijk op B1 niveau en bijvoorbeeld het gebruik van pictogrammen. Natuurlijk dient er wel aan de wettelijke eisen voor het aanvragen van deze regelingen te worden voldaan.

  • We verkennen de mogelijkheden rondom het automatisch/ambtshalve toekennen van voorzieningen.

    In de Kempengemeenten is het al mogelijk om bijvoorbeeld de kwijtschelding ambtshalve toe te kennen waardoor meerdere jaren achtereen aanvragen niet nodig is. Hier wordt dus al op ingezet. We onderzoeken of dit ook voor andere regelingen mogelijk is.

  • We onderzoeken hoe we de bereikbaarheid van de gemeentelijke dienstverlening kunnen verbeteren.

    Dit doen we bijvoorbeeld door te verkennen of we onze telefonische spreekuren kunnen verruimen.

  • We verkennen de mogelijkheden voor een brede intake.

    Tijdens een brede intake wordt de hulpvraag besproken en wordt bekeken met welk ondersteuningsaanbod we de inwoners kunnen ondersteunen. Met een brede uitvraag wordt de hulpvraag integraal opgepakt en kan de inwoner waar nodig warm worden overgedragen naar de verschillende afdelingen binnen het sociaal domein. De consulenten schuldhulpverlening passen deze vorm van intake al toe. Voor bijzondere bijstand wordt verkend hoe de brede intake in de dienstverlening opgenomen kan worden. Enkel een ‘papieren transactie’ is dan niet meer aan de orde. Het is onze wens om te achterhalen wat er speelt, zodat we gericht kunnen kijken welk aanbod passend is.

5.5 Speerpunt 4: Verstevigen onderlinge samenwerking

Samen zorgen we ervoor dat een inwoner met een hulpvraag over geldzorgen gezien en geholpen wordt.

Waarom?

We onderscheiden in het versterken van onderlinge samenwerking enerzijds de samenwerking tussen de gemeenten en de partijen in het voorliggend veld en anderzijds de samenwerking binnen de gemeentelijke afdelingen/domeinen.

Wat duidelijk werd tijdens de thematafels en het Kempencongres is dat wij als gemeenten het taboe op geldzorgen niet alleen op kunnen lossen. Hier hebben we de organisaties in het maatschappelijk middenveld heel hard bij nodig. Ondanks de brede communicatie vanuit de gemeente realiseren we ons dat het voor een inwoner toch lastig blijft om te weten waar hij moet zijn. Je moet als inwoner ook maar net die informatie tegenkomen op het moment dat jij deze informatie nodig hebt. Daarom willen we er ook voor zorgen dat de vrijwilligers en de professionals in het ondersteuningsaanbod weten welk hulpaanbod er nog meer is en dat zij inwoners die bij hen aankloppen actief informeren en in contact brengen met de gemeente en het overige hulpaanbod. Samen doen dus!

Dit vraagt om een goede samenwerking en uitwisseling tussen alle partners. Het is belangrijk dat partners elkaar kennen, op de hoogte zijn van elkaars aanbod en bereid zijn de inwoner daarmee in verbinding te brengen zodat we samen de inwoner verder kunnen helpen. Dit vraagt om een blijvende inzet zeker in de huidige arbeidsmarkt waar mensen steeds sneller van baan wisselen. De afgelopen jaren hebben we al veel ingezet op kennisdeling en samenwerking. De dialoogavonden in het teken van stress bij schulden en de pilot vanuit gemeente Eersel waar consulenten Schuldhulpverlening en Thuisadministratie elkaar konden ontmoeten, zijn hier twee positieve voorbeelden van.

Met de overgang van bijzondere bijstand (en dus de volledige uitvoering van de Participatiewet) naar KempenPlus is er een knip ontstaan tussen de uitvoering van bijzondere bijstand en schuldhulpverlening en het Sociaal Raadsliedenwerk. Hierdoor is het van belang dat we alert zijn en blijven op de toegang en onderlinge samenwerking voor wat betreft ondersteuning bij geldzorgen.

Hoe gaan we dit doen?

  • We blijven ontmoeting tussen diverse afdelingen binnen het sociaal domein stimuleren en faciliteren.

    Het is van belang dat medewerkers in het sociaal domein van elkaar weten wat zij doen en welk ander aanbod er binnen gemeenten is. We zetten er op in dat de afdelingen Schuldhulpverlening, Bijzondere Bijstand, Werk en Inkomen, Jeugd en WMO op de hoogte zijn van elkaars aanbod zodat een hulpvraag op een meer integrale manier kan worden opgepakt. Signalen worden zo opgemerkt en kunnen warm worden overgedragen naar de andere domeinen wanneer dit van toepassing is.

  • We blijven doorgaan met het versterken van de samenwerking tussen gemeenten en organisaties in het maatschappelijk middenveld.

    We houden de organisaties actief op de hoogte van het gemeentelijke ondersteuningsaanbod door o.a. de nieuwsbrief geldzaken in te zetten. Ook zetten we de bijeenkomsten voor de vrijwilligers van de thuisadministratie voort. Voor schuldhulpverlening wordt verkend hoe het lokale en regionale netwerk vergroot en versterkt kan worden. Het huidige netwerk is door de kleine regio sterk, echter ambiëren we om het netwerk uit te breiden met partners die verder van ons afstaan. Zo gaan we bepalen of aansluiten bij Het Schuldenknooppunt mogelijk is en onderzoeken we de koppeling met andere hulptrajecten, zoals werk- en inkomenstrajecten, dit om de kans op duurzame oplossingen te vergroten. Verder bepalen we of we de samenwerking met bewindvoerders kunnen verstevigen.

  • We blijven de dialoogavonden voor het maatschappelijk middenveld voortzetten.

    Gedurende de dialoogavonden hebben we de afgelopen jaren diverse actuele thema’s en ontwikkelingen geagendeerd, zoals stress bij schulden. De opkomst is tot op heden altijd hoog en ervaringen zijn positief: men kan elkaar ontmoeten, uitwisselen en geïnspireerd worden. Hier gaan we dan ook mee verder.

    Quote samenwerkingspartner enquête:

    “Er wordt veel doorverwezen naar andere afdelingen of medewerkers. Dat is te begrijpen maar telkens weer je verhaal moeten vertellen kan lastig zijn. De mensen op de werkvloer zijn welaardig en deskundig daar ligt het niet aan. Afstemming met elkaar en het voorliggend veld is noodzakelijk.”

6. Monitoring

Monitoring

In hoofdstuk 5 hebben we 4 speerpunten en bijbehorende acties benoemd. Deze acties moeten er toe leiden dat we inwoners met geldzorgen in een eerder stadium bereiken en dat zij gebruik maken van het beschikbare ondersteuningsaanbod. In dit hoofdstuk maken we onze doelen concreet en maken we duidelijk hoe we dit gaan meten.

Inwoners eerder bereiken

Het in een eerder stadium bereiken van inwoners meten we door de gemiddelde schuldhoogte bij aanvang van een schuldhulptraject te meten. Immers, als we een inwoner op een eerder moment ondersteunen, zijn de betalingsachterstanden/schulden nog niet zo ver opgelopen. Dit betreft ook het ondersteunen van inwoners met minimaregelingen. Als een inwoner met een laag inkomen de regelingen kent en gebruikt, wordt het besteedbaar inkomen vergroot en kunnen betalingsachterstanden mogelijk worden voorkomen.

De gemiddelde schuldhoogte bij aanvang schuldregeling in de Kempen is op dit moment € 31.681,-. Dat is aanzienlijk minder dan de gemiddelde landelijke schuldhoogte die € 38.735 bedraagt (NVVK jaarverslag 2023). We willen de gemiddelde schuldhoogte verlagen met 5% naar circa € 30.000,-. Dit lijkt ons reëel met de kanttekening dat gelet op het relatief kleine aantal schuldregelingen een uitschieter naar boven of naar beneden de hoogte van de gemiddelde schuldhoogte behoorlijk kan beïnvoeden en daarmee kan zorgen voor afwijkingen.

Toename gebruik minimaregelingen

We hebben nu door KWIZ onderzoek laten doen naar het gebruik van de minimaregelingen. In 2028 herhalen we een dergelijk onderzoek.

We willen met het bereik van de regelingen, daar waar we dat nog niet hebben gehaald op of dichter bij het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten komen. Dat betekent dat we voor de kwijtschelding gemeentelijke belastingen en de Participatieregeling 18+ een forse stap moeten maken. Nu we niet hebben kunnen achterhalen waarom we bij deze regelingen een lager bereik hebben, is het niet reëel om te verwachten dat we in 4 jaar bij het landelijk gemiddelde uitkomen, wel kan een goede stap worden gezet. In onderstaande tabel zie je per gemeente het huidige bereik, het landelijke gemiddelde bereik en onze ambitie voor 2028.

 

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De Mierden

Landelijk

Ambitie 2028

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

33%

40%

44%

34%

70-75%

50%

Bijzondere bijstand

24%

21%

22%

20%

20-25%

Handhaven huidige percentages

Individuele inkomenstoeslag

43%

48%

54%

37%

40-45%

(Minimaal) 45%

Collectieve zorgverzekering

30%

34%

37%

39%

35-40%

Handhaven huidige percentage 12

Participatieregeling 18+

4%

8%

6%

8%

35-40%

20%

Participatie kinderen

65%

55%

77%

90%

35-40%

Minimaal 50% 13

Toename bereik schuldhulpverlening

Voor schuldhulpverlening willen we dat het aantal aanmeldingen met een verzoek om informatie, advies of een hulpvraag met betrekking tot hun financiën toeneemt. In onderstaande tabel zie je per gemeente het aantal meldingen bij het team Schuldhulpverlening en onze ambitie voor 2028. Onze ambitie voor 2028 is om het aantal aanmeldingen met 25% te laten toenemen.

Aantal meldingen schuldhulp

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De Mierden

Totaal

2023

37

29

35

21

122

Ambitie 2028

46

36

43

26

151

7. Financiën

Financiën

In dit hoofdstuk brengen we in beeld welke uitgaven reeds zijn begroot en maken we inzichtelijk wat de gevolgen zijn van de keuzes die in deze kadernota worden voorgesteld.

Naast de keuzes in de kadernota is er ook de reguliere groei, door bijvoorbeeld groei van aantal inwoners of veranderingen in doelgroep. Door dit beleidsplan en de inzet op bijvoorbeeld communicatie worden ook inwoners bereikt, die nu al recht hebben op een regeling maar daar geen gebruik van maken.

7.1 Programmakosten

Programmakosten zijn kosten van de regelingen zelf. Het geld dat bij de inwoners terecht komt. De regelingen zijn open-eind-regelingen, wat inhoudt dat wanneer een inwoner voldoet aan de gestelde voorwaarden hij of zij recht heeft. Ongeacht het budget dat vooraf begroot is.

In de onderstaande tabel zie je de programmakosten per jaar die reeds begroot zijn voor het minimabeleid en schuldhulpverlening. Dit zijn de bedragen volgens de 2e marap KempenPlus (met uitzondering van de kwijtschelding gemeentelijke belastingen) en de 2e marap van MD die door de gemeenten zijn verwerkt in de gemeentelijke begrotingen. In de onderste tabel is tot slot nog de subsidie aan stichting Leergeld opgenomen voor de participatie 18- 14 .

Begroot 2025-2028

Programmakosten

Minimabeleid

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De

Mierden

Totaal

Bijzondere bijstand

€ 223.000

€ 240.000

€ 242.000

€ 107.000

€ 812.000

Collectieve ziektekostenverzekering

€ 105.000

€ 136.000

€ 140.000

€ 92.000

€ 473.000

Individuele inkomenstoeslag

€ 30.000

€ 30.000

€ 33.000

€ 20.000

€ 113.000

Participatieregeling 18+

€ 2.500

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

€ 25.000

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

€ 43.000

€ 40.000

€ 50.550

€ 23.888

€ 157.438

Totaal

€ 403.500

€ 453.500

€ 473.050

€ 250.388

€ 1.580.438

Begroot 2025-2028

Programmakosten

Schuldhulp

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De

Mierden

Totaal

Schuldhulp

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 20.000

Begroot Participatie 18-kinderen

Bergeijk

Bladel

Eersel

Reusel-De

Mierden

Totaal

Subsidie Leergeld

€ 52.000

€ 53.000

€ 51.100

€ 35.000

€ 191.100

In hoofdstuk 6 hebben wij opgenomen wat onze ambitie is om het bereik te laten groeien. Er wordt een langzame stijging verwacht over de komende jaren. Dit hangt nauw samen met communicatie en bekendheid van regelingen en de wijzigingen die daarin plaats gaan vinden.

De andere voorstellen in de kadernota zijn om de individuele inkomenstoeslag te verhogen en om te onderzoeken of we over kunnen stappen naar een lagere vaste bijdrage per pakket zonder dat inwoners hierdoor onderverzekerd raken.

Als we in 2028 onze ambitie behalen èn rekening houden met de verhoging van de individuele inkomenstoeslag, betekent dit naar verwachting een structurele stijging van ongeveer 10% op de totale programmakosten, (inclusief de kwijtschelding gemeentelijke belastingen). Een mogelijke verlaging van de tegemoetkoming voor de collectieve ziektekostenverzekering (ook een voorstel in deze kadernota) is hierin nog niet doorgerekend omdat dit eerst nog verder onderzocht moet worden.

Ontwikkelingen worden door MD en Kempenplus in beeld gebracht bij de bestuurs- en managementrapportages. Daar waar nodig stellen we de gemeentelijke begrotingen bij.

7.2 Bedrijfsvoeringskosten

Onder bedrijfsvoeringskosten verstaan we de kosten die we maken om de regelingen uit te voeren.

Deze kadernota heeft mogelijk gevolgen voor de bedrijfsvoeringskosten van MD en KempenPlus. Mogelijk, omdat we enerzijds inzetten op het vergroten van het bereik van de regelingen met als gevolg meer aanvragen die behandeld moeten worden en meer besluiten die genomen moeten worden. Anderzijds zetten we in op laagdrempelige toegang en eenvoudige processen waardoor wellicht ook de eigen processen efficiënter kunnen worden ingericht. Dat maakt dat het op dit moment nog niet mogelijk is om aan te geven of er gevolgen zijn voor de uitvoeringskosten en zo ja, wat deze gevolgen financieel betekenen.

Daarnaast verwachten we de bestaande pilot vroegsignalering om te zetten in een reguliere werkwijze. Dit leidt mogelijk tot extra uitvoeringskosten en bekostiging van de maatschappelijk werker van Lumens.

Naast de ambities in deze nota heb je ook landelijke ontwikkelingen die financiële gevolgen kunnen hebben. Een belangrijke ontwikkeling is het plan ‘basisdienstverlening schuldhulpverlening’, hiervoor ontvangen gemeenten, in de algemene uitkering, aanvullende middelen vanuit het Rijk. De ontwikkeling moet leiden tot een hulpaanbod dat toegankelijker is en in iedere gemeente bestaat uit minimaal dezelfde elementen. Omdat de plannen nog niet concreet zijn kunnen we hier nog geen financiële gevolgen aan verbinden.

Ontwikkelingen worden door MD en Kempenplus in beeld gebracht bij de bestuurs- en managementrapportages. Daar waar nodig stellen we de gemeentelijke begrotingen bij.

7.3 Overige kosten

Met dit beleidsplan willen we vooral inzetten op het vergroten van het bereik van regelingen. Hiervoor is een budget nodig voor gezamenlijke en lokale (communicatie)activiteiten van € 2.500,- tot € 5.000,- per jaar per gemeente.

Om onze ambities en doelen goed te monitoren willen we in 2028 opnieuw onderzoeken waar we staan in relatie tot vergelijkbare landelijke gemeenten. Hiervoor is in 2028 een budget nodig van € 4.000 per gemeente.

Ondertekening

Zoals besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 19 december 2024.

De gemeenteraad,

Namens deze,

Y.Y.E. van Bakel

Raadsgriffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Bijlage 1. Minimapopulatie & Inkomenseffecten

Kempengemeenten: Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel–De Mierden

Inleiding

Gemeenten hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van inwoners die in armoede verkeren, te verbeteren. Daarnaast hebben zij de taak en het belang om inwoners te stimuleren om zoveel mogelijk zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien.

Het minimabeleid is ook in de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden (in totaal ruim 92.000 inwoners) een actueel thema. De vijf gemeenten werken samen in de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten (GRSK). Binnenkort gaan zij aan de slag met een nieuwe Kadernota Geldzorgen#_bookmark11 . Voorliggend onderzoek heeft als doelstelling om de huidige situatie in beeld te brengen op basis van feitelijke informatie, zodat deze informatie als input meegenomen kan worden voor de nieuwe kadernota.

De Kempengemeenten hebben KWIZ gevraagd om de effecten te onderzoeken die de landelijke en gemeentelijke regelingen hebben op de bestedingsruimte van minima. Op dit moment gelden de meeste gemeentelijke regelingen in de Kempengemeenten tot 120 of 130 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm)2 ; de primaire minimadoelgroep. Dit onderzoek, bestaande uit verschillende deelonderzoeken, biedt inzicht in de doelgroep van het minimabeleid, het bereik van de regelingen en de effecten van het landelijke en lokale beleid op de bestedingsruimte van minima. Hieronder wordt de methodiek van de twee deelonderzoeken toegelicht: de Armoede Index en de Inkomenseffectrapportage.

Opzet van de Armoede Index

De Armoede Index is een door KWIZ ontwikkeld analysemodel. Deze index wordt samengesteld op basis van een combinatie van gemeentelijke gebruiksgegevens, geëxtrapoleerde CBS- gegevens en kengetallen op basis van ervaringscijfers bij andere gemeenten. Met als resultaat een schatting van het aantal minimahuishoudens dat tot de doelgroep van het minimabeleid behoort. Dit zijn de minimahuishoudens op 1 januari 2024 met een inkomen tot maximaal 130 procent Wsm3 en een vermogen binnen de grenzen van de Participatiewet. Daarnaast wordt het gebruik van de regelingen in 2023 weergegeven, op basis van aantallen die door de gemeenten zijn aangeleverd. Vergelijkingen met andere gemeenten die worden gedaan zijn gebaseerd op ervaringscijfers van KWIZ.

Opzet van de Inkomenseffectrapportage (IER)

We brengen voor zes verschillende voorbeeldhuishoudtypen met vier verschillende inkomensniveaus in beeld hoeveel zij maandelijks aan gemeentelijke regelingen en landelijke toeslagen kunnen ontvangen in 2024. Het gaat om inkomens van 100 tot en met 130 procent Wsm. Meer specifiek gaat het om de effecten van het vergaren van meer inkomen door werk (bijv. vanuit een bijstandssituatie). Daarnaast wordt ook de inkomenssituatie voor langdurige bijstandshuishoudens in beeld gebracht, die recht hebben op de individuele inkomenstoeslag. Met behulp van landelijke inkomensnormen, landelijke toeslagen en informatie over gemeentelijke regelingen is per huishoudtype het inkomen bepaald. Voor de vaste uitgaven is uitgegaan van cijfers en normen van het Nibud4 . Voor de andere uitgaven is waar mogelijk gebruikgemaakt van lokale tarieven (zoals huur en waterschapsbelasting). Tenslotte worden de gemeentelijke regelingen omgezet in een maandbedrag. Op die manier ontstaat per huishoudtype een overzicht van de inkomsten en uitgaven per maand.

Opzet van de scenarioanalyse

Naar aanleiding van de resultaten uit de Armoede Index en Inkomenseffectrapportage, wordt in voorliggend rapport een scenario verkend wanneer de inkomensgrenzen van een aantal minimaregelingen worden verruimd. De huidige situatie wordt geschetst waarna het scenario met bijbehorende aannames wordt beschreven. Vervolgens worden de effecten van het beleidsscenario op twee manieren in beeld gebracht:

  • De wijziging in de programmakosten voor de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel – De Mierden;

  • De effecten op de bestedingsruimte van de doelgroep minimahuishoudens.

Leeswijzer

In de samenvatting worden de belangrijkste bevindingen uiteengezet. De eerste hoofdstukken van deze rapportage geeft inzicht in de schatting van de minimadoelgroep (1) en het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen (2). Het derde hoofdstuk geeft inzicht in de inkomenseffecten; de invloed van het landelijke en gemeentelijke beleid op de bestedingsruimte van minimahuishoudens. Hoofdstuk 4 bespreekt de effecten van een verruiming van inkomensgrenzen op de bestedingsruimte van minimahuishoudens en op de programmakosten voor de gemeente. De onderzoeksmethodiek wordt eveneens toegelicht.

Het rapport wordt afgesloten met een vijftal bijlagen. In bijlage 1 staat een overzicht van de gemeentelijke regelingen. In de tweede bijlage worden de volledige begrotingen getoond. De derde bijlage geeft inzicht in de maandelijkse gemeentelijke bijdrage voor de verschillende regelingen per huishouden bij een (langdurig) inkomen van 100 procent Wsm. Bijlage 4 geeft inzicht in de achterliggende cijfers van de collectieve zorgverzekering die zijn gebruikt in de scenarioanalyse. De vijfde bijlage toont verkorte begrotingen, behorend bij de scenarioanalyse.

Samenvatting en conclusie

In de samenvatting staan de belangrijkste bevindingen vanuit de schatting van de minimapopulatie (Armoede Index) en de inkomenseffecten weergegeven. De samenvatting wordt afgesloten met aanbevelingen die voortvloeien uit de belangrijkste bevindingen.

S.1 Armoede Index

S.1.1 Aantal minimahuishoudens

In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel huishoudens naar schatting een inkomen tot 120 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm) hebben, uitgesplitst naar de betreffende gemeente. De peildatum betreft 1 januari 2024. Van de Kempengemeenten heeft Bladel het hoogste percentage (5,4 procent) minimahuishoudens tot 120 procent Wsm en Reusel – De Mierden het laagste percentage (4,7 procent). Gemiddeld heeft circa 7 à 8 procent van alle huishoudens in vergelijkbare gemeenten met minder dan 50.000 inwoners een inkomen tot 120 procent Wsm. Alle vijf Kempengemeenten hebben een lager aandeel minimahuishoudens ten opzichte van vergelijkbare gemeenten.

Tabel S1.1.1. Minimahuishoudens naar inkomensverdeling (cumulatief) per gemeente

Gemeente

Inkomen

Aantal

Aandeel

Bergeijk

Tot 100% Wsm

265

3,2%

Tot 120%Wsm

430

5,2%

Totaal huishoudens

8.196

100%

 
 
 

Bladel

Tot 100% Wsm

330

3,6%

Tot 120%Wsm

490

5,4%

Totaal huishoudens

9.046

100%

 
 
 

Eersel

Tot 100% Wsm

260

3,1%

Tot 120%Wsm

450

5,3%

Totaal huishoudens

8.436

100%

 
 
 

Oirschot

Tot 100% Wsm

255

3,2%

Tot 120%Wsm

420

5,2%

Totaal huishoudens

8.081

100%

 
 
 

Reusel-De Mierden

Tot 100% Wsm

180

3,1%

Tot 120%Wsm

270

4,7%

Totaal

huishoudens

5.743

100%

Kenmerken doelgroep minimabeleid

Van de huishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm heeft 22 tot 29 procent een uitkering vanuit de Participatiewet (gekeken naar de vijf Kempengemeenten). Het gaat om de voornaamste inkomensbron van een huishouden 5. Daarnaast heeft 37 tot 44 procent AOW en krijgt 30 tot 37 procent een andersoortig inkomen, bijvoorbeeld uit de WW of een baan. De verdeling van inkomensbronnen verschilt per Kempengemeente.

Ten opzichte van vergelijkbare gemeenten valt op dat het aandeel minimahuishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet lager ligt in de Kempengemeenten (vergelijkbare gemeenten:

45 à 50 procent op 100 procent Wsm). Het aandeel huishoudens met een AOW-uitkering ligt juist hoger dan gemiddeld (vergelijkbare gemeenten: 25 à 30 procent op 100 procent Wsm).

Naar huishoudtype vormt ongeveer de helft van de minimahuishoudens een alleenstaand huishouden. Verder bestaat een vijfde uit paren zonder kinderen en een vijfde uit paren met kinderen. Een tiende van de minimahuishoudens vormt een eenoudergezin.

S.1.2 Bereik regelingen

Om ervoor te zorgen dat inwoners met een laag inkomen kunnen participeren in de samenleving bieden de gemeenten een aantal minimaregelingen aan. Het aanbod aan regelingen is deels geharmoniseerd, maar er bestaan ook kleine verschillen (zie bijlage 1). Onderstaand wordt het bereik van de gemeentelijke regelingen weergegeven.

Voor de woonkostentoeslag en de studietoeslag kan niet de volledige doelgroep worden geschat omdat de regelingen specifieke voorwaarden hanteren6 .

Op basis van de door de Kempengemeenten aangeleverde gebruikscijfers over 2023, is het (geschatte) bereik per regeling berekend. Het volgende valt daarbij op:

  • Het bereik van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen ligt aanzienlijk lager dan in veel andere gemeenten.

  • Het bereik van de individuele inkomenstoeslag en individuele bijzondere bijstand ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten.

  • De participatieregeling 18+ wordt door een relatief klein deel van de doelgroep gebruikt; minder dan 10 procent van de doelgroep maakt hier gebruik van. In veel gemeenten ligt dit aandeel hoger7.

  • Het bereik van de collectieve zorgverzekering ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten of er net onder, afhankelijk van de gemeente.

  • De Kempengemeenten hebben in 2023 de energietoeslag uitgekeerd aan huishoudens met een inkomen van maximaal 120 procent Wsm. Er werd geen vermogenstoets toegepast. In het aantal gebruikers zijn ook de nabetalingen van 2023 (gedaan in 2024) meegerekend. De gemeenten hebben ruim 80 procent van de doelgroep met een inkomen tot 120 procent Wsm (en mogelijk een vermogen boven de grenzen van de Participatiewet) bereikt. Het bereik ligt in lijn met vergelijkbare gemeenten.

  • Voor de kinderen is ondersteuning vanuit Stichting Leergeld beschikbaar voor binnen- en buitenschoolse activiteiten. Het bereik van Stichting Leergeld ligt in de Kempengemeenten hoog ten opzichte van vergelijkbare gemeenten.

Tabel S1.2.1. Bereik inkomensondersteunende regelingen

Categorie

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel – De

Mierden

Landelijk

Regelingen voor volwassenen

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

33%

40%

44%

22%

34%

70 – 75%

Individuele

bijzondere bijstand

24%

21%

22%

28%

20%

20 – 25%

Individuele inkomenstoeslag

43%

48%

54%

48%

37%

40 – 45%

Collectieve zorgverzekering

30%

34%

37%

21%

39%

35 – 40%

Participatieregeling 18+

4%

8%

6%

5%

8%

35 - 40%

Energietoeslag

81%

81%

83%

89%

89%

80 -90%

Regelingen voor kinderen

Stichting Leergeld8

65%

55%

77%

56%

90%

35 - 40%

S.2 Inkomenseffecten

S.2.1 Effect van (maximaal) gebruik gemeentelijke regelingen

Huishoudens die van alle gemeentelijke regelingen9 gebruikmaken waar zij recht op hebben, hebben daardoor logischerwijs (meer) budget over aan het einde van de maand dan huishoudens die van geen enkele regeling gebruikmaken. Dit effect is het grootst voor gezinnen; door de samenstelling van hun huishouden kunnen zij immers de meeste vergoedingen vanuit de regelingen ontvangen. Voor een aantal voorbeeldhuishoudens is de (maximale) bijdrage van de gemeente noodzakelijk om rond te komen. Dit geldt voor:

  • Paren zonder kinderen

  • Paren met kinderen (8 en 13 jaar)

Zonder de maximale gemeentelijke bijdrage komen deze huishoudens maandelijks geld tekort bij een inkomen op bijstandsniveau.

Overigens is het zo dat het maximale bedrag dat minima vanuit de toeslagen van het Rijk kunnen ontvangen (onder andere huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget) een stuk hoger is dan het maximale bedrag van de gemeentelijke regelingen. Dit is ook in andere gemeenten het geval.

Conclusie

De gemeentelijke regelingen bieden (extra) financiële bestedingsruimte. Voor sommige huishoudens is dat noodzakelijk om maandelijks rond te kunnen komen. Daarnaast is het belangrijk dat minima van de landelijke toeslagen gebruikmaken waar zij recht op hebben.

S.2.2Financiële verschillen tussen inkomen op bijstandsniveau of een hoger inkomen tot 130% Wsm

In hoeverre loont het financieel gezien om (meer) te gaan werken? Dit hangt van een aantal factoren af: huishoudsamenstelling, de nieuwe inkomenshoogte en daarmee het (verliezen van het) recht op gemeentelijke regelingen en de eventuele afname van landelijke toeslagen. In de volgende punten worden deze effecten verduidelijkt:

  • Voor de gemeentelijke regelingen geldt dat bij een inkomen boven 100 procent Wsm, het recht op kwijtschelding vervalt. Bij een inkomen hoger dan 120 procent Wsm vervallen de meeste gemeentelijke regelingen in de Kempengemeenten, met uitzondering van Stichting Leergeld (130 procent Wsm10 ). Van hoe meer regelingen een huishouden gebruik kan maken, hoe groter het bedrag is dat het huishouden kan ‘verliezen’ indien het inkomen stijgt.

  • Voor de landelijke toeslagen en regelingen geldt dat deze afnemen bij een hoger inkomen, behalve bij alleenstaande ouders. De toeslagen dalen bij paren (met en zonder kinderen) eerder én sneller in vergelijking met alleenstaanden. Bij alleenstaande ouders zien we dat het bedrag aan landelijke toeslagen toeneemt door belastingvoordeel.

  • Tenslotte krijgen huishoudens die vanuit de bijstand aan het werk gaan, te maken met werkgerelateerde kosten, waardoor hun uitgaven iets stijgen. Voor alleenstaande ouders komen hier de kosten voor kinderopvang bij (al krijgen ze daar via de kinderopvangtoeslag weer een (groot) deel van terug).

In combinatie met elkaar zorgen bovenstaande ontwikkelingen ervoordat:

  • Bij het niet gebruiken van de gemeentelijke regelingen: alle huishoudens een hoger maandelijks budget overhouden, bij elke inkomensstijging (van 110 tot 130 procent Wsm). In dit geval zorgt een hoger inkomen altijd voor een hoger maandbudget.

  • Huishoudens die wel gebruikmaken van de gemeentelijke regelingen houden bij een inkomen tussen 110 en 130 procent Wsm bijna altijd een hoger budget over dan in de bijstand; werken vanuit de bijstand loont dus. Uitzondering is de alleenstaande ouder; dit huishoudtype houdt bij een inkomen van 100 procent Wsm meer budget aan het einde van de maand over dan bij een inkomen van 110 procent Wsm. Het hogere loon kan het wegvallen van de kwijtschelding en de (werk- en opvang gerelateerde) kosten die deze alleenstaande ouder nu moet maken, niet compenseren.

  • De combinatie van het wegvallen van het recht op de meeste gemeentelijke regelingen (boven een inkomen van 120 procent Wsm) en de afname van landelijke toeslagen leidt er echter soms toe dat tussen deze inkomenscategorieën wel enig verschil ontstaat. Dit is het geval bij paren met de AOW-leeftijd; zij hebben bij een inkomen van 120 procent Wsm een hoger budget dan bij een inkomen van 130 procent Wsm (mits zij gebruikmaakten van alle gemeentelijke regelingen). Het is echter niet reëel dat het inkomen van paren met de AOW-leeftijd stijgt.

Conclusie

Wanneer huishoudens die in één van de zes onderzochte huishoudtypes alle gemeentelijke regelingen ontvangen, loont werken tegen een hoger inkomen bijna altijd. De uitzondering hierop vormen alleenstaande ouders; zij hebben op een inkomensniveau van 110 procent Wsm minder budget dan in de bijstand.

Tot slot is het zo dat alle huishoudens die vanuit de bijstand gaan werken tegen een loon van 110, 120 en 130 procent Wsm maandelijks voldoende budget hebben om zowel de basisuitgaven als de uitgaven voor sociale participatie te bekostigen, met én zonder de gemeentelijke regelingen 11 .

S.3 Scenarioanalyse

Naar aanleiding van bovenstaande resultaten is een beleidsscenario verkend waarbij de inkomensgrens van een aantal regelingen wordt verruimd van 120 naar 130 procent Wsm. Het gaat om de volgende regelingen: Collectieve zorgverzekering, Participatieregeling 18+ en Stichting Leergeld (alleen Oirschot). De gedane aannames staan beschreven in hoofdstuk 4.

S.3.1 Effect op de bestedingsruimte van minima

De verruiming van de inkomensgrenzen heeft een positief effect op de bestedingsruimte van huishoudens. Voor alle huishoudens stijgt het maandelijks budget met € 64 tot € 129, afhankelijk van het huishoudtype. Daarnaast zijn enkele ontwikkelingen zichtbaar:

  • De stijging van het bedrag aan gemeentelijke regelingen heeft relatief gezien meer impact voor paren dan voor alleenstaanden (omdat paren in de huidige situatie – dus voor het scenario – minder budget te besteden hadden dan alleenstaanden);

  • Paren met en zonder kinderen hadden op de inkomensniveaus 120 en 130 procent Wsm vrijwel evenveel budget; zij gingen er nauwelijks op vooruit als zij meer gingen werken. Als de inkomensgrenzen worden verruimd naar 130 procent Wsm, wordt het verschil in budget tussen beide inkomensniveaus groter.

  • AOW-gerechtigde paren ervoeren een terugval in budget tussen 120 en 130 procent Wsm. Wanneer de inkomensgrenzen verruimd worden, gaan zij er ook tussen 120 en 130 procent Wsm op vooruit in budget.

S.3.2 Programmakosten

De programmakosten nemen voor alle Kempengemeenten toe wanneer de inkomensgrenzen van de betreffende regelingen worden verruimd. Verhoudingsgewijs is de toename in programmakosten voor de collectieve zorgverzekering groter dan voor de participatieregeling omdat de collectieve zorgverzekering een hoger bereik (dus meer gebruikers) heeft. Op basis van de gedane aannames zijn de meerkosten voor de verruiming van de inkomensgrenzen als volgt:

Tabel S.3.2. Meerkosten bij verruiming inkomensgrenzen Kempengemeenten

Scenario

Collectieve zorgverzekering

Participatieregeling 18+

Stichting Leergeld

Bergeijk

€ 24.731

€ 1.440

-

Bladel

€ 39.642

€ 900

-

Eersel

€ 40.423

€ 1.620

-

Oirschot

€ 17.304

€ 1.440

€ 8.14012

Reusel-De Mierden

€ 22.363

€ 540

-

S.4 Aanbevelingen

Voor verschillende kostensoorten bieden de Kempengemeenten ondersteuning aan: zorgkosten, participatie voor volwassenen en binnen- en buitenschoolse activiteiten voor kinderen. Daarbij wordt de langdurige minimadoelgroep ondersteund met de individuele inkomenstoeslag. Er zitten geen dubbelingen in het aanbod: voor de verschillende kostensoorten wordt via één regeling of organisatie ondersteuning aangeboden. Vanuit voorliggend onderzoek geven de bevindingen echter ook aanleiding tot het geven van aanbevelingen voor het aanbod aan minimaregelingen. Hieronder worden deze uiteengezet.

Kwetsbare doelgroepen

Het bereik van de regelingen laat zien dat de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen door ongeveer 20 tot 40 procent van de doelgroep wordt gebruikt. Aangezien de kwijtschelding beschikbaar is voor de huishoudens met een inkomen op bijstandsniveau, wordt een relatief kwetsbare doelgroep (in termen van financiële ruimte) met deze ondersteuning niet bereikt. Uit de inkomenseffecten blijken juist huishoudens die moeten rondkomen op bijstandsniveau weinig bestedingsruimte te hebben als zij niet van gemeentelijke regelingen – zoals de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen – gebruikmaken13 . Bovendien is de groep huishoudens op bijstandsniveau relatief gezien vaker langdurig minima dan huishoudens met een hoger inkomen.

We adviseren de gemeente om in te zetten op een hoger bereik van de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Een aantal van de gedane aanbevelingen kan ook toegepast worden bij andere gemeentelijke regelingen. Het gaat om de volgende aanbevelingen:

  • Automatisch/ambtshalve toekennen: In de Kempengemeenten is het al mogelijk om de kwijtschelding ambtshalve toe te kennen waardoor meerdere jaren achtereen aanvragen niet nodig is. Hier wordt dus reeds op ingezet.

  • Onderzoek of het aanvraagformulier vereenvoudigd kan worden. Evalueer, samen met de afdeling communicatie en indien mogelijk ook ervaringsdeskundigen/minima zelf, hoe het invullen zo gemakkelijk mogelijk kan worden gemaakt. Natuurlijk dient er wel aan de wettelijke eisen voor het aanvragen van deze regelingen te worden voldaan.

  • Zorg voor een overzichtelijke weergave van het minimabeleid op B1-niveau.

  • Communiceer over de mogelijkheden en vereenvoudig het aanvragen van meerdere regelingen: als inwoners met een hulpvraag binnenkomen en één regeling aanvragen, wijs ze dan ook op de andere regelingen waarvoor zij in aanmerking komen. Bij voorkeur met één aanvraagformulier.

    Aanbeveling 1

    Ondersteun de huishoudens op bijstandsniveau door in te zetten op het bereik van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Bijvoorbeeld door de aanvraagformulieren te vereenvoudigen, het volledige regelingenaanbod onder de aandacht te brengen en communicatie op B1-niveau aan te bieden.

Participatieregelingen

Volwassenen

De Participatieregeling 18+ heeft een relatief laag bereik in vergelijking tot andere gemeenten. Hoewel per volwassene € 150 op jaarbasis (in 2023) beschikbaar is om in te zetten voor sportieve, culturele en recreatieve doeleinden, maken huishoudens hier weinig gebruik van. Dit kan verschillende oorzaken hebben. De Kempengemeenten hebben al acties ondernomen om het gebruik te laten toenemen: per 1 januari 2024 is het beschikbare bedrag verhoogd naar € 180. Tevens geldt sinds deze datum dat de bestedingsdoelen zijn uitgebreid. Het komende jaar zal moeten uitwijzen of deze aanpassingen inderdaad leiden tot een hoger gebruik en bereik.

De mogelijkheid bestaat echter ook dat een verklaring voor het lage bereik zit in de manier waarop de regeling wordt aangeboden. De wijze van aanvragen is op dit moment in de Kempengemeenten als volgt. Inwoners dienen eerst zelf de kosten voor te schieten, waarna een declaratie ingediend kan worden. Daarna wordt het volledige bedrag uitgekeerd. In andere gemeenten hebben we gezien dat deze wijze van verstrekking voor een hoge drempel zorgt. Mogelijke opties zijn om het volledige bedrag te verstrekken op het moment van aanvragen of een participatiepas of participatiewebshop aan te bieden waarmee betaald kan worden bij aanbieders. De drempel om gebruik te maken van de participatieregeling is in dat geval een stuk lager.

Ons advies is daarom om de ontwikkeling in gebruikscijfers goed in beeld te houden. Breng ook in kaart welke oorzaken ervoor zorgen dat volwassenen weinig gebruikmaken van de beschikbare ondersteuning (bijvoorbeeld middels een kwantitatief of kwalitatief behoeftenonderzoek), zodat beter ingespeeld kan worden op de behoeften van inwoners. Kunnen meedoen aan de samenleving is immers een belangrijke voorwaarde, ook voor het behouden van verbinding met de sociale omgeving en voor het zetten van stappen op de participatieladder (eventueel ook richting vrijwilligerswerk of betaald werk).

Kinderen

Voor kinderen is binnen de Kempengemeenten ondersteuning beschikbaar vanuit Stichting Leergeld om binnen- en buitenschoolse activiteiten te ondernemen. Het bereik van Stichting Leergeld is hoog; veel kinderen uit de doelgroep maken gebruik van deze ondersteuning. Voor deze regeling wordt een hogere inkomensgrens (130 procent Wsm) gehanteerd dan voor de overige minimaregelingen (100 of 120 procent Wsm). Gezien het grote bereik van de doelgroep is het advies om deze (hogere) inkomensgrens te handhaven.

Het hoge bereik en het gemiddelde verstrekkingsbedrag per kind (€ 350) van Stichting Leergeld laten ook zien dat er behoefte is aan ondersteuning voor kinderen. In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten wordt in de Kempengemeenten echter niet (ook) een gemeentelijke regeling aangeboden die de participatie van kinderen ondersteunt. Enerzijds zorgt dit voor een duidelijk aanbod; ondersteuning voor kinderen is via één organisatie beschikbaar en laagdrempelig. Anderzijds is de ondersteuning voor kinderen volledig extern belegd; Stichting Leergeld draagt hierdoor mede namens de gemeente de volledige zorg voor de financiële ondersteuning van gezinnen met kinderen. Dat vraagt om een goede samenwerkingsrelatie met Stichting Leergeld. Op dit moment is daar zeker sprake van: de onderlinge samenwerking is goed. . Dit is en blijft van groot belang; blijf hierin investeren.

Aanbeveling 2

Monitor of de verhoging van het verstrekkingsbedrag en verruiming van bestedingsdoeleinden zorgt voor een toename in het aantal gebruikers. Onderzoek daarnaast andere mogelijke oorzaken voor het lage bereik van de participatieregeling voor volwassenen. Probeer op basis van deze inzichten nog beter aan te sluiten bij de behoeften van inwoners, juist omdat participatie van belang is voor het brede welzijn van mensen (bij een (langdurig) laag inkomen). Bijvoorbeeld de wijze van verstrekking (nu vooraf kosten maken).

Aanbeveling 3

Blijf voor Stichting Leergeld de grens van 130 procent Wsm handhaven voor een hoog bereik. Blijf zorg dragen voor een goede samenwerkingsrelatie met Stichting Leergeld, aangezien de ondersteuning voor kinderen volledig extern belegd is.

Zorgkosten

Ondersteuning voor zorgkosten wordt in de Kempengemeenten aangeboden via een collectieve zorgverzekering. Zowel via CZ als via VGZ zijn drie pakketkeuzes mogelijk waarbij ook de optie wordt aangeboden om het wettelijke eigen risico volledig mee te verzekeren. Het bereik van de collectieve zorgverzekering (21 tot 34 procent) ligt iets onder het gemiddelde bereik in andere gemeenten (35 tot 45 procent), maar ligt in werkelijkheid hoger (in de bereikscijfers zijn de gebruikers van VGZ niet meegenomen). Het aanbod aan pakketkeuzes lijkt dus te passen bij de behoefte van de doelgroep; de pakketkeuzes geven de mogelijkheid om aan te sluiten bij de individuele zorgvraag.

In de inkomenseffecten is geen voorbeeldhuishoudtype doorgerekend met een zorgvraag. In andere gemeenten blijkt regelmatig dat zorgkosten de bestedingsruimte versmallen. Het is daarom van belang om de behoeften van de minimadoelgroep met een zorgvraag goed in beeld te houden: is en blijft het ondersteuningsaanbod via de collectieve zorgverzekering toereikend? En sluiten minima een collectief zorgverzekeringspakket af dat passend is bij hun zorgbehoefte (zo weinig mogelijk over- of onderverzekering)?

Aanbeveling 4

Het huidige aanbod aan zorgkosten via de collectieve ondersteuning lijkt aan te sluiten bij de behoefte van de doelgroep. Blijf monitoren of de ondersteuning toereikend is en blijft voor minima met een zorgvraag.

1. Minimahuishoudens in de Kempengemeenten

In dit hoofdstuk beschrijven we de omvang en samenstelling van de groepen huishoudens met inkomens tot 130 procent van het Wettelijke sociale minimum (Wsm) in de vijf afzonderlijke Kempengemeenten. Dit is de primaire doelgroep van het minimabeleid die centraal staat in dit onderzoek. Het aantal minimahuishoudens schatten we aan de hand van de Armoede Index 14 . De Armoede Index wordt samengesteld op basis van een combinatie van gemeentelijke gebruiksgegevens, geëxtrapoleerde CBS-gegevens en kengetallen op basis van ervaringscijfers bij andere gemeenten. Met als resultaat een schatting van het aantal minimahuishoudens dat tot de doelgroep van het minimabeleid hoort.

1.1 Alle huishoudens

Van de vijf gemeenten in de Kempengemeenten is Bladel het grootst met bijna 21.000 inwoners en is Reusel-De Mierden het kleinst met 13.577 inwoners. De gemeenten Eersel en Oirschot hebben de hoogste gemiddelde huishoudgroottes met respectievelijk 2,39 en 2,38. In alle vijf Kempengemeenten ligt de gemiddelde huishoudgrootte hoger dan het landelijk gemiddelde van 2,18 personen per huishouden.

De huishoudsamenstelling in de Kempengemeenten wijkt deels af van het landelijke beeld. Het aandeel huishoudens met alleenstaanden ligt in de Kempengemeenten over het algemeen lager dan het landelijk gemiddelde. Verder is het aandeel paren met en zonder kinderen in de Kempengemeenten in de gemeenten hoger dan het landelijke aandeel.

Onderstaand geven we de belangrijkste kenmerken van de bevolkingspopulatie in 2024 in de Kempengemeenten weer.

Tabel 1.1.1 Aantal huishoudens en inwonersKempengemeenten

Categorie

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel- De Mierden

Aantalhuishoudens

8.196

9.046

8.436

8.081

5.743

Aantal personen

19.193

20.980

20.188

19.267

13.577

Gemiddelde huishoudgrootte

2,34

2,32

2,39

2,38

2,36

Tabel 1.1.2 Huishoudens naar type per Kempengemeente

Gemeente

Huishoudtype

Aantal

Aandeel

Aandeel landelijk

Bergeijk

Alleenstaand

2.386

29%

39%

Alleenstaande ouder

463

6%

7%

Paren zonder kinderen

2.931

36%

29%

Paren met kinderen

2.416

29%

25%

Totaal

8.196

100%

100%

 
 
 

Bladel

Alleenstaand

2.771

30%

39%

Alleenstaande ouder

503

6%

7%

Paren zonder kinderen

3.181

35%

29%

Paren met kinderen

2.591

29%

25%

Totaal

9.046

100%

100%

 
 
 

Eersel

Alleenstaand

2.536

30%

39%

Alleenstaande ouder

425

5%

7%

Paren zonder kinderen

2.951

35%

29%

Paren met kinderen

2.524

30%

25%

Totaal

8.436

100%

100%

 
 
 
 
 

Oirschot

Alleenstaand

2.345

29%

39%

Allenstaande ouder

451

6%

7%

Paren zonder kinderen

2.813

34%

29%

Paren met kinderen

2.472

31%

25%

Totaal

8.081

100%

100%

 
 
 

Reusel-De Mierden

Alleenstaand

1.699

30%

39%

Alleenstaande ouder

294

5%

7%

Paren zonder kinderen

2.021

35%

29%

Paren met kinderen

1.729

30%

25%

Totaal

5.743

100%

100%

1.1.2. Eigen woning bezit

Het eigen woningbezig ligt in de Kempengemeenten hoger dan in andere gemeenten in Nederland15 . In Nederland is gemiddeld 57,1 procent van de woningen een koopwoning. Voor Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel – De Mierden is dit respectievelijk 77,6, 74,3, 73,9, 75,2 en 77,4 procent. Voor alle gemeentes ligt dit ruim boven het gemiddelde van Nederland.

We kunnen niet met zekerheid stellen dat ditzelfde beeld ook is te zien onder de minimapopulatie. Wel is het waarschijnlijk dat ook onder de minimapopulatie het aandeel eigen woning bezitters hoger ligt dan gemiddeld in Nederland. Dit kan van invloed zijn op het gebruik van de gemeentelijke minimaregelingen. Hiervoor geldt bij de meeste regelingen dat het eigen vermogen binnen de grenzen van de participatiewet16 moet vallen om gebruik te mogen maken van de regelingen. Voor het vermogen in de eigen woning geldt dat de waarde van de woning minus de hypotheekschuld niet hoger mag zijn dan € 63.900. Dat betekent in de meeste gevallen voor huishoudens die hun eigen woning (grotendeels) afgelost hebben dat zij geen gebruik mogen maken van de gemeentelijke regelingen wegens het grote eigen vermogen. Dit zou kunnen doorwerken in een relatief kleinere doelgroep voor het minimabeleid; in de Kempengemeenten ligt het aandeel minimahuishoudens lager dan in vergelijkbare gemeenten in Nederland.

1.2 Minimahuishoudens

In de volgende tabel staan de geschatte aantallen minimahuishoudens op 1 januari 2024 in de Kempengemeenten. Het betreft huishoudens met een inkomen tot maximaal 130 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm17 zonder vermogen of met een laag vermogen binnen de grenzen van de participatiewet18 .

Van alle huishoudens in de Kempengemeenten moeten (naar schatting) variërend per gemeente tussen de 3,1 en 3,6 procent rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau (100 procent Wsm). Het gemiddelde percentage huishoudens met een dergelijk inkomen ligt landelijk tussen de 5 en 6 procent.

Het merendeel van de minimaregelingen wordt verstrekt tegen een inkomensgrens van 120 procent Wsm. Naar schatting heeft 4,7 tot 5,5 procent van de huishoudens een inkomen tot 120 procent Wsm in de Kempengemeenten. Het gemiddelde aandeel minimahuishoudens in andere (vergelijkbare) gemeenten is 7 à 8 procent; dit aandeel ligt in de Kempengemeenten dus iets lager. De maximale inkomensgrens voor regelingen bedraagt 130 procent Wsm (Stichting Leergeld). Naar schatting heeft 5,8 tot 6,8 procent van alle huishoudens een inkomen tot 130 procent Wsm

De volgende tabel bevat een overzicht van de actuele aantallen en aandelen minimahuishoudens per gemeente dat een inkomen heeft tot maximaal 130 procent van het Wettelijk sociale minimum voor het betreffende huishoudtype.

Tabel 1.2.1 Huishoudens naar inkomen per Kempengemeente

Gemeente

Inkomen

Aantal

Aandeel

Bergeijk

Tot 100% Wsm

265

3,2%

Tot 110%Wsm

350

4,3%

Tot 120% Wsm

430

5,2%

Tot 130%Wsm

520

6,3%

 
 

Overig

7.676

93,7%

Totaal

8.196

100%

 
 
 

Bladel

Tot 100% Wsm

330

3,6%

Tot 110%Wsm

390

4,3%

Tot 120% Wsm

490

5,4%

Tot 130%Wsm

614

6,8%

 
 

Overig

8.432

93,2%

Totaal

9.046

100%

 
 
 

Eersel

Tot 100% Wsm

260

3,1%

Tot 110%Wsm

355

4,2%

Tot 120% Wsm

450

5,3%

Tot 130%Wsm

560

6,6%

 
 

Overig

7.876

93,4%

Totaal

8.436

100%

 
 
 

Oirschot

Tot 100% Wsm

255

3,2%

Tot 110%Wsm

340

4,2%

Tot 120% Wsm

420

5,2%

Tot 130%Wsm

500

6,2%

 
 

Overig

7.581

93,8%

Totaal

8.081

100%

 
 
 

Reusel-De Mierden

Tot 100% Wsm

180

3,1%

Tot 110%Wsm

219

3,8%

Tot 120% Wsm

270

4,7%

Tot 130%Wsm

330

5,8%

 
 

Overig

5.413

94,2%

Totaal

5.743

100%

Verdeling naar kenmerken

Om de cijfers van de Kempengemeenten in context te plaatsen, worden eerst een aantal landelijk gemiddelde cijfers geschetst. De cijfers van de afzonderlijke Kempengemeenten zijn vergeleken met de gemiddelde cijfers die we terugzien in andere vergelijkbare gemeenten. Er is gekeken naar gemeenten met een inwonerstal tot 50.000: de afzonderlijke Kempengemeenten passen allemaal in deze categorie.

Ter illustratie: Hoewel de gemiddelde verdeling naar inkomensbron ook afhangt van de typering van de gemeente en inwoners, is het meestal zo dat bijstandsgerechtigden zo’n 45 – 50 procent van deze doelgroep uitmaken, AOW’ers circa 30 procent en de groep overige minima varieert van 25 tot 30 procent (overig inkomen bestaat bijvoorbeeld uit inkomen uit werk of een andersoortige uitkering zoals WW).

Verder zien we in andere vergelijkbare gemeenten dat het gemiddeld aantal alleenstaanden tussen de 50 en 55 procent ligt bij minimahuishoudens. Het aandeel minimahuishoudens met thuiswonende kinderen is bij andere gemeenten 25 à 35 procent. Het aandeel paren zonder kinderen komt op ongeveer 20 procent.

Bergeijk

De doelgroep voor de regelingen met een inkomensgrens van 120 procent Wsm bestaat voor 26 procent uit huishoudens die een uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet en voor 43 procent uit huishoudens met een AOW-uitkering. Ongeveer een derde heeft een overig inkomen. De gemeente Bergeijk heeft relatief minder huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet en meer huishoudens met een AOW-uitkering in vergelijking met andere gemeenten met een inwonersaantal tot 50.000. Dit sluit ook aan bij de bevolkingssamenstelling van de gemeente: Bergeijk heeft relatief gezien meer AOW-gerechtigden dan landelijk gemiddeld.

Van alle minimahuishoudens tot 120 procent Wsm is het grootste deel (52 procent) alleenstaand. In totaal heeft 29 procent van de minimahuishoudens thuiswonende kinderen. Dit komt overeen met het aandeel wat we zien in vergelijkbare gemeenten.

Tabel 1.2.2 Inkomensbron en huishoudtype minima, inkomen tussen 100% en 130% Wsm

Categorie

100% Wsm

110% Wsm

120% Wsm

130% Wsm

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Inkomensbron

 

Participatiewet

110

41%

110

31%

110

26%

110

21%

AOW inkomen

74

28%

135

39%

186

43%

243

47%

Ander inkomen

81

31%

105

30%

134

31%

167

32%

  • 1.

    WW/ WAO/ WAJONG

21

8%

29

8%

39

9%

47

9%

  • 1.

    ZZP

35

13%

40

12%

45

10%

50

10%

  • 1.

    Werk uit arbeid

25

9%

36

10%

50

12%

70

13%

Totaal

265

100%

350

100%

430

100%

520

100%

 
 

Huishoudtype

 

Alleenstaand

132

50%

178

51%

224

52%

277

53%

Eenoudergezin

34

13%

42

12%

48

11%

55

11%

Paren zonder kinderen

49

18%

67

19%

81

19%

98

19%

Paren met kinderen

50

19%

63

18%

77

18%

90

17%

Totaal

265

100%

350

100%

430

100%

520

100%

Bladel

De doelgroep voor de regelingen met een inkomensgrens van 120 procent Wsm bestaat voor een kwart uit huishoudens die een uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet en voor 42 procent uit huishoudens met een AOW-uitkering. Ruim een derde van de minimapopulatie heeft een overig inkomen. De gemeente Bladel heeft relatief minder huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet en meer huishoudens met een AOW-uitkering in vergelijking met andere gemeenten. Dit sluit ook aan bij de bevolkingssamenstelling van de gemeente: Bladel heeft relatief gezien meer AOW-gerechtigden dan landelijk gemiddeld.

Van alle minimahuishoudens is het grootste deel (52 procent) alleenstaand. In totaal heeft ruim een kwart (28 procent) van de minimahuishoudens thuiswonende kinderen. Dit komt overeen met het aandeel wat we zien in vergelijkbare gemeenten.

Tabel 1.2.3 Inkomensbron en huishoudtype minima, inkomen tussen 100% en 130% Wsm

Categorie

100% Wsm

110% Wsm

120% Wsm

130% Wsm

 

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Inkomensbron

 

Participatiewet

120

36%

120

31%

120

24%

120

20%

AOW inkomen

136

41%

165

42%

205

42%

270

44%

Ander inkomen

74

23%

105

27%

165

34%

224

36%

  • 1.

    WW/ WAO/ WAJONG

19

6%

30

8%

52

11%

78

13%

  • 1.

    ZZP

30

9%

40

10%

50

10%

55

9%

  • 1.

    Werk uit arbeid

25

8%

35

9%

63

13%

91

14%

Totaal

330

100%

390

100%

490

100%

614

100%

 
 

Huishoudtype

 

Alleenstaand

168

51%

199

51%

255

52%

326

53%

Eenoudergezin

38

12%

43

11%

54

11%

61

10%

Paren zonder kinderen

65

20%

78

20%

98

20%

129

21%

Paren met kinderen

59

18%

70

18%

83

17%

98

16%

Totaal

330

100%

390

100%

490

100%

614

100%

Eersel

De doelgroep voor de regelingen met een inkomensgrens van 120 procent Wsm bestaat voor een vijfde uit huishoudens die een uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet en voor 44 procent uit huishoudens met een AOW-uitkering. Ruim een derde (34 procent) heeft een overig inkomen. De gemeente Eersel heeft relatief aanzienlijk minder huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet, ten opzichte van vergelijkbare gemeenten. Het aandeel huishoudens met een inkomen uit een AOW-uitkering is relatief groter in vergelijking met andere gemeenten. Dit sluit ook aan bij de bevolkingssamenstelling van de gemeente: Eersel heeft relatief gezien meer AOW-gerechtigden dan landelijk gemiddeld.

Van alle minimahuishoudens is het grootste deel (53 procent) alleenstaand. In totaal heeft 27 procent van de minimahuishoudens thuiswonende kinderen. Dit komt overeen met het aandeel wat we zien in vergelijkbare gemeenten.

Tabel 1.2.4 Inkomensbron en huishoudtype minima, inkomen tussen 100% en 130% Wsm

Categorie

100% Wsm

110% Wsm

120% Wsm

130% Wsm

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Inkomensbron

 

Participatiewet

100

38%

100

28%

100

22%

100

18%

AOW inkomen

77

30%

145

41%

197

44%

260

46%

Ander inkomen

83

32%

110

31%

152

34%

200

36%

  • 1.

    WW/ WAO/ WAJONG

22

8%

34

10%

53

12%

74

13%

  • 1.

    ZZP

36

14%

41

11%

48

11%

56

10%

  • 1.

    Werk uit arbeid

25

10%

35

10%

51

11%

70

13%

Totaal

260

100%

355

100%

450

100%

560

100%

 
 

Huishoudtype

 

Alleenstaand

133

51%

187

52%

239

53%

298

53%

Eenoudergezin

32

12%

41

12%

50

11%

60

11%

Paren zonder kinderen

49

19%

67

19%

90

20%

112

20%

Paren met kinderen

46

18%

60

17%

72

16%

90

16%

Totaal

260

100%

355

100%

450

100%

560

100%

Oirschot

De doelgroep voor de regelingen met een inkomensgrens van 120 procent Wsm bestaat voor 29 procent uit huishoudens die een uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet en voor 42 procent uit huishoudens met een AOW-uitkering. De rest heeft een overig inkomen. De gemeente Oirschot heeft aanzienlijk minder huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet en meer huishoudens met een AOW-uitkering en huishoudens met andere inkomens in vergelijking met andere gemeenten. Dit sluit ook aan bij de bevolkingssamenstelling van de gemeente: Oirschot heeft relatief gezien meer AOW-gerechtigden dan landelijk gemiddeld.

Van alle minimahuishoudens is het grootste deel (51 procent) alleenstaand. In totaal heeft 30 procent van de minimahuishoudens thuiswonende kinderen. Dit komt overeen met het aandeel wat we zien in vergelijkbare gemeenten.

Tabel 1.2.5 Inkomensbron en huishoudtype minima, inkomen tussen 100% en 130% Wsm

Categorie

100% Wsm

110% Wsm

120% Wsm

130% Wsm

 

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Inkomensbron

 

Participatiewet

120

47%

120

35%

120

29%

120

24%

AOW inkomen

75

30%

128

38%

174

42%

215

43%

Ander inkomen

60

23%

92

27%

125

30%

165

33%

  • 1.

    WW/ WAO/ WAJONG

15

6%

22

7%

30

7%

40

8%

  • 1.

    ZZP

20

8%

30

9%

40

10%

54

11%

  • 1.

    Werk uit arbeid

25

10%

40

12%

55

13%

70

14%

Totaal

255

100%

340

100%

420

100%

500

100%

 
 

Huishoudtype

 

Alleenstaand

127

50%

174

51%

215

51%

260

52%

Eenoudergezin

27

11%

37

11%

44

11%

50

10%

Paren zonder kinderen

49

19%

65

19%

80

19%

100

20%

Paren met kinderen

51

20%

65

19%

80

19%

90

18%

Totaal

255

100%

340

100%

420

100%

500

100%

Reusel-De Mierden

De doelgroep voor de regelingen met een inkomensgrens van 120 procent Wsm bestaat voor 26 procent uit huishoudens die een uitkering ontvangen vanuit de Participatiewet en voor 37 procent uit huishoudens met een AOW-uitkering. 37 procent heeft een overig inkomen. De gemeente Reusel-De Mierden heeft relatief minder huishoudens met een uitkering vanuit de Participatiewet en meer huishoudens met een AOW-uitkering en huishoudens met andere inkomens in vergelijking met andere gemeenten. Dit sluit ook aan bij de bevolkingssamenstelling van de gemeente: Reusel – De Mierden heeft relatief gezien meer AOW-gerechtigden dan landelijk gemiddeld.

Van alle minimahuishoudens is het grootste deel (53 procent) alleenstaand. In totaal heeft 27 procent van de minimahuishoudens thuiswonende kinderen. Dit komt overeen met het aandeel wat we zien in vergelijkbare gemeenten.

Tabel 1.2.6 Inkomensbron en huishoudtype minima, inkomen tussen 100% en 130% Wsm

Categorie

100% Wsm

110% Wsm

120% Wsm

130% Wsm

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Aantal

Aandeel

Inkomensbron

 

Participatiewet

70

39%

70

32%

70

26%

70

21%

AOW inkomen

60

33%

79

36%

100

37%

125

38%

Ander inkomen

50

28%

70

32%

100

37%

135

41%

  • 1.

    WW/ WAO/ WAJONG

15

9%

20

9%

25

9%

35

11%

  • 1.

    ZZP

15

8%

20

9%

25

9%

30

9%

  • 1.

    Werk uit arbeid

20

11%

30

14%

50

19%

70

21%

Totaal

180

100%

219

100%

270

100%

330

100%

 
 

Huishoudtype

 

Alleenstaand

93

51%

115

52%

144

53%

177

54%

Eenoudergezin

20

11%

23

11%

28

10%

33

10%

Paren zonder kinderen

35

20%

42

19%

52

20%

67

20%

Paren met kinderen

32

18%

39

18%

46

17%

53

16%

Totaal

180

100%

219

100%

270

100%

330

100%

1.3 Kinderen

Van kinderen tot 18 jaar in de Kempengemeenten groeien er naar schatting, afhankelijk van de gemeente, tussen de 6,3 en 8,7 procent op in een huishouden met een inkomen tot 130 procent van het voor dat huishouden geldende Wettelijk sociaal minimum 19 . Dit aandeel ligt, afhankelijk van de gemeente, iets onder of in lijn met het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten met maximaal 50.000 inwoners (gemiddeld ligt het aandeel kinderen op circa 8 à 9 procent).

Tabel 1.3.1 Aantal kinderen naar inkomen, cumulatief (schatting) per gemeente

Gemeente

Kinderen

Aantal

Aandeel

Bergeijk

Tot 100% Wsm

168

5,1%

Tot 110%Wsm

210

6,3%

Tot 120% Wsm

251

7,6%

Tot 130%Wsm

290

8,7%

 
 

Overige inkomens

3.030

91,3%

Alle kinderen

3.320

100%

 
 
 

Bladel

Tot 100% Wsm

185

4,8%

Tot 110%Wsm

215

5,6%

Tot 120% Wsm

261

6,8%

Tot 130%Wsm

303

7,9%

 
 

Overige inkomens

3.521

92,1%

Alle kinderen

3.824

100%

 
 
 

Eersel

Tot 100% Wsm

148

4,0%

Tot 110%Wsm

193

5,2%

Tot 120% Wsm

229

6,2%

Tot 130%Wsm

285

7,7%

 
 

Overige inkomens

3.414

92,3%

Alle kinderen

3.699

100%

 
 
 

Oirschot

Tot 100% Wsm

149

4,4%

Tot 110%Wsm

193

5,6%

Tot 120% Wsm

236

6,9%

Tot 130%Wsm

273

8,0%

 
 

Overige inkomens

3.145

92,0%

Alle kinderen

3.418

100%

 
 
 

Reusel-De Mierden

Tot 100% Wsm

104

3,8%

Tot 110%Wsm

125

4,6%

Tot 120% Wsm

148

5,4%

Tot 130%Wsm

173

6,3%

 
 

Overige inkomens

2.522

93,6%

Alle kinderen

2.695

100%

1.4 Minimahuishoudens, alle vermogens

In de volgende tabel staan de geschatte aantallen minimahuishoudens op 1 januari 2024 in de Kempengemeenten zonder dat er rekening is gehouden met de hoogte van het vermogen. Het betreft huishoudens met een inkomen tot maximaal 130 procent Wsm waarbij geen rekening is gehouden met de vermogensgrens vanuit de Participatiewet; een deel van de huishoudens uit onderstaande tabel heeft dus een hoger vermogen dan toegestaan is voor de meeste regelingen binnen het minimabeleid.

Tabel 1.4.1 Aantal en aandeel huishoudens, uitgesplitst naar gemeente

Gemeente

Kinderen

Aantal

Aandeel

Bergeijk

Tot 100% Wsm

377

4,6%

Tot 110%Wsm

471

5,7%

Tot 120% Wsm

593

7,2%

Tot 130%Wsm

692

8,4%

 
 

Overige inkomens

7.504

91,6%

Alle huishoudens

8.196

100%

 
 
 

Bladel

Tot 100% Wsm

431

4,8%

Tot 110%Wsm

528

5,8%

Tot 120% Wsm

678

7,5%

Tot 130%Wsm

833

9,2%

 
 

Overige inkomens

8.213

90,8%

Alle huishoudens

9.046

100%

 
 
 

Eersel

Tot 100% Wsm

370

4,4%

Tot 110%Wsm

483

5,7%

Tot 120% Wsm

599

7,1%

Tot 130%Wsm

759

9,0%

 
 

Overige inkomens

7.677

91,0%

Alle huishoudens

8.436

100%

 
 
 

Oirschot

Tot 100% Wsm

357

4,4%

Tot 110%Wsm

454

5,6%

Tot 120% Wsm

574

7,1%

Tot 130%Wsm

629

7,8%

 
 

Overige inkomens

7.452

92,2%

Alle huishoudens

8.081

100%

 
 
 

Reusel-De Mierden

Tot 100% Wsm

250

4,4%

Tot 110%Wsm

297

5,2%

Tot 120% Wsm

385

6,7%

Tot 130%Wsm

475

8,3%

 
 

Overige inkomens

5.268

91,7%

Alle huishoudens

5.743

100%

2. Gebruik inkomensondersteunende voorzieningen

In dit hoofdstuk gaan we nader in op het gebruik en bereik onder de doelgroep van de gemeentelijke regelingen. Het gaat daarbij om het totale gebruik in 2023. De aantallen over het gebruik zijn aangeleverd door de gemeenten. De doelgroep komt uit hoofdstuk 1.

2.1 Regelingen voor het minimabeleid

De volgende tabel geeft de inkomensgrens per regeling weer.

Tabel 2.1.1 Inkomensgrenzen regelingen

Categorie

Inkomensgrens

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

100% Wsm

Individuele bijzondere bijstand

120% Wsm20

Individuele inkomenstoeslag

105% Wsm, 3 jaar

Collectievezorgverzekering

120% Wsm

Participatieregeling volwassenen

120% Wsm

Stichting Leergeld

Oirschot: 120% Wsm Overige Kempengemeenten: 130% Wsm

Energietoeslag

120% Wsm21

(Inkomensgrens 2023)

Studietoeslag

Situatieafhankelijk

Woonkostentoeslag

N.v.t.

2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Huishoudens kunnen kwijtschelding aanvragen voor de afvalstoffenheffing, rioolheffing en waterschapsbelasting. De doelgroep bestaat uit huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm22 .

In 2023 kent de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen in de Kempengemeenten een bereik van 20 en 44 procent onder de primaire doelgroep. Daarbij heeft gemeente Eersel het hoogste bereik met 44 procent en de gemeente Oirschot heeft met 22 procent het laagste bereik. Een dergelijk gebruikersaandeel is vergeleken met andere gemeenten aan de lage kant. Gemiddeld gezien maakt tussen de 70 en 75 procent van de doelgroep gebruik van deze regeling.

Tabel 2.2.1 Bereik kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

265 huishoudens

88 huishoudens

33%

Bladel

330 huishoudens

133 huishoudens

40%

Eersel

260 huishoudens

115 huishoudens

44%

Oirschot

255 huishoudens

55 huishoudens

22%

Reusel-De Mierden

180 huishoudens

62 huishoudens

34%

2.3 Individuele bijzondere bijstand

Het bijzondere bijstandsbeleid van de Kempengemeenten is erop gericht om inwoners die bijzondere noodzakelijke kosten hebben en deze niet zelf kunnen betalen, te ondersteunen. De Kempengemeenten beoordelen bij iedere aanvraag of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

De doelgroep bestaat uit huishoudens met inkomens tot 120 procent van de bijstandsnorm, daarboven geldt een draagkrachtberekening. In onderstaande tabel wordt de doelgroep en het gebruik per gemeente weergegeven. We gaan uit van een doelgroep tot 120 procent Wsm, omdat dit de primaire doelgroep is23 .

Het bereik voor de individuele bijzondere bijstand ligt in de Kempengemeenten tussen 20 en 27 procent. Het bereik is het hoogste in de gemeente Oirschot met 28 procent. Een gemiddeld bereik van 20 tot 30 procent is gangbaar in de meeste andere gemeenten; de Kempengemeenten liggen hiermee in lijn.

Tabel 2.3.1 Bereik individuele bijzondere bijstand

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

430 huishoudens

102 huishoudens

24%

Bladel

490 huishoudens

104 huishoudens

21%

Eersel

450 huishoudens

99 huishoudens

22%

Oirschot

420 huishoudens

118 huishoudens

28%

Reusel-De Mierden

270 huishoudens

53 huishoudens

20%

2.4 Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag is bedoeld als inkomensondersteuning voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van een minimuminkomen. In de Kempengemeenten behoort iedereen tussen de 21 jaar en pensioengerechtigde leeftijd, die gedurende drie jaar een inkomen heeft tot 105 procent Wsm, tot de doelgroep (langdurige minima). Verder geldt als voorwaarde voor toekenning dat er in de afgelopen drie jaar geen mogelijkheden waren voor inkomensverbetering.

Het bereik van de individuele inkomenstoeslag loopt in de Kempengemeenten sterk uiteen per gemeente en ligt tussen 37 (Reusel-De Mierden) en 54 procent (Eersel). Het bereik van de individuele inkomenstoeslag ligt voor de Kempengemeenten over het algemeen in lijn met vergelijkbare gemeenten waar een bereik van 45 à 55 procent gangbaar is.

Tabel 2.4.1 Bereik individuele inkomenstoeslag

Categorie

Doelgroep langdurige minima

Gebruik

Bereik

Bergeijk

143 huishoudens

62 huishoudens

43%

Bladel

145 huishoudens

70 huishoudens

48%

Eersel

137 huishoudens

74 huishoudens

54%

Oirschot

135 huishoudens

65 huishoudens

48%

Reusel-De Mierden

90 huishoudens

33 huishoudens

37%

2.5 Collectieve zorgverzekering

De gemeente biedt minima de mogelijkheid om deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering van zorgverzekeraars CZ en VGZ. Ze krijgen korting op de premie en profiteren van extra vergoedingen voor zorgkosten. De pakketten die in samenwerking met CZ worden aangeboden zijn:

  • CZ Gemeenten Start;

  • CZ Gemeenten Extra;

  • CZ Gemeenten Extra Uitgebreid.

De pakketten die in samenwerking met zorgverzekeraar VGZ worden aangeboden zijn;

  • VGZ Gemeente PakketCompact;

  • VGZ Gemeente PakketCompleet;

  • VGZ Gemeente Pakket Compleet inclusief eigen risico.

Om deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering mag het huishoudinkomen niet hoger zijn dan 120 procent Wsm. Omdat een zorgverzekering per persoon wordt afgesloten, en niet per huishouden, geven we het gebruik en bereik weer naar het aantal volwassenen. Kinderen tot 18 jaar zijn gratis meeverzekerd.

De gebruikscijfers betreffen de meest recente informatie van aanbieder CZ en gaan over het jaar 2024. Er is geen informatie beschikbaar over 2023. In dit rapport is er daarom voor gekozen door de gemeenten om de cijfers van 2024 mee te nemen. Daarnaast ontbreekt informatie over de verstrekkingen door VGZ, uitgesplitst naar gemeente. De doelgroep en daarmee het bereik van de regelingen kan afwijken voor 2024.

Er heeft 21 tot 39 procent van de volwassenen gebruikgemaakt van een collectieve zorgverzekering via CZ. Het gemiddelde bereik voor de collectieve zorgverzekering ligt landelijk tussen de 35 en 40 procent. De Kempengemeenten liggen hiermee afhankelijk van de gemeente in lijn met het gemiddelde of hier net onder (op basis van de beschikbare cijfers, in werkelijkheid kan het aantal gebruikers iets hoger liggen omdat ook inwoners verzekerd zijn bij VGZ).

Tabel 2.5.1 Bereik collectieve zorgverzekering

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

588 volwassenen

176 volwassenen

30%

Bladel

672 volwassenen

227 volwassenen

34%

Eersel

611 volwassenen

227 volwassenen

37%

Oirschot

580 volwassenen

122 volwassenen

21%

Reusel-De Mierden

368 volwassenen

145 volwassenen

39%

2.6 Participatieregeling 18+

De Kempengemeenten willen ervoor zorgen dat iedereen mee kan blijven doen in de maatschappij. Daarom kunnen volwassen minima gebruikmaken van de Participatieregeling 18+. Daarmee kunnen volwassen inwoners sportieve, culturele en/of recreatieve activiteiten ondernemen. Per volwassene is een bedrag van € 150 per jaar beschikbaar in 2023 (dit is per januari 2024 verhoogd naar € 180 per jaar)24 . Het huishoudinkomen mag niet hoger zijn dan 120 procent van het wettelijk sociaal minimum.

Het bereik voor de Participatieregeling 18+ ligt in de Kempengemeenten tussen de 4 en 8 procent. Voor een dergelijke regeling is dat laag te noemen. Gemiddeld gezien ligt het bereik van een participatieregeling voor volwassenen vaak namelijk rond de 35 tot 40 procent.

Tabel 2.6.1 Bereik Participatieregeling volwassenen

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

588 volwassenen

23 volwassenen

4%

Bladel

672 volwassenen

56 volwassenen

8%

Eersel

611 volwassenen

36 volwassenen

6%

Oirschot

580 volwassenen

27 volwassenen

5%

Reusel-De Mierden

368 volwassenen

30 volwassenen

8%

2.7 Stichting Leergeld

Stichting Leergeld wil in de Kempengemeenten sociale uitsluiting van kinderen voorkomen. Daarom biedt Stichting Leergeld financiële ondersteuning voor kinderen van 0 tot 18 jaar die pgroeien in een huishouden met een inkomen tot 130 procent Wsm25 . Hierdoor krijgen deze kinderen de kans om mee te doen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten.

In de Kempengemeenten loopt het bereik van Stichting Leergeld sterk uiteen. In de gemeente Bladel is het bereik het laagst, met 55 procent. In de gemeente Reusel – De Mierden ligt het bereik met 90 procent veruit het hoogst. In alle gemeentes geldt dat het bereik van Stichting Leergeld hoger ligt dan het gemiddelde bereik in vergelijkbare gemeenten (35 à 40 procent). Het hoge bereik zou deels verklaard kunnen worden doordat Oekraïense kinderen ook gebruik konden maken Stichting Leergeld. Voor deze kinderen gold in eerste instantie dat er ruimhartiger met de inkomensgrenzen is omgegaan.

Tabel 2.7.1 Bereik Stichting Leergeld

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

290 kinderen

189 kinderen

65%

Bladel

303 kinderen

168 kinderen

55%

Eersel

285 kinderen

218 kinderen

77%

Oirschot

236 kinderen

133 kinderen

56%

Reusel-De Mierden

173 kinderen

156 kinderen

90%

2.8 Energietoeslag

Het Rijk heeft in 2022 en 2023 geld beschikbaar gesteld om inwoners met een laag inkomen tegemoet te komen in hun energiekosten. Gemeenten hebben deze regeling uitgevoerd. In de Kempengemeenten konden huishoudens met een inkomen van maximaal 120 procent Wsm (ongeacht de hoogte van hun vermogen) aanspraak maken op een energietoeslag. Omdat er geen vermogenstoets werd gedaan is de doelgroep van deze regeling anders dan de ‘reguliere’ regelingen van het minimabeleid. In onderstaande tabel wordt het gebruik en bereik over kalenderjaar 2023 weergegeven.

Het bereik van de energietoeslag is in de Kempengemeenten vergelijkbaar met het gemiddelde bereik in andere gemeenten: 80 à 90 procent. De bereikcijfers liggen tussen de 81 procent en 89 procent.

Tabel 2.8.1 Bereik Energietoeslag

Categorie

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Bergeijk

593 huishoudens

478 huishoudens

81%

Bladel

678 huishoudens

552 huishoudens

81%

Eersel

599 huishoudens

498 huishoudens

83%

Oirschot

574 huishoudens

508 huishoudens

89%

Reusel-De Mierden

385 huishoudens

341 huishoudens

89%

2.9 Studietoeslag

Inwoners die een studie of opleiding volgen, maar door een arbeidshandicap moeite hebben om een (bij)baan te hebben, kunnen gebruikmaken van de studietoeslag. De gemeente draagt hiermee bij aan de financiële situatie. Om in aanmerking te komen voor deze regeling zijn een aantal voorwaarden gesteld. Zo moet iemand recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten. De inwoner mag geen Wajong uitkering ontvangen en er is sprake van een structurele medische beperking waardoor de persoon naast de studie geen extra inkomsten kan bijverdienen.

De doelgroep voor deze regeling kan niet worden vastgesteld, omdat de regeling voor een specifieke doelgroep is bedoeld. Daarom wordt in de volgende tabel enkel het gebruik weergegeven.

Tabel 2.9.1 Gebruik Studietoeslag

Categorie

Gebruik

Bergeijk

1 persoon

Bladel

0 personen

Eersel

4 personen

Oirschot

1 persoon

Reusel-De Mierden

2 personen

2.10 Woonkostentoeslag

De Kempengemeenten bieden een tijdelijke bijdrage in de woonkosten aan. Hiervoor komen inwoners in aanmerking als ze geen huurtoeslag kunnen ontvangen doordat hun huurprijs hoger is dan de maximaal toegestane huurgrens. Voor deze regeling kan geen doelgroep bepaald worden, omdat er geen inzicht is in de grootte van de groep huishoudens die geen huurtoeslag kunnen ontvangen.

Tabel 2.10.1 Gebruik Woonkostentoeslag

Categorie

Gebruik

Bergeijk

8 huishoudens

Bladel

8 huishoudens

Eersel

12 huishoudens

Oirschot

22 huishoudens

Reusel-De Mierden

7 huishoudens

3. Inkomenseffecten

3.1 Introductie op de inkomenseffecten

In deze paragraaf bespreken we de onderzoeksmethode en aannames van de Inkomens Effectrapportage (IER). Hierbij geven we een overzicht van de verschillende inkomsten en uitgaven die worden onderscheiden in dit rapport.

3.1.2. Voorbeeldhuishoudens

We berekenen de inkomenseffecten van het lokale en landelijke beleid in 2024 voor de volgende zes huishoudtypen:

Huishoudtypen

Niet AOW-gerechtigden:

  • alleenstaande;

  • alleenstaande ouder met twee kinderen (8 en 13 jaar);

  • paar zonder kinderen;

  • paar met twee kinderen (8 en 13 jaar).

AOW-gerechtigden:

  • alleenstaande;

  • paar.

Inkomenshoogte

We brengen de inkomenseffecten in beeld voor huishoudens met inkomens van 100, 110, 120 en 130 procent wettelijk sociaal minimum (Wsm)26 . Daarnaast berekenen we de inkomenseffecten voor huishoudens die al langer dan drie jaar een inkomen van 100 procent Wsm hebben (langdurige minima).

3.1.3 Opbouw totaal inkomen

Het totale inkomen van de minimahuishoudens is opgebouwd uit:

  • netto-inkomen inclusief vakantietoeslag;

  • bijdrage Rijk:

    • °

      huurtoeslag;

    • °

      zorgtoeslag;

    • °

      kinderbijslag;

    • °

      kindgebonden budget;

    • °

      combinatiekorting.

    • °

      gemeentelijke minimaregelingen.

Gebruik en effect van gemeentelijke minimaregelingen

In deze rapportage berekenen wij de inkomenseffecten van de verschillende huishoudens wanneer zij gebruikmaken van alle beschikbare gemeentelijke regelingen. In de praktijk is de ervaring echter dat huishoudens niet of gedeeltelijk gebruik maken van de regelingen. In werkelijkheid zal het budget na alle uitgaven waarschijnlijk vaak lager uitvallen. Ter vergelijking geven wij daarom ook de inkomenseffecten weer wanneer de voorbeeldhuishoudens van geen enkele gemeentelijke regeling gebruikmaken.

26 Volgens de Rijksoverheid is het sociaal minimum een bedrag dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven. Elk halfjaar wordt het sociaal minimum door de overheid opnieuw bepaald. Dit bedrag hangt af van leeftijd en leefsituatie. Het sociaal minimum wordt ook wel het bestaansminimum genoemd.

Specificatie gemeentelijke minimaregelingen27

In onderstaande tabel is weergegeven welke regelingen in de begrotingen van de voorbeeldhuishoudens zijn verwerkt.

Tabel 3.1.1 Gemeentelijke minimaregelingen 2024

Regelingen opgenomen in begrotingen

Inkomensgrens 2024

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

100% Wsm

Individuele inkomenstoeslag

Drie jaar of langer 105%Wsm

Collectieve zorgverzekering

120% Wsm

Participatieregeling volwassenen

120% Wsm

Stichting Leergeld

130% Wsm28

Regelingen niet opgenomen in begrotingen

Bijzondere bijstand

Draagkrachtberekening

Studietoeslag

Specifieke doelgroep

Een aantal regelingen wordt niet opgenomen in de begrotingen en bij de inkomenseffecten:

  • De bijzondere bijstand is niet meegenomen in de berekeningen (zowel kosten als vergoeding) omdat deze vorm van bijstand wordt verstrekt voor noodzakelijke onvermijdbare individuele uitgaven en dit niet maandelijks bij iedereen voor komt. Daarnaast geldt voor deze regeling een draagkrachtberekening.

  • De studietoeslag is niet opgenomen in de begrotingen omdat deze regeling een specifieke doelgroep kent, namelijk studenten met een lichamelijke of psychische beperking, die niet in staat zijn naast hun studie te werken.

Om inzichtelijk te maken in hoeverre de opbouw van gemeentelijke bijdrage verschilt per huishouden, is in bijlage 3 per huishouden weergegeven welke en hoeveel gemeentelijke vergoedingen zij maandelijks kunnen ontvangen bij een inkomen op 100 procent Wsm.

3.1.4 Uitgaven

De uitgaven zijn gecategoriseerd naar basisuitgaven en kosten voor participatie. De basisuitgaven bestaan uit:

  • vaste lasten. Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Voorbeelden zijn huur, energiekosten29 en verzekeringen;

  • reserveringsuitgaven. Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet bekend is. Voorbeelden zijn kosten voor inventaris, kleding en het eigen risico voor de zorgverzekering;

  • huishoudelijke uitgaven. Dit zijn terugkerende uitgaven aan voeding, persoonlijke verzorging en dergelijke;

  • werkgerelateerde uitgaven. Dit zijn uitgaven die gemaakt worden als een persoon werkt. Voorbeelden zijn de kosten van woon-werkverkeer en werkkleding.

Naast de basisuitgaven worden kosten voor sociale participatie meegenomen:

  • Dit bedrag in de begroting kan worden uitgegeven aan sociale en recreatieve activiteiten, oftewel: kosten voor meedoen aan de samenleving30 .

Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de huur en lokale heffingen. De andere bedragen zijn gebaseerd op normbedragen en berekeningen van het Nibud. Deze zijn terug te vinden in de begrotingen per huishoudtype in bijlage 2.

3.1.5 Uitgangspunten

Voor de inkomenseffecten doen we de volgende aannames.

Algemeen

  • De huishoudens maken van alle lokale regelingen gebruik en ontvangen daarvoor het maximale bedrag. Eveneens ontvangen ze alle landelijke toeslagen waar ze recht op hebben. Daarnaast doen we de aanname dat huishoudens geen schulden hebben.

  • Voor de uitgaven wordt uitgegaan van gemiddelden per huishoudtype. Dit betekent dat een ongunstige situatie, bijvoorbeeld een hogere huurprijs of een slecht geïsoleerd huis, direct gevolgen kan hebben voor de inkomenseffecten zoals in dit rapport zijn weergegeven.

  • Het vermogen van de huishoudens ligt binnen de grenzen van de Participatiewet31 ;

  • De voorbeeldhuishoudens wonen in een huurwoning. We gaan uit van € 624 kale huur per maand voor een alleenstaande en € 698 kale huur per maand voor een meerpersoonshuishouden. Deze bedragen zijn gebaseerd op huurtoeslaggegevens van de Rijksoverheid over de Kempengemeenten. Er is gerekend met het gemiddelde van de huurprijs in de vijf gemeenten.

  • We gaan er vanuit dat de voorbeeldhuishoudens geen recht hebben op de individuele inkomenstoeslag. In de bijlage is bij de begrotingen per huishouden één kolom opgenomen waarin de individuele inkomenstoeslag wél is meegerekend.

  • Huishoudens met een inkomen van 110 procent Wsm of hoger hebben te maken met werkgerelateerde kosten (werkkleding en woon-werkverkeer). Huishoudens met een inkomen gelijk aan de bijstandsnorm, en huishoudens die de AOW-leeftijd hebben bereikt maken, gezien hun situatie, deze kosten niet;

  • We gaan er vanuit dat huishoudens met kinderen kosten maken voor de basisschool (8 jaar) en middelbare school (13 jaar). De gemiddelde kosten van het basisonderwijs (€ 4) en middelbaar onderwijs (€ 70) die zijn opgenomen in de begroting zijn verschillend van elkaar en komen beide uit de schoolkostenmonitor van de Rijksoverheid.

Gemeentelijke regelingen

  • Voor de kwijtschelding is gerekend met het gemiddelde bedrag van de vijf gemeenten. Hierin is onderscheid gemaakt tussen een eenpersoonshuishouden en een meerpersoonshuishouden. Er kan afvalstoffenheffing, rioolheffing en waterschapsbelasting32 worden kwijtgescholden. Voor de afvalstoffenheffing is de aanname gedaan dat zowel het vastrecht als variabele kosten worden kwijtgescholden.

  • Volwassenen kunnen via de Participatieregeling aanspraak maken op € 180 voor sociaal maatschappelijke participatiekosten zoals een lidmaatschap van een vereniging op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, cursussen of een abonnement van de bibliotheek, muziekschool, museum of het zwembad. Voor de volwassenen wordt het forfaitaire tarief van € 180 meegerekend in de gemeentelijke bijdragen.

  • Voor Stichting Leergeld is eveneens een gemiddeld bedrag gerekend van de vijf gemeenten (€ 353 per kind33 ).

Opvang en BSO

  • Alleenstaande ouders met een inkomen gelijk aan de bijstandsnorm werken niet of zitten in een traject waarbij de kinderopvang wordt vergoed. Voor alleenstaande ouders met een inkomen van 110 procent Wsm of hoger zal het 8-jarige kind naar de BSO gaan zodat de ouder kan werken. Daarbij gaan we uit van de volgende uren en tarieven:

    • °

      Inkomen van 110 en 120 procent Wsm: twee dagdelen van 4 uur BSO per week voor het 8-jarige kind tegen een tarief van € 9,12 (maximum uurprijs 2024).

    • °

      Inkomen van 130 procent Wsm: drie dagdelen van 4 uur BSO per week voor het 8-jarig kind tegen een tarief van € 9,12 (maximum uurprijs 2024).

  • Bij een paar met twee kinderen met een inkomen hoger dan 100 procent Wsm werkt slechts één van beide partners. Anders is het huishoudinkomen hoger. We gaan ervan uit dat deze huishoudens geen dagopvang en BSO nodig hebben, omdat één van beide partners thuis is voor de kinderen. Dit is eveneens waarom een paar met kinderen geen combinatiekorting krijgt bij werkaanvaarding

Zorgkosten

  • We doen de aanname dat huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent Wsm een collectieve zorgverzekering hebben afgesloten. De Kempengemeenten bieden in samenwerking met CZ een basisverzekering aan en drie aanvullende pakketopties: Start, Extra en Extra Uitgebreid. Daarnaast wordt in samenwerking met VGZ eveneens een basisverzekering aangeboden met drie pakketopties: Compact, Compleet en Compleet met dekking van het wettelijke eigen risico. In deze inkomenseffectrapportage is gerekend met gebruik van de CZ Zorgbewustpolis met Gemeentepakket Extra. Dit is het meest gekozen pakket binnen de collectieve zorgverzekering in de Kempengemeenten.

  • Huishoudens met een inkomen van 130 procent Wsm sluiten een reguliere zorgverzekering af. Hiervoor is een gemiddeld premiebedrag (€ 164) berekend van zes grote zorgverzekeraars34 . AOW-gerechtigden maken gebruik van een uitgebreider pakket voor hun zorgvraag (€ 198)35 .

  • Binnen de gekozen (collectieve) zorgverzekering is het wettelijke eigen risico niet gedekt. De aanname geldt dat huishoudens zorgkosten hebben en hun wettelijke eigen risico gebruiken. Het bedrag wordt over het hele jaar gespreid en in de inkomenseffectrapportage wordt een bedrag per maand doorgerekend in de reserveringsuitgaven.

3.1.6. Kanttekening

Bij een doorrekening die gestoeld is op een aantal aannames, behoort ook een kanttekening. De uitgaven betreffen de minimale bedragen die huishoudens nodig hebben om in bepaalde kosten te kunnen voorzien. Het is mogelijk dat een huishouden maandelijks meer (of minder) uitgeeft dan de (norm)bedragen waarmee in deze rapportage wordt gerekend, bijvoorbeeld omdat het huishouden een ander bedrag per maand reserveert voor onregelmatige uitgaven. Individuele situaties kunnen daarom afwijken van de begrotingen zoals opgenomen in deze rapportage.

3.2 Resultaten inkomenseffecten

In deze paragraaf gaan we per voorbeeldhuishouden in op het effect van inkomensverhoging voor huishoudens in 2024; wat gebeurt er als iemand vanuit de bijstand gaat werken tegen een loon van 110 tot maximaal 130 procent Wsm? Daarbij kijken we naar het budget dat maandelijks overblijft na het doen van de basisuitgaven en uitgaven voor participatie; kunnen huishoudens rondkomen? Daarnaast is de invloed van het gebruik van landelijke en gemeentelijke regelingen te zien. In bijlage 2 staan de volledige begrotingen per voorbeeldhuishouden.

3.2.2. Alleenstaande

afbeelding binnen de regeling

Alleenstaanden hebben na hun basisuitgaven voldoende geld over om uit te geven aan participatie; als zij gebruikmaken van alle regelingen én ze besteden maandelijks het normbedrag van € 117 aan participatie dan hebben zij € 130 per maand over. Zonder het gebruik van gemeentelijke regelingen hebben zij € 31 over na alle uitgaven, inclusief participatie uitgaven.

Verder zorgt werken vanuit de bijstand tegen een loon van 110 procent Wsm en hoger ervoor dat het maandelijkse budget van alleenstaanden stijgt. Hier is zowel sprake van wanneer alleenstaanden geen regelingen gebruiken, alsook wanneer zij alle regelingen gebruiken.

Leeswijzer tabel : het huishouden heeft inkomsten uit uitkering of werk, aangevuld met maximale landelijke toeslagen en gemeentelijke regelingen. Hiervan trekken we de uitgaven af; basisuitgaven en uitgaven voor sociale participatie. Dit leidt uiteindelijk tot een resterend maandbudget. De onderste regel laat zien hoeveel budget overblijft als het huishouden van geen enkele gemeentelijke regeling gebruikmaakt.

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

Landelijke toeslagen en regelingen

495

495

495

490

495

Gemeentelijke regelingen

99

64

64

0

131

Subtotaal inkomsten

1.878

1.971

2.100

2.159

1.909

Basisuitgaven

1.631

1.701

1.701

1.672

1.631

Uitgaven participatie

117

117

117

117

117

Subtotaal uitgaven

1.748

1.818

1.818

1.789

1.748

Budgetna alle uitgaven

130

154

282

370

162

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

31

89

218

370

31

Uitgelicht: voorbeeldcasus van een alleenstaande

Bijstandsuitkering

Hilda is alleenstaand. Zij krijgt een bijstandsuitkering, wat neerkomt op een netto-inkomen van € 1.284 per maand (dit is inclusief vakantietoeslag). Zij heeft maandelijks recht op € 495 aan toeslagen van het Rijk. Voor Hilda bestaat dit uit huurtoeslag en zorgtoeslag. Tot slot kan Hilda rekenen op een financiële bijdrage vanuit de gemeente van € 99 per maand. Dit bestaat uit de kwijtschelding voor gemeentelijke belastingen, korting op de collectieve zorgverzekering en een vergoeding vanuit de Participatieregeling. Naast deze inkomsten heeft zij natuurlijk verschillende uitgaven; basisuitgaven van € 1.631 per maand en uitgaven voor participatie van € 117 per maand. Als alle inkomsten binnen zijn en de uitgaven zijn gedaan dan houdt zij maandelijks nog € 130 over (excl. IIT). Maakt zij echter van geen enkele gemeentelijke regeling gebruik, dan heeft ze minder te besteden; Hilda houdt dan

€ 31 over in haar maandbegroting.

110 procentWsm

Als Hilda werk krijgt tegen een loon van 110 procent Wsm, dan stijgt haar netto-inkomen naar € 1.412 per maand. Zij houdt recht op huurtoeslag en zorgtoeslag en deze bedragen blijven onveranderd, dus € 495 per maand. Het recht op de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen vervalt, maar Hilda behoudt het recht op de andere regelingen van € 64. Haar uitgaven stijgen licht door werkgerelateerde kosten die zij nu moet maken. In totaal houdt zij, na alle uitgaven, maandelijks € 154 over. Wanneer Hilda helemaal geen gebruik van de gemeentelijke regelingen maakt, dan houdt zij € 89 per maand over.

3.2.3. Alleenstaande ouder met kinderen van 8 en 13 jaar

afbeelding binnen de regeling

Een alleenstaande ouder met twee kinderen van 8 en 13 jaar heeft zowel met als zonder het gebruik van gemeentelijke regelingen, maandelijks voldoende geld om alle uitgaven inclusief uitgaven op het gebied van participatie te kunnen doen (resp. € 232 en € 412). Een bijstandsgerechtigde die van alle gemeentelijke regelingen (excl. IIT) gebruikmaakt, heeft € 180 meer te besteden dan een bijstandsgerechtigde die van geen enkele gemeentelijke regeling gebruikmaakt.

Voor alleenstaande ouders met twee kinderen loont het niet om vanuit de bijstand te gaan werken tegen een loon van 110 procent Wsm. Als zij in beide gevallen gebruik maken van alle gemeentelijke regelingen vallen zij van € 412 terug naar € 403; zij ervaren een terugval in hun budget. Bij loon hoger dan 110 procent Wsm loont het wel om vanuit de bijstand te gaan werken. De landelijke toeslagen stijgen door belastingvoordeel (combinatiekorting en kinderopvangtoeslag stijgen). Waar een alleenstaande ouder op bijstandsniveau € 1.542 van het Rijk krijgt, is dat bij 130 procent Wsm € 1.595.

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

Landelijke toeslagen en regelingen

1.542

1.583

1.589

1.595

1.542

Gemeentelijke regelingen

180

123

123

59

221

Subtotaal inkomsten

3.006

3.118

3.252

3.322

3.047

Basisuitgaven

2.344

2.465

2.426

2.403

2.344

Uitgaven participatie

250

250

250

250

250

Subtotaal uitgaven

2.594

2.715

2.676

2.653

2.594

Budgetna alle uitgaven

412

403

577

669

454

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

232

280

454

610

232

3.2.4. Paar zonder kinderen

afbeelding binnen de regeling

Paren zonder kinderen hebben na de basisuitgaven genoeg geld over om te voldoen aan het normbedrag voor de uitgaven van participatiekosten (€ 191) als zij van alle gemeentelijke regelingen gebruik zouden maken. Als dit huishouden in een bijstandssituatie van geen enkele regeling gebruik zou maken dan leidt dit tot een tekort van € 91 per maand na het doen van zowel basis als participatie uitgaven. De gemeentelijke regelingen zijn dus essentieel voor deze huishoudens indien zij alle kosten willen betalen in de bijstandssituatie.

Werkaanvaarding vanuit de bijstand tegen een loon van 110 procent Wsm en hoger levert het paar extra geld op. Het dalen van de toeslagen, wegvallen van de gemeentelijke regelingen en de stijging van de uitgaven (dit zijn de werkgerelateerde kosten) worden voldoende gecompenseerd door de inkomensstijging. De stap van werken tegen een inkomen tot 120 procent Wsm naar 130 procent Wsm is bij gebruik van alle regelingen € 4. Paren gaan er dan nauwelijks op vooruit in budget. Dit komt door het wegvallen van de gemeentelijke regelingen bij een inkomen boven 120 procent Wsm.

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

Landelijke toeslagen en regelingen

625

625

583

476

625

Gemeentelijke regelingen

185

129

129

0

231

Subtotaal inkomsten

2.644

2.771

2.912

2.860

2.690

Basisuitgaven

2.359

2.429

2.429

2.372

2.359

Uitgaven participatie

191

191

191

191

191

Subtotaal uitgaven

2.550

2.620

2.620

2.563

2.550

Budgetna alle uitgaven

95

151

293

297

140

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

-91

23

164

297

-91

3.2.5. Paar met kinderen van 8 en 13 jaar

afbeelding binnen de regeling

Paren met twee kinderen van 8 en 13 jaar hebben na hun basisuitgaven voldoende geld over om uit te geven aan participatie, als zij gebruikmaken van alle regelingen. Zij hebben namelijk € 235 over als zij gebruikmaken van alle regelingen én ze besteden maandelijks het normbedrag van

€ 325 aan participatie. Zonder het gebruik van gemeentelijke regelingen komt dit huishouden € 9 te kort om alle uitgaven te kunnen betalen.

De gemeentelijke regelingen vallen geleidelijk weg. De meeste regelingen vervallen bij een inkomen boven 120 procent Wsm, afgezien van Stichting Leergeld (boven 130 procent Wsm). De stap van werken tegen een inkomen tot 120 procent Wsm naar 130 procent Wsm zorgt voor een toename van € 5 in het budget; huishoudens gaan er hier nauwelijks op vooruit. Zij vallen echter niet terug naar een lager budget dan op de eerdere inkomensgrenzen. De inkomensstijging kan het geleidelijk wegvallen van gemeentelijke regelingen en de daling van landelijke toeslagen voldoende compenseren.

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

Landelijke toeslagen en regelingen

1.365

1.365

1.322

1.215

1.365

Gemeentelijke regelingen

244

187

187

59

290

Subtotaal inkomsten

3.443

3.570

3.710

3.658

3.489

Basisuitgaven

2.883

2.953

2.953

2.897

2.883

Uitgaven participatie

325

325

325

325

325

Subtotaal uitgaven

3.208

3.278

3.278

3.222

3.208

Budgetna alle uitgaven

235

292

432

437

281

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

-9

104

245

378

-9

Uitgelicht: voorbeeldcasus van een paar twee kinderen (8 en 13 jaar)

Bijstandsuitkering

Sam en Rosanne hebben twee kinderen van 8 en 13 jaar en ze krijgen een bijstandsuitkering, wat neerkomt op een netto-inkomen van € 1.834 per maand (dit is inclusief vakantietoeslag). Ze hebben maandelijks recht op € 1.365 aan toeslagen van het Rijk, bestaande uit huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag. Tot slot kunnen ze een financiële bijdrage vanuit de gemeente van € 244 per maand (excl. IIT). Dit bestaat uit de kwijtschelding voor gemeentelijke belastingen, korting op de collectieve zorgverzekering, een bijdrage vanuit de Participatieregeling en Stichting Leergeld. Naast deze inkomsten hebben zij natuurlijk verschillende uitgaven: basisuitgaven van € 2.883 per maand en uitgaven voor participatie van € 325 per maand. Als alle inkomsten binnen zijn en de uitgaven zijn gedaan dan houden zij maandelijks € 235 over. Maakt dit gezin echter van geen enkele gemeentelijke regeling gebruik, dan komen zij € 9 te kort.

130 procent Wsm

Als Sam of Rosanne werk krijgt tegen een loon van 130 procent Wsm, dan stijgt het netto- inkomen van het huishouden naar € 2.384 maand. Ze behouden het recht op huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag, maar de huurtoeslag, de zorgtoeslagen het kindgebonden budget zijn lager. Totaal ontvangen zij nu € 1.215 aan toeslagen van het Rijk per maand. Het recht op de gemeentelijke regelingen is vervallen, behalve Stichting Leergeld, een bedrag van € 59 per maand. De uitgaven stijgen licht door werkgerelateerde kosten die zij nu moeten maken. In totaal houdt dit voorbeeldhuishouden, na alle uitgaven, maandelijks € 437 over. Dit is € 202 meer dan in de bijstandssituatie. Maakt dit gezin van geen enkele gemeentelijke regeling gebruik, dan houden zij maandelijks € 378 over.

3.2.6. Alleenstaande AOW-leeftijd

afbeelding binnen de regeling

Een alleenstaande die de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft in alle voorbeeldsituaties maandelijks geld over na het doen van de basis- en participatie uitgaven. Natuurlijk leidt het gebruiken van de gemeentelijke regelingen tot een hoger budget dan het niet gebruiken van de regelingen, dit verschil loopt op tot € 99 op bijstandsniveau.

Een alleenstaande AOW’er met een inkomen tussen 110 en 130 procent Wsm heeft een hoger budget na het doen van alle uitgaven dan een alleenstaande AOW’er met een inkomen van 100 procent Wsm. Hoewel de landelijke toeslagen (en de gemeentelijke regelingen) dalen is dit niet zodanig dat dit dus leidt tot een lager budget dan in de bijstand.

 

100%

110%

120%

130%

Inkomsten uitkering of werk

1.426

1.568

1.711

1.853

Landelijke toeslagen en regelingen

497

497

460

399

Gemeentelijke regelingen36

99

64

64

0

Subtotaal inkomsten

2.022

2.130

2.235

2.252

Basisuitgaven

1.651

1.651

1.651

1.657

Uitgaven participatie

111

111

111

111

Subtotaal uitgaven

1.762

1.762

1.762

1.768

Budgetna alle uitgaven

260

368

473

484

 
 

Budgetbij geen gebruik gemeentelijke regelingen

161

303

409

484

3.2.7. Paar AOW-leeftijd

afbeelding binnen de regeling

Paren die de AOW-leeftijd hebben bereikt, hebben bij een inkomen van 100 procent Wsm de gemeentelijke regelingen niet nodig om alle maandelijkse uitgaven (incl. uitgaven op het gebied van participatie) te kunnen betalen. Ook als zij van geen enkele gemeentelijke regeling gebruikmaken hebben zij voldoende budget voor het betalen van hun kosten (€ 35).

Bij een inkomen hoger dan 120 procent Wsm vervallen de gemeentelijke regelingen voor hen. Dit leidt tot een lager budget bij 130 procent Wsm (€ 456) dan bij 120 procent Wsm (€ 480) bij gebruik van de gemeentelijke regelingen. In dit geval wordt de daling van de landelijke toeslagen en gemeentelijke regelingen onvoldoende gecompenseerd door het hogere inkomen.

 

100%

110%

120%

130%

Inkomsten uitkering of werk

1.932

2.126

2.319

2.512

Landelijke toeslagen en regelingen

648

631

578

501

Gemeentelijke regelingen37

185

129

129

0

Subtotaal inkomsten

2.766

2.885

3.025

3.013

Basisuitgaven

2.366

2.366

2.366

2.378

Uitgaven participatie

179

179

179

179

Subtotaal uitgaven

2.545

2.545

2.545

2.557

Budgetna alle uitgaven

220

340

480

456

 
 

Budgetbij geen gebruik gemeentelijke regelingen

35

211

352

456

3.3 Vergelijking resultaten met rapport Commissie Sociaal Minimum

In september 2023 heeft de Commissie Sociaal Minimum een rapport uitgebracht met de titel ‘Een zeker bestaan. Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum’. In dit rapport wordt de stelling geponeerd dat ‘huishoudens met een laag inkomen de komende jaren tot honderden euro’s tekort gaan komen iedere maand’.

In de inkomenseffecten die in paragraaf 1.2 aan de orde zijn gekomen, is dit tekort niet voor ieder huishoudtype zichtbaar. Oftewel: niet alle huishoudens hebben iedere maand te maken met (grote) tekorten. Hiervoor zijn de volgende verklaringen mogelijk:

  • 1.

    De commissie Sociaal Minimum rekent een extra bedrag mee voor tegenvallers (afhankelijk van het huishoudtype gaat het om 3, 6 of 9 procent bovenop de reguliere uitgaven); oftewel een zekere marge voor onvoorziene omstandigheden. Dit extra bedrag komt bovenop de bedragen voor reserveringsuitgaven, huishoudelijke uitgaven en het minimumbudget voor sociale participatie van het Nibud, zoals in voorliggende inkomenseffectrapportage doorgerekend. Het uitgavenbedrag ligt hiermee, afhankelijk van het huishoudtype, circa 50 tot 300 euro hoger dan het uitgavenbedrag op bijstandsniveau.

  • 2.

    De Commissie Sociaal Minimum rekent een ondergrens mee voor het gemiddelde totaalbedrag aan lokale regelingen waar minimahuishoudens aanspraak op kunnen maken, terwijl in voorliggende inkomenseffectrapportage de specifieke minimaregelingen worden doorgerekend. In de Kempengemeenten ligt het bedrag waar huishoudens aanspraak op kunnen maken hoger. Ter illustratie: een paar met twee kinderen van 8 en 13 jaar kan volgens de berekeningen van de Commissie Sociaal Minimum aanspraak maken op een gemiddeld bedrag van € 160 aan gemeentelijke regelingen, in de Kempengemeenten ligt dit op € 244 (excl. IIT). Dit verschil in totaalbedrag aan gemeentelijke regelingen verschilt per huishoudtype: voor huishoudens met kinderen is het verschil groter dan voor huishoudens zonder kinderen.

    Hierbij geldt overigens de cruciale aanname dat huishoudens gebruikmaken van alle regelingen waar het huishoudtype aanspraak op mag maken. De praktijk is echter weerbarstiger; niet alle inwoners maken gebruik van het volledige aanbod. Dit kan ervoor zorgen dat huishoudens maandelijks minder overhouden dan geschetst. Dat is ook de reden dat we in voorliggend rapport twee situaties schetsen: wanneer huishoudens gebruikmaken van alle regelingen en wanneer zij geen gebruik maken van regelingen.

  • 3.

    Tot slot: voor de kostenposten en inkomsten is in deze inkomenseffectrapportage, waar mogelijk, gewerkt met lokale bedragen zoals van toepassing in de Kempengemeenten. Bijvoorbeeld de huurprijs, huurtoeslag, gemeentelijke- en waterschapsheffingen alsook de gemeentelijke regelingen. Dit betekent dat de resultaten kunnen afwijken van het rapport van de Commissie Sociaal Minimum, waarin gewerkt wordt met gemiddelden.

4. Scenarioanalyse

4.1 Introductie scenario

In deze paragraaf introduceren we het scenario. Vervolgens wordt een aantal aannames en kanttekeningen beschreven en worden de achterliggende cijfers van de huidige situatie in beeld gebracht.

Het scenario

De inkomensgrens van een aantal regelingen wordt verruimd van 120 naar 130 procent Wsm:

  • -

    Collectieve zorgverzekering (CZ en VGZ);

  • -

    Participatieregeling 18+;

  • -

    Stichting Leergeld (gemeente Oirschot)38 .

De gevolgen hiervan worden in beeld gebracht voor:

  • -

    Minimahuishoudens: inkomensgroei en vrij besteedbaar budget;

Aannames en kanttekeningen bij het scenario

  • Voor de inkomenseffecten gaan we uit van dezelfde aannames zoals gesteld in hoofdstuk 3 van het integrale rapport waarin de inkomenseffecten worden berekend: we gaan er vanuit dat ieder huishouden alle regelingen én het maximale bedrag gebruikt39.

  • De bedragen per regeling blijven gelijk aan de huidige situatie.

  • De doorrekening van de programmakosten vindt plaats op basis van gebruikscijfers over 2023. Hierop geldt één uitzondering: voor de collectieve zorgverzekering zijn alleen de meest recente gebruikscijfers over 2024 beschikbaar. Daarom wordt hiermee gerekend.

  • Voor de doorrekening van de kosten voor de gemeente geldt de aanname dat het bereik van de Participatieregeling 18+ zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie (weergegeven in hoofdstuk 2 van het integrale rapport).

    • °

      Verwachting over het bereik: Aangezien sinds dit jaar het te besteden bedrag per persoon is verhoogd van 150 naar 180 euro en ook de mogelijkheden waar het bedrag aan uitgegeven kan worden is verruimd, is de verwachting dat het bereik zal stijgen dit jaar. Als gevolg van deze ontwikkelingen lijkt een toename in bereik van 2 procent stijging realistisch. Ook de doelgroep en daarmee het aantal gebruikers wijzigt logischerwijs bij een verruiming van de inkomensgrens. Deze zijn gebaseerd op de cijfers uit de Armoede Index, die eveneens in de integrale rapportage zijn benoemd.

  • Voor de collectieve zorgverzekering gaan we er in het scenario vanuit dat álle pakketten worden gebruikt en dat dit in dezelfde verhouding zal plaatsvinden voor de nieuwe doelgroep. De totalen wijken echter af van de cijfers die in het integrale rapport genoemd zijn, aangezien daarin alleen de cijfers van CZ zijn meegenomen40. In de scenarioanalyse zijn de cijfers van zowel CZ als VGZ meegenomen. De bereikcijfers van de collectieve zorgverzekering zijn daarom logischerwijs ook anders dan in het integrale rapport.

    • °

      VGZ en CZ (gemeenten): Van VGZ was alleen een totaalaantal gebruikers voor alle vijf gemeenten beschikbaar. Om de gebruikersaantallen van VGZ te verkrijgen per gemeente is de aanname gedaan dat de verstrekkingen in dezelfde verhouding plaatsvinden als bij CZ. Oftewel: we gaan ervan uit dat de gebruikersverdeling van CZ naar de afzonderlijke 5 gemeenten ook geldt voor de gebruikersverdeling van VGZ.

    • °

      VGZ en CZ (pakketten): Voor het onderscheid naar pakket (VGZ) is eveneens de aanname gedaan dat dit in dezelfde verhouding als bij CZ wordt verstrekt. Daarbij is de aanname gedaan dat CZ Start gelijk staat aan VGZ Compact (omdat ze qua uitgebreidheid van het pakket vergelijkbaar zijn) en dat de gebruikersaantallen van CZ Extra plus CZ Extra Uitgebreid bij elkaar opgeteld gelijk staat aan VGZ Compleet.

    • °

      Verwachting over bereik: Tot slot gaan we voor de collectieve zorgverzekering uit van een stabiel bereik. Het bereik van de collectieve zorgverzekering in de Kempengemeenten ligt in lijn met het bereik van in andere gemeenten. Naar verwachting zal de collectieve zorgverzekering ook worden benut door de gebruikers in de nieuwe doelgroep, maar verhoudingsgewijs niet meer dan in de lagere inkomensgroepen.

  • Voor Stichting Leergeld gebruiken we een gemiddeld verstrekt bedrag per kind door het totaalbedrag aan verstrekkingen te delen door het totaal aantal gebruikers in de gemeente, weergegeven in het jaarverslag van de gemeente Oirschot. Wel is hierbij van belang op te merken dat deze kosten vermoedelijk niet volledig voor rekening van de gemeente zijn. De gemeente is naast bijvoorbeeld particulieren, bedrijven en loterijorganisaties één van de financiers van Stichting Leergeld in Oirschot41 #_bookmark80.

  • De inkomensgrenzen van de regelingen die niet zijn opgenomen in de scenarioanalyse blijven gelijk aan de huidige situatie. Voor Stichting Leergeld42 geldt dat deze in de inkomenseffecten al was meegenomen tot 130 procent Wsm, dus hierin wijzigt niets in de inkomenseffecten.

  • (Eventuele wijzigingen in) de uitvoeringskosten worden buiten beschouwing gelaten. In de doorrekening van de beleidsscenario’s ligt de nadruk op de programmakosten.

  • Om een realistische inschatting van het gebruik, bereik en de kosten van de beleidswijzigingen is voor de lange termijn een bevolkingsprognose noodzakelijk. De omvang en kenmerken van de bevolking in de gemeente kunnen veranderen door natuurlijke (bijvoorbeeld vergrijzing) en externe factoren (bijvoorbeeld migratie). Dit heeft gevolgen voor de behoefte aan ondersteuning en het gebruik van de regelingen. Een bevolkingsprognose behoort niet tot de huidige onderzoeksopdracht. De implicaties van de beleidswijzigingen zijn daarom weergegeven voor een korte/middellange termijn (circa 5 jaar).

Huidige situatie

Er zijn diverse regelingen voor minimahuishoudens in de Kempengemeenten beschikbaar. Op dit moment zijn regelingen toegankelijk voor huishoudens met een inkomen zoals weergegeven in tabel 3.1.1 van het integrale rapport.

De huidige inkomenseffecten van landelijke en lokale regelingen staan beschreven in hoofdstuk 3 van het integrale rapport.

De huidige programmakosten van de gemeente voor de regelingen die in het scenario wijzigen (collectieve zorgverzekering en participatieregeling 18+), worden in onderstaande tabellen weergegeven. Uitvoeringskosten (zoals inzet van personeel) zijn hier buiten beschouwing gelaten. De gebruikscijfers voor de collectieve zorgverzekering zijn in bijlage 4 toegelicht

Tabel 4.1.1 Huidig gebruik en bereik regelingen scenario in de Kempengemeenten in 2023

Regeling

Inkomens- grens

Gemeente

Doelgroep

Gebruik

Bereik

Collectieve zorgverzekering

43 #_bookmark83

120% Wsm

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel-De Mierden

588 volwassenen

672 volwassenen

611 volwassenen

580 volwassenen

368 volwassenen

202 volwassenen

264 volwassenen

276 volwassenen

144 volwassenen

167 volwassenen

34%

39%

45%

25%

45%

Participatie- regeling 18+

120% Wsm

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel-De Mierden

588 volwassenen

672 volwassenen

611 volwassenen

580 volwassenen

368 volwassenen

23 volwassenen

56 volwassenen

36 volwassenen

27 volwassenen

30 volwassenen

4%

8%

6%

5%

8%

Stichting Leergeld (Oirschot)

120% Wsm

Oirschot

236 kinderen

133 kinderen

56%

Tabel 4.1.2 Huidige programmakosten regelingen scenario in de Kempengemeenten in 2023

Regeling

Kosten per gebruiker

Gemeente

Totale kosten per gemeente

Collectieve zorgverzekering

Per jaar:

CZ: Start € 310,80

CZ: Extra € 591,12 CZ: 

Extra uitgebreid € 591,12

VGZ: compact € 292,80

VGZ: compleet €651,00

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel-De Mierden

€ 121.181

€ 157.630

€ 165.762

€ 86.518

€ 99.154

Participatieregeling 18+

€ 180 per persoon44

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel-De Mierden

€ 4.140

€ 10.080

€ 6.480

€ 4.860

€ 5.400

Stichting Leergeld in Oirschot heeft te maken met verschillende baten, waaronder een bijdrage van de gemeente (subsidie). Hierdoor zijn onderstaande bedragen omtrent Stichting Leergeld wel de totale programmakosten, maar deze kunnen niet volledig aan de gemeente worden toegeschreven.

Tabel 4.1.3 Huidige programmakosten Stichting Leergeld in 2023

Regeling

Kosten per gebruiker

Gemeente

Totale kosten

Stichting Leergeld

€ 387,63 perkind

Oirschot

€ 51.555

4.2 Uitwerking scenarioanalyse

Verruiming inkomensgrenzen gemeentelijke regelingen met behoud huidigebedragen.

Voor het scenario wordt de grens van de volgende regelingen verruimd van 120 naar 130 procent Wsm:

  • Collectieve zorgverzekering;

  • Participatieregeling 18+;

  • Stichting Leergeld voor de gemeente Oirschot (de andere vier Kempengemeenten hanteren al 130 procent Wsm).

De bedragen van deze drie regelingen wijzigen in dit scenario niet, en blijven dus gelijk aan de huidige situatie. Voor de doorrekening gaan we uit van het maximale bedrag per regeling. Voor de berekening van de doelgroep gaan we uit van de cijfers zoals gepresenteerd in hoofdstuk 1 van het integrale rapport. Voor de weergave van de effecten van het scenario op de gelden de aannames en kanttekeningen zoals eerder beschreven (zie hoofdstuk 1).

Per scenario brengen we zowel de financiële effecten op de bestedingsruimte van de minimahuishoudens in kaart als de meerkosten voor de gemeente (programmakosten).

4.3 Effect op bestedingsruimte van minimahuishoudens45

De volgende figuren geven het budget weer per huishoudtype; het totale inkomen minus de totale uitgaven. Stichting Leergeld was in de “huidige situatie” (middelste staafje) al meegenomen tot maximaal 130 procent Wsm46 Voor deze regeling is ten opzichte van het scenario niets gewijzigd bij de inkomenseffecten. De totalen zijn in bijlage 5 in de verkorte begrotingen te vinden.

Figuur 4.3.1. Alleenstaande, niet AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3.2. Alleenstaande ouder met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3.3. Paar zonder kinderen, niet AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3.4. Paar met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3.5. Alleenstaande, AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.3.6. Paar, AOW-gerechtigd

afbeelding binnen de regeling

Wat valt op?

De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Logischerwijs stijgt in alle huishoudens het budget; er komt immers meer geld vanuit de gemeentelijke regelingen binnen en de uitgaven wijzigen niet. Het maandelijkse budget stijgt met € 64 tot € 129, afhankelijk van het huishoudtype.

  • Voor de huishoudtypes met paren geldt dat hun budget in de huidige situatie lager is dan voor alleenstaanden. De stijging van het bedrag aan gemeentelijke regelingen in het scenario heeft daarom relatief gezien meer impact voor hen.

  • Paren met en zonder kinderen hadden op de inkomensniveaus 120 en 130 procent Wsm vrijwel evenveel budget; zij gingen er nauwelijks op vooruit als zij meer gingen werken. Als de inkomensgrenzen worden verruimd naar 130 procent Wsm, wordt het verschil in budget tussen beide inkomensniveaus groter.

  • AOW-gerechtigde paren ervoeren een terugval in budget tussen 120 en 130 procent Wsm. Wanneer de inkomensgrenzen verruimd worden, gaan zij er ook tussen 120 en 130 procent Wsm op vooruit in budget.

Kanttekening

Een kanttekening die hier gemaakt dient te worden is dat het scenario het budget laat zien tot een inkomen tot 130 procent Wsm. Waar de collectieve zorgverzekering en participatieregeling 18+ eerst wegvielen boven een inkomensgrens van 120 procent Wsm, vervalt het recht op de regelingen in het scenario bij een inkomensgrens van 130 procent Wsm. Het zou dus kunnen dat er een verschuiving van de nadelige effecten van het verliezen van de regelingen plaats zal vinden. Dat is op basis van de huidige resultaten echter niet vast te stellen.

4.4. Programmakosten per gemeente

In onderstaande tabel staan de programmakosten per gemeente wanneer de inkomensgrens van de collectieve zorgverzekering, participatieregeling 18+ en Stichting Leergeld (alleen Oirschot) worden verruimd naar 130 procent Wsm. De programmakosten worden per gemeente gepresenteerd.

Tabel 4.4.1 Programmakosten bij scenario: Bergeijk

Regeling

Kosten gemeente per gebruiker

Verwacht bereik

Gebruikers bij doelgroep 120% Wsm

Verwachte gebruikers bij doelgroep 130% Wsm

Totale kosten

Meerkosten tov huidige situatie

Collectieve zorgverzekering

Verschilt per pakket

34%

202 volwassenen

243 volwassenen

€ 145.912

+ € 24.731

Participatie- regeling 18+

€ 180

6% 47

23 volwassenen

31 volwassenen

€ 5.580

+ € 1.440

Tabel 4.4.2 Programmakosten bij scenario: Bladel

Regeling

Kosten gemeente per gebruiker

Verwacht bereik

Gebruikers bij doelgroep 120% Wsm

Verwachte gebruikers bij doelgroep 130% Wsm

Totale kosten

Meerkosten tov huidige situatie

Collectieve zorgverzekering

Verschilt per pakket

39%

264 volwassenen

330 volwassenen

€ 197.272

+ € 39.642

Participatie- regeling 18+

€ 180

10%

56 volwassenen

61 volwassenen

€ 10.980

+ € 900

Tabel 4.4.3 Programmakosten bij scenario: Eersel

Regeling

Kosten gemeente per gebruiker

Verwacht bereik

Gebruikers bij doelgroep 120% Wsm

Verwachte gebruikers bij doelgroep 130% Wsm

Totale kosten

Meerkosten tov huidige situatie

Collectieve zorgverzekering

Verschilt per pakket

45%

276 volwassenen

343 volwassenen

€ 206.185

+ € 40.423

Participatie- regeling 18+

€ 180

8%

36 volwassenen

45 volwassenen

€ 8.100

+ € 1.620

Tabel 4.4.4 Programmakosten bij scenario: Oirschot

Regeling

Kosten gemeente per gebruiker

Verwacht bereik

Gebruikers bij doelgroep 120% Wsm

Verwachte gebruikers bij doelgroep 130% Wsm

Totale kosten

Meerkosten tov huidige situatie

Collectieve zorgverzekering

Verschilt per pakket

25%

144 volwassenen

173 volwassenen

€ 103.821

+ € 17.304

Participatie- regeling 18+

€ 180

7%

27 volwassenen

35 volwassenen

€ 6.300

+ € 1.440

Stichting Leergeld48

€ 387,63

56%

133 kinderen

154 kinderen

€ 59.695

+ € 8.140

Tabel 4.4.5 Programmakosten bij scenario: Reusel-De Mierden

Regeling

Kosten gemeente per gebruiker

Verwacht bereik

Gebruikers bij doelgroep 120% Wsm

Verwachte gebruikers bij doelgroep 130% Wsm

Totale kosten

Meerkosten tov huidige situatie

Collectieve zorgverzekering

Verschilt per pakket

45%

167 volwassenen

205 volwassenen

€ 121.517

+ € 22.363

Participatie- regeling 18+

€ 180

10%

30 volwassenen

33 volwassenen

€ 5.940

+ € 540

Wat valt op?

Bovenstaande tabellen worden samengevat in onderstaand totaaloverzicht.

Tabel 4.4.6 Totaaloverzicht meerkosten programmakosten Kempengemeenten

Scenario

Collectieve zorgverzekering

Participatieregeling 18+

Stichting Leergeld

Bergeijk

€ 24.731

€ 1.440

-

Bladel

€ 39.642

€ 900

-

Eersel

€ 40.423

€ 1.620

-

Oirschot

€ 17.304

€ 1.440

€ 8.140

Reusel-De Mierden

€ 22.363

€ 540

-

De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Logischerwijs nemen de programmakosten voor alle Kempengemeenten toe wanneer de inkomensgrenzen van de betreffende regelingen worden verruimd 49 .

  • Verhoudingsgewijs is de toename in programmakosten voor de collectieve zorgverzekering groter dan voor de participatieregeling omdat de collectieve zorgverzekering een hoger bereik (dus meer gebruikers) heeft.

Bijlage 1. Overzicht minimaregelingen

Tabel B1.1 Gemeentelijke minimaregelingen in de Kempengemeenten

Regeling

Inkomensgrens t.o.v. Wsm 2024

(Maximaal) bedrag

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

100% Wsm

Tarieven verschillen per huishoudgrootte. Er is gerekend met de volgende prijzen (gemiddeldes van de vijf gemeenten).

Afvalstoffenheffing (vast+ variabel): EP 50 : € 189,53

MP 51 : € 239,25

Rioolheffing:

EP: € 113,70

MP: € 193,04

Waterschapsbelasting (watersysteemheffing + zuiveringsheffing):

EP: € 118,38

MP: € 247,74

Bijzondere bijstand

N.v.t.

Situatieafhankelijk

Individuele inkomenstoeslag

Drie jaarof langer tot 105% Wsm

Alleenstaande: € 375

Alleenstaande ouder:€ 500

Paren: € 550

Collectieve zorgverzekering

120% Wsm

Er is gerekend met CZ Gemeente Extra voor alle huishoudtypes.

CZ: Er is een basispakket van €143 (zorgbewustpolis) en de volgende aanvullende pakketten kunnen worden toegevoegd:

  • -

    Start €25,90; volledige vergoeding dus €143 i.p.v.€168,90

  • -

    Extra €49,26; volledige vergoeding dus €143 i.p.v.€192,26

  • -

    Extra Uitgebreid €60,02;vergoeding van €49,26 dus €153,76 i.p.v.€203,02

VGZ: Er is een basispakket van €146,95 en de volgende aanvullende pakketten kunnen worden toegevoegd:

  • -

    Compact €24,40; volledige vergoeding dus €146,95 i.p.v. €171,35

  • -

    Compleet €54,25; volledige vergoeding dus €146,95 i.p.v. €201,20

  • -

    Compleet met €0 eigen risico €83,15; vergoeding van €54,25 dus€175,85 i.p.v. €259

Participatieregeling volwassenen

120% Wsm

€ 180 per volwassene per jaar

Stichting Leergeld

130% Wsm 52

Een gemiddeld verstrekkingsbedrag per kindin de vijf gemeenten (€ 353) in 2023.

Studietoeslag

Specifieke doelgroep

25% van het wettelijk brutominimum loon, dat voor belanghebbende geldt.

Bijlage 2. Financieel maandoverzicht

In deze bijlage staat per huishoudtype het financieel maandoverzicht. De tabellen geven een overzicht van de maandelijkse inkomsten en uitgaven, bij gebruikmaking van alle landelijke en lokale regelingen. De bedragen die horen bij de huishoudelijke uitgaven en reserveringsuitgaven zijn afkomstig van het Nibud.

Tabel B2.1 Alleenstaande, niet AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Langdurige minima 100%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

372

372

372

367

372

Zorgtoeslag

123

123

123

123

123

Totaal bijdragen Rijk

495

495

495

490

495

 
 

Totaal inkomsten

1.779

1.907

2.036

2.159

1.779

 
 

Uitgaven

 

Huur

624

624

624

624

624

Gas, water, elektra

154

154

154

154

154

Telefoon, internet en televisie

63

63

63

63

63

Gemeentelijke heffingen

35

35

35

35

35

(Collectieve) zorgverzekering

192

192

192

164

192

Overigeverzekeringen

23

23

23

23

23

Vervoer

20

20

20

20

20

Reserveringsuitgaven

215

215

215

215

215

Huishoudelijke uitgaven

305

305

305

305

305

Werkgerelateerde uitgaven

0

70

70

70

0

Totaal uitgaven

1.631

1.701

1.701

1.672

1.631

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

148

206

335

487

148

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

35

0

0

0

35

Korting collectieve zorgverzekering

49

49

49

0

49

Individuele inkomenstoeslag

0

0

0

0

31

Participatieregeling 18+

15

15

15

0

15

Stichting Leergeld

0

0

0

0

0

Totaal regelingen gemeente

99

64

64

0

131

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

247

271

399

487

279

 
 

Normbedrag sociale participatie

117

117

117

117

117

Budget na alle uitgaven

130

154

282

370

162

 
 

Budgetbij geen gebruikgemeentelijke regelingen

31

89

218

370

31

Tabel B2.2 Alleenstaande ouder met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Langdurige minima100%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

420

420

420

420

420

Zorgtoeslag

123

123

123

123

123

Combinatiekorting

0

41

47

52

0

Kinderbijslag

246

246

246

246

246

Kindgebonden budget

753

753

753

753

753

Totaal bijdragen Rijk

1.542

1.583

1.589

1.595

1.542

 
 

Totaal inkomsten

2.826

2.995

3.129

3.264

2.826

 
 

Uitgaven

 

Huur

698

698

698

698

698

Gas, water,elektra

245

245

245

245

245

Telefoon, internet en televisie

75

75

75

75

75

Gemeentelijke heffingen

57

57

57

57

57

(Collectieve) zorgverzekering

192

192

192

164

192

Overige verzekeringen

29

29

29

29

29

Onderwijs

74

74

74

74

74

Kosten BSO 53

0

51

12

18

0

Vervoer

53

53

53

53

53

Reserveringsuitgaven

338

338

338

338

338

Huishoudelijke uitgaven

583

583

583

583

583

Werkgerelateerde uitgaven

0

70

70

70

0

Totaal uitgaven

2.344

2.465

2.426

2.403

2.344

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

482

530

704

860

482

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

57

0

0

0

57

Kortingcollectieve zorgverzekering

49

49

49

0

49

Individueleinkomenstoeslag

0

0

0

0

42

Participatieregeling 18+

15

15

15

0

15

Stichting Leergeld

59

59

59

59

59

Totaal regelingen gemeente

180

123

123

59

221

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

662

653

827

919

704

 
 

Normbedrag sociale participatie

250

250

250

250

250

Budget na alleuitgaven

412

403

577

669

454

 
 

Budget bij geen gebruikgemeentelijke regelingen

232

280

454

610

232

Tabel B2.3 Paar zonder kinderen, niet AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Langdurige minima100%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

389

389

366

303

389

Zorgtoeslag

236

236

217

173

236

Totaal bijdragen Rijk

625

625

583

476

625

 
 

Totaal inkomsten

2.459

2.642

2.784

2.860

2.459

 
 

Uitgaven

 

Huur

698

698

698

698

698

Gas, water, elektra

189

189

189

189

189

Telefoon, internet en televisie

75

75

75

75

75

Gemeentelijke heffingen

57

57

57

57

57

(Collectieve) zorgverzekering

385

385

385

328

385

Overigeverzekeringen

37

37

37

37

37

Vervoer

40

40

40

40

40

Reserveringsuitgaven

326

326

326

326

326

Huishoudelijke uitgaven

553

553

553

553

553

Werkgerelateerde uitgaven

0

70

70

70

0

Totaal uitgaven

2.359

2.429

2.429

2.372

2.359

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

100

214

355

488

100

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

57

0

0

0

57

Korting collectieve zorgverzekering

99

99

99

0

99

Individuele inkomenstoeslag

0

0

0

0

46

Participatieregeling 18+

30

30

30

0

30

Stichting Leergeld

0

0

0

0

0

Totaal regelingen gemeente

185

129

129

0

231

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

286

342

484

488

331

 
 

Normbedrag sociale participatie

191

191

191

191

191

Budget na alle uitgaven

95

151

293

297

140

 
 

Budgetbij geen gebruikgemeentelijke regelingen

-91

23

164

297

-91

Tabel B2.4 Paar met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Langdurige minima100%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

420

420

396

333

420

Zorgtoeslag

236

236

217

173

236

Combinatiekorting

0

0

0

0

0

Kinderbijslag

246

246

246

246

246

Kindgebonden budget

463

463

463

463

463

Totaal bijdragen Rijk

1.365

1.365

1.322

1.215

1.365

 
 

Totaal inkomsten

3.199

3.383

3.523

3.599

3.199

 
 

Uitgaven

 

Huur

698

698

698

698

698

Gas, water,elektra

282

282

282

282

282

Telefoon, internet en televisie

87

87

87

87

87

Gemeentelijke heffingen

57

57

57

57

57

(Collectieve) zorgverzekering

385

385

385

328

385

Overige verzekeringen

41

41

41

41

41

Onderwijs

74

74

74

74

74

Kosten BSO

0

0

0

0

0

Vervoer

73

73

73

73

73

Reserveringsuitgaven

453

453

453

453

453

Huishoudelijke uitgaven

734

734

734

734

734

Werkgerelateerde uitgaven

0

70

70

70

0

Totaal uitgaven

2.883

2.953

2.953

2.897

2.883

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

316

429

570

703

316

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

57

0

0

0

57

Kortingcollectieve zorgverzekering

99

99

99

0

99

Individueleinkomenstoeslag

0

0

0

0

46

Participatieregeling 18+

30

30

30

0

30

Stichting Leergeld

59

59

59

59

59

Totaal regelingen gemeente

244

187

187

59

290

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

560

617

757

762

606

 
 

Normbedrag sociale participatie

325

325

325

325

325

Budget na alleuitgaven

235

292

432

437

281

 
 

Budget bij geen gebruikgemeentelijke regelingen

-9

104

245

378

-9

Tabel B2.5 Alleenstaande, AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.426

1.568

1.711

1.853

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

374

374

337

276

Zorgtoeslag

123

123

123

123

Totaal bijdragen Rijk

497

497

460

399

 
 

Totaal inkomsten

1.923

2.065

2.171

2.252

 
 

Uitgaven

 

Huur

624

624

624

624

Gas, water, elektra

193

193

193

193

Telefoon, internet en televisie

63

63

63

63

Gemeentelijke heffingen

35

35

35

35

(Collectieve) zorgverzekering

192

192

192

198

Overigeverzekeringen

14

14

14

14

Vervoer

17

17

17

17

Reserveringsuitgaven

217

217

217

217

Huishoudelijke uitgaven

296

296

296

296

Totaal uitgaven

1.651

1.651

1.651

1.657

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

272

414

520

595

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

35

0

0

0

Kortingcollectieve zorgverzekering

49

49

49

0

Participatieregeling 18+

15

15

15

0

Stichting Leergeld

0

0

0

0

Totaal regelingen gemeente

99

64

64

0

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

371

479

584

595

 
 

Normbedrag sociale participatie

111

111

111

111

Budget na alle uitgaven

260

368

473

484

 
 

Budgetbij geen gebruikgemeentelijke regelingen

161

303

409

484

Tabel B2.6 Paar, AOW-gerechtigd

Categorie

100%

Wsm

110%

Wsm

120%

Wsm

130%

Wsm

Inkomsten

 

Netto inkomen incl. VT

1.932

2.126

2.319

2.512

 
 

Bijdragen Rijk

 

Huurtoeslag

412

412

386

337

Zorgtoeslag

236

219

192

164

Totaal bijdragen Rijk

648

631

578

501

 
 

Totaal inkomsten

2.580

2.757

2.897

3.013

 
 

Uitgaven

 

Huur

698

698

698

698

Gas, water, elektra

236

236

236

236

Telefoon, internet en televisie

75

75

75

75

Gemeentelijke heffingen

57

57

57

57

(Collectieve) zorgverzekering

385

385

385

396

Overigeverzekeringen

17

17

17

17

Vervoer

34

34

34

34

Reserveringsuitgaven

328

328

328

328

Huishoudelijke uitgaven

537

537

537

537

Totaal uitgaven

2.366

2.366

2.366

2.378

 
 

Budget exclusief regelingen gemeente

214

390

531

635

 
 

Regelingen gemeente

 

Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

57

0

0

0

Kortingcollectieve zorgverzekering

99

99

99

0

Participatieregeling 18+

30

30

30

0

Stichting Leergeld

0

0

0

0

Totaal regelingen gemeente

185

129

129

0

 
 

Budget inclusief regelingen gemeente

399

519

659

635

 
 

Normbedrag sociale participatie

179

179

179

179

Budget na alle uitgaven

220

340

480

456

 
 

Budgetbij geen gebruikgemeentelijke regelingen

35

211

352

456

Bijlage 3. Uitsplitsing gemeentelijke bijdragen

Figuur B3.1. Maandelijkse gemeentelijke bijdrage per huishouden bij een (langdurig) inkomen van 100 procent Wsm

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4. Bedrag collectieve zorgverzekering

In hoofdstuk 1 zijn voor de collectieve zorgverzekering alleen de aantallen van CZ gebruikt en niet van VGZ, omdat voor VGZ alleen een totaal aantal is aangeleverd. Onderscheid naar gemeente was niet mogelijk. Voor het scenario is met de gemeenten afgesproken om wel tot cijfers van de VGZ te komen op basis van enkele aannames om een zo accuraat mogelijk beeld van de kosten te kunnen geven.

De volgende aannames zijn gedaan:

  • De verhouding verstrekkingen per gemeente is voor VGZ hetzelfde als voor CZ.

  • De verhouding pakketkeuze per gemeente is voor VGZ hetzelfde als voor CZ. Hierbij wordt uitgegaan van:

    • °

      CZ pakket Start is vergelijkbaar met VGZ pakket Compact.

    • °

      CZ pakketten Extra en Extra uitgebreid staan samen gelijk aan VGZ pakket Compleet.

  • Alleen de volwassenen die gebruik maken van CZ worden meegenomen in de aantallen. Kinderen zijn automatisch meeverzekerd en leiden niet tot extra kosten voor de gemeente.

  • Volwassenen die enkel van de basisverzekering gebruikmaken worden buiten beschouwing gelaten. Alleen voor aanvullende pakketten geldt een bijdrage van de gemeente.

De cijfers van CZ leiden tot de verhoudingen zoals weergegeven in onderstaande tabel. Dezelfde verhouding is aangehouden voor VGZ wat leidt tot de totalen zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel B4.1 CZ en VGZ totalen Kempengemeenten

 

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel- De

Mierden

Totaal

CZ

volwassenen

163

213

223

116

135

850

Verhouding

19,2%

25,1%

26,2%

13,6%

15,9%

100%

VGZ

volwassenen*

39

51

54

28

32

204

* Berekend met de percentages van CZ.

De totalen zijn vervolgens omgezet naar een verhouding per pakket. Deze was bekend voor de pakketten van CZ en zijn berekend voor VGZ, zie onderstaande tabel.

Tabel B4.2 CZ en VGZ pakketten Kempengemeenten

 

Bergeijk

Bladel

Eersel

Oirschot

Reusel- De Mierden

Totaal

CZ Start

2

4

2

1

4

13

CZ Extra+ Extra uitgebreid

161

209

221

115

131

837

Percentage Start

1,2%

1,9%

0,9%

0,9%

3,0%

1,5%

Percentage Extra

+ Extra uitgebreid

98,8%

98,1%

99,1%

99,1%

97,0%

98,5%

VGZ Compact*

0

1

0

0

1

2

VGZ Compleet*

39

50

53

28

31

201

* Berekend met de percentages van CZ.

Bijlage 5. Verkorte begrotingen per huishoudtype

Tabel B5.1 Alleenstaande, niet AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

Landelijke toeslagen en regelingen

495

495

495

490

495

Gemeentelijke regelingen

99

64

64

0

131

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

64

0

Subtotaal inkomsten

1.878

1.971

2.100

2.223

1.909

Basisuitgaven

1.631

1.701

1.701

1.672

1.631

Uitgaven participatie

117

117

117

117

117

Subtotaal uitgaven

1.748

1.818

1.818

1.789

1.748

Budget na alle uitgaven

130

154

282

434

162

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

31

89

218

370

31

Tabel B5.2 Alleenstaande ouder met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.284

1.412

1.541

1.669

1.284

Landelijke toeslagen en regelingen

1.542

1.583

1.589

1.595

1.542

Gemeentelijke regelingen

180

123

123

59

221

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

64

0

Subtotaal inkomsten

3.006

3.118

3.252

3.387

3.047

Basisuitgaven

2.344

2.465

2.426

2.403

2.344

Uitgaven participatie

250

250

250

250

250

Subtotaal uitgaven

2.594

2.715

2.676

2.653

2.594

Budget na alle uitgaven

412

403

577

733

454

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

232

280

454

610

232

Tabel B5.3 Paar zonder kinderen, niet AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

Landelijke toeslagen en regelingen

625

625

583

476

625

Gemeentelijke regelingen

185

129

129

0

231

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

129

0

Subtotaal inkomsten

2.644

2.771

2.912

2.989

2.690

Basisuitgaven

2.359

2.429

2.429

2.372

2.359

Uitgaven participatie

191

191

191

191

191

Subtotaal uitgaven

2.550

2.620

2.620

2.563

2.550

Budget na alle uitgaven

95

151

293

426

140

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

-91

23

164

297

-91

Tabel B5.4 Paar met kinderen van 8 en 13 jaar, niet AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Langdurige

minima 100%

Inkomsten uitkering of werk

1.834

2.017

2.201

2.384

1.834

Landelijke toeslagen en regelingen

1.365

1.365

1.322

1.215

1.365

Gemeentelijke regelingen

244

187

187

59

290

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

129

0

Subtotaal inkomsten

3.443

3.570

3.710

3.787

3.489

Basisuitgaven

2.883

2.953

2.953

2.897

2.883

Uitgaven participatie

325

325

325

325

325

Subtotaal uitgaven

3.208

3.278

3.278

3.222

3.208

Budget na alle uitgaven

235

292

432

565

281

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

-9

104

245

378

-9

Tabel B5.5 Alleenstaande, AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Inkomsten uitkering of werk

1.426

1.568

1.711

1.853

Landelijke toeslagen en regelingen

497

497

460

399

Gemeentelijke regelingen

99

64

64

0

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

64

Subtotaal inkomsten

2.022

2.130

2.235

2.317

Basisuitgaven

1.651

1.651

1.651

1.657

Uitgaven participatie

111

111

111

111

Subtotaal uitgaven

1.762

1.762

1.762

1.768

Budget na alle uitgaven

260

368

473

549

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

161

303

409

484

Tabel B5.6 Paar, AOW-gerechtigd

 

100%

110%

120%

130%

Inkomsten uitkering of werk

1.932

2.126

2.319

2.512

Landelijke toeslagen en regelingen

648

631

578

501

Gemeentelijke regelingen

185

129

129

0

Scenariogemeentelijke regelingen

0

0

0

129

Subtotaal inkomsten

2.766

2.885

3.025

3.142

Basisuitgaven

2.366

2.366

2.366

2.378

Uitgaven participatie

179

179

179

179

Subtotaal uitgaven

2.545

2.545

2.545

2.557

Budget na alle uitgaven

220

340

480

585

 
 

Budget bij geen gebruik gemeentelijke regelingen

35

211

352

456

Bijlage 2 Overzicht minimaregelingen met kenmerken, inkomensgrenzen/draagkracht en ruimte voor aanpassing

 

Grondslag en uitwerking

Kenmerk

Inkomensgrens/

draagkracht

Ruimte voor aanpassing

Verplichte regeling

Bijzondere bijstand

Art. 35 lid 1 Participatiewet, uitgewerkt in Beleidsregels bijzondere bijstand Kempengemeenten 2024

Vergoeding van uit bijzondere omstandigheden voorvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan

(niet zijnde vaste lasten, voeding etc.)

Draagkracht:

35% van het inkomen boven 120% en

100% vermogen boven vermogensgrens.

We vergoeden voor een aantal kostensoorten bijzondere bijstand waarvoor dat niet aan de orde is (denk aan bepaalde medische kosten en vervoerskosten). Dat is buitenwettelijk begunstigend beleid. Dat zou voor meer kosten kunnen.

Het draagkrachtpercentage en het inkomen en vermogen waarvoor dat geldt kunnen worden aangepast.

Individuele Inkomenstoeslag

Art. 36 Participatiewet, uitgewerkt in Verordening Participatiewet 2015 en Beleidsregels bijzondere bijstand Kempengemeenten 2024

€ 375,- voor een alleenstaande, € 500,- voor een alleenstaande ouder of € 550,- voor gehuwden, die minimaal 36 maanden een laag inkomen hebben en geen zicht op inkomnsverbetering.

Inkomensgrens 105% en geen vermogen boven vermogensgrens conform bijstand.

De bedragen kunnen worden aangepast (indexatie).

De inkomensgrens kan worden gewijzigd, maar verhoging past niet bij het karakter van de regeling.

Vermogensgrens kan niet worden aangepast.

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Art. 26 Invorderingswet 1990, 255 Gemeentewet en uitgewerkt in Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Gemeentelijke belastingen worden kwijtgescholden.

Inkomensgrens 100%

Kwijtschelden is een bevoegdheid op zich. Daarbij kan de keuze worden gemaakt welke belastingen worden kwijtgescholden. Ook zijn er keuzes voor de inkomensgrens al moet deze tussen 90 en 100% liggen en omtrent het vermogen.

Niet verplichte regeling

Collectieve ziektekostenverzekering

Art. 35 lid 3 Participatiewet en uitgewerkt in Beleidsregels bijzondere bijstand

Aanbod van een collectieve ziektekostenverzekering met gehele of gedeeltelijke compensatie van het aanvullend pakket. We werken samen met CZ en VGZ. Beide zorgaanbieders bieden een basisverzekering aan met 3 aanvullende pakketten. Bij beide zorgverzekeraars worden de aanvullende pakketten 1 en 2 volledig vergoed en pakket 3 conform de vergoeding van pakket 2.

Inkomensgrens 120% en vermogen onder vermogensgrens cf bijstand.

Inkomensgrens en vermogensgrens kunnen worden aangepast. Daarnaast kan de vergoeding van de aanvullende pakketten worden aangepast.

Participatie kinderen

Kinderen mee laten doen aan (buiten)schoolse activiteiten.

Inkomensgrens 130%, maar Stichting Leergeld levert maatwerk.

Voorwaarden liggen bij Stichting Leergeld.

Participatie 18+

Participatieregeling 18+ Kempengemeenten 2024

€ 180 voor sociaal maatschappelijke participatie.

Inkomensgrens 120% en vermogensgrens conform bijstand.

Kostensoorten, bedrag, inkomensgrens en vermogensgrens kunnen worden aangepast.

Bijlage 3. Terugblik kadernota armoede 2021-2024

3.1 Algemene terugblik

In het najaar van 2020 is de Kadernota armoedebestrijding “Koersen op de toekomst” 2021-2024 vastgesteld. Een periode van vier jaar die anders is verlopen dan we vooraf hadden kunnen voorzien. In 2020 hadden we al te maken met corona en lockdowns. We konden echter niet voorzien hoe lang dat zou duren. Ook konden we op dat moment niet voorzien dat er een oorlog in de Oekraïne uit zou breken met een energiecrisis en forse inflatie tot gevolg.

Meer en andere inwoners kregen te maken met geldzorgen. Landelijk zijn diverse ondersteuningsmaatregelen ontwikkeld, welke als extra taken naar gemeenten kwamen zoals de Eenmalige energietoeslag. Deze ontwikkelingen hebben inzet en aandacht gevraagd. Dat heeft enerzijds tot gevolg gehad dat we geplande ontwikkelingen niet in gang hebben gezet; anderzijds is er een hele nieuwe groep inwoners met geldzorgen in beeld gekomen die we hebben ondersteund en hebben kunnen wijzen op het volledige ondersteuningsaanbod. In het najaar van 2022 heeft er een tussenevaluatie van de kadernota Armoedebestrijding 2021-2024 plaatsgevonden. Uitdagingen zoals de coronapandemie, stijgende energieprijzen en koopkrachtdaling hebben er voor gezorgd dat het thema armoede meer en op een andere manier aandacht heeft gekregen en inzet heeft gevraagd.

Extra maatregelen i.v.m. corona en energiecrisis

De TONK (en Tozo) regeling is in het leven geroepen voor huishoudens die door corona te maken hadden met inkomstenterugval en hierdoor noodzakelijke kosten zoals woonkosten niet meer konden betalen. Er kwam ook een energietoeslag voor huishoudens met een minimuminkomen om de hoge energielasten te compenseren. We hebben deze regelingen met prioriteit ingevoerd en uitgevoerd. Daarnaast kregen gemeenten te maken met de hersteloperatie Toeslagenaffaire, waarbij vanuit het Rijk aan gemeenten is verzocht om contact te leggen met de potentieel gedupeerden om te onderzoeken of ze ondersteuning nodig hebben en vervolgens een passend hulpaanbod te doen.

Vroegsinalering

Door de ontwikkelingen is er een steeds grotere groep inwoners die moeite heeft om rond te komen en mee te kunnen doen. Armoedebestrijding is een onderwerp geworden dat steeds nadrukkelijker op de agenda staat en de nodige aandacht krijgt, ook op bestuurlijk niveau. Naast de maatschappelijke ontwikkelingen, hebben er ook wijzigingen plaats gevonden in wet- en regelgeving. Zo is begin 2021 de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) gewijzigd. Verhuurders, energie- en waterleveranciers en zorgaanbieders werden verplicht betalingsachterstanden aan gemeenten te melden. Naar aanleiding daarvan is VPS ingericht. VPS staat voor Vindplaats Schulden, dit is een portaal van BKR waar signalen van betalingsachterstanden gemeld worden. Voor kleine partners, zoals particuliere verhuurders, die niet zijn aangesloten bij VPS, is er een mailbox voor het aanleveren van signalen. Vervolgens wordt contact gezocht met de inwoner om ondersteuning aan te bieden. Dat deden we telefonisch en per post. Daarnaast is per 1 januari 2024 de pilot huisbezoeken gestart. Een consulent schuldhulpverlening gaat samen met een maatschappelijk werker van Lumens op huisbezoek bij de betalingsachterstanden die een indicatie vormen voor grote financiële zorgen..

Om tussentijdse bijsturing mogelijk te maken heeft er in mei 2024 een korte evaluatie met alle betrokken partijen plaatsgevonden. Het aantal succesvolle contactpogingen is hoger ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De eindevaluatie vindt eind 2024 plaats, waarna besloten zal worden of het afleggen van huisbezoeken in het kader van de vroegsignalering een vast onderdeel wordt van de dienstverlening van MD en of en hoe de samenwerking met Lumens wordt voortgezet.

Preventie

In 2021 zijn de Kempengemeenten een samenwerking gestart met Startpunt Geldzaken en met de Nederlandse Schuldhulproute. Dit zijn kanalen die in diverse andere gemeenten succesvol zijn gebleken en die een bijdrage leveren aan het vroegtijdig in beeld krijgen van inwoners met geldzorgen, zodat we hen vroegtijdig een lichte vorm van (zelf)hulp kunnen bieden of kunnen doorverwijzen. De samenwerking met Startpunt Geldzaken is per 1/01/2024 beëindigd omdat er nauwelijks gebruik van werd gemaakt.

Daarnaast zijn er andere preventieve activiteiten waar we op hebben ingezet. Gericht op zowel het maatschappelijk middenveld als op inwoners zelf. Hieronder sommen we er een aantal op:

  • Start Nieuwsbrief Geldzaken, de Nieuwsbrief Geldzaken werd in eerste instantie structureel en periodiek uitgegeven. Nadat zichtbaar werd dat het bereik van de nieuwsbrief redelijk laag was is er voor gekozen om de nieuwsbrief enkel uit te brengen bij grotere mededelingen.

  • Eenmalig item KempenTV.

  • Informatiepleinen Eersel en Bladel in samenwerking met de Bibliotheek, het DigiTaalhuis, de Sociaal Raadslieden en de Thuisadministratie Cordaad Welzijn.

  • Dialoogavonden voor het maatschappelijk middenveld.

  • Webinar Budgetteren voor inwoners en Webinar CZV voor maatschappelijk middenveld.

Taboedoorbreking

Er zijn diverse acties uitgezet als het gaat om communicatie uitingen gericht op het laagdrempelig aanbieden van ondersteuning en het doorbreken van het taboe op armoede en schulden. Een van de instrumenten om hier invulling aan te geven is de Nederlandse Schuldhulproute. Verder is in samenwerking met het Praktijkonderwijs van het Pius X-College en de organisatie Save the Children het project Speaking Minds uitgevoerd. Vanuit dit project zijn leerlingen van het praktijkonderwijs betrokken bij implementatievragen vanuit de gemeente over het thema geldzorgen; hoe voorkomen we dat jongeren geldzorgen hebben en hoe maken we geldzorgen beter bespreekbaar.

Dit project wordt voortgezet en in de komende schooljaren herhaaldelijk uitgevoerd.

Collectief aanbod

In de kadernota 2020-2024 is de doelstelling opgenomen om samen met het maatschappelijk middenveld een breed collectief aanbod aan te bieden. Binnen het traject schuldhulpverlening zou het volgen van het collectieve programma een vast onderdeel worden. Het collectieve aanbod omvat groepsactiviteiten die bijdragen aan het vergroten van de financiële draagkracht van de cliënt.

Door alle ontwikkelingen waar we de afgelopen jaren mee te maken hebben gehad, corona, energiecrisis en gevraagde inzet als gevolg hiervan, is het collectief aanbod niet van de grond gekomen. Het beoogde doel met het collectief aanbod om naast stabiliseren en oplossen van schulden de financiële zelfredzaamheid te vergroten is door middel van een-op-een begeleiding aan de inwoner aangeboden. De hulpverlening wordt van aanmelding tot nazorg begeleid door een en dezelfde schuldhulpverlener. Schuldhulpverlening is niet enkel voor inwoners met problematische schulden waarvoor een schuldregeling dient te worden opgestart, maar juist ook voor inwoners met hulpvragen in een eerder stadium. Hierbij kan gedacht worden aan korte coachingstrajecten bij losse vragen, kleine betalingsachterstanden waarvoor een individuele betalingsregeling kan worden afgesloten of hulp bij inzicht in financiën of het opstarten van budgetbeheer of budgetcoaching voor een bepaalde periode. Cliënten zijn zo niet meer enkel bezig met het oplossen van een probleemsituatie maar ook met het opdoen van vaardigheden en kennis zodat er in het vervolg geen probleemsituatie ontstaat, of zij eerder hulp weten in te schakelen.

3.2 Onderzoek KempenPas

In de Kadernota armoedebestrijding 2021-2024 is een onderzoek naar de mogelijkheid voor een Kempenpas aangekondigd. Aanleiding voor dit onderzoek is de wens om meer in te zetten op het stimuleren van actieve deelname aan sociale, culturele, educatieve en/of sportieve activiteiten.

Het invoeren van een Kempenpas is mogelijk een alternatief voor de huidige Participatieregeling 18+. Met behulp van deze regeling worden inwoners met een laag inkomen nu financieel ondersteund zodat zij kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Inwoners kunnen hiervoor één keer per jaar een aanvraag indienen en ontvangen dan een vast bedrag als tegemoetkoming in de kosten.

Het idee van een KempenPas is dat inwoners met de pas gratis of met korting kunnen deelnemen aan verschillende sport en beweegactiviteiten, culturele activiteiten en recreatieve activiteiten. De pas verbindt de verschillende domeinen en activiteiten aan elkaar en is voor mensen uit de doelgroep tot 120% van het beleidsmatig minimum gratis. Alle inwoners van de Kempengemeenten zouden kunnen profiteren van deze pas, indien gekozen wordt voor de optie om de pas breed uit te zetten onder alle inwoners van de Kempen. Voor inwoners met een inkomen tot 120% zouden de financiële voordelen groter zijn als voor hen de gemeentelijke meedoenbijdrage op deze pas wordt gezet.

In de verkenning die is uitgevoerd bleek dat diverse gemeenten in het land die een stadspas hebben geïmplementeerd, dit product afnemen bij de organisatie BS&F 54 . Voor deze verkenning naar de mogelijkheden van een Kempenpas is contact gelegd met BS&F.

BS&F wees daarbij op een alternatief product dat zij ook aanbieden; het meedoenplatform. Het meedoenplatform is vaak voor kleinere gemeenten een interessant alternatief voor een stadspas. De stadspas wordt vaker ingezet door een grote centrumgemeente, waarbij kleinere regiogemeenten aansluiten.

Het meedoenplatform is een soort webshop waar soortgelijke producten en activiteiten als bij een stadspas beschikbaar worden gesteld. Op een meedoenplatform zouden ook andere regelingen en aanbod onder de aandacht kunnen worden gebracht zoals bijzondere bijstand en de collectieve ziektekostenverzekering en het aanbod van stichting Leergeld.

Uit de verkenning die is uitgevoerd blijken verschillende voordelen van een Kempenpas of een Kempisch meedoenplatform. Denk aan meer bestedingsvrijheid voor inwoners en mogelijk een groter bereik van de regeling. De gemeente heeft meer zicht op de daadwerkelijke besteding van de participatiebijdrage. En naar verwachting is er minder ambtelijke capaciteit nodig voor het toetsen van de regeling. Tot slot kan het een impuls betekenen voor de contacten met verenigingen en ondernemers.

Echter, we zien ook verschillende knelpunten bij de implementatie van een dergelijke pas of platform. Beide instrumenten vragen om een flink implementatietraject en de kosten voor implementatie, beheer (en onderhoud) en het systeem zijn hoog. Het aan laten sluiten van ondernemers en verenigingen is arbeidsintensief en dit vraagt blijvende inzet. Een vraagstuk daarbij is hoe de betaling aan de aanbieders moet worden ingeregeld. Als het tegoed op een pas komt, zouden aanbieders dit ook moeten kunnen uitlezen om te incasseren. Vraag is welke randapparatuur daarvoor nodig is en welke kosten daaraan zijn verbonden. Een risico is verder dat een pas leidt tot stigmatisering.

Aandachtspunt van een meedoenplatform ten opzichte van een pas is dat een online platform lastig kan zijn in gebruik voor inwoners die minder digitaal vaardig zijn. In de Kempen valt de grootste groep huishoudens met een laag inkomen in de AOW gerechtigde leeftijd. Voor een deel van hen kan een online platform lastig zijn. Tot slot verwachten we dat slechts een beperkt aantal regelingen aan de pas zal worden gekoppeld.

Wanneer we de gevraagde inzet en financiële middelen voor een stadspas en meedoenplatform naast het beperkte gebruik van de huidige Participatieregeling 18+ leggen, rijst de vraag of de kosten opwegen tegen het effect en gebruik. Ook als het gebruik zou verdubbelen, is de vraag of de voordelen van een dergelijk systeem opwegen tegen de nadelen.

In veel regio’s met een stadspas of platform vormt een grotere centrumgemeente de basis. Kleinere gemeenten haken dan aan. Daarmee ontstaat een mooi breed productenpalet. Voor onze regio geldt dat het de vraag is of een stadspas geschikt is om met de vijf gemeenten op te zetten. Elke gemeente heeft andere lokale ondernemers die je dan in dit platform terug wilt laten komen. En zoals hierboven al vermeld is juist het aan laten sluiten van ondernemers arbeidsintensief en vraagt dit om blijvende inzet. Tevens heeft elke gemeente mogelijk weer andere wensen in het betrekken van ondernemers/verenigingen.

Gelet op het bovenstaande hebben wij geconcludeerd dat een Kempenpas geen passend instrument is. Daarnaast zien we op dit moment ook geen meerwaarde in het opzetten van het meedoenplatform. Het voorstel is om in te zetten op meer communicatie richting inwoners, samenwerkingspartners en verenigingen. De participatieregeling 18+ is verruimd in hoogte (van € 150,- naar € 180,-) en qua bestedingsmogelijkheden. Hiermee willen we de bekendheid en het gebruik van de Participatieregeling 18+ vergroten.

3.3 Gebiedsgerichte pilots

In de kadernota was opgenomen dat elke gemeente een eigen pilot zou uitvoeren waarbij werd ingezoomd op een specifiek vraagstuk vanuit de kadernota.

Pilot Schulden vrije start (Bergeijk)

De pilot: De ontwikkeling van jongeren mag niet door schulden worden ondermijnd. Om deze reden start de Gemeente Bergeijk met de Pilot Schulden vrije start! Deze pilot omvat een aanpak waarbij de afkoop van sommige schulden gepaard gaat met het aanleren van financiële vaardigheden. Het gaat om schulden die zijn ontstaan op de vaste lasten als gevolg van het niet hebben van inkomen of toereikend inkomen. Uitgangspunt is dat alle jongeren tot 23 jaar met een schone lei kunnen beginnen aan het leven.

Verloop van de pilot en vervolg

De pilot Schuldenvrije Start is in 2021 gestart. Vervolgens is de projectgroep Schuldenvrije Start aan de slag gegaan met de uitvoering van deze pilot. Hier zijn verschillende professionals vanuit het veld betrokken, zoals de jeugdcoach, een schuldhulpverlener als maatschappelijk werk. Ondanks inspanningen in de uitvoering en het verbreden van de doelgroep zijn er geen succesvolle aanmeldingen van jongeren geweest. In de tussenevaluatie is bepaald om de pilot door te laten lopen om te bezien of de aanmeldingen aan zullen trekken. Ook in de eindevaluatie zijn er geen aanmeldingen bij gekomen.

Naar aanleiding van de ‘Motie Ondersteuning Energiecrisis’ is de vraag gesteld of inwoners goed op de hoogte zijn van het volledige aanbod aan ondersteuning in de gemeente en of inwoners de weg weten te vinden naar passende zorg en ondersteuning. Deze vraag kun je ook stellen in het verlengde van de Pilot Schuldenvrije Start. In de raadsinformatiebrief naar aanleiding van deze motie is dan ook de Toegangsscan aangekondigd welke in 2023 is uitgevoed in de gemeente Bergeijk. De Toegangsscan heeft laten zien dat inwoners onvoldoende op de hoogte zijn van de ondersteuningsmogelijkheden. Dus ook op het gebied van financiële ondersteuningsvragen weten inwoners niet of onvoldoende de juiste weg te vinden.Hoe we inwoners het beste kunnen bereiken is een belangrijke opgave,een mogelijkheid kan zijn het centraliseren van de toegang. Hiervoor wordt een plan van aanpak opgesteld.

Pilot Signalering verenigingen (Bladel)

Met deze pilot onderzoekt de Kempengemeenten welke standaard werkwijze en ondersteuning er nodig is om verenigingen in staat te stellen om ook op schuldenproblematiek te signaleren. De Bladelse verenigingen krijgen een uitnodiging om deel te nemen aan deze pilot.

Verloop van de pilot en vervolg

De gemeente Bladel is gestart met het doen van een klein onderzoek bij verenigingen. Middels een uitvraag per mail zijn meer dan 100 verenigingen (KBO’s, buurt, sport, muziekverenigingen etc.) benaderd met een viertal vragen. Deze gingen met name over of verenigingen schuldenproblematiek bij leden herkent, signaleert, wat zij op dit moment hieraan doen en of zij ervoor openstaan om hier meer over te weten te komen. 22 verenigingen hebben, na een herinnering, gereageerd op deze uitvraag. De reacties zijn uiteenlopend. Het overgrote deel is niet bekend met armoede-of schuldenproblematiek bij leden en doet dus ook niks op dit moment. Verenigingen die aangeven op dit moment wél iets te doen bij signalering, geven met name aan leden te wijzen/ door te verwijzen op/naar aanbod van bijv. stichting Leergeld. Het overgrote deel geeft aan er voor open te staan hier in het vervolg per mail voor benaderd te worden. Hierover is ook contact geweest met stichting Kempen in Beweging (met de Kempische coördinator sport en preventie die clubs o.a. helpt aan een vertrouwenscontactpersoon, en bewust maakt van aanbod zoals clubkadercoaching en workshops). Hier werd bevestigd dat er behoefte is aan laagdrempelige tips en informatie over het ondersteuningsaanbod en het signaleren van geldzorgen.

We hebben twee duidelijke pdf’s ontworpen met daarop het financiële ondersteuningsaanbod wanneer leden de contributie niet (meer) kunnen betalen en een signaleringskaart (gebaseerd op de signalenkaart Armoede van het NJI) met daarop tips hoe geldzorgen te signaleren en bespreekbaar te maken binnen de vereniging. De documenten zijn naar alle verenigingen (KBO, buurt, sport, muziek etc) verzonden binnen gemeente Bladel en vanuit stichting Kempen in Beweging zijn de volgende acties uitgezet:

  • 1.

    De bestanden zijn op de website geplaatst.

  • 2.

    Beide Pdf’s worden als bijlage met de e-mailnieuwsbrief meegestuurd..

  • 3.

    Alle op kempeninbeweging.nl geregistreerde sport- en beweegaanbieders (80) hebben beide Pdf’s ontvangen met een begeleidende tekst in een persoonlijke e-mail.

  • 4.

    Een social post maken over deze onderwerpen en beide PDF als foto meenemen.

Het blijft een uitdaging om de grote groep aan (sport)verenigingen op een goede manier te bereiken. Ook worden vrijwilligers binnen verenigingen steeds schaarser. Daarom blijven we de samenwerking opzoeken met Kempen in Beweging als overkoepelende organisatie. Geldzorgen en armoede staan op de lijst als onderwerp voor hun Kaderdag in januari 2025 en in het najaar van 2024/ begin 2025 willen we, i.s.m. de coördinator sport&preventie Bladelse verenigingen uitnodigen voor een thema-avond waar dit onderwerp ook voorbij zal komen.

Tevens zijn dit thema’s die voorbij komen in het reeds opgestarte Bladelse netwerk Geldzorgen. Hier nemen lokale partijen aan deel zoals het Cluster senioren, de Kleding- en Voedselbank, Hulp in Nood Hapert en Bladel/Netersel, Zorgcoöperatie Hoogeloon, stichting Leergeld, Sociaal Raadsliedenwerk en thuisadministratie CordaadWelzijn.

Pilot Aanpak Thuisadministratie en Scholing (Eersel)

De pilot thuisadministratie en scholing betreft een aanpak waarbij vrijwilligers worden getraind in het opzetten van een thuisadministratie bij cliënten. De training behelst een aanpak waarbij meer methodische kennis wordt toegevoegd aan de werkwijze van vrijwilligers die actief willen zijn in de thuisadministratie. Het doel van deze pilot is de Kempische vrijwilliger die betrokken is bij de thuisadministratie steviger te maken.

Met deze pilot onderzoeken de Kempengemeenten in hoeverre methodische vrijwillige inzet een oplossing kan bieden voor cliënten met enkelvoudige thuisadministratie problematiek.

Verloop van de pilot en vervolg

Het opleiden van vrijwilligers van de Thuisadministratie is aan de Thuisadministratie zelf. Daarom is in overleg met de Thuisadministratie besloten deze pilot om te buigen en een kennisavond te organiseren voor de vrijwilligers van de Thuisadministratie. Het eerste thema was “schuldhulpverlening”. Tijdens deze bijeenkomst hebben schuldhulpverleners en sociaalraadslieden van MD een toelichting gegeven op hun werk. Dat bleek zeer waardevol voor de vrijwilligers. We zetten in om deze bijeenkomst eens per jaar/eens in de twee jaar te organiseren.

Pilot Gezonde voeding met een laag inkomen (Reusel-De Mierden)

De gemeente Reusel-De Mierden start een pilot samen met lokale diëtisten. Het doel is om inwoners met een laag inkomen een gezond voedingspatroon aan te leren, waarbij rekening wordt gehouden met de (on)mogelijkheden van een klein budget. De (al bestaande) interventie “Goedkoop gezonde voeding” is de basis hiervoor.

Verloop van de pilot en vervolg

Drie diëtisten uit de gemeente hebben de opleiding gevolgd die bij deze interventie hoort. Tot twee keer toe hebben we het project on hold moeten zetten omdat de coronamaatregelen het niet toe lieten om groepsbijeenkomsten te organiseren. Hierna hebben twee diëtisten besloten te stoppen en zijn we door gegaan met één diëtiste. Zij heeft in het najaar van 2022 en in het voorjaar van 2023 twee trainingen aangeboden. De trainingen zijn door de deelnemers weliswaar positief beoordeeld. Echter, de opkomst was lager dan verwacht en het bleek moeilijk om voldoende deelnemers te vinden ondanks uitgebreide werving. Gelet hierop hebben we besloten dit zelfde aanbod niet voort te zetten. We zijn nu aan het verkennen of we op een andere wijze iets met gezonde voeding kunnen doen waarbij we uitgaan van wensen van inwoners zelf. Een concrete actie die hieruit is voortgekomen is dat de diëtiste aansluit bij het koffie-uurtje dat Vluchtelingenwerk organiseert voor statushouders in de gemeente en met hen in gesprek gaat over dit thema.

Pilot Aanpak integrale toegang schulden (Oirschot)

Met Wijzer kent Oirschot een afwijkende toegang tot de dienstverlening in de Kempen. Deze toegang is een integrale 3D toegang tot hulp, ondersteuning en zorg, inclusief het welzijnswerk. Er is kennis en expertise aanwezig over jeugd(zorg), Wmo, participatie, nieuwkomers, maatschappelijk werk, welzijnswerk en het informele (zorg)circuit.

In de Pilot integrale toegang zal de consulent schuldhulpverlening voor een dag(deel) meedraaien. Het doel van deze pilot is om te onderzoeken wat het effect is van het vanaf een gezamenlijke locatie werken op het leveren van schulddienstverlening. Bereiken we een betere aansluiting en samenwerking met sociaal raadsliedenwerk, emplooispreekuur, formulierenspreekuur en andere preventieve activiteiten.

Verloop van de pilot en vervolg

Deze pilot is per 1 juni 2022 gestart. Een vaste consulent schuldhulpverlening van MD is éénmaal per twee weken op de woensdag aanwezig geweest in Oirschot en maakte dan deel uit van de integrale toegang tot dienstverlening van team Wijzer voor de inwoners van Oirschot. Uit de praktijk blijkt dat er weinig aanloop is geweest tijdens de aanwezigheid van de consulent schuldhulpverlening. Vervolgens is de pilot on-hold gezet ivm personeelsuitval en onderbezetting bij de afdeling Schuldhulpverlening. Het gezamenlijk verlenen van ondersteuning van schulden aan een inwoner is dan ook niet van de grond gekomen binnen de gestelde termijn van de pilot. Een positief effect van het werken vanuit een gezamelijke locatie is het vergroten van de kennis van schuldhulpverlening bij de medewerkers van WIJzer. Dit heeft bijgedragen aan een betere integrale samenwerking.

3.4 Evaluatie beleidsdoelstellingen

In de voorgaande kadernota waren 7 beleidsdoelstellingen opgenomen over de ontwikkeling van

cliënten ten opzichte van de dienstverlening. Daarnaast waren er 3 doelstellingen geformuleerd die de basis hebben gevormd voor het opstellen van het nieuwe beleid. De eindevaluatie is uitgevoerd middels het beschrijven van de resultaten van de 10 beleidsdoelstellingen.

Doelstelling 1: De financiële draagkracht van inwoners die zich gemeld hebben bij gemeenten voor schuldhulp is duurzaam verhoogd. Zij stijgen een of meerdere treden op het domein financiën van de zelfredzaamheidsmatrix.

De dienstverlening is door de corona maatregelen anders verlopen dan van te voren beoogd. Een van de grootste uitdagingen was de plotselinge overstap naar digitale dienstverlening. Omdat fysiek contact vaak niet mogelijk was, moesten schuldhulpverleners hun cliënten op afstand ondersteunen. Schuldhulpverleners kregen te maken met een verhoogde werkdruk en moesten manieren vinden om de toegenomen vraag aan te kunnen, vaak met beperkte middelen. Het gebruik van de zelfredzaamheidsmatrix is daarom niet van de grond gekomen.

Doelstelling 2: 55% van de cliëntcontacten in de financiële dienstverlening is in 2024 via het collectief aanbod.

De bedoeling was om het aanbod af te stemmen met de lokale organisaties en middels een samenwerking vorm te geven. Door alle ontwikkelingen waar we de afgelopen jaren mee te maken hebben gehad, corona, energiecrisis en gevraagde inzet als gevolg hiervan, is het collectief aanbod niet van de grond gekomen. Binnen de beperkte middelen hebben we online bijeenkomsten georganiseerd over minimaregelingen. Verder is ingezet op laagdrempelige, algemene voorzieningen voor de eerste ondersteuning. Denk aan Geldfit van de Nederlandse Schuldhulp Route en de Geldplannen van het Nibud. Tot slot zijn er in samenwerking met partners informatiepleinen ingericht in Bladel en Eersel waar inwoners met geldvragen terecht kunnen. Zij kunnen hier meer informatie krijgen over de verschillende voorzieningen die er zijn en hulp krijgen met het aanvragen daarvan. Verder kan een inwoner met beginnende schulden tijdig doorverwezen worden en kunnen de beginnende schulden aangepakt worden.

De dienstverlening van schuldhulpverlening bestaat voornamelijk uit één-op-één begeleiding. De schuldhulpverleners zijn opgeleid om de hulpverlening van a tot z uit te voeren waardoor er geen overdrachtsmoment voorkomt. Zo wordt een inwoner breed uitgevraagd op alle leefgebieden en wordt er gecoacht in het opdoen van vaardigheden en kennis op het gebied van financiële zelfredzaamheid. De één-op-één begeleiding biedt mogelijkheden tot ondersteuning en coaching op maat.

Doelstelling 3: Inwoners die deelnemen aan het collectief aanbod stijgen een of meerdere treden op het domein financiën van de zelfredzaamheidsmatrix.

Zoals benoemd in doelstelling 1 en 2 zijn zowel het collectief aanbod als het gebruik van de zelfredzaamheidsmatrix niet van de grond gekomen. Het beoogde doel met het collectief aanbod om naast stabiliseren en oplossen van schulden de financiële zelfredzaamheid te vergroten is daarvoor in plaats door middel van één-op-één begeleiding aan de inwoner aangeboden. De hulpverlening wordt van aanmelding tot nazorg begeleid door één en dezelfde schuldhulpverlener, hierdoor wordt vanaf het eerste besprek een vertrouwensband opgebouwd. Schuldhulpverlening is niet enkel voor inwoners met problematische schulden waarvoor een schuldregeling dient te worden opgestart, maar juist ook voor inwoners met hulpvragen in een eerder stadium. Zo worden er korte coachingstrajecten bij losse vragen aangeboden, wordt een inwoner gestimuleerd in het krijgen van inzicht in financiën en wordt er budgetbeheer of budgetcoaching voor een bepaalde periode opgestart wanneer passend. inwoners zijn zo niet meer enkel bezig met het oplossen van een probleemsituatie maar ook met het opdoen van vaardigheden en kennis samen met de consulent schuldhulpverlening.

Doelstelling 4: Wij bieden inwoners ontwikkelruimte door de inzet van saneringskredieten. De inzet van het aantal saneringskredieten t.b.v. een schuldregeling is daardoor 40% verhoogd naar 45%.

Er is geen 0-meting gedaan bij het opstellen van de doelstelling, om deze reden kan er dan ook niet worden geconcludeerd of het aantal saneringskredieten is verhoogd met 45%. Wel kan er geconcludeerd worden dat er uitvoering is gegeven aan de doelstelling om het aantal saneringskredieten toe te laten nemen. Saneringskredieten zijn bedoeld om mensen met problematische schulden te helpen door al hun schulden samen te voegen tot één overzichtelijk krediet, dat zij in een afgesproken termijn kunnen aflossen. Recentelijk zijn er nieuwe plannen gepresenteerd door de overheid en gemeenten om saneringskredieten effectiever en toegankelijker te maken. Een van de kernpunten in deze plannen is het verlagen van de drempel om in aanmerking te komen voor een saneringskrediet. Hierdoor kunnen meer mensen sneller worden geholpen, wat de kans vergroot dat zij hun schulden kunnen aflossen en hun leven weer op de rails krijgen.

Het inzetten van saneringskredieten is meer standaard geworden en dit is opgenomen in de werkprocessen.

Doelstelling 5: Wij kiezen voor een ontwikkelingsgerichte aanpak die inzet op duurzame gedragsverandering. Hiermee neemt de inzet van budgetbeheer met 20% toe, de inzet van beschermingsbewind neemt met 20% af.

De inzet van beschermingsbeheer wordt uitgesproken door de rechtbank, een afname hierin ligt niet binnen het bereik van schuldhulpverlening. Hierin is dan ook geen significant verschil zichtbaar in de afgelopen jaren. Voor inwoners die zich aanmelden bij schuldhulpverlening en nog niet onder bewind staan is de ambitie om aan te bieden wat nodig is. In het kader van duurzame gedragsverandering heeft de inzet van budgetbeheer dan ook de voorkeur mits dit passend is voor de inwoner. In de voorgaande kadernota is er geen 0-meting gedaan waardoor het niet mogelijk is een vergelijking te doen met aantallen uit 2024. Ook kan er niet worden aangetoond of de inzet van budgetbeheer met 20% is toegenomen.

Doelstelling 6: 50% van de inwoners die succesvol het traject van minnelijke schuldhulpverlening hebben afgerond leveren op vrijwillige basis een maatschappelijke bijdrage in een door hen zelf in te vullen variant (bijv. vrijwilligerswerk).

We hebben afgezien van vragen om een vrijwillige maatschappelijke bijdrage omdat hierop niet gestuurd kan worden. Aan de hulpvraag van een inwoner inzake schuldhulpverlening wordt altijd gehoor gegeven, ongeacht hij of zij een maatschappelijk bijdrage levert. Verder was de invulling van het leveren van een bijdrage beoogd om deel te nemen aan het collectief aanbod als ervaringsdeskundige, door bovengenoemde redenen is het aanbieden van een collectief aanbod niet aangeboden.

Doelstelling 7: Cliënten die gemeld zijn bij het meldpunt vroegsignalering zijn binnen 2 weken gesproken.

In 2023 is de voorgaande kadernota gewijzigd om aan te sluiten bij de Wgs. Een van de gewijzigde onderdelen is de vroegsignalering. Om een hulpaanbod te kunnen doen door middel van bijvoorbeeld huisbezoeken (zoals in de pilot vroegsignalering huisbezoeken) aan een binnengekomen signaal van een betaalachterstand, is de termijn verruimd naar 4 weken. Binnen deze termijn wordt een inwoner gesproken en is de doelstelling behaald.

De doelstellingen die waren geformuleerd voor de ontwikkeling van het nieuwe beleid:

Doelstelling 8 (nieuw beleid): Er zijn op 1-6-2024 nieuwe doelstellingen geformuleerd voor de opstellingen van het nieuwe beleidsplan 2024.

In de huidige kadernota worden de nieuwe doelstellingen gepresenteerd.

Doelstelling 9 (nieuw beleid): Het haalbaarheidsonderzoek naar de Kempenpas is op 1-6-2024 afgerond en geeft basis om een beslissing te kunnen nemen om de Kempenpas wel/niet in te voeren.

Uit het onderzoek dat is uitgevoerd komt de conclusie dat de Kempenpas niet haalbaar is. Zie paragraaf 3.3 voor de uitgebreide toelichting.

Doelstelling 10 (nieuw beleid): De gebiedsgerichte pilots zijn uiterlijk op 1-6-2024 afgerond en worden definitief wel of niet opgenomen in het beleidsplan 2024.

We zien dat binnen iedere pilot elementen zitten die, al dan niet op aangepaste wijze, een vervolg zullen krijgen en terugkomen in de ambities onder de speerpunten in hoofdstuk 5. Zie paragraaf 3.2 voor de uitgebreide toelichting van de verschillende pilots.

Bijlage 4. uitkomsten vragenlijst geldzorgen

In het voorjaar van 2024 hebben de vijf gemeenten een vragenlijst ontwikkeld en deze verspreid onder alle samenwerkingspartners (zowel professioneel als vrijwillig) die in hun uitvoeringspraktijk nauw in contact staan met inwoners die te maken hebben met een laag inkomen en/of schulden. We hebben gevraagd naar bevindingen met betrekking tot het huidige armoede- en schuldhulpverleningsbeleid en naar suggesties voor verbetering.

Voorbeelden van organisaties naar welke de vragenlijst is verstuurd zijn de Voedselbanken van de gemeenten, stichting Leergeld Veldhoven en de Kempen, de Adviesraden, CordaadWelzijn etc. De vragenlijst heeft ruim 4 weken opgestaan en uiteindelijk hebben 32 respondenten, goed verspreid over de 5 Kempengemeenten, hem ingevuld.

Opbouw vragenlijst

In de vragenlijst hebben we onderscheid gemaakt tussen het aanbod van de gemeenten inzake bijzondere bijstand en minimaregelingen versus schuldhulpverlening. Daarnaast zijn er ook andere partners, al dan niet gesubsidieerd (in het voorliggend veld) zoals bijvoorbeeld de Voedselbank, de Kledingbank, thuisadministratie van Cordaad Welzijn, stichting Leergeld en allerlei lokale hulporganisaties die hulp bieden waar we vragen over stellen. De vragenlijst begon met een aantal algemene vragen over de functie, organisatie en werkzaamheden van de respondent. Vervolgens stelden we een aantal vragen over de volgende thema’s:   

  • 1.

    Algemene vragen

  • 2.

    Bekendheid en samenwerking

  • 3.

    Preventie

  • 4.

    Ondersteuning die aansluit bij behoeften

  • 5.

    Schuldhulpverlening

  • 6.

    Vindbaarheid/toegang, aanvraagproces en bereik van regelingen

  • 7.

    Algemene dienstverlening en klantcontact gemeenten

  • 8.

    Flankerende thema’s

  • 9.

    Algemeen  

De vragen zijn afwisselend open en gesloten vragen. In deze samenvatting zal per thema kort uitgelicht worden welke antwoorden opvallen en zullen enkele resultaten gepresenteerd worden.

1 Algemene vragen

Van de 32 respondenten zijn er 17 een vrijwillige kracht en 14 betaalde (1 niet ingevuld). Dit geeft een goede spreiding. Deze mensen zijn verdeeld over de gemeenten werkzaam, behalve in de gemeente Oirschot. De respondenten geven ook aan in nauw contact te staan met inwoners die te maken hebben met geldzorgen/armoede en/of schulden. 16 respondenten geven aan bijna altijd aandacht te hebben voor dit thema, 9 vaak en 6 soms. Dit laat zien dat we mensen met ervaring en daadwerkelijke kennis hebben bevraagd.

afbeelding binnen de regeling

2. Bekendheid en samenwerking

De Kempengemeenten bieden maatwerkondersteuning in het kader van armoedebestrijding en schuldhulp. Denk hierbij aan bijzondere bijstand, schuldhulpverlening en diverse minimaregelingen. Echter maakt niet elke inwoner die er recht op heeft op gebruik van ons aanbod. Wij hebben onze respondenten gevraagd naar de bekendheid (bij henzelf en bij inwoners) van het (gemeentelijke) hulpaanbod en naar hun ervaringen met betrekking tot de samenwerking tussen gemeenten en samenwerkingspartners.

Ten eerste geven de respondenten aan dat armoede- en schuldenproblematiek eigenlijk bij elke doelgroep wel voorkomt. Iets waar de gemeente zich in zou willen verdiepen is of onze partners echt bij iedereen armoede zien en of we dan kunnen concluderen dat we geen doelgroepenbeleid moeten voeren. Ook geven de respondenten verschillende oorzaken aan van armoede- en schuldenproblematiek. Persoonlijke factoren (denk aan chronische ziekten en psychische problemen) spelen een grote rol, maar ook stijgende kosten, gebrek aan financieel inzicht en life events (denk aan echtscheidingen, overlijden, pensioen) worden vaak genoemd. Nu kan de gemeente niet elke oorzaak aanpakken, maar wellicht wel iets doen rondom het financieel inzicht en mensen eerder informeren over de gevolgen van bepaalde life events. Er wordt namelijk ook als opmerking gegeven dat mensen niet welke voorzieningen er allemaal zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

De onbekendheid van voorzieningen komt ook terug wanneer respondenten gevraagd worden naar de mate waarin zij bekend zijn met het aanbod van de gemeente en in welke mate de inwoners waar zij contact mee hebben. Hieruit blijkt dat de respondenten een duidelijk beeld hebben van het aanbod. Alleen de Participatieregeling 18+ en individuele inkomenstoeslag zijn minder bekend. Ook weten zij het brede aanbod aan ondersteuning vanuit het voorliggend veld goed te vinden.

afbeelding binnen de regeling

Wanneer gevraagd wordt naar de bekendheid onder inwoners krijgen we een heel ander beeld. 10 respondenten geven aan dat naar hun inzicht mensen gemiddeld bekend zijn met het aanbod vanuit de Kempengemeenten en het voorliggend veld, 15 geven aan dat inwoners nauwelijks bekend zijn en 2 geven aan dat inwoners niet bekend zijn (door 5 niet ingevuld). Er worden ook een aantal redenen gegeven voor deze lage bekendheid, bijvoorbeeld dat mensen bang zijn dat ze teveel van hun inkomen/persoonsgegevens moeten prijsgeven of dat mensen niet weten waar ze moeten zoeken naar hulp. Twee respondenten geven aan dat mensen er vanuit gaan dat de hulp niet voor hun bedoeld is en daarom ook niet eens proberen om hulp aan te vragen. Ook onduidelijkheid rondom regels en het aanvraagproces komen terug als knelpunt.

Als vervolgvraag hebben we respondenten gevraagd naar suggesties om de bekendheid onder inwoners te verbeteren. Hieruit kwam voornamelijk dat er meer ingezet moet worden op communicatie van bestaande regelingen. Vanuit de gemeenten, maar ook bij ketenpartners zelf. Ook herhaling van deze informatie is cruciaal volgens de respondenten. Naast communicatie worden er ook suggesties gegeven rondom het verlagen van de drempel om informatie op te vragen. Denk hierbij aan gemakkelijk taalgebruik en het bundelen van informatie op één plek. Zowel online als één fysiek informatiepunt.

Door deze antwoorden komen vragen op als: Is de gemeente de juiste partij om dit op te pakken? Wat is reëel om van de gemeente te verwachten en wat kunnen andere partijen doen?

afbeelding binnen de regeling

Ten slotte wordt de samenwerking met andere organisaties in het veld over het algemeen positief ervaren. 11 respondenten geven deze een ruim voldoende, 9 een voldoende en 1 respondent vindt het perfect. Echter vinden 2 respondenten de samenwerking onvoldoende. Suggesties ter verbetering die genoemd worden zijn onder andere het organiseren voor netwerkbijeenkomsten en het bundelen van informatie over regelingen en contactmogelijkheden van andere organisaties. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeente de regie moet nemen om deze partijen bij elkaar te brengen.

3. Preventie

Preventie is van belang in het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek. Preventie is een mix van maatregelen die er op gericht is mensen (meer) financieel vaardig te maken. Wij verstaan onder preventie het volgende: collectief aanbod ten behoeve van het voorkomen van geldzorgen waar alle inwoners gebruik van kunnen maken. Dit kunnen activiteiten zijn gericht op bepaalde life events (denk dan aan een echtscheiding, pensioen, overlijden), maar ook algemene informatie over bijvoorbeeld budgetteren. Het meldpunt vroegsignalering is gericht op een kleinere groep inwoners. Hier worden meldingen gedaan als er al sprake is van één of meerdere betalingsachterstanden en valt daarom niet meer onder preventie. Datzelfde geldt voor ‘individuele ondersteuning’, waar schuldhulpverlening, bijzondere bijstand/minimaregelingen en het sociaal raadsliedenwerk onder valt. Aan de respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met preventie en hoe we dit kunnen verbeteren.

Er is bewust een open vraag gesteld over het aanbod rondom preventie, omdat we verwachtten dat mensen matig op de hoogte zouden zijn. Ook is preventie een breed begrip en we wilden respondenten niet beperken tot enkele antwoorden. De Thuisadminstratie, Stichting Leergeld en Geldfit worden vaak als antwoord gegeven op de vraag met welk aanbod respondenten bekend zijn. Ook de pilot vroegsignalering wordt benoemd. Wanneer we vragen welk aanbod op het gebied van preventie mist, komen we tot de conclusie dat er eigenlijk niets mist behalve een duidelijk overzicht van het aanbod en reclame/campagnes. Ook komt de vraag naar speekuren terug. Opvallend is dat de reden voor het opzetten van campagnes het doorbreken van het taboe rondom schulden is. Door mensen bewust te maken van de mogelijkheid van geldzorgen wordt het normaler en zullen zij sneller hulp zoeken. Communicatie is ook bij dit onderwerp zeer van belang volgens de respondenten.

4. Ondersteuning die aansluit bij behoeften

In dit deel van de vragenlijst hebben we de respondenten gevraagd in hoeverre de beschikbare ondersteuning (zowel het gemeentelijke aanbod en het aanbod in het voorliggend veld) aansluit op de behoeften van inwoners in de Kempen.

Uit de antwoorden van de respondenten blijkt opnieuw dat de regelingen wel passend zijn voor de doelgroepen, maar dat ze de mensen niet bereiken. Zo geven 6 respondenten aan dat het totale aanbod goed aansluit bij inwoners, 13 gemiddeld en 2 nauwelijks (9 niet ingevuld). Echter, wanneer gevraagd wordt of het ook resultaat heeft, geven slechts 2 respondenten aan dat het goed is, 11 gemiddeld en 6 nauwelijks. Hierbij wordt telkens aangegeven dat de bekendheid bij inwoners niet voldoet en dat mensen onvoldoende financieel vaardig zijn. Ook wordt benoemd dat mensen zich niet durven aan te melden voor ondersteuning, vaak vanwege schaamte.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Suggesties ter verbetering zijn opnieuw het doorbreken van het taboe rondom armoede/schulden, het creëren van één loket en samenwerken binnen het veld om bekenbaarheid te vergroten. Ook wordt aangegeven dat organisaties zoals MD beter bereikbaar moeten zijn door bijvoorbeeld hun telefonische bereikbaarheid te verlengen.

5. Schuldhulpverlening

Voor schulden zijn er verschillende definities. Je kunt onderscheid maken tussen ‘betalingsachterstanden’ en ‘problematische schulden’. Betalingsachterstanden zijn een schuld, maar de openstaande rekeningen kunnen nog binnen afzienbare tijd worden voldaan. Bij problematische schulden zijn de betalingsachterstanden zo groot dat de betrokkenen elke maand geld te kort komen en niet binnen een bepaalde periode hun schulden kunnen voldoen. Schuldhulpverlening biedt hulp bij financiële problemen en problematische schuldensituaties. De consulenten kijken eerst naar de persoonlijke situatie en bieden vervolgens de hulp aan die past.

Aan onze respondenten is gevraagd of ze weten waar inwoners terecht kunnen als ze betalingsachterstanden hebben. Hierbij kwam de gemeente als meest bekende aanspreekpunt naar boven en de Sociaal raadslieden en thuisadministratie als tweede. Andere organisaties genoemd zijn budgetcoaches, een bewindvoerder en een dorpsondersteuner.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Wel valt op dat veel respondenten (8) inwoners met schulden nauwelijks doorverwijst naar schuldhulpverlening (terwijl de gemeente het meest bekend is). Hiervoor wordt als reden gegeven dat inwoners alleen naar schuldhulpverlening worden gestuurd als de schulden problematisch zijn óf als alle andere opties al geprobeerd zijn. Er wordt dus eerst bij de andere organisaties aangeklopt alvorens men naar de gemeente gaat. Interessant zou zijn waarom.

Op de vraag wat er anders kan worden georganiseerd zodat mensen met schulden beter worden geholpen komen weer antwoorden als makkelijkere toegang, taboes doorbreken en informatie bundelen.

6. Vindbaarheid/toegang, aanvraagproces en bereik regelingen

Als gemeenten vinden we het belangrijk dat het totale hulpaanbod bekend is bij samenwerkingspartners en inwoners en dat inwoners die het nodig hebben, weten waar ze (laagdrempelig) terecht kunnen voor ondersteuning. In dit onderdeel hebben we gevraagd naar de bekendheid, maar ook naar ervaringen met het aanvraagproces van gemeentelijke, maar ook landelijke voorzieningen (denk dan dus aan minimaregelingen, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening, maar ook bijvoorbeeld aan huur-en zorgtoeslag). Dit hebben we uitgevraagd d.m.v. een aantal stellingen en open vragen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Uit de resultaten blijkt dat het overgrote deel van de respondenten (13 van de 19) het totale aanbod aan ondersteuning promoot in hun contact met de inwoners. Ook blijkt dat zij goed weten waar zij terecht kunnen met vragen over dit aanbod (16 van de 19). Het is belangrijk dat andere organisaties de weg weten naar de gemeente en inwoners deze kunnen wijzen.

Wanneer gevraagd wordt naar de specifieke ervaringen met de afdeling Maatschappelijke Dienstverlening (MD) blijkt dat lang niet alle respondenten de toegang tot MD laagdrempelig vindt en de uitvraag passend. 11 respondenten staan hier namelijk neutraal in, 4 vinden het onvoldoende en slechts 4 respondenten vinden het voldoende. Suggesties ter verbetering van de toegang en/of vindbaarheid van MD die gegeven worden zijn o.a. het plaatsen van een loket in elke gemeente, ruimere bereikbaarheidstijden en het bundelen van informatie op één website in gemakkelijke taal. Ook wordt er geopperd dat medewerkers van MD vaker de dorpen in moeten gaan en daar contact te zoeken met mensen. Bovendien komt het idee om reclame te maken voor het aanbod aan hulp opnieuw terug. Dit zou een lopende campagne moeten zijn, zodat het altijd top-of-mind is bij inwoners als ze het nodig hebben. Wanneer er gevraagd wordt naar de vindbaarheid van het aanbod onder inwoners vindt 12 respondenten deze onvoldoende en 6 respondenten gemiddeld.

afbeelding binnen de regeling

Als onze respondenten informatie zoeken over het aanbod aan regelingen zoeken zij voornamelijk op de website van de gemeente(n), de website van MD en die van KempenPlus. Hierbij wordt door 3 respondenten opgemerkt dat de informatie ‘weggestopt’ op de website staat. Daarna volgen fysieke vindplaatsen als lokale krantjes en flyers e.d.

Daarnaast is gevraagd welke redenen respondenten zien waardoor inwoners geen gebruik maken van het totaal aan hulpaanbod. Veelgenoemde redenen zijn het gebrek aan laagdrempelige informatie/contact, te weinig overzicht van het totale aanbod en de schaamte om aan de bel te trekken. Een respondent merkt op dat mensen bang zijn de financiële ondersteuning terug moeten betalen en daardoor alles zelf op willen lossen. Een aantal andere respondenten geven aan dat er door het gebrek aan laagdrempelige informatie te weinig vertrouwen is in de hulp, waardoor mensen niet de stap zetten om hulp aan te vragen. Een gebrek aan digitale vaardigheid speelt bij sommige inwoners ook een grote rol hierin.

Tot slot zijn er ook een aantal vragen gesteld over het aanvraagproces voor inwoners van gemeentelijke voorzieningen (vb. BB of minima). Hieruit is gebleken dat 13 respondenten het met een gemiddeld beoordelen en 5 met een matig.

Suggesties ter verbetering van het aanvraagproces zijn instellen van 1 loket, helpen met invullen (voornamelijk voor mensen met een beperking) en het vereenvoudigen van aanvraagpapieren. Hiermee wordt bedoeld dat formulieren qua taalgebruik eenvoudiger moeten worden, maar ook dat je met één formulier meerdere regelingen kunt aanvragen. Opnieuw komt het creëren van een warme, vertrouwde uitstraling naar boven.

afbeelding binnen de regeling

7. Algemene dienstverlening en klantcontact van de uitvoeringsorganisatie (MD)

De dienstverlening m.b.t. het uitvoeren van de wet schuldhulpverlening en de bijzondere bijstands- en minimaregelingen aanvragen wordt gedaan door consulenten van Samenwerking Kempengemeenten voor de inwoners van de vijf Kempengemeenten. We hebben gevraagd naar de ervaringen met de dienstverlening van MD en hoe die verbeterd kan worden.

Allereerst is gebleken dat er gebruik wordt gemaakt van het complete aanbod aan minimaregelingen en bijzonder bijstand en/of schuldhulpverlening. Wanneer er uitgevraagd wordt hoe het contact verloopt met MD blijkt dat het lastig is dat je vaak je verhaal moet vertellen als beller en dat je te veel wordt doorverwezen. Echter 11 respondenten beoordelen het contact met MD als goed, 6 als gemiddeld en 1 als onvoldoende.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Verder wordt de dienstverlening zelf voornamelijk met een gemiddeld beoordeeld, namelijk 8 keer. Daarnaast 1 keer met een onvoldoende en 6 keer met een goed. Opnieuw wordt vertrouwen in de inwoner genoemd als verbeterpunt. Ook is gevraagd aan de respondenten om te beoordelen of inwoners zich gehoord voelen als ze in contact staan met MD. 9 respondenten geven dit een gemiddeld en 8 een goed.

8. flankerende thema’s

We zien dat armoedeproblematiek effect heeft op andere leefgebieden. Onderzoek wijst uit dat armoede zich uit in (zeer) beperkte financiële middelen, toename van stress, sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs. Mensen mijden bijvoorbeeld een medisch specialist of tandarts eerder, omdat men niet weet welke kosten dit met zich meebrengt. Aan de respondenten is gevraagd welke gevolgen van geldzorgen zij zien in hun dagelijkse werk.

Ten eerste geven de respondenten aan dat geldzorgen vooral leiden tot stress en onzekerheid over de toekomst. Dit leidt volgens hen vaak in het niet mee kunnen doen met hun omgeving of juist in fysieke problemen. Ook spanningen in het gezin, eenzaamheid en verslaving worden genoemd als gevolgen van geldzorgen. De respondenten werken vaak samen met andere disciplines om inwoners te helpen met armoede op andere leefgebieden. 9 respondenten doen dit vaak, 5 soms en 3 nauwelijks. Er wordt het vaakst aangeklopt bij een bewindvoerder, kinderopvang of voedselbank.

Suggesties ter verbetering van deze samenwerking zijn het opstellen van duidelijke richtlijnen voor alle partners, creëren van een duidelijk overzicht van alle mogelijkheden/informatie voor de doelgroep. Daarnaast wordt het afstemmen met elkaar en aanwijzen van één regievoerder benoemd.

9. Algemeen

Thema’s die gemist worden zijn koppelingen met de medische sector, bijvoorbeeld de huisarts, om zo mensen die zorg mijden te bereiken óf juist mensen die een intensievere zorgvraag hebben. Ook woningnood wordt genoemd als prominente factor voor zorgen en onzekerheid.

Twee punten die nog worden meegegeven, gaan over het beeld dat armoede verschuift. De echte armoede komt voor bij mensen die werken en een behoorlijk inkomen hebben en hoge vaste lasten. Daarnaast komen mensen met problemen vaak door toedoen van een vertrouwenspersoon in actie. Het gaat er dus niet alleen om dat we mensen in armoede weten te bereiken, maar ook de mensen om hen heen waartussen zich vertrouwenspersonen bevinden. Vaak is hun inbreng nodig om de definitieve stap naar hulpverlening te zetten. 

Bijlage 5. Uitkomsten thematafels Geldzorgen met partners 7 mei 2024

In het voorjaar van 2024 hebben de vier gemeenten een vragenlijst ontwikkeld en deze verspreid onder alle samenwerkingspartners (zowel professioneel als vrijwillig) die in hun uitvoeringspraktijk nauw in contact staan met inwoners die te maken hebben met een laag inkomen en/of schulden. De uitkomsten van de vragenlijst hebben we geanalyseerd en de belangrijkste thema’s gecategoriseerd. Die uitkomsten staan in de samenvatting uitkomsten vragenlijst.

Op 7 mei 2024 hebben we vervolgens met een selectie van organisaties (wederom zowel professioneel als vrijwillig) in drie groepen verder ingezoomd op de uitkomsten van de vragenlijst. Hierbij waren zo’n 22 aanwezigen, waarbij 13 organisaties vertegenwoordigd waren.

Groep 1

Het gesprek heeft zich vooral gericht op het thema: ondersteuning bij betalingsachterstanden/schulden 

Bekendheid met ondersteuningsaanbod

  • -

    Een dorpsondersteuner werkt heel laagdrempelig. Handig om een dorpsondersteuner als contactpersoon te hebben. In Bergeijk werkt dat heel goed. De ervaringen in Bladel en Reusel-De Mierden zijn ook positief. In Eersel minder.

  • -

    Inwoners ervaren echt een drempel om naar de gemeente te stappen voor hulp. Het is daarom fijn samenwerken met CordaadWelzijn. Inwoners hebben bij de gemeenten het beeld dat eerst alles op tafel moet, terwijl een inwoner gehoord/gezien wil worden. Het zou goed zijn om voor het eerste contact alle drempels weg te nemen. Een open eerste gesprek en van daaruit praktische stappen zetten. Mensen haken af als ze meteen stukken mee moeten nemen. Die stap is voor inwoners te groot.

  • -

    Bij een huisbezoek is de drempel laag, maar daarna moet een inwoner het statische proces in.

  • -

    Conclusie: de eerste stap is de inwoner echt horen en zien.

  • -

    Financiële zorgen geven heel veel stress. Mensen merken dat soms pas achteraf als ze ondersteuning hebben van een bewindvoerder. Dat geeft veel rust.

  • -

    Er zijn veel mensen die het goed allemaal zelf kunnen regelen, maar even hulp nodig hebben om orde op zaken te stellen.

  • -

    Er is een zorg om mensen die net overal buiten vallen. Als mensen hun best doen om meer te verdienen, vallen ze buiten de boot.

  • -

    Gebruik de borden bij de toegangswegen om ondersteuning te promoten. Zet dingen die mensen willen zien, goed zichtbaar op de website. Vooral het laagdrempelig aanbod goed in beeld brengen.

  • -

    Hanteer een duidelijke en “open” naam zoals het loket van A tot Z in Reusel-De Mierden.

Doelgroep

  • -

    Richt je op life events. Als het mis gaat, zien mensen het niet meer zitten.

  • -

    WSZ-starters hebben te weinig kennis om een huis te runnen.

  • -

    Ben bewust van wat je communiceert.

Groep 2

Thema: doelgroepen, oorzaak geldzorgen, effecten op andere leefgebieden

  • -

    Oorzaken van armoede/schulden: zichtbaarheid, gebrek aan digitale vaardigheden (de weg weten), als je er nooit gebruik van hebt gemaakt in het verleden, dan weet je niet welk aanbod er allemaal is.

  • -

    Kun je vanuit de BRP bij bepaalde life-events informatie toesturen of meegeven aan inwoners over het hulpaanbod. Bijvoorbeeld bij een overlijden, 18 jaar worden, scheiding, geboorte.

  • -

    Wellicht kunnen ook andere partners als scholen, praktijkondersteuners en huisartsen doorverwijzen. Hiervoor is dan ook een samenwerking nodig, ze moeten goed op de hoogte worden gebracht van het aanbod.

  • -

    Signaalfuncties van scholen en verenigingen (makkelijker 1 op 1 met een ouder te praten).

  • -

    Verenigingen: in contributiebrieven zinsnede opnemen over aanbod Leergeld of posters ophangen over aanbod (waar blik van leden op valt).

  • -

    Leergeld: over het algemeen aanbod bekend bij verenigingen/stichtingen.

Thema: effecten van armoede op andere leefgebieden

  • -

    Ook een effect op een IQ op de mens.

  • -

    Voorziening vanuit Jeugdwet/Wmo wordt soms ingezet, terwijl hier bestaansonzekerheid of financiële problemen aan ten grondslag liggen.

  • -

    Vertrouwen in de overheid (wantrouwen versterkt).

  • -

    Suggesties ter verbetering: meer gebruik maken van elkaars kwaliteiten en kennis (bijv. thuisadministratie en voedselbank)

  • -

    Bijeenkomsten organiseren: weten we van elkaar wat we doen en hoe? Een gezicht erbij hebben, maakt het makkelijker om hulp te vragen.

  • -

    Oorzaak zit ook in versnippering van het aanbod. Een loket en een regievoerder (generalisten versus specialisten) zou mooi zijn.

  • -

    Voor sommige inwoners is de stap naar de gemeente te groot en is er behoefte aan een laagdrempeliger loket.

  • -

    Inkomensvoorzieningen verschillen tussen gemeenten (bijv. tussen Kempen en Eindhoven) en ook de bedragen kunnen verschillen. De Energietoeslag als voorbeeld -> verschil tussen netto en bruto bedragen (dan mis je mensen aan de voorkant; die denken dat ze niet meer in aanmerking komen).

  • -

    Complexe formulering (tussen bepaalde begrippen). -> zorg voor eenvoudig woordgebruik.

  • -

    Zorg dat op verschillende plekken waar mensen zitten die informatie moeten geven; dat het totaalaanbod beschikbaar is voor de doorverwijzers (van inwoners).

  • -

    Geldfit -> potjescheck (Informatieplein) laten gebruiken door professionals. Iedereen zou hier van op de hoogte moeten zijn.

  • -

    Huisvesting professionals van MD van de GRSK/KempenPlus is erg versnipperd in de Kempen. Als alle disciplines bij elkaar zitten, levert dat veel op.

Thema: taboe of geldzorgen

  • -

    Bijeenkomsten worden georganiseerd (locatie is belangrijk, waar mensen anoniem naar binnen kunnen lopen): bijv. MFA’s, Muzenval, bibliotheek etc.

  • -

    Stempel van armoede en schulden er af halen in uitnodigingen en informatie over het aanbod. Positief labelen, financieel fit.

  • -

    Campagne met ervaringsdeskundigen: ASD denkt dat dit géén goed idee is. Zichtbaarheid in dorpen (laagdrempelig) is het belangrijkste.

  • -

    We hebben hier ook met een andere doelgroep te maken dan bijv. in de stad Eindhoven (waar veel meer anonimiteit is). In de Kempen ook veel meer ‘ons kent ons’. Dus moet je het netwerk goed geïnformeerd houden (om de inwoners heen).

  • -

    Vroegsignalering (i.s.m. SHV -schuldhulpverlening): op de mensen af gaan! Woningcorporaties moeten melden.

  • -

    Verandering in deurwaarders etc. -> pauzeknop vanuit SHV op het moment dat de inwoner hulp accepteert.

  • -

    Collega’s van kwijtschelding gemeentelijke belastingen kunnen niet in dezelfde systemen als bijv. SHV. Alleen met toestemming van de inwoner kan er gedeeld worden.

Thema: Bekendheid met ondersteuningsmogelijkheden

  • -

    Mensen zijn niet bezig met aanbod totdat ze het daadwerkelijk nodig hebben. Dus ook al communiceer je regelmatig, de inwoner moet het maar net zien. Belangrijk dat de partij waar de inwoner wel aanklopt in elk geval op de hoogte is en kan doorverwijzen. Een warme overdracht kan helpend zijn.

  • -

    Partners weten wat er is, maar wat iedereen precies doet of voor hulpaanbod heeft, is ingewikkeld. Dat is misschien ook niet altijd noodzakelijk, maar wel het door kunnen verwijzen naar de juiste andere partners.

  • -

    Doorverwijzen (bijv. vanuit Wmo naar SHV/SRW) is altijd een goede optie -> gebeurt dat voldoende en staat dat dan voldoende op ieders netvlies?

  • -

    Overzicht/flyer met aanbod paraat hebben kan ook helpen.

  • -

    Wmo: behandelt financiën altijd als leefgebied (schaamte/verlegenheid kan daarin ook een rol spelen). Maar inwoners kunnen ook het gevoel krijgen: waar bemoei je je mee? (je vraagt een rolstoel aan, en waarom moet je weten of we kunnen rondkomen?). Een inwoner laat ook niet altijd het achterste van zijn tong zien.

Groep 3

Thema: Taboe op geldzorgen

  • -

    Signaleren door senioren KBO / niet-pluis gevoel wordt herkend door mensen die mee gaan helpen om formulieren in te vullen bij inwoners. Mensen weten vaak niet dat er hulp is.

  • -

    Er is veel schaamte, als ze eenmaal de drempel over zijn om hulp te accepteren, maakt het soms wel makkelijker.

  • -

    Als je achter voordeur komt, kun je hulp aanbieden.

  • -

    Signaleren / via contacten op scholen – Leergeld. Leergeld is aanwezig bij open dagen op scholen en bij informatieavonden. Mogelijk is het taboe op het gebruik van Leergeld kleiner. Leergeld heeft folders voor kinderen die 18 worden. Leergeld verwijst minder door voor ouders/voor volwassenen. Bij schulden wordt wel link gelegd naar SHV. Leergeld verwijst ook naar Voedselbank. Indien de financiële huishouding niet op orde is wordt contact gezocht met hulpverlening vanuit gemeenten of andere organisaties.

  • -

    Besteedbaar inkomen van alleenstaande ouders staat wel onder druk, verhoging kindgebonden budget, er wordt gekeken naar een andere berekening van besteedbaar inkomen. Op dit moment gaat Leergeld uit van 130% van de bijstandsnorm, maar ze overwegen om huurtoeslag etc. mee te nemen.

  • -

    Partijen erkennen dat voorliggend veld kan signaleren.

  • -

    Taboe gevoel groter is in kleinere kernen dan in grotere kernen. Zichtbaar zijn in de kleine kernen > werkt dat? Groep denkt van niet.

  • -

    Door energietoeslag een grotere groep in beeld gekregen > energietoeslag; hier zit geen taboe op.

  • -

    Wat is bijzondere bijstand eigenlijk? dit heeft een bepaald woord of idee > meer schaamte. “bijstand” klinkt negatief.

  • -

    Laagdrempelige manier van informatie verschaffen is belangrijk > makkelijkere informatie beschikbaar maken. Vaker communiceren over regelingen, in plaatselijke krantjes.

  • -

    Informatiepunt > weinig bekendheid > openingstijden is aandachtspunt.

  • -

    Anderstaligen bereik je op een andere manier.

  • -

    Iemand vinden die bereid is om verhaal te doen (ervaringsdeskundige) – communicatie.

  • -

    Bekendheid van partijen onderling is belangrijk.

  • -

    Ook zorgpartners betrekken bij de aanpak van armoede. Wachtkamer JGZ – monitor met allerlei berichten. Huisartsen / verloskundigen / JGZ > hun communicatiemanieren gebruiken om onze regelingen en organisaties bekend te maken.

  • -

    Hulp bij aanvragen van toeslagen en dat gebruiken om door te verwijzen naar ander aanbod. Toeslagen zoals zorgtoeslag is iets wat iedereen kent en makkelijk aanvraagt. Als je hulp aanbiedt bij aanvragen van bijv. zorgtoeslag > ook verwijzen naar ander aanbod.

Bekendheid met regelingen

  • -

    Professionals zijn bekend met regelingen, maar weten ook niet alles.

  • -

    Inwoners zijn onbekend met regelingen/ondersteuning.

  • -

    Regels en regelingen wordt niet ervaren als ’n prettig woord.

  • -

    Voorlichting via de juiste kanalen is belangrijk. In eenvoudige taal. Welke woorden gebruik je. Hoe is de vindbaarheid op websites, de wijze van aanvragen. Wellicht kan hier nog in verbeterd worden. Vermijd woorden zoals bijstand. Geen afkortingen. Laat de informatie vooraf lezen door mensen uit de doelgroep. Snappen zij het?

  • -

    Maak een boekje wat je allemaal kunt aanvragen.

  • -

    Gebruik maken van andere kanalen zoals nieuwsbrief van senioren. Of bijvoorbeeld buurtgezinnen.

  • -

    Een netwerk opzetten van partners waar we informatie kunnen delen. Reclamecampagne en die verspreiden via netwerkpartners.

  • -

    Stichting Anders. Helpen bij bijv. inrichten van woningen bij mensen die geen geld hebben. Of andere klussen.

Toegang

  • -

    Vindbaarheid; informatie op websites van gemeenten is niet duidelijk / makkelijk vindbaar.

  • -

    Zijn er fysieke plekken waar mensen vragen kunnen stellen of hulp krijgen bij aanvragen van regelingen. Voor mensen die niet goed zijn in Nederlands of mensen met een beperking kan het lastig zijn zelf formulieren in te vullen. Het is belangrijk dat zij hulp kunnen krijgen met het invullen.

  • -

    Rekentool – waarmee je vanaf de bank kunt berekenen of je ergens recht op hebt. Is dit mogelijk om dit ook op gemeentelijke websites te zetten?

  • -

    “Waar mensen recht op hebben”. Belangrijk om wel te blijven kijken naar wat mensen nodig hebben.

  • -

    Bijvoorbeeld met de Energietoeslag. Daar hadden groepen mensen recht op, maar hadden ze het ook allemaal echt nodig?

  • -

    Je zou eigenlijk naar hele situatie moeten kijken. Is er nog meer of andere hulp nodig. Zo worden er bijvoorbeeld geen klantgesprekken gevoerd bij een aanvraag bijzondere bijstand. Dat is ooit wel jammer want daardoor kan je een klant niet wijzen op andere vormen van ondersteuning.

  • -

    Aanvragen van subsidie muziekonderwijs kan beter. Mensen met laag inkomen die pianoles willen volgen. Vooraf betalen en achteraf terugbetalen. Art4U > Eersel/Bergeijk; dat werkt wel beter.

  • -

    Voorzieningen bij elkaar kan helpen voor de vindbaarheid > kledingbank en voedselbank in één pand.

  • -

    Dorpsondersteuners zoals in Bergeijk is georganiseerd wordt gezien als veel meerwaarde.

  • -

    Ouderenconsulent Bladel wordt als veel meerwaarde gezien.

  • -

    Kluskar in Veldhoven / klusbus > komen achter de voordeur.

  • -

    Gebruik maken van elkaars netwerk.

  • -

    Groepen die in langdurige armoede leven– psychiatrie en verslaving vragen wel. Levenslange armoede zonder dat ze in de problemen zitten. Is dat dan armoede?

Bijlage 6. Uitkomsten Kempencongres met raads- en commissieleden over armoede 22 mei 2024

22 mei 2024

Op woensdag 22 mei 2024 is er Kempencongres georganiseerd met als thema armoede, schulden en de nieuwe kadernota Geldzorgen. Tijdens het Kempencongres konden de vier gemeenteraden, maar ook commissieleden en colleges van de Kempengemeenten elkaar ontmoeten en uitwisselen op dit thema.

De avond begon met een ‘serious game’ onder begeleiding van het Nibud. Raads- en commissieleden hebben hier zelf ervaren hoe het is om voor ‘1 dag arm’ te zijn door in de huid te kruipen van een echtpaar met geldzorgen en schulden. Vervolgens hebben de aanwezigen een toelichting op het proces voor de nieuwe kadernota Geldzorgen gekregen en een eerste inkijkje in de resultaten van het onderzoek van onderzoeksbureau KWIZ. Zij lieten middels de Inkomenseffectrapportage (IER) zien of en wanneer er sprake is van een armoedeval wanneer een inwoner tegen een hoger inkomen gaat werken.

Tot slot hebben we input opgehaald bij de raads- en commissieleden met behulp van MentiMeter. We hebben diverse vragen gesteld onderverdeeld in dezelfde thema’s zoals voorgelegd aan de samenwerkingspartners tijdens de thematafels.

Welke thema’s vind je belangrijk als het gaat om armoede en schulden in de Kempen?

Dat zijn met name:

  • -

    Meedoen, participatie

  • -

    Taboe doorbreken, bespreekbaar maken

  • -

    Voorkomen, vroegsignalering

  • -

    Vertrouwen, toegankelijkheid, laagdrempelig, ondersteuning

Hieronder de volledige woordwolk gebaseerd op 100 antwoorden

afbeelding binnen de regeling

Wat moeten we zeker behouden

Wat vaak wordt genoemd of wat opvalt:

  • -

    Met stip op nummer een: Leergeld.

  • -

    Mogelijkheid tot maatwerk bieden wordt ook vaak genoemd.

  • -

    Net als het loket

  • -

    Verder komen voorzieningen als bijvoorbeeld de voedselbank, thuisadministratie en kledingbank een paar keer terug.

  • -

    Samenwerking wordt ook een paar keer genoemd. Verder wordt zowel beleidsvrijheid per gemeente genoemd als eenduidige regelingen in de Kempen.

  • -

    En verschillende termen om aan te duiden dat hulpaanbod laagdrempelig is, dichtbij en betrokken, vertrouwen, persoonlijke begeleiding, eenvoudig.

Wat kan er versterkt en verbeterd worden

Wat vaak genoemd wordt of wat opvalt:

  • -

    Laagdrempelige toegang / toegankelijkheid wordt heel vaak genoemd

  • -

    Net als begrijpelijke informatie / eenvoudige taal

  • -

    En voorlichting op scholen en budgetvoorlichting

  • -

    Verder wordt verschillende keren genoemd een ruimer minimabeleid

  • -

    Verder komt nog een paar keer terug promotie om de bekendheid van de regelingen te vergroten.

  • -

    En een integrale loketfunctie

Wat wil je terugzien in de nieuwe kadernota n.a.v. de presentatie van KWIZ en de serious game

  • -

    Laagdrempelig, toegankelijk, begrijpelijk, eenvoudig

  • -

    Vertrouwen, aandacht voor de mens, persoonlijk contact en meer begrip

  • -

    Werken moet lonen

  • -

    Ondersteuning van mensen die niet op het minimum zitten.

Waarom vragen inwoners geen ondersteuning volgens de raads- en commissieleden?

Elke reden vraagt een eigen andere aanpak.

afbeelding binnen de regeling

Suggesties om taboe op armoede te doorbreken

Wat vaak wordt genoemd of wat opvalt:

  • -

    Voorlichting algemeen en voorlichting op scholen wordt heel vaak genoemd

  • -

    Verder wordt veel informeren via andere partijen als werkgevers, KBO’s, het verenigingsleven per kern, dorpsondersteuners, Zonnebloem en andere wegen zoals KempenTV. Dus gebruik van het hele netwerk en de maatschappelijke infrastructuur.

  • -

    Ervaringsdeskundigen betrekken wordt een paar keer benoemd.

  • -

    Verder wordt een enkele keer genoemd: niet veroordelen, mogelijkheid voor digitaal contact en logenoten contact.

Suggesties om het niet gebruik van regelingen tegen te gaan

Wat vaak wordt genoemd:

  • -

    Wat het meeste wordt genoemd is dat als men een regeling aanvraagt, we meteen ook de andere regelingen aanbieden. En inzicht geven in het gehele aanbod.

  • -

    Verder wordt veel genoemd: Maak het simpeler: één loket, eenvoudig, laagdrempelig, dichtbij.

  • -

    Verder komen zaken terug die hierboven al veel benoemd zijn zoals voorlichting.

Wat wil de raad ons tot slot nog meegeven

Tot slot nog een paar opmerkingen die nog gemaakt zijn bij de laatste sheet.

  • -

    Toon lef en blijf pionieren.

  • -

    Simpel houden

  • -

    Werk vanuit vertrouwen

  • -

    Hulp van netwerk niet bestraffen

    afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Movisie: Bestaanszekerheid onder druk

Noot
2

De vermogensgrens is € 15.150 voor paren, een gezin of alleenstaande ouder. De vermogensgrens is € 7.575 voor een alleenstaande zonder kinderen.

Noot
3

Rapport van de Rijksoverheid “Naar een beter werkende schuldenketen – IBO problematische schulden” https://open.overheid.nl/documenten/c9a5939e-2294-4013-abc8-2218e7feb0ee/file

Noot
4

CBS dashboard Schuldenproblematiek in beeld https://dashboards.cbs.nl/v5/SchuldenproblematiekInBeeld/ 

Noot
6

Bij een inkomensgrens heb je bij een inkomen onder deze grens recht op de regeling en boven de grens niet. Bij draagkracht telt een deel van je inkomen mee om zelf in de kosten te voorzien. Voor het resterende deel van de kosten kun je een vergoeding krijgen.

Noot
7

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen is niet eerder in voorgaande beleidskaders armoedebestrijding benoemd. We noemen deze in de nieuwe kadernota Geldzorgen wel (en is tevens meegenomen in het onderzoek van KWIZ), omdat met deze regeling grotendeels eenzelfde doelgroep wordt aangesproken.

Noot
9

Eventuele wijzigingen in) de uitvoeringskosten worden buiten beschouwing gelaten. In de doorrekening van de beleidsscenario’s ligt de nadruk op de programmakosten.

Noot
10

Met armoedeval wordt het fenomeen bedoelt dat ontvangers van een uitkering die aan het werk gaan, financieel niet beter af zijn maar er op achteruit gaan. Het betreft bijstandsgerechtigden die net iets meer (kunnen) verdienen dan het bijstandsniveau. Terwijl de bedoeling van gemeenten juist is dat werken moet leiden tot financiële onafhankelijkheid.

Noot
11

Een zeker bestaan, naar een toekomst bestendig stelsel van het sociaal minimum, Commissie Sociaal Minimum, 30 juni 2023

Noot
12

Rapport KWIZ p. 9: Het bereik van de collectieve zorgverzekering voor de vier Kempengemeenten ligt in werkelijkheid hoger omdat in de bereikcijfers de gebruikers van VGZ niet zijn meegenomen.

Noot
13

Het hoge bereik in 2023 is in enkele gemeenten mogelijk mede veroorzaakt door verstrekking aan kinderen uit Oekraïne.

Noot
14

Gemeenten verstrekken ook subsidies aan andere partijen in het voorliggend veld zoals bijvoorbeeld aan CordaadWelzijn en de Voedselbank. Deze subsidies worden hier verder buiten beschouwing gelaten.

Noot
1

Hoewel de vijf gemeenten samenwerken in de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten gaan vier gemeenten aan de slag met de gezamenlijke nieuwe kadernota. Gemeente Oirschot neemt geen deel aan dit beleidsplan.

Noot
2

Volgens de Rijksoverheid is het sociaal minimum een bedrag dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven. Elk halfjaar wordt het sociaal minimum door de overheid opnieuw bepaald. Dit bedrag hangt af van leeftijd en leefsituatie. Het sociaal minimum wordt ook wel het bestaansminimum genoemd.

Noot
3

Dit betekent dat de doelgroep wordt geschat met een inkomensniveau van 100, 110, 120 en 130 procent Wsm (niet alleen op 130 procent Wsm).

Noot
4

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting die informeert en adviseert over financiën van huishoudens.

Noot
5

In de praktijk zullen huishoudens soms ook meerdere inkomensbronnen hebben; er is dan overlap. Bijvoorbeeld in het geval van een arbeidsongeschiktheidsuitkering die wordt aangevuld met een uitkering vanuit de Participatiewet.

Noot
6

Woonkostentoeslag geldt voor inwoners die geen huurtoeslag van de belastingdienst kunnen krijgen. Voor deze regeling geldt tevens een maximaal toegestane huurgrens. Studietoeslag geldt voor studenten met een beperking of chronische ziekte waardoor het lastiger is om te werken.

Noot
7

Vanaf 1 januari 2024 is het beschikbare bedrag per persoon verruimd van € 150 naar € 180. Tevens geldt sinds deze datum dat de bestedingsdoelen zijn uitgebreid. De bereikcijfers van 2024 kunnen daarom afwijken

Noot
8

Het hoge bereik zou deels verklaard kunnen worden doordat Oekraïense kinderen ook gebruik konden maken Stichting Leergeld. Voor hen gold in eerste instantie dat er ruimhartiger met de inkomensgrenzen is omgegaan.

Noot
9

De volgende regelingen zijn meegenomen in de berekeningen: kwijtschelding gemeentelijke heffingen, korting op de collectieve zorgverzekering, participatieregeling 18+ en Stichting Leergeld. Tevens is een huishoudtype meegenomen waarin ook met de individuele inkomenstoeslag wordt gerekend.

Noot
10

In Bladel, Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden geldt een inkomensgrens van 130 procent Wsm. In Oirschot wordt een inkomensgrens tot 120 procent Wsm gehanteerd. Dit is echter geen harde grens; ook gezinnen met een iets hoger huishoudinkomen komen in sommige gevallen in aanmerking voor ondersteuning vanuit Stichting Leergeld.

Noot
11

Er vindt weliswaar een terugval in budget plaats voor alleenstaande ouders als zij gaan werken van 100 procent Wsm naar 110 procent Wsm, ze blijven voldoende budget overhouden na aftrek van alle uitgaven.

Noot
12

De genoemde bedragen bij Stichting Leergeld zijn niet in hun volledigheid toe te schrijven als extra kosten voor de Kempengemeenten. Het geeft een beeld van de extra programmakosten voor Stichting Leergeld. Dit zou kunnen doorwerken in de subsidiebedragen die de Kempengemeenten verstrekken.

Noot
13

Dit is met name zichtbaar voor paren met en zonder kinderen. Zij kunnen op bijstandsniveau niet rondkomen als zij geen gebruikmaken van alle beschikbare regelingen.

Noot
14

In bijlage 4 staat de onderzoeksmethodiek van de Armoede Index beschreven

Noot
15

Waarstaatjegemeente.nl (n.d.)

Noot
16

Die vermogensgrens is € 15.150,- voor paren, een gezin of alleenstaande ouder en € 7.575,- voor een alleenstaande.

Noot
17

De normbedragen per maand per 1 januari 2024 zijn als volgt: voor personen van 21 jaar tot de AOW leeftijd: Alleenstaanden/alleenstaande ouders: €1.283,83. Partners / gehuwden en samenwonenden:

€ 1.834,04. Voor mensen vanaf de AOW-leeftijd zijn de bedragen als volgt: alleenstaanden en alleenstaande ouders: € 1.425,76 en voor gehuwden/samenwonenden: € 1.932,32. De bedragen betreffen de netto maandbedragen inclusief vakantie-uitkering.

Noot
18

Die vermogensgrens is € 15.150,- voor paren, een gezin of alleenstaande ouder en € 7.575,- voor een alleenstaande.

Noot
19

Voor kinderen is de primaire doelgroep 130 procent Wsm. Dit is namelijk de primaire doelgroep voor Stichting Leergeld (behalve voor Oirschot, daar is de primaire doelgroep 120 procent Wsm).

Noot
20

Boven een inkomensgrens van 120 procent Wsm wordt een draagkrachtberekening toegepast.

Noot
21

In 2024 wordt de energietoeslag niet meer verstrekt.

Noot
22

Voor de kwijtschelding in de Kempengemeenten geldt tevens een maximaal vermogen dat lager ligt dan de Participatiewet voorschrijft. Hiermee kan in de schatting van de doelgroep geen rekening worden gehouden. De werkelijke doelgroep zou wat lager kunnen liggen, waardoor het bereik wat hoger is, maar daarover zijn geen uitspraken te doen.

Noot
23

Aangezien een draagkrachtberekening wordt toegepast boven een inkomensgrens van 120 procent Wsm is het mogelijk dat in de gebruikscijfers huishoudens zijn opgenomen die een inkomen boven de 120 procent Wsm hebben; dit is niet uit te splitsen.

Noot
24

Vanaf 1 januari 2024 is het bedrag echter verruimd van € 150 naar € 180. Tevens geldt sinds deze datum dat de bestedingsdoelen zijn uitgebreid. Dit zou bij kunnen dragen aan een hoger bereik in 2024.

Noot
25

In Oirschot wordt een inkomensgrens tot 120 procent Wsm gehanteerd. Dit is echter geen harde grens.

Noot
26

Volgens de Rijksoverheid is het sociaal minimum een bedrag dat iemand minimaal nodig heeft om van te leven. Elk halfjaar wordt het sociaal minimum door de overheid opnieuw bepaald. Dit bedrag hangt af van leeftijd en leefsituatie. Het sociaal minimum wordt ook wel het bestaansminimum genoemd.

Noot
27

In bijlage 1 staan de voorwaarden en vergoedingen per regeling beschreven.

Noot
28

In Bladel, Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden geldt een inkomensgrens van 130 procent Wsm. In Oirschot wordt een inkomensgrens tot 120 procent Wsm gehanteerd. Dit is echter geen harde grens; ook gezinnen met een iets hoger huishoudinkomen komen in sommige gevallen in aanmerking voor ondersteuning vanuit Stichting Leergeld.

Noot
29

De kosten voor water zijn gebaseerd op de tarieven van Brabant Water. Gegevens over het gemiddelde gebruik per huishoudtype zijn afkomstig van Waternet. De kosten voor gas en elektriciteit zijn gebaseerd op de tarieven van maatschappij Budget Energie, pakket Europese Groene Stroom en Aardgas, 1 jaar vast (Tarief van moment van schrijven: 1 mei 2024).

Noot
30

Voor deze kosten is eveneens uitgegaan van het normbedrag dat het Nibud per huishoudtype hanteert.

Noot
31

Die vermogensgrens is € 15.150 voor paren, een gezin of alleenstaande ouder en € 7.575 voor een alleenstaande.

Noot
32

De vijf Kempengemeenten zijn aangesloten bij waterschap De Dommel. De tarieven voor waterschapsbelasting zijn gelijk en voor zowel de watersysteemheffing als zuiveringsheffing is volledige kwijtschelding mogelijk.

Noot
33

Gebaseerd op de jaarverslagen van 2023. Hiervoor zijn twee jaarverslagen geraadpleegd: Stichting Leergeld Veldhoven en Omstreken (voor de bedragen van Bladel, Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden) en Stichting Leergeld Oirschot. In de berekening is gekeken naar de vergoedingen voor kinderen; kosten voor overhead e.d. zijn buiten beschouwing gebleven.

Noot
34

Het gaat om een basisverzekering met € 385 aan wettelijk eigen risico. Binnen de aanvullende verzekering vallen in ieder geval negen fysiobehandelingen en een basis tandverzekering.

Noot
35

Het gaat om een basisverzekering met € 385 aan wettelijk eigen risico met de aanvullende voorwaarde dat inwoners bij ieder ziekenhuis terechtkunnen. Verder geldt dat de aanvullende verzekering en tandverzekering uitgebreider zijn dan bij voetnoot 12.

Noot
36

Exclusief IIT. De individuele inkomenstoeslag is (wettelijk) niet beschikbaar voor mensen die de AOW leeftijd bereikt hebben.

Noot
37

Exclusief IIT. De individuele inkomenstoeslag is (wettelijk) niet beschikbaar voor mensen die de AOW leeftijd bereikt hebben.

Noot
38

In de overige Kempengemeenten wordt reeds een inkomensgrens van 130 procent Wsm gehanteerd.

Noot
39

De praktijk leert dat huishoudens niet altijd van alle regelingen gebruikmaken waar ze voor in aanmerking komen. Daarom is in het integrale rapport ook de financiële situatie geschetst als huishoudens geen gebruikmaken van de beschikbare regelingen.

Noot
40

Op moment van schrijven waren alleen recente cijfers van CZ beschikbaar.

Noot
41

Gebaseerd op de jaarrekening van 2023 van Stichting Leergeld Oirschot.

Noot
42

Hoewel Stichting Leergeld Veldhoven en de Kempen een inkomensgrens hanteert van 130 procent Wsm en Oirschot van 120 procent Wsm, was dit voor alle vijf gemeenten al doorgerekend tot 130 procent Wsm. Daarom verandert dit scenario niets in de inkomenseffecten.

Noot
43

De bereikcijfers van de collectieve zorgverzekering wijken af van het bereik uit het integrale rapport. In het scenario zijn zowel de cijfers van CZ als VGZ meegenomen, in het integrale rapport alleen de cijfers van CZ.

Noot
44

In 2023 gold voor de Participatieregeling 18+ een bedrag van € 150 per persoon. Per 1 januari 2024 is dit verhoogd naar € 180. Om een meest realistisch beeld van de programmakosten te kunnen weergeven, is in het scenario gerekend met € 180 per persoon.

Noot
45

Hoofdstuk 1 laat de geschatte verdeling naar huishoudtypen zien in de afzonderlijke Kempengemeenten.

Noot
46

In Bladel, Eersel, Bergeijk en Reusel-De Mierden geldt namelijk reeds een inkomensgrens van 130 procent Wsm.

Noot
47

Bij het genoemde bereik van 2023 in de Inkomens Effectrapportage is in overleg met de gemeente 2 procent bij de Participatieregeling 18+ opgeteld voor alle gemeentes.

Noot
48

De genoemde bedragen bij Stichting Leergeld zijn niet in hun volledigheid toe te schrijven als extra kosten voor de gemeente.

Noot
49

Echter, de mogelijkheid bestaat dat een verruiming van inkomensgrenzen leidt tot minder aanvragen voor de individuele bijzondere bijstand, omdat meer inwoners van de beschikbare regelingen gebruik kunnen maken. Hoe groot dit effect is, is in dit onderzoek niet te bepalen.

Noot
50

Eenpersoonshuishouden.

Noot
51

Meerpersoonshuishouden.

Noot
52

In Oirschot wordt een inkomensgrens tot 120 procent Wsm gehanteerd. Dit is echter geen harde grens.

Noot
53

De kosten voor BSO zijn in de begroting al verrekend met de kinderopvangtoeslag.

Noot
54

BS&F is een adviseur en kennispartner in het sociaal domein. Zij ondersteunen o.a. bij beleidskeuzes in gemeentelijk armoedebeleid.