Uitvoerings- en handhavingsstrategie voor de uitvoering van vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving gemeente Asten 2025-2028

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Uitvoerings- en handhavingsstrategie voor de uitvoering van vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving gemeente Asten 2025-2028

1 Inleiding

Initiatiefnemers willen graag hun initiatieven en ideeën kunnen realiseren, terwijl omwonenden en andere belanghebbenden willen dat hun belangen worden beschermd. Als overheid moeten we een balans vinden in het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. In deze Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (hierna: U&HS) wordt beschreven hoe we omgaan met die balans.

Ambities en prioriteiten

In deze U&HS leggen wij onze ambities en prioriteiten vast voor de periode 2025-2028. De U&HS bevat de doelen, prioriteiten en strategieën voor de taken op gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving die door de gemeente zelf uitgevoerd worden (hierna: de VTH-taken). Het betreffen de zogenoemde ‘thuistaken’ op het gebied van de fysieke leefomgeving, de Algemene plaatselijke verordening (APV) en Bijzondere wetten.

Eigen verantwoordelijkheid

Het is in eerste instantie aan de inwoners en bedrijven om de regels die van toepassing zijn op hun activiteit op te zoeken en na te leven. Maar wij staan als gemeentelijke organisatie dichtbij, om vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Soms geldt voor het uitvoeren van een activiteit een vergunning-, meld-, of informatieplicht. Dit is nodig zodat de gemeente op de hoogte is van de activiteit en kan toetsen aan de regels, of kan nagaan of het is toegestaan. In andere gevallen gelden er meer algemene regels, waardoor er niet altijd een toetsing vooraf plaatsvindt, maar er wel toezicht achteraf kan plaatsvinden.

Effectief en efficiënte inzet van VTH

Het grondig toetsen of controleren van alle regels is een omvangrijke taak. De middelen (capaciteit) waarmee de taken moeten worden uitgevoerd, moeten dan ook zoveel mogelijk effectief en efficiënt ingezet worden. Dit betekent dat risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk beperkt en het naleefgedrag zoveel mogelijk bevorderd moet worden. In dit document is daarom gemotiveerd vastgelegd waarop wordt ingezet en hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarbij wordt inzicht gegeven in de strategieën; het beoordelen van en beslissen op vergunningsaanvragen, het beoordelen van informatieplichten, meldingen, de wijze waarop toezicht op de naleving wordt gehouden en hoe gehandhaafd gaat worden.

2 Wettelijk kader U&HS

Met deze U&HS geven we invulling aan de wettelijke verplichting om voor zowel omgevingsvergunningen als voor het toezicht en de handhaving hierop, een actuele U&HS vast te stellen. Deze wettelijke verplichting is terug te vinden in het Omgevingsbesluit behorende bij de Omgevingswet.

In het Omgevingsbesluit staan regels voor het bevoegd gezag over omgevingsvergunningen, procedures, handhaving en uitvoering van het omgevingsrecht. Deze regels moeten ervoor te zorgen dat VTH-taken in het omgevingsrecht op een goede manier worden uitgevoerd, met als doel te zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving. Deze regels vormen samen de procescriteria van de beleidscyclus BIG-8 (zie uitleg volgende pagina).

Dit document vormt één van de producten van de VTH-beleidscyclus. Op basis van dit document worden jaarlijks keuzes en activiteiten voor het komende jaar bepaald en vastgelegd in het uitvoeringsprogramma. Daarnaast wordt jaarlijks een verantwoording gegeven in een evaluatieverslag. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s beschrijven wij welke keuzes we maken bij het uitvoeren van onze taken en hoe we de taken uitvoeren. In de evaluatieverslagen verantwoorden we de gemaakte keuzes.

Alle documenten in de VTH-beleidscyclus worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en worden ter kennisgeving naar de raad gestuurd door middel van een raadsinformatiebrief.

afbeelding binnen de regeling

Onder de Omgevingswet is sprake van een tweede beleidscyclus. Deze kent een vergelijkbare opzet (Plan, Do, Check, Act). De Omgevingswet heeft een beleidscyclus die de structuur biedt om de instrumenten van de wet te ordenen. De cyclus bestaat uit vier kwadranten: beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling.

Beleidsontwikkeling staat voor visievorming en is het kwadrant rechtsboven. Hierbij is input uit het kwadrant ervoor (terugkoppeling) van VTH belangrijk. De gewenste kwaliteiten van de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan kunnen vervolgens juridisch vastgelegd worden in de vorm van omgevingswaarden en programma's. Dit heet de beleidsdoorwerking.

Het kwadrant linksonder in de cyclus staat voor uitvoering en gaat over de regels voor activiteiten die te vinden zijn in het omgevingsplan. Initiatiefnemers van activiteiten en projecten kunnen via een omgevingsvergunning toestemming vragen. Het kwadrant linksboven staat voor terugkoppeling en gaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving om naleving van algemene regels en vergunningvoorschriften te controleren. Via monitoring kunnen de effecten hiervan op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving worden geëvalueerd en kan bepaald worden of aanpassing van de omgevingsvisie, programma of omgevingsplan noodzakelijk is.

VTH komt in onderstaande model terug in het kwadrant Uitvoering (linksonder) en Terugkoppeling (linksboven). In deze U&HS wordt gesteld dat er een uniforme beleidscyclus geborgd moet worden in de organisatie. Hierbij wordt de samenwerking en samenhang tussen beleid en uitvoering geïntensiveerd en wordt de rol in de terugkoppeling verstevigd. Deze doelstelling en activiteiten dragen bij aan het opstellen van een meer specifieke analyse van inzichten in toekomstig beleid.

2.1 Reikwijdte

Deze U&HS gaat over de taken die wij wettelijk verplicht zijn om uit te voeren voortvloeiend uit de regels die zijn vastgelegd in verschillende wet- en regelgeving. Deze wet- en regelgeving is opgesteld om de fysieke leefomgeving te beschermen. Er zijn landelijke, provinciale en gemeentelijke kaders.

Een belangrijk landelijk kader is de Omgevingswet. De Omgevingswet heeft een nieuw stelsel met nieuwe instrumenten en gewijzigde principes met zich meegebracht. Alle wetten voor de fysieke leefomgeving zijn in de Omgevingswet samengevoegd om projecten sneller te kunnen laten starten. Ook zijn regels veranderd en is er meer sprake van open normen en zorgplichten in plaats van concrete regels of verboden.

Gemeenten hebben meer beslisruimte gekregen om eigen invulling te geven aan een goed evenwicht tussen de leefomgeving benutten en beschermen. De nieuwe benadering van de fysieke leefomgeving in de wet gaat uit van enerzijds het beschermen en anderzijds het benutten ervan. Met het uitvoeren van de VTH-taken leveren we een bijdrage aan de hoofddoelstelling van de Omgevingswet:

Doelstelling Omgevingswet:

“Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang:

  • a.

    bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur en

  • b.

    het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.”

De Omgevingswet omschrijft de ‘fysieke leefomgeving’ als datgene wat je ziet, voelt, hoort en ruikt. In de wet staat een opsomming van onderdelen die in elk geval onder de fysieke leefomgeving vallen (bouwwerken, infrastructuur, water, watersystemen, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed). Naast de Omgevingswet bevat de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en Bijzondere wet- en regelgeving ook regels/eisen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving om de fysieke leefomgeving te beschermen. Onder bijzondere wet- en regelgeving verstaan we in dit kader: de Alcoholwet, Wet goed verhuurderschap, Wet op de Kansspelen, Opiumwet, de marktverordening, Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bibob) en Wet basisregistratie persoonsgegevens (Brp). De U&HS gaat ook over deze taken.

De Omgevingswet is van toepassing op de fysieke leefomgeving. Dit is nauw verweven met de veilige leefomgeving. Hiervoor is de Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid gemeente Asten 2023-2026 van toepassing. In deze kadernota benoemen we een drietal prioriteiten: - Zorg en veiligheid, - aanpak ondermijning en - digitale veiligheid. Aan deze prioriteiten leveren wij vanuit het VTH-taakveld een bijdrage, bijvoorbeeld door de inzet van BOA’s en toezichthouders. Zo werken we bij de aanpak van ondermijning in Peelverband samen met onder meer het Peelland Interventie team (PIT). Een ander belangrijk kader dat ondermijning helpt te voorkomen is ons toetsingskader dat is vastgelegd in ons Bibob-beleid. We toetsen de integriteit van de aanvrager. Op basis van deze toets en een zorgvuldige afweging kunnen er gerichte aanvullende voorschriften in de vergunning worden opgenomen. Ook kan een vergunning ingetrokken of geweigerd worden. Ook hier werken we in Peelverband samen door het opstellen van een regionaal Bibob-beleid.

Een ander beleidsveld waar we in het VTH-taakveld veel mee samenwerking is het sociale domein. Bij situaties zoals burenruzies, uithuisplaatsingen en woningontruimingen, en bij illegale permanente bewoning, werken we met hen samen. De uitvoering van het Uitvoeringsprogramma Sociaal Domein 2024 Asten is ook een samenwerking tussen het sociaal domein en de medewerkers van VTH. Met name op het gebied van preventieve maatregelen zoals voorlichting en op het gebied van handhaving onder andere op het schenken van alcohol aan minderjarigen of openbaar dronkenschap. Het toezicht en handhaving wordt uitgevoerd door het team Leefbaarheid, Handhaving en Veiligheid (hierna: LHV).

De VTH taken die door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (hierna: ODZOB) en de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (hierna: VRBZO) worden uitgevoerd, vallen buiten dit document. Zij hebben hun eigen beleidscyclus met doelstellingen en prioriteiten.

2.2 Doel

Het document heeft meerdere functies. Het geeft transparantie voor onze inwoners en bedrijven (1) en voor onze medewerkers geeft het richtlijnen voor de uitvoering van de VTH-taken (2).

  • 1.

    We bieden onze inwoners en bedrijven duidelijkheid over de keuzes die we maken op het gebied van VTH. We geven aan op welke aspecten we letten bij het in behandeling nemen van een vergunning en hoe we omgaan met overtredingen van de regels en waar wij op toe zien. Op die manier weten inwoners en bedrijven waar zij aan toe zijn als ze iets willen bouwen of ondernemen.

  • 2.

    Voor onze eigen organisatie hebben de keuzes die we maken impact op de manier waarop we onze taken uitvoeren; hoeveel mensen hebben we nodig en hoeveel geld kost het. Ook maken we duidelijk aan welke onderwerpen we komende jaren extra aandacht moeten geven en helpt het ons om onze taken goed en op een uniforme wijze uit te voeren.

2.3 Opbouw

Het document bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft de hoofdlijnen weer van de visie, doelen, prioriteiten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het tweede deel bestaat uit een bijlagenbundel waar onder andere de strategieën staan uitgewerkt.

3 Visie & uitgangspunten

In dit hoofdstuk beschrijven we de visie en uitgangspunten voor de VTH-taken van de komende beleidsperiode. Deze visie hebben we verder uitgewerkt in een aantal hoofddoelstellingen met daaronder weer acties om de doelstellingen te bereiken. Deze doelstellingen geven richting aan de komende beleidsperiode en stellen ons in staat om onze visie in de praktijk te brengen.

Onze doelstellingen en uitgangspunten zijn gebaseerd op belangrijke bestaande strategische documenten zoals de opgave uit onze omgevingsvisie en het coalitieakkoord ‘gedreven door passie en ambitie’ 2022-2026. Daarnaast hebben we input opgehaald uit bestuurlijke- en ambtelijke werksessies.

3.1 Visie

De gemeentelijke visie hebben we vertaald naar een VTH -visie. Daarin hebben we ook onze kernwaarden klachtgericht, flexibiliteit en omgevingsbewustzijn verwerkt.

Onze gemeentelijke visie

We leveren publieke dienstverlening aan de Astense samenleving. Gezamenlijk bouwen we aan een prettige woon-, werk-, en leefomgeving, vanuit eigen kracht, dicht bij de inwoner (in diens verschillende rollen). We zijn klantgericht en (re)ageren flexibel op veranderingen in de maatschappij.

Onze VTH-visie: De gemeente Asten zet zich in voor een solide en betrouwbare aanpak van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit is gebaseerd op twee fundamentele pijlers: de basis op orde hebben en werken vanuit de bedoeling. We streven naar een stabiele en goed georganiseerde VTH-praktijk, waarbij we altijd het hogere doel van onze acties in het oog houden: het bevorderen van de leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid voor onze inwoners.

VTH-Visie nader uitgelegd:

Basis op Orde

  • Doel: Zorgen voor een stabiele en efficiënte basisinfrastructuur voor VTH-activiteiten.

  • Acties:

    • o

      Structuur en Processen: Standaardiseren en optimaliseren van werkprocessen en procedures om consistentie en betrouwbaarheid te waarborgen.

    • o

      Kwaliteit en Deskundigheid: Investeren in training en ontwikkeling van medewerkers om hoge kwaliteit en professionaliteit te garanderen.

    • o

      Technologie en Innovatie: Inzetten van moderne technologieën en systemen voor efficiënte vergunningverlening, toezicht en handhaving.

    • o

      Formatie: Blijvend investeren om de formatie op het juiste niveau te houden.

Werken vanuit de Bedoeling

Doel: Altijd het uiteindelijke doel van onze acties in het oog houden en hierop sturen.

Acties:

  • o

    Klantgerichte aanpak: We zijn vastbesloten om een klantgerichte benadering te hanteren in al onze activiteiten. Wij zetten ons in voor duidelijke communicatie over de criteria voor vergunningverlening, de procedures van toezicht, en de gronden voor handhaving. Dit omvat helderheid in de verwachtingen, processen en uitkomsten, waarmee we niet alleen voldoen aan de behoeften van onze gemeenschap maar ook een fundament van vertrouwen en begrip bouwen. Een initiatief kan rekenen op medewerking vanuit de gemeente als het bijdraagt aan het behoud of het versterken van de kwaliteiten uit onze omgevingsvisie. We stimuleren initiatiefnemers om een omgevingsdialoog te voeren waarbij belanghebbenden worden betrokken. We bieden een handreiking aan voor de omgevingsdialoog die stappen bevat om dit proces te structureren.

  • o

    Doelgerichte Handhaving: Handhavingsactiviteiten richten op het bevorderen van veiligheid en leefbaarheid, in plaats van enkel op naleving van regels. We werken risicogestuurd. Gedurende het proces denken wij mee met de inwoners en bedrijven binnen de grenzen van de wet. We focussen onze toezicht en handhavingsactiviteiten op de gebieden waar de risico’s het grootst zijn.

  • o

    Flexibiliteit en Omgevingsbewustzijn: Proactief inspelen op veranderingen en signalen uit de samenleving om relevante en effectieve VTH-activiteiten uit te voeren. We actualiseren jaarlijks onze omgevingsanalyse waarbij wij ontwikkelingen identificeren, risico’s en nalevingskwesties in kaart brengen. Wij hanteren daarbij een gebiedsgerichte aanpak. Wij kijken daarbij naar de bedrijvigheid, woonkernen, buitengebied, natuur, cultuur en recreatie. Het begrip van het nieuwe recht is essentieel voor het beoordelen van initiatieven en lopende (handhavings)zaken. We volgen regelmatig trainingen en workshops om de kennis van de relevante wet- en regelgeving bij te werken.

3.2 Uitgangspunten

Onze uitgangspunten zijn bepalend voor de wijze waarop wij invulling geven aan de uitvoering van de VTH-taken.

  • VTH-taken zijn geen doelen op zich. We zijn er voor de samenleving en leveren een bijdrage aan de met de wet- en regelgeving beoogde effecten. Vergunningverlening en handhaving zijn daarmee instrumenten die bijdragen aan de visie en onderliggende doelen van de gemeente.

  • We zijn een deskundige en dienstverlenende organisatie. Wij streven naar het zo goed en zo snel mogelijk behandelen van vergunningen en meldingen. We beperken ons in ieder geval zo veel mogelijk in het overschrijden van de wettelijke afhandelingstermijnen. We werken zorgvuldig. We weten niet alleen de regels, maar ook het doel achter de regels. We communiceren duidelijk over verwachtingen.

  • Voorkomen is beter dan genezen. Preventie verdient de voorkeur boven repressie. Ons handelen is erop gericht repressieve handhaving te voorkomen en (spontane) naleving van de regels te bevorderen. Waar mogelijk zetten we in op (pre-) mediation. Hierbij verliezen wij niet uit het oog dat repressief handhaven soms nodig is en aarzelen we niet om op te treden.

  • We gaan uit van vertrouwen in inwoners en ondernemers. De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving van regels en vergunningsvoorwaarden ligt bij inwoners en bedrijven, dan wel de partijen die namens hen optreden. We vertrouwen erop en verwachten van hen dat ze hierin nadrukkelijk hun eigen verantwoordelijkheid nemen. We wijzen hen hierop indien het niet (voldoende) gebeurt.

  • Prioriteiten sturen inspanning. We willen en kunnen vanwege beperkte capaciteit niet overal en altijd op de naleving van alle regels toezien. We hanteren selectief toezicht en werken risicogestuurd. Dit uit zich in verschillende niveaus van toetsing bij vergunningverlening en een daarop afgestemd niveau van toezicht. Ook betekent dit dat wij geselecteerde prioriteiten met voorrang oppakken en sommige problemen niet of niet direct aanpakken.

  • Een gelijk speelveld. Voor elke inwoner en bedrijf van de gemeente Asten gelden dezelfde regels. Iedereen die een initiatief heeft wordt gelijk behandeld en zal dezelfde procedure moeten doorlopen.

  • Eén overheid. Samenwerking tussen medewerkers VTH essentieel. We zijn één overheid en werken samen met andere bevoegde gezagen, zoals de provincie en het waterschap en met ketenpartners zoals de omgevingsdienst en de veiligheidsregio. Hierover communiceren we duidelijk met initiatiefnemers.

Deze uitgangspunten zijn leidend bij het behandelen van informatieverzoeken, aanvragen en meldingen, bij het uitvoeren van controles en bij het handhavend optreden. De VTH-werkzaamheden worden verdeeld over meerdere teams. We hebben een team Vergunningen, waarin de casemanagers vergunningen verantwoordelijk zijn voor het proces omtrent de omgevingsvergunningen die gaan over de fysieke leefomgeving. Ook de vergunningverleners in het kader van de APV en bijzonder wetten maken onderdeel uit van dit team. Toezicht en handhaving is gelegen bij het team LHV.

4. Doelen en prioriteiten

Wij zijn verplicht in de U&HS doelstellingen vast te leggen. Om tot deze doestellingen te komen zijn de volgende elementen belangrijk.

afbeelding binnen de regeling

Deze zijn hieronder uitgewerkt.

4.1 Evaluatie beleid

Voor het maken van een nieuwe U&HS starten we met een terugblik op de eerdere VTH-taakuitvoering. We hebben een VTH-Beleid 2024 vastgesteld op 19 december 2023 waarin doelstellingen zijn opgenomen. Deze doelstellingen hebben wij voor zover van toepassing opnieuw opgenomen in deze U&HS.

Vanuit het Interbestuurlijk toezicht van de provincie Noord-Brabant (hierna: IBT) is in 2023 een overzicht gestuurd van verbeterpunten. Hoewel er in het voormalige beleid en groot aantal verbeteringen al zijn doorgevoerd, willen we deze lijn doorzetten en hebben ervoor gekozen om een nieuwe U&HS op te stellen.

Deze U&HS sluit beter aan bij de opgaven uit de omgevingsvisie van de gemeente Asten door aan te geven welke bijdrage het VTH-taakveld levert aan de bereiken van de opgave.

In dit nieuwe document zorgen we ervoor dat in lijn met de adviezen van het IBT meetbare doelstellingen zijn opgenomen; de kwaliteitsdoelstellingen uit de Verordening Uitvoering en Handhaving omgevingsrecht gemeente Asten 2024 hebben een plek gekregen.

Door actief de beleidscyclus te volgen, kunnen wij ervoor zorgen dat wij effectief, efficiënt en flexibel zijn, en dat wij indien nodig de U&HS aanpassen aan veranderende omstandigheden en behoeften.

4.2 Maatschappelijke opgaven & bestuurlijke ambities

De gemeente staat voor grote maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen in de komende periode. Dat zijn bijvoorbeeld: klimaatverandering en klimaatadaptatie, de stikstofproblematiek en transitie van boerenbedrijven, de woningbouwopgave, veranderende arbeidsmarkt en ondermijning. Daardoor worden de VTH-werkzaamheden complexer. Dit vraagt om een integrale aanpak om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden. Een deel van de genoemde opgave staan in de omgevingsvisie. Zaken op het gebied van openbare orde en veiligheid (zoals ondermijning), arbeidsmarktveranderingen of maatschappelijke opgave die thuishoren in het sociale domein staan niet in de omgevingsvisie. Deze opgaven zijn geborgd in andere documenten.

Als gemeente Asten willen wij het gebieds- en opgavegericht werken verder optimaliseren. In de omgevingsvisie zijn verschillende deelgebieden geduid en is per deelgebied aangegeven wat we willen beschermen of juist willen ontwikkelen. Daarom is de omgevingsvisie een goed vertrekpunt voor de omgevingsanalyse.

De opgaven uit de omgevingsvisie staan centraal in de U&HS.

In het coalitieakkoord 2022-2026 ‘Gedreven door passie en ambitie’ zijn de bestuurlijke ambities beschreven.

Doelstellingen voortkomend uit deze ambities zijn terug te vinden in de omgevingsanalyse.

4.3 Probleemanalyse

De probleemanalyse bestaat uit een omgevingsanalyse en een risicoanalyse, zie onderstaande schema.

afbeelding binnen de regeling

We beschrijven wat voor kenmerken de omgeving van de gemeente Asten heeft en welke risico’s we beheersbaar dienen te houden. De probleemanalyse wordt verder uitgewerkt in het volgende hoofdstuk.

4.4 Borging van de uitvoering

Om de VTH-taken uit te voeren zijn financiële en personele middelen nodig. Het Omgevingsbesluit stelt eisen aan de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. We hebben deze in de Verordening Uitvoering en Handhaving omgevingsrecht gemeente Asten 2024 vastgesteld. Deze verordening geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht uit het Omgevingsbesluit om regels te stellen aan de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Dit betekent dat het minimum kwaliteitsniveau voor VTH-taken is vastgesteld. Wij hebben daarmee de verplichting om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 3.0 (en haar rechtsopvolgers) en om de kwaliteitsdoelstellingen nader uit te werken. De kwaliteitsdoelstellingen zijn: uitvoeringskwaliteit, dienstverlening en financiën. Door het opstellen van de U&HS is hieraan invulling gegeven.

4.4.1 Kwaliteitsdoelstellingen

In onze Verordening Uitvoering en Handhaving omgevingsrecht gemeente Asten 2024 zijn kwaliteitsdoelstellingen opgenomen op de drie onderwerpen uitvoeringskwaliteit, dienstverlening en financiën. Deze hebben wij hieronder nader ingevuld.

Uitvoeringskwaliteit diensten & producten

De uitvoeringskwaliteit van diensten en producten heeft betrekking op het waarborgen en bevorderen van de mate waarin een product voldoet aan juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. Ook wel aangeduid als de inhoudelijke kwaliteit.

Uitvoeringskwaliteit diensten & producten

Wat willen we bereiken?

Wat gaan we ervoor doen?

Borging uitvoeringskwaliteit van afgehandelde vergunning- en handhavingszaken.

VV: We houden de werkprocessen op peil en stellen daar waar nodig bij. Dit gebeurt door frequent overleg binnen het taakveld vergunningen.

LHV: Van de meest voorkomende processen maken we een werkbeschrijving en waar nodig richten we de zaaksystemen hierop in. Dit gebeurt door een projectmatig aanpak met de collega’s van team DIV, waarbij we gebruik maken van de reeds opgedane kennis bij vergunningverlening.

Uniforme afhandeling van vergunning-, toezicht- en handhavingszaken.

Actualiseren en actueel houden van (handboek met) werkprocessen en protocollen, door jaarlijks te screenen op actualiteit. Borging uitvoering door interne kwaliteitscontroles. Dit gebeurt door de VTH-medewerkers binnen de werkoverleggen per domein.

Waarborgen continuïteit van diensten en producten.

De kwaliteitscriteria m.b.t. kritieke massa geactualiseerd houden en waar nodig verder uitwerken. Waar nodig acties ondernemen om te (blijven) voldoen aan deze criteria. Dit gebeurt door het jaarlijks uitvoeren van een kwaliteitsmeting en verwerken dit in het evaluatieverslag.

Werken aan de kwaliteit van onze besluitvorming.

We stimuleren het zelflerend vermogen van de organisatie als het gaat om de feedback die wij halen uit de bezwaar- en beroepschriften. Dit doen we door middel van intervisie tijdens de werkoverleggen.

Dienstverlening

Dienstverlening heeft betrekking op het waarborgen en bevorderen van de manier waarop (in communicatie, snelheid, service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving klagers, etc.) omgaat. Zoals in de toelichting op de VTH-visie is toegelicht werken wij vanuit de centrale kernwaarden; klachtgericht, flexibiliteit en omgevingsbewustzijn.

Dienstverlening

Wat willen we bereiken?

Wat gaan we ervoor doen?

We willen dat initiatiefnemers zo optimaal mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over de haalbaarheid van hun plannen in de fysieke leefomgeving en de vervolgprocedure.

We gaan sturen op een goed vooroverleg voor een vergunningsaanvraag.

De klanttevredenheid en efficiëntie van onze dienstverlening verbeteren.

Door te handelen conform onze dienstverleningsnormen zoals het binnen twee werkdagen contact opnemen en dit zorgvuldig vast te leggen in ons zaaksysteem, willen we zorgen voor transparante, betrouwbare en tijdige communicatie met onze klanten. Dit draagt bij aan een positieve klantbeleving, verhoogt het vertrouwen in onze organisatie en optimaliseert onze interne processen voor een betere servicekwaliteit.

Een betrouwbare overheid zijn waarbij een belangrijk aspect is het effectief managen van de verwachtingen van inwoners en bedrijven.

We geven in een vroegtijdig stadium de inwoners en bedrijven duidelijk en gedetailleerde informatie over aanvraagprocedures, vereiste documenten, criteria en tijdslijnen. Bij vergunningverlening vindt dit plaats in het vooroverleg, de intaketafel en de regionale omgevingstafel. Bij verzoeken van handhaving geven we aan wat de procedure is en wat ze kunnen verwachten.

Financiën

Het thema Financiën heeft betrekking op de inzet van middelen in relatie tot de kwaliteit van de geleverde diensten en/of producten.

Financiën

Wat willen we bereiken?

Wat gaan we ervoor doen?

Voldoende middelen en capaciteit

Het zorgen voor voldoende personeel, financiën en technologische hulpmiddelen is belangrijk om taken effectief uit te kunnen voeren. Dit betekent dat er genoeg gekwalificeerd personeel moet zijn en dat de technologische ondersteuning up-to-date en functioneel moet zijn.

De benodigde en beschikbare financiële en personele middelen voor de op basis van de gestelde doelen uit te voeren activiteiten inzichtelijk maken.

5 Probleemanalyse

Zoals eerder beschreven bestaat de probleemanalyse uit een risico- en omgevingsanalyse. We beschrijven wat voor kenmerken de omgeving van de gemeente Asten heeft met de daarbij horende VTH-uitdaging (omgevingsanalyse) en welke risico’s we beheersbaar dienen te houden (risicoanalyse). Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in.

5.1 Risicoanalyse

We beschrijven achtereenvolgens het doel, de methodiek, de totstandkoming de afbakening en de uitkomsten van de risicoanalyse.

  • Doel

    De wetgever schrijft voor dat een risicoanalyse inzicht moet geven waar de risico’s zich voordoen. Daarmee geeft de risicoanalyse een handvat voor het maken van keuzes in zowel toetsing als toezicht en handhaving. Risico’s behoren beheersbaar en controleerbaar te zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) en de aspecten waarop we vergunningsaanvragen toetsen en het vastleggen daarvan in protocollen maken die risico’s beheersbaar.

  • Methodiek risicoanalyse

    De methode om te komen tot een gedegen risicoanalyse is gebaseerd op de landelijke methode, die uitgaat van het effect van activiteiten en de kans dat de effecten zich voordoen. Op basis van deze Risico = ‘Kans maal Effect’-benadering volgt een risicoscore voor de weergegeven activiteiten. Op basis van de risicoscore hebben we de prioriteiten bepaald. De inschatting van de risico’s voor de leefomgeving is hierbij richtinggevend geweest. In bijlage 1 ‘Handleiding Risicoanalyse‘ is een toelichting opgenomen van de uitgevoerde risicoanalyse, waarin nader wordt ingegaan op de gebruikte methode, de begrippen en de wijze waarop aan deze begrippen getalsmatig waarden zijn toegekend.

  • Totstandkoming risicoanalyse

    De input voor de risicoanalyse is middels het bevragen van de inhoudelijke vakspecialisten werkzaam bij de gemeente Asten tot stand gekomen. De vragen zijn per domein behandeld: Bouwen, Ruimtelijke Ordening, APV, Alcoholwet en Evenementen & Bijzondere onderwerpen en wetten, Alcoholwet en Evenementen. Vervolgens is het college gevraagd om deze risico’s te prioriteren voor de bestuurlijke prioriteitstelling.

  • Afbakening risicoanalyse

    De risicoanalyse voor het domein ‘brandveiligheid’ is in regionaal verband door de VRBZO uitgevoerd. Voor het domein ‘milieu’ staat de ODZOB aan de lat. Beiden maken geen onderdeel uit van deze U&HS.

  • Uitkomsten risicoanalyse

    Omdat er beperkte capaciteit is die niet op alles ingezet kan worden, wordt prioriteit gegeven aan de onderstaande thema’s. Daarbij is het uitgangspunt dat de activiteiten met het hoogste risico in de risicoanalyse in de uitvoering de hoogste prioriteit krijgen. Een weergave van de uitkomsten van de volledig ingevulde risicomatrix is opgenomen in bijlage 2 ‘Uitkomsten Risicoanalyse’. Jaarlijks worden de uitkomsten van de risicomatrix doorlopen en geactualiseerd indien nodig. Deze krijgen een nadere invulling in het uitvoeringsprogramma.

Hieronder staan de bestuurlijke prioriteiten:

  • Handelen zonder of in strijd met de brandveiligheidseisen van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving

  • Kamergewijze verhuur en illegaal huisvesten van arbeidsmigranten

  • Wonen (tijdelijk/permanent) waar niet is toegestaan

  • Parkeerexcessen en foutparkeren

  • Handelen zonder of in strijd met exploitatievergunning vakantieparken

  • Ondermijning criminaliteit (o.a. fraude en witwassen)

  • Overlast leefbaarheid (o.a. verwarde personen, overlast gevende of criminele jeugdgroepen)

  • Drugsafval (opruimen van drugsafval, toezicht op leegstaand panden, sluiten van woningen op basis van de wet Damocles)

  • Handelen in strijd met de Wet goed verhuurderschap en/of de verhuurverordening

  • Illegaal motorcrossen in het buitengebied

  • Langer staan van caravan/voertuigen dan toegestaan

Voor de inzet van het VTH-instrumentarium betekent de prioritering het volgende:

afbeelding binnen de regeling

We kunnen onze aandacht niet in dezelfde mate richten op alles wat tot het taakveld VTH behoort. Dat zou onze capaciteit overvragen. Onze prioriteiten liggen bij die activiteiten die het meeste risico met zich meebrengen.

Hoe we invulling gaan geven aan onze prioriteiten beschrijven we hierna in de uitvoeringsstrategieën. Hierbij houden we ook rekening met onze in te zetten en beschikbare capaciteit. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma werken we dat verder uit en leggen we jaarlijks accenten. Het bovenstaande betekent niet dat we geen aandacht zullen geven aan risico’s en taken waar we geen prioriteit aan geven. Het spreekt vanzelf dat we ook daar onze wettelijke taken naar behoren zullen vervullen. Bij de activiteiten die geen betrekking hebben op onze prioriteiten zullen we echter meer reactief dan proactief handelen en zullen we meer globaal toetsen en toezicht houden.

5.2 Omgevingsanalyse

Voor de omgevingsanalyse hebben we aansluiting gezocht bij de vastgestelde omgevingsvisie en het coalitieakkoord.

Coalitieakkoord 2002-2026

In het coalitieakkoord 2022-2026 richten wij ons op de realisatie van minimaal 500 woningen, verduurzaming van agrarische bedrijven en uitbreiding van groenvoorzieningen in Asten, Heusden en Ommel. Hierin staat dat we ons inzetten op duurzaamheid, verbetering van infrastructuur en ondersteuning van lokaal ondernemerschap. Sociale cohesie en gezondheid worden bevorderd door aandacht voor zorg, preventie en sport. Veiligheid wordt gegarandeerd door het aanpakken van criminaliteit en het verbeteren van buurtveiligheid. Het akkoord streeft naar een financieel gezonde gemeente met transparante begrotingen en beperkte lokale lasten.

In de omgevingsvisie zijn kernkwaliteiten beschreven. Hieronder volgt een overzicht per kernkwaliteit en wat wij als VTH in deze beleidsperiode hieraan gaan bijdragen.

In de omgevingsvisie zijn verschillende deelgebieden binnen Asten onderscheiden. Per deelgebied is aangegeven welke kwaliteiten aanwezig zijn en welke ontwikkelingen gewenst. Hiermee vormt de omgevingsvisie een goede basis voor het gebieds- en opgavegericht werken en voor de wijze waarop wij omgaan met vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Wij stemmen onze vergunningverlening af op de doelen zoals in de omgevingsvisie zijn geformuleerd. Aanvragen voor nieuwe ontwikkelingen worden hieraan getoetst. Ontwikkelingen die hier niet aan bijdragen worden ontmoedigd of proberen we om te turnen naar iets dat wel kan. We hanteren hierbij een vaste werkwijze. We toetsen aan regelgeving èn aan gebiedsgerichte opgaven. Hierom sturen we aan op vooroverleg, het gebruik maken van de intaketafel, goed contact met de aanvrager en aandacht voor de omgevingsdialoog binnen de procedure.

Voor vergunningen is het lastig om verschil per deelgebied te maken. Voor alle deelgebieden geldt:

  • -

    Vergunningverlening = vraag gestuurd.

  • -

    Onze basishouding is flexibel, klantgericht en omgevingsbewust.

  • -

    We sturen op vooroverleg in die gevallen waarin een afweging gemaakt moet worden aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, zodat in een vroegtijdig stadium de haalbaarheid van een plan ingeschat kan worden waarbij rekening gehouden wordt met de ligging in het betreffende deelgebied.

  • -

    Bij vergunningverlening moet onderscheid gemaakt worden tussen aanvragen waarbij een afwegingsvrijheid is en waarbij alleen aan wettelijke eisen getoetst moet worden. In het eerste geval worden de kenmerken van het deelgebied meegenomen in de afwegingen. In het geval dat getoetst moet worden aan een vaststaand wettelijk kader is de afwegingsvrijheid beperkt.

Daarnaast geldt voor de inzet van toezicht en handhaving dat de problematiek van kamergewijze verhuur, illegaal huisvesting van arbeidsmigranten en handelen in strijd met de wet goed verhuurderschap dat deze niet aan een specifiek deelgebied toe te kennen is. De inzet op deze problematiek is belangrijk omdat het verschillende vormen van misstanden aanpakt die een negatieve impact hebben op de leefbaarheid en veiligheid in de samenleving. Hier zijn enkele redenen waarom toezicht en handhaving op deze gebieden cruciaal zijn:

  • 1.

    Kamergewijze verhuur: Dit kan leiden tot overbewoning en slechte leefomstandigheden voor huurders. Het zorgt ook voor overlast in de buurt en kan de infrastructuur van een wijk zwaar belasten.

  • 2.

    Illegale huisvesting van arbeidsmigranten: Arbeidsmigranten worden vaak uitgebuit en wonen onder slechte omstandigheden. Dit is niet alleen onmenselijk, maar kan ook leiden tot gezondheids- en veiligheidsrisico’s.

  • 3.

    Handelen in strijd met de wet goed verhuurderschap: Dit omvat praktijken zoals het vragen van te hoge huren, discriminatie bij verhuur en het niet onderhouden van woningen. Dit soort gedrag schaadt huurders en draagt bij aan ongelijkheid op de woningmarkt.

Omdat deze problemen niet beperkt zijn tot een specifiek deelgebied, is een brede en flexibele aanpak nodig. Dit betekent dat toezicht en handhaving op verschillende niveaus en in verschillende gebieden moeten plaatsvinden om effectief te zijn.

afbeelding binnen de regeling

Omgevingsvisie

Per deelgebied staat beschreven wat relevant is voor VTH zodat er een beeld is aan wat voor soort ontwikkeling ruimte moet worden gegeven en waar specifiek op gelet moet worden bij de inzet van VTH. De plaatjes komen overeen met de deelgebieden die gebruikt zijn in de omgevingsvisie.

Agrarische Anders: In het deelgebied 'agrarisch anders' ligt de focus voornamelijk op ruimte voor agrarische ondernemers, zoals in de tuinbouw en andere sectoren. De ambitie is de (verdere) ontwikkeling van een toekomstbestendige en emissiearme land- en glastuinbouw, waarbij gezondheid, natuur en landschap in balans worden gehouden. Er is ook ruimte voor stoppers, met kansen voor niet-agrarische bedrijvigheid. Gezien het sterk agrarische karakter van het gebied, is het niet geschikt voor woningbouw en verblijfsrecreatie. Bovendien staat het gebied onder druk vanwege gezondheids-, natuur- en milieuproblemen. We streven ernaar de emissies te verminderen, duurzame en innovatieve bedrijfsvormen te stimuleren, en water vast te houden.

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door: In het kader van de transformatie van het buitengebied wordt er intern informatie opgehaald bij het taakveld toezicht en handhaving waarna er een gesprek wordt aangegaan met de ondernemers over eventuele mogelijkheden tot het omvormen van het buitengebied. Het doel van de VTH-inzet is niet primair om te controleren of regels zijn overtreden (handhaving), maar om samen na te denken over duurzame en toekomstbestendige oplossingen. De focus ligt dus op een langetermijnvisie, in plaats van directe handhaving.

Boeren Buurten: In het deelgebied ‘Boeren Buurten’ richten wij ons op het buurtgevoel (met name door de verschillende gehuchtjes) en de boerenbedrijven die geworteld zijn in het gebied. De vitale bedrijven willen we behouden. Landbouw die blijft moet in evenwicht zijn met omgevingswaarden (landschap, natuur, gezondheid). Stoppers helpen we met omschakelen, mits zorgvuldige inpassing en met oog voor cultuurhistorische waarden en bewoners van het gebied. Bij de transformatie van het buitengebied willen we inzetten op sloop of herbestemming van leegstaande (agrarische) opstallen. We ontwikkelen het landelijk wonen, met respect voor landschap, natuur en cultuurhistorie. Bolle akkers, oude gehuchten en landschappelijke structuren moeten behouden of versterkt worden.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door:

We hebben oog voor de kwetsbare positie van de (voormalige) boeren in onze gemeente. We informeren hen over mogelijke uitbuiting van de ondernemers in het buitengebied.

Groen Genieten: Dit deelgebied kenmerkt zich door bossen, stuifzandruggen en recreatievoorzieningen. Ook zijn er agrarische percelen en woningen te vinden. Het groen, de cultuurhistorie en de landschappelijke elementen zijn het belangrijkst in dit deelgebied. We willen de aantrekkelijkheid vergroten. Landelijke woonmilieus zijn denkbaar, net als kleinschalige bedrijvigheid en recreatieve functies. Doorontwikkeling van de landbouw kan, mits het past bij de aard en het karakter van dit deelgebied. Ook moet de klimaatbestendigheid worden vergroot.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door:

Er is een dunne lijn tussen leefbaarheid en levendigheid. Onze toezichthouders en boa’s zijn aanwezig om hieraan bij te dragen. Daarnaast zijn wij onderdeel van Samen Sterk in Brabant welke bijdraagt aan het bevorderen van Groen Genieten. Zoals het toezicht houden op het motorcrossen in het buitengebied en dumping van drugsafval. Ook zitten hier de recreatieparken waar aandacht is voor illegale bewoning en handelen zonder of in strijd met exploitatievergunning.

Peel en beekdalen: Dit deelgebied richt zich op het behouden en versterken van de groenblauwe structuren, zoals beekdalen en natuurgebieden in De Peel. Het is belangrijk om de biodiversiteit in deze gebieden te vergroten en de landschappelijke kwaliteit te verbeteren. Essentieel is het optimaliseren van het waterbeheer om verdroging te voorkomen en wateroverlast te beperken. Dit omvat het creëren van natte natuurzones en het verbeteren van de waterkwaliteit door natuurlijke waterzuivering. Het gebied biedt mogelijkheden voor recreatie en toerisme, met nadruk op duurzaam toerisme dat de natuurlijke omgeving respecteert. Denk aan wandel- en fietspaden, vogelkijkhutten en educatieve natuurpaden.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door:

Het is belangrijk bebouwing in dit deelgebied terug te dringen, indien mogelijk dragen we daar actief aan bij met vergunningverlening en volgen we op met onze toezichthouders. Door deze taken zorgvuldig en effectief uit te voeren draagt VTH bij aan het realiseren van de maatschappelijke opgaven van de gemeente Asten en het verbeteren van de levenskwaliteit van haar inwoners. Hiervoor geldt dezelfde inzet als bij Groen Genieten.

Peel pionieren: Het gebied wordt gekenmerkt door rechte wegen en regelmatige kavels. Er is ruimte voor grote agrarische bedrijven, of het nu gaat om uitbreiding van bestaande bedrijven of verplaatsing van grote bedrijven vanuit andere gebieden naar hier. Dit brengt echter uitdagingen met zich mee zoals waterbeheer, biodiversiteit en bodemvruchtbaarheid, waar aandacht aan moet worden besteed. Bij stoppers kunnen oude gebouwen worden gesloopt om ruimte te maken voor nieuwe ondernemingen en een fris perspectief te bieden. Ook verbreding van landbouwfuncties is een optie. Wonen is niet bijzonder geschikt voor dit gebied, maar kleinschalige recreatie past hier wel goed.

Schrale grond en onafhankelijke mentaliteit. Hier is een cultuur die ‘van niets-iets maken’ tot kunst verheven heeft. Het is een gebied waar mensen elkaar snel vinden wanneer het spannend wordt. Ambachtelijkheid, praktische oplossingen en hard kunnen werken: dat alles heeft geleid tot krachtige bedrijven en innovatieve netwerken. Door grootschalige ontginning van De Peel ontstond het gebied Peel Pionieren. Het wordt gekenmerkt door rechte wegen en regelmatige rechte kavels. Bebouwing is vaak voorzien van erfbeplanting en vormt samen met de wegen die voorzien zijn van laanbeplanting het raamwerk. Onder de laanbeplanting door is zicht over de open akkers en weilanden, die van elkaar gescheiden worden door rechte sloten. Delen van het jaar, wanneer de mais hoog is, voelt het gebied wat meer besloten aan. In dit gebied zijn grote robuuste landschappelijke elementen als lanen, singels en bospercelen aangelegd ten tijde van de ontginning. In dit gebied zijn grote uitdagingen op het gebied van waterkwantiteit en kwaliteit, biodiversiteit, stikstofuitstoot, bodemvruchtbaarheid en agrarische economie.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door:

Net als bij Agrarisch Anders en Boeren Buurten hebben wij in dit gebied ook oog voor de kwetsbare positie van de boeren in onze gemeente zitten. We informeren over mogelijke uitbuiting van de ondernemers in het buitengebied. In het kader van de transformatie van het buitengebied wordt er intern informatie opgehaald bij het taakveld toezicht en handhaving waarna er een gesprek wordt aangegaan met de ondernemers over eventuele mogelijkheden tot het omvormen van het buitengebied. In eerste aanleg staat handhaving niet centraal maar wordt er gekeken naar een duurzaam toekomstperspectief.

Dynamische dorpen: De kwaliteit van leven in onze dorpen is hoog. Onze inwoners zijn relatief gezond, kunnen meedoen in de samenleving en wonen over het algemeen in een aantrekkelijke omgeving. Dat willen we natuurlijk graag zo houden. Behoud van deze kwaliteit van leven is echter niet vanzelfsprekend. Daarom geven we in de dorpskernen ruimte aan ontwikkelingen die bijdragen aan levendigheid en leefbaarheid, ruimte voor een aantrekkelijk aanbod van voorzieningen en evenementen. In de woongebieden is volop ruimte voor groen en uitnodigende activiteiten ter bevordering van een fijne leefomgeving. We realiseren voldoende passende woonruimte voor de diverse doelgroepen en staan open voor bedrijfsmatige initiatieven die bijdragen aan een economisch gezond Asten.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-taakveld levert een bijdrage door:

Vergunningen te verlenen en toe te zien op de bouw van onder andere nieuwe woonwijken. Daarbij is vanuit VTH het belangrijkste doel om de (brand)veiligheid van de gebruikers van een gebouw en de omgeving te waarborgen. Door te voldoen aan de brandveiligheidseisen wordt het risico op brand en de gevolgen daarvan, zoals letsel en schade, verminderd. In ons toezicht heeft het toezicht op brandveiligheidseisen prioriteit. Daarnaast wordt toezicht gehouden op verschillende vormen van huisvesting om de kwaliteit van wonen en daarmee ook de leefbaarheid in onze dorpen op niveau te houden. Ook hebben wij aandacht in de kernen voor overlast op het gebied van leefbaarheid (o.a. verrommeling, verwarde personen, overlastgevende of criminele groepen) en parkeerexcessen (o.a. parkeren langer dan toegestaan door caravan of voertuigen). Langdurig geparkeerde caravans en voertuigen kunnen het zicht belemmeren en gevaarlijke situaties veroorzaken, vooral op drukke wegen of in woonwijken.

6 Strategieën en werkwijzen

De werkwijze waarop wij de doelen en het risicogericht werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op regionale en landelijke strategieën en protocollen en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. Het proces en de structuur van de uitvoeringsstrategieën zijn weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding binnen de regeling

Aan de hand van dit figuur worden de strategieën in bijlage 3 toegelicht.

Bijlage 3A: Communicatiestrategie

Bijlage 3B: Vergunningenstrategie

Bijlage 3C: Meldingenstrategie

Bijlage 3D: Toezichtstrategie

Bijlage 3E: Sanctiestrategie

Bijlage 3F: Gedoogstrategie

We hebben ervoor gekozen gezien de recente ontwikkelingen op het gebied van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb) een afzonderlijke bijlage toe te voegen met ons Wkb beleid, zie bijlage 4.

7 Borging van de uitvoering

We behandelen de organisatie en middelen. We gaan in op de VTH-samenwerking en de monitoring en evaluatie.

7.1 Organisatie en middelen

Volgens artikel 13.9 van het Omgevingsbesluit moet de gemeente haar uitvoeringsorganisatie zo inrichten dat ze aan bepaalde eisen voldoet. Kortgezegd komt dit neer op het regelen van een scheiding van functies, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie ook buiten kantooruren en de beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening. Omdat er waarde wordt gehecht aan het feit dat onze werknemers beschikken over de meest actuele kennis wordt ook aandacht besteed aan opleidingen.

  • Scheiding van functies

    Het verlenen van omgevingsvergunningen en het toezicht op het naleven hiervan wordt gescheiden uitgevoerd. Hierdoor zijn vergunningverleners niet betrokken bij het toezicht op vergunningen waarvan zij de voorschriften hebben opgesteld.

  • Bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie

    De gemeentelijke organisatie en de uitvoeringsdiensten moeten ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving. Bereikbaar voor het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. Om dit te waarborgen zijn er verschillende (piket)regelingen. Via de website, de Buiten Beter-app en de milieuklachtencentrale zijn de organisaties bereikbaar. Via de rampenbestrijding zijn alle organisaties bereikbaar en beschikbaar in geval van calamiteiten (van verschillende niveaus). Hiervoor geldt een beschikbaarheid van 24 uur per dag. Voor toezicht geldt dat deze niet gebonden is aan kantoortijden, maar wordt ingezet wanneer dit nodig is.

  • Grote incidenten en rampen

    Voor rampen, crisis en grote incidenten heeft de gemeente een crisisplan (regionaal crisisplan vanuit de VRBZO). Vanuit de meldkamer dan wel de plaats incident kan ervoor gekozen worden om op te schalen naar de GRIP structuur (Gecoördineerde Regionale Incidentsbestrijding Procedure). Er zijn collega’s (Officier van Dienst/ Adviseur Openbare Orde) op hard piket (Piket Veiligheid) die 24 uur per dag en 7 dagen per week opgeroepen kunnen worden. Samen met andere operationele diensten kan de collega beslissen dat er wordt opgeschaald en op dat moment kunnen lokale en/of districtelijke collega’s uit de crisisorganisatie worden opgeroepen. Dit zijn interne collega’s dan wel collega’s van omliggende gemeenten die getraind zijn om hun functie tijdens een crisis uit te oefenen. Ook vanuit de VRBZO en crisiscommunicatie is er een piketgroep, ook zij staan op hard piket.

  • Beschrijving werkprocessen, procedures en informatievoorziening

    Processen en procedures zijn vastgelegd en geïntegreerd in de VTH-applicatie.

  • Opleidingen

    In de kwaliteitscriteria is vastgelegd welke kennis en vaardigheden VTH-medewerkers moeten bezitten om de gewenste kwaliteit van uitvoering te leveren. Er is blijvende aandacht om medewerkers te laten voldoen aan de kwaliteitscriteria. Hiervoor is opleidingsbudget beschikbaar.

7.2 VTH Samenwerking

De VTH-processen staan nooit op zichzelf. Om een vergunning te kunnen verlenen, toezicht te kunnen houden én problemen samen op te lossen, of dat nou door de inzet van sancties is of door andere manieren om gedrag te beïnvloeden, er is altijd samenwerking nodig.

In deze paragraaf benoemen wij de belangrijke partners waar wij mee intern en extern mee samenwerken.

Interne en externe afstemming & samenwerking

De toegevoegde waarde van communicatie en voorlichting valt of staat met een eenduidige en uniforme toetsing en optreden naar inwoners en bedrijven. Adequate interne en externe afstemming en samenwerking is daarbij noodzakelijk. Het gaat dan om interne afstemming en samenwerking tussen zowel vergunningverleners en andere interne betrokkenen onderling, als ook tussen vergunningverlener(s), toezichthouder(s), handhaver(s) en adviseur(s). Daarnaast omvat dit de relatie met andere organisatieonderdelen, zoals de teams die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke plannen en de uitvoering van projecten.

Externe afstemming en samenwerking is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in zowel vergunningverlening, toezicht als handhaving en is bovendien cruciaal om een vergunning te kunnen afgeven binnen 8 weken. De samenwerkende partners (waterschap, politie, veiligheidsregio, omgevingsdienst, provincie, ministerie enzovoorts) benutten op deze manier de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer. Ook het overleg met adviseurs van aanvragers, zoals architecten, (milieu)adviseurs enzovoorts, is veelal nodig en van betekenis voor het gewenste eindresultaat. Binnen de regio hebben wij met onze ketenpartners samenwerkingsafspraken voor de VTH-ketenprocessen gemaakt. Voor de ketenpartners is de noodzaak om informatie uit te wisselen en te delen steeds groter geworden. In dat kader hebben wij ons ook gecommitteerd aan een gemeenschappelijke VTH-applicatie, waar (bijna) alle partijen in de keten gebruik van maken. Zo zal informatie binnen de VTH-keten direct beschikbaar zijn en gedeeld kunnen worden.

De wijze waarop wij samenwerken en het moment van afstemming liggen vast in specifieke werkprocessen, instructies en -afspraken. Deze verzamelen wij in een digitale omgeving, die intern door betrokkenen te raadplegen is. Ook de samenwerkingsafspraken met ketenpartners maken hier onderdeel van uit.

Regionale samenwerkingsafspraken

Onder de paraplu van het regionale Omgevingswet-programma zijn er afspraken vastgelegd over de samenwerking binnen de processen, denk aan momenten van samenwerking, de uitwisseling van informatie en levertermijnen. Binnen de regio zijn samenwerkingsafspraken gemaakt over de processtappen, rollen en termijnen. Daarnaast sluiten wij aan bij de regionale omgevingstafel. Het voordeel hiervan is dat we één integraal advies ontvangen wat de kwaliteit en de doorlooptijd ten goede komt. In bijlage 5 is een afbeelding opgenomen van het proces van de omgevingstafel en de samenwerkingsafspraken.

Interne samenwerking

VTH is de afkorting van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. De uitvoering van dit taakveld is in de gemeente Asten verdeeld over meerdere teams. Voornamelijk bij de teams VV en LHV. Hoewel de taken verdeeld zijn over twee teams, wordt ook met andere organisatieonderdelen samengewerkt aan de opgave van vergunningen, toezicht en handhaving. Daartoe vindt regelmatig afstemming plaats, zoals met de teams Ruimte, Dienstverlening en Sociaal domein.

Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Asten

Bij vergunningverlening laat het college zich adviseren door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) gemeente Asten en in voorkomende gevallen het Monumentenhuis Brabant. Het archeologie beleid van de gemeente Asten is vertaald in het tijdelijke omgevingsplan (de voormalige diverse bestemmingplannen). Op het gebied van archeologie laat de gemeente Asten zich adviseren door een onafhankelijk adviesbureau Krachten. Krachten houdt bovendien toezicht op de uitvoering van archeologisch veldonderzoek. Daar waar sprake is van overtredingen wordt handhavend opgetreden.

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)

De ODZOB voert taken uit voor de regio Zuidoost-Brabant op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Er is onderscheid tussen basistaken, verzoektaken en collectieve taken:

  • Basistaken zijn taken op gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving Milieu die in het basistakenpakket vallen en verplicht door een omgevingsdienst uitgevoerd moeten worden;

  • Verzoektaken kunnen vergelijkbaar zijn met de basistaken, maar vallen niet onder het wettelijke basistakenpakket. Het kunnen ook taken zijn op gebied van de fysieke leefomgeving, zoals onderzoeken en adviezen. In Asten beleggen wij o.a. taken met betrekking tot cultuurhistorie en alle milieu-gerelateerde taken bij de ODZOB;

  • Collectieve taken zijn taken die op verzoek van (en in samenspraak met) de deelnemers voor het collectief worden uitgevoerd. Het zijn taken waarbij er voordeel ligt in of een noodzaak is voor een gezamenlijke aanpak. Bijvoorbeeld in verband met schaalvoordelen, gemeentegrens overschrijdende impact en/of bundeling van expertise. Het gaat hier onder andere om de regionale Milieu Klachten Centrale met 24-uursbereikbaarheid/ consignatieregeling, en ketenhandhaving zoals Samen Sterk in Brabant (SSIB) voor toezicht in het buitengebied.

  • Samen sterk in het Buitengebied (SSiB)

  • Samen sterk in het Buitengebied (SSiB) is een samenwerkingsverband tussen de Brabantse gemeenten, waterschappen, Openbaar Ministerie, politie en terreinbeheerders. Voor de groene taken zijn de boa’s ondergebracht bij de Omgevingsdienst Brabant Noord. De samenwerking richt zich op de aanpak van stroperij, wildcrossen en (drugs) afvaldumpingen.

Jaarlijks stemmen wij met de ODZOB het werkprogramma voor het komende jaar af en periodiek evalueren wij de samenwerking. Voor het opstellen van het werkprogramma overleggen wij één of enkele malen met de accountmanager van de ODZOB. Wij ontvangen ieder kwartaal een overzicht van de voortgang van (de uitvoering van) het werkprogramma. Daar is 4 of 5 keer per jaar overleg over met de accountmanager van de ODZOB. In deze overleggen worden eventuele knelpunten, de onderlinge samenwerking en dergelijke ook besproken. Indien nodig of gewenst hebben wij uiteraard vaker overleg.

Over individuele aanvragen en werkzaamheden is er naar behoefte ad hoc overleg tussen de betreffende uitvoerende ODZOB-medewerker(s) en de inhoudelijk betrokken medewerker(s) van de gemeente Asten. Wij hebben de ODZOB gemandateerd om milieutaken namens ons uit te voeren, informatie uit te wisselen en af te stemmen met andere met (strafrechtelijke) handhaving belaste organen. Bestuurlijke afstemming vinden wij belangrijk.

In het kader van (inhoudelijke) afstemming wordt er actief informatie uitgewisseld tussen de ODZOB-medewerkers en gemeentelijke vakafdeling(en).

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO)

De VRBZO voert taken uit voor de regio Brabant-Zuidoost op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het gaat hier om wettelijk verplichte taken en gemeentelijke taken, die collectief aan de VRBZO zijn opgedragen. Bij de collectieve taken gaat het om taken waarvan het voor de veiligheidsregio efficiënter is om deze regionaal op te pakken in plaats van in elke gemeente afzonderlijk. In het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn de taken van de VRBZO onder andere:

  • advisering bij omgevingsvergunningen en/ of meldingen over brandveiligheidsaspecten;

  • advisering vergunningverlening evenementen en controle op brandveilig gebruik van deze tijdelijke inrichtingen;

  • controle brandveiligheid gebouwen melding brandveilig gebruik;

  • toezicht- en handhavingscontroles brandveiligheid.

Jaarlijks stemmen wij met de VRBZO in twee overleggen het werkprogramma voor het komende jaar af en evalueren wij het voorgaande werkprogramma en de onderlinge samenwerking. Daarnaast overleggen wij gemiddeld 3 keer per jaar samen over eventuele knelpunten en de vordering van het werkprogramma. Daar waar het om lopende zaken gaat vindt, indien nodig, direct overleg plaats.

Politie

Op 1 januari 2013 is de organisatie van de Politie ingericht als Nationale Politie. Dit houdt in dat er één landelijk korps is met tien regionale eenheden. De voormalige korpsen Brabant-Noord en Brabant Zuidoost vormen nu de regionale eenheid Oost-Brabant. Onder de regionale eenheid vallen weer diverse basisteams. De gemeente Asten valt onder het basisteam Peelland. De basisteams richten zich op de veelvoorkomende criminaliteit en zijn het eerste aanspreekpunt voor inwoners. Daarnaast worden de basisteams ingezet bij het afhandelen van noodhulp en niet- spoedeisende meldingen.

Op veel gebieden werken wij nauw samen met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving. Naast het afstemmen van het jaarlijkse (concept) uitvoeringsprogramma vragen wij bijvoorbeeld aan de politie om input bij het opstellen van bepaalde beleidsstukken of verordeningen. Maar er wordt o.a. ook wederzijdse informatie verstrekt over bepaalde zaken die ons gezamenlijk aangaan. Tevens verstrekken wij onze bestuurlijke besluiten aan de politie indien het gaat om voor de politie relevante onderwerpen. Denk aan o.a. het toepassen van het Damoclesbeleid of Bibob-beleid. Ook indien wij problemen verwachten bij toezicht controles, evenementen en dergelijke speelt de politie een ondersteunende rol door bijvoorbeeld aanwezig te zijn. Verder is er ieder kwartaal een zogenaamd driehoekoverleg én driehoekplusoverleg. Hieraan nemen wij met de gemeenten basisteam, de politie basisteam en het OM deel. Bij het plusoverleg sluit daar de belastingdienst nog extra bij aan.

Afbakening taken politie en boa’s

Op 1 april 2014 informeerde de Minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer per brief over het toezicht in de openbare ruimte. In deze brief stelt de minister dat het toezicht in de openbare ruimte een gedeelde overheidstaak is van politie en de gemeenten. De minister stelt dat gemeenten zorgen voor ogen en oren op straat door het inzetten van boa’s. Deze kunnen ingrijpen wanneer de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast en kleine ergernissen veroorzaken. De politie vervult een belangrijke rol wanneer het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. De omschrijving van de Domein I Openbare Ruimte Boa’s is hierop aangepast.

Van een boa wordt verwacht dat hij toezicht houdt in de openbare ruimte. Hij treedt op in situaties waarin geen sprake is van te verwachten gevaar. De politie is aan zet wanneer er sprake is van geweld, als geweld dreigt of waar sprake is van criminaliteit.

Metropoolregio Eindhoven (MRE)

MRE is het netwerk waar wij, de 21 regiogemeenten, samenwerken aan strategische grensoverschrijdende opgaven. Het doel is een excellente regio, een economisch sterke regio met een goed vestigings- en verblijfsklimaat voor inwoners, bedrijven, kenniswerkers en bezoekers. Maar we willen ook een evenwichtige regio zijn, met welvaart én welzijn. Deze gezamenlijke ambitie is waarom de 21 gemeenten samenwerken.

Provincie

Indirect hebben we te maken met de provincie waar zij de ruimtelijke kaders stelt. Bij een aantal bedrijven is de provincie bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning en het toezicht en handhaving hierop. Hier is sprake van een afstemming op het gebied van lokale regelgeving en beleid zoals bijvoorbeeld reclame- of omgevingsplan regels. De provincie houdt ook toezicht op de manier waarop Asten uitvoering geeft aan de VTH-taken. Het zogenaamde interbestuurlijk toezicht (IBT). Jaarlijks geeft het IBT haar oordeel over de VTH-beleidsdocumenten.

Waterschappen

Een waterschap is een regionaal overheidsorgaan dat bestuurlijk verantwoordelijk is voor de waterhuishouding in een gebied. De waterschappen onderhouden en inspecteren dagelijks de dijken, zuiveren water en zorgen voor veilig, voldoende en schoon water. De hoogste prioriteit is om bij te dragen aan de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de inwoners De gemeente Asten ligt in het werkgebied van Waterschap Aa en Maas.

Afstemming U&HS

De U&HS hebben wij vóór vaststelling afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en partners die belast zijn met de uitvoering en/of (strafrechtelijke) handhaving. Zo hebben wij deze strategie -voor de voor hen relevante delen- aan de omgevingsdienst, veiligheidsregio en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving (politie, OM) voorgelegd en met hen afgestemd.

8 Monitoring en evaluatie

In de U&HS is opgenomen welke doelen we willen bereiken. Om de voortgang hiervan bij te houden, stellen wij een aantal vragen: behalen we onze doelstellingen? Houden we ons aan de prioriteiten? Doen we wat we hebben gepland? Hanteren we de juiste strategieën om onze doelen te verwezenlijken?

Door antwoord te geven op bovenstaande vragen, monitoren we de voortgang waardoor we zicht houden op de gestelde doelen en prioriteiten. Daarnaast wordt er verantwoording afgelegd aan het college, de gemeenteraad, onze inwoners en de provincie als interbestuurlijk toezichthouder.

De monitoring en evaluatie wordt ieder jaar vastgelegd in het VTH-evaluatieverslag. Het VTH evaluatie-verslag wordt aan het college aangeboden en vastgesteld en ter kennisname aan de gemeenteraad voorgelegd. Daarnaast wordt het VTH-evaluatieverslag toegezonden aan de provincie Noord-Brabant vanwege hun rol als interbestuurlijk toezichthouder.

Op het moment dat uit de evaluatie blijkt dat doelstellingen niet gehaald worden, worden er indien nodig verbeteringen voorgesteld waardoor de doelstellingen in het vervolg wel gehaald worden. Daarnaast worden eventuele signalen van tekortkomingen opgenomen in het evaluatieverslag van het desbetreffende jaar. Indien nodig wordt dit beleid door middel van een wijziging tussentijds aangepast.

Kwaliteitscriteria

De U&HS is als het ware het kader voor de kwaliteit van de VTH-taken. Onderdeel van de kwaliteitscriteria is de kritieke massa en de deskundigheid van het personeel. Door jaarlijks de kwaliteitscriteria te evalueren in het evaluatieverslag creëer je een handvat om de minimale vereiste kwaliteit waaraan gemeentes moeten voldoen te waarborgen en indien nodig hierop actie te ondernemen. Vanaf 1 januari 2025 gelden de kwaliteitscriteria 3.0.

Ondertekening

Bijlage 1 Handeling invullen risicomatrix

Inleiding, doel en opbouw

Deze kwalitatieve risicomethode (deels gebaseerd op het DBC-risicomodel1) wordt gebruikt om voor de gemeente Asten een integrale probleemgestuurde risicoanalyse uit te voeren, die uiteindelijk leidt tot een prioriteitstelling ten behoeve van het integraal programma uitvoering en handhaving.

Strategie opstellen betekent keuzes maken: nooit zal er voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. Het stellen van prioriteiten heeft dus als doel het bepalen van die problemen/overtredingssoorten die in potentie risicovol zijn en waar derhalve het meeste toezicht op moet worden gehouden vanuit de overheid. Een (door het bestuur vastgestelde) risicoanalyse levert inzicht in de benodigde menskracht en middelen, gebaseerd op de risico’s, op de specifieke lokale situatie en de ambities van het bestuur. Doel is via één uniforme werkwijze de uitvoering en handhaving (onder uitvoering valt ook ‘vergunningverlening’) te benaderen. Ook de wetgeving streeft naar meer uniformering. Zo wordt steeds meer lokale wetgeving landelijk geüniformeerd. De Omgevingswet voorziet in één aanpak voor uitvoering en handhaving.

Deze handleiding geeft uitleg over de werking en de resultaten van het gehanteerde probleemgestuurde, kwalitatieve risicomodel. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • -

    uitgangspunten van het risicomodel;

  • -

    vastleggen van definities risicoafweging;

  • -

    toepassen en invullen van de risicomatrix;

  • -

    voorbeeld ingevulde risicomatrix.

Uitgangspunten van het risicomodel

Bij gebruik van het risicomodel moeten soms keuzes worden gemaakt over hoe om te gaan met een aantal zaken. Deze keuzes worden in onderstaande tabel vastgelegd.

UITGANGSPUNTEN INVULLEN INTEGRALE RISICOMODEL

KEUZE

TOELICHTING

De risicomatrixen hebben betrekking op overtredingssoorten/problemen in de gemeente Asten.

De risicomatrix heeft uitsluitend betrekking op de risicovolle overtredingen/problemen binnen het VTH-werkveld die de gemeente Asten uitvoert.

Er wordt gewerkt met overtredingssoorten per domein, deze staan opgesomd in de eerste kolom.

Deze probleemonderwerpen hebben zowel betrekking op vergunningverleningstaken als toezicht- en handhavingstaken.

Er wordt op een beperkt aantal problemen/overtredingssoorten gescoord.

De lijst van problemen is niet limitatief en in samenspraak met de vakinhoudelijke experts van de gemeente Asten opgesteld.

Er wordt gescoord op een zestal beoordelingsaspecten, deze staan opgesomd in de eerste rij.

Alle zes beoordelingsaspecten zijn gelijkwaardig, er wordt geen weging aangebracht in de verschillende beoordelingsaspecten.

De overtredingssoorten zijn gescoord op alle beoordelingsaspecten.

Indien een overtreding zich voordoet en de gezondheid of veiligheid is in het geding, wordt door gemeente Asten hier direct op geacteerd.

Bij naleefgedrag wordt gescoord in hoeverre de regel (of regels) worden nageleefd.

De naleefscore beperkt zich op “de kans dat het probleem zich voordoet” of “de kans op het niet naleven van….”.

Als het naleefgedrag niet bekend is of er is een onvoldoende eenduidig beeld is, dan wordt het naleefgedrag op 3 (gemiddeld) gezet.

Het naleefgedrag is terughoudend ingevuld aangezien niet altijd (objectieve) informatie aanwezig is.

Vastleggen van definities risicoafweging

Voor uitvoering van de juiste risicoafweging moet een aantal variabelen worden gedefinieerd. Het gaat daarbij met name om de beoordelingscriteria, de scores 1 tot en met 5 die het risico per criterium aangeven en de risicoscore die de ranking van een probleem/overtredingssoort weergeeft. De definities hiervan zijn hieronder gegeven, waarbij deels is aangesloten bij de algemene definities zoals deze ten behoeve van de gebruikelijke risicomodellen zijn ontwikkeld.

De risicoafweging vindt plaats op basis van een zestal beoordelingsaspecten:

  • Veiligheid

  • Duurzaamheid

  • Gezondheid

  • Leefbaarheid

  • Financieel economisch

  • Bestuurlijk imago

Veiligheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot letsel. De te verwachten schade in de vorm van lichamelijk letsel als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak. Het gaat hier om direct lichamelijk letsel. Voorbeelden zijn: lichamelijk letsel (gewond raken), ademhalingsmoeilijkheden, vergiftiging, asbestbeschadiging, straling, rug/wervel beschadigingen ed.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot enig persoonlijk letsel.

  • 2.

    Pijn of gering letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere lichtgewonden.

  • 3.

    Zwaar letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere zwaargewonden.

  • 4.

    Eén of meerdere dodelijke slachtoffers. Zodra de inschatting is dat de verstoring/calamiteit dodelijke slachtoffers tot gevolg kan hebben moet minimaal een 4 worden aangehouden.

  • 5.

    Zwaar letsel bij meerdere personen en meerdere dodelijke slachtoffers over een groot gebied. Denk hierbij aan meerdere doden verspreid over een wijk of stad.

Duurzaamheid

In hoeverre tast het probleem het milieu/de natuur aan, welk effect heeft dit op de verstoring, verspilling van grondstoffen en energie alsmede de aantasting van de Groene Wetgeving.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot achteruitgang van het milieu/de natuur.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is gering. Hierbij valt te denken aan beperkte milieuschade als gevolg van (geringe) illegale stort, lozing of emissie van stoffen die slechts tijdelijk schade veroorzaken. Veelal betreft het kleine milieuovertredingen door particulieren of kleine bedrijven.

  • 3.

    Er is sprake van een duidelijke aantasting van het milieu/de natuur, doch deze is omkeerbaar en heeft geen effecten op de lange termijn.

  • 4.

    De te verwachten milieuaantasting is evident en heeft permanente gevolgen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen.

  • 5.

    De te verwachten milieuaantasting is evident (onomkeerbaar) en heeft permanente gevolgen en leidt tot grote natuurrampen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen in een kwetsbare omgeving (bijvoorbeeld beschermd natuurgebied).

Gezondheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot een afname van de gezondheid van de mens. De te verwachten schade aan de gezondheid als gevolg van bijvoorbeeld een afname van de luchtkwaliteit, waterkwaliteit, etc. Voorbeelden zijn toename fijnstof of andere luchtvervuiling, afname waterkwaliteit, etc. die de gezondheid van mensen nadelig beïnvloedt.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot mogelijke gezondheidsproblemen.

  • 2.

    Gezondheidsproblemen bij één of enkele personen (niet blijvend). Denk hierbij aan lokale vervuiling/overlast waardoor stank bestaat of die stress oplevert.

  • 3.

    Algehele (niet blijvende) gezondheidsproblemen. Denk hierbij aan ernstige lucht, water of andere vervuiling waardoor long- of oogirritaties ontstaan.

  • 4.

    Blijvende gezondheidsproblemen voor meerdere personen, bijvoorbeeld permanente aantasting van luchtwegen, blindheid, langdurige psychische problemen.

  • 5.

    Zware gezondheidsproblemen met de dood als gevolg, bijvoorbeeld langdurige blootstelling aan radioactieve straling of asbest.

Leefbaarheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot afbreuk van het omgevingsmilieu. De te verwachten afbreuk en schade aan de leefomgeving als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak door de overheid.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van een negatief effect op het maatschappelijk welbevinden of het effect is verwaarloosbaar klein.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is minimaal/verwaarloosbaar. Hierbij valt te denken aan beperkte overlast in de vorm van stank, geluid of trillingen (zintuiglijke waarneming). De (beleving van) de veiligheid in de directe woonomgeving is niet in het geding.

  • 3.

    De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zullen zijn. Hierbij valt te denken aan een geringe afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast of een permanente overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven beïnvloeden.

  • 4.

    De te verwachten afbreuk heeft ernstige gevolgen die echter niet permanent zijn. Hierbij valt te denken aan een afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven sterk beïnvloeden.

  • 5.

    De te verwachten afbreuk is evident en heeft permanente grote gevolgen. Hierbij valt te denken aan een sterke afname van (het gevoel van) veiligheid in de directe omgeving en/of ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden, blijvende gezondheidsklachten veroorzaken, etc.

Financieel economisch

Wat is de financieel-economische schade voor de gemeente/provincie als gevolg van de calamiteit. Het gaat hier om schade die door de gemeente/provincie moet worden vergoed dan wel die ten laste komt van de gemeentelijke/provinciale economie. Voorbeelden zijn: Eventuele niet verzekerde kosten die door de gemeente/provincie worden gedragen (tijdelijke opvang, vergoedingen), verlies aan werkgelegenheid, economische achteruitgang, etc.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van enige financieel - economische schade.

  • 2.

    De directe financieel - economische schade is gering en blijft beperkt tot geringe directe kosten (maximaal 10.000,- euro)

  • 3.

    De financieel - economische schade is aanzienlijk. Denk hierbij aan directe kosten tot maximaal 100.000,- euro en/of een geringe terugloop van economische bedrijvigheid.

  • 4.

    De financieel - economische schade is hoog. Denk hierbij aan directe kosten tot 1 miljoen en/of terugloop van economische bedrijvigheid.

  • 5.

    De financieel - economische schade is zeer hoog. Denk hierbij aan directe kosten van meer dan 1 miljoen en/of sterke terugloop van economische bedrijvigheid.

Bestuurlijk imago

Wat is de imagoschade van een eventuele calamiteit of het in stand houden van een illegale situatie. De te verwachten afbreuk en/of schade aan het imago, beeld, geloofwaardigheid en vertrouwen van de inwoner in het bestuurlijk apparaat en haar besluitvorming als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak. Voorbeelden: (al dan niet georganiseerde) protesten, mediacampagnes, open brieven e.d., met als gevolg gezichtsverlies, gevoel van zaakjes niet op orde, etc.

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van afbreuk aan het bestuurlijk imago.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is minimaal. Denk hierbij aan enkele brieven aan het bestuur, ingezonden brieven in de krant en/of een enkele klacht. Het algemene vertrouwen in het bestuur wordt niet geschaad. Het idee dat het bestuur haar zaken niet op orde heeft, is niet aan de orde.

  • 3.

    De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zijn. Denk hierbij aan een tijdelijke stroom klachten, georganiseerde buurtprotesten, enkele juridische procedures en een brede negatieve aandacht in de media. Algemeen ontstaat het beeld dat het bestuur niet alles op orde heeft.

  • 4.

    De te verwachten afbreuk is evident en heeft grote permanente gevolgen. Denk hierbij aan voortdurende klachten over het onderwerp, brede maatschappelijke protesten en onrust, georganiseerde mediacampagnes, zware juridische procedures (nalatigheid, etc.) en algeheel gezichtsverlies van het bestuur. De positie van bestuurders is in het geding (moties van wantrouwen) en het bestuur wordt door de inwoners als incompetent beschouwd.

  • 5.

    De afbreuk van het bestuurlijk imago is dermate groot dat de positie van het bestuur als geheel per direct onhoudbaar is.

Toepassen en invullen van de risicomatrix

Voor de toekenning van de scores van 1 tot 5 is het volgende risicoscore overzicht uitgewerkt:

afbeelding binnen de regeling

De risico’s van de problemen/overtredingssoorten worden beoordeeld op een zestal beoordelingsaspecten. Per aspect wordt het eventuele negatieve effect uitgedrukt op een schaal van 1 (geen negatief effect) tot 5 (zeer sterk negatief effect). De eerdergenoemde zes beoordelingsaspecten worden gebruikt:

  • o

    Veiligheid

  • o

    Duurzaamheid

  • o

    Gezondheid

  • o

    Leefbaarheid

  • o

    Financieel economisch

  • o

    Bestuurlijk imago

Daarnaast dient in eenzelfde risicomatrix de score ingevuld te worden voor het naleefgedrag. In het afwegingsmodel worden de risicoscores gecorrigeerd voor naleefgedrag. Dit risicomodel hanteert ook voor het naleefgedrag een 5-punts schaalverdeling:

afbeelding binnen de regeling

De naleefscore beperkt zich op “de kans dat het probleem zich voordoet” of “de kans op het niet naleven van….”. Als het naleefgedrag niet bekend is of er is een onvoldoende eenduidig beeld is, dan wordt het naleefgedrag op 3 (gemiddeld) gezet. Dit is conform één van de uitgangspunten opgenomen in de eerder vermelde uitgangspuntentabel van deze handleiding.

Voorbeeld ingevulde risicomatrix

Hieronder staat een voorbeeld risicoanalyse met betrekking op het domein APV en Fysieke Leefomgeving. Het is een fictief voorbeeld, deze problemen en de toegekende scores zijn niet direct van toepassing op de situatie bij de gemeente Asten.

Beschrijving van de problemen

Domein APV en Fysieke leefomgeving

(O.a. overtreding-soorten)

Naleving

Kans dat het

Probleem zich voordoet

NALEEFNIVEAU

Veiligheid

Duurzaamheid

Gezondheid

Leefbaarheid

Financieel economisch

Bestuurlijk imago

Illegale afvaldumping

4

2

2

3

4

4

3

Hondenpoep

2

1

1

2

3

1

2

Parkeerexcessen

4

3

1

2

3

2

1

Illegaal plaatsen reclameborden, terrasuitstalling

3

3

1

1

3

3

1

Toelichting op ingevulde tabel

Bovenstaande tabel is een gedeeltelijke uitwerking van de risicomatrix met betrekking tot domein APV en Fysieke leefomgeving. In de eerste kolom staat de uitgebreide omschrijving van de overtreding. In de tweede kolom volgt een beoordeling van het Naleefniveau (een goed naleefniveau kleurt groen met een onderliggende score van ‘1’, een zeer laag naleefniveau kleurt rood met een onderliggende score van ‘5’, zie voorbeeld het roodgekleurde vak). Vanaf kolom 3 (Veiligheid) tot en met 8 (Bestuurlijk imago) wordt het Negatief effect op de zes beoordelingscriteria toegekend. Als voorbeeld de middelste rij “hondenpoep” heeft 3 keer gescoord op 1. Dat wil zeggen dat er ‘een (zeer) klein/geen negatief effect’ is op de drie beoordelingsaspecten en het naleefgedrag is hoog.

Indien alle risicomatrix voor de betreffende taken zijn ingevuld volgt hieronder een voorbeeld hoe de totale risicoscore tot stand komt:

afbeelding binnen de regeling

De resultaten van de risicoscores zijn gebaseerd op onderstaande schaalverdeling met betrekking tot de (minimale en maximale) totaaluitkomsten (is RISICO = Kans x Negatief Effect):

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Uitkomsten risicoanalyse

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3A Communicatiestrategie

In deze strategie gaan we in op de uitgangspunten voor communicatie en volgt een beschrijving van onze communicatie-aanpak, de verschillende communicatievormen en -instrumenten die we in kunnen zetten voor de uitvoering van de U&HS. Communicatie is namelijk een middel om naleving te bevorderen en handhaving te versterken.

Uitgangspunten

  • We zijn in onze communicatie duidelijk in wat wel en niet kan of mag en bieden een concreet handelingsperspectief.

  • We leggen niet alleen uit wat de regels zijn, maar vooral ook waarom we doen wat we doen.

  • We doen wat we zeggen en zeggen wat we doen.

  • We gaan uit van een reële inzet van handhavingscapaciteit.

Communicatie-aanpak

Communicatie naar college & raad

Het college en de raad informeren we op vaste momenten over de voortgang en ontwikkelingen die te maken hebben met VTH. Dit gebeurt allereerst door de vaststelling van de ‘Uitvoering- en Handhavingsstrategie’. Het college stelt jaarlijks in december/januari het ‘uitvoeringsprogramma’ vast en stuurt dit ter informatie via een raadsinformatiebrief aan de raad. Tussentijds worden majeure afwijkingen in de voortgang kenbaar gemaakt via de bestuurlijke rapportages. Op die manier leggen we eventuele voorstellen voor herprioritering aan het college voor. Elk jaar vóór 1 mei stelt het college het ‘evaluatieverslag’ vast en stuurt dit ter informatie via een raadsinformatiebrief aan de raad.

VTH-zaken die bestuurlijk gevoelig zijn bespreken we door het jaar heen met de verantwoordelijk portefeuillehouder. Voor APV gerelateerde zaken staat maandelijks (en indien nodig eerder) een overleg ingepland.

Interne communicatie

We zorgen voor een betere verbinding met gemeentebrede programma’s, plannen en beleid. Dit doen we door diverse overleggen zoals projectmatig werken, intaketafel, omgevingsplan e.d. Daarnaast is deze strategie besproken met de RO-medewerkers, toezicht en handhaving en het team Vergunningen.

Externe communicatie

Door op het gebied van de gemeentelijke vergunningstaken algemene informatie te verstrekken op de website van de gemeente en naar behoefte aanvullende informatie te verstrekken (bijvoorbeeld telefonisch, per mail, op afspraak of met een conceptaanvraag [voorbeoordeling] voorafgaand aan de vergunningverleningsfase), probeert de gemeente het naleefgedrag te stimuleren en aan haar inwoners een passende (digitale) dienstverlening te bieden. Bij vergunningverlening is de preventiestrategie voorts gericht op het zo compleet mogelijk indienen van aanvragen, meldingen en informatieverzoeken.

Vergunningverlening legt de basis voor de verdere keten van toezicht en handhaving. Duidelijke regelgeving werkt preventief door in toezicht en handhaving. Zowel voor degene die de vergunning heeft aangevraagd en gekregen (en die nu weet wat er van hem of haar wordt verwacht), als voor omwonenden die zich nu bewust zijn van de activiteiten waardoor klachten worden voorkomen. Ook kan het feit dat er een vergunning is verleend voor een bepaald bouwwerk een signaal vormen voor omwonenden dat zij ook een vergunning nodig hebben voor vergelijkbare initiatieven.

Handhaving onderscheiden we in een preventief en een repressief traject. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen in de vorm van voorlichting (zoals publicaties), toezicht en controles (bedrijfsbezoeken en bezoeken aan bouwlocaties) en het bekijken van luchtfoto’s. Het toezicht en de controles vinden plaats zonder dat daartoe aanleiding is. Dit toezicht en deze controles vinden plaats conform programmatisch handhaven.

Zodra als gevolg van toezicht activiteiten, al dan niet naar aanleiding van een klacht, handhavingsverzoek of eigen constatering, kan er handhavend worden opgetreden door het bevoegd gezag. In de regel wordt allereerst de overtreder ingelicht over het gewenste nalevingsgedrag en worden afspraken gemaakt over het beëindigen van de illegale situatie, het ongedaan maken van de gevolgen en het voorkomen van (nieuwe) overtredingen.

De Omgevingswet zal naar verwachting leiden tot meer toezicht en handhaving achteraf in plaats van aan de voorkant. Dit betekent dat we meer aan preventie moeten doen om achteraf handhaving te voorkomen. Dit gebeurt door de preventieve en voorlichtende rol van vergunningverleners, toezichthouders en boa’s, de inzet van buurtbemiddeling en communicatie instrumenten. Preventie is gericht op het vergroten van bewustwording bij inwoners en bedrijven. Communicatie naar inwoners, ondernemers en organisaties zetten we in met als doel om naleving van wet- en regelgeving binnen het VTH-domein te stimuleren.

Vormen communicatie

Communicatie vindt gericht plaats aan de hand van verschillende communicatievormen:

  • Massacommunicatie: via websites en/of (lokale) media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de handhaving ervan;

  • Doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving die voor hun/dat gebied van toepassing zijn;

  • Individuele communicatie: persoonlijke voorlichting aan een inwoner of bedrijf over de regels en de handhaving ervan.

Informatie over VTH verstrekken wij onder andere via de balie, onze website en lokale media.

Communicatie instrumenten

We hebben verschillende instrumenten die we kunnen inzetten om beter inzicht te krijgen in de doelgroep om tot effectieve communicatie aanpak te komen, waaronder:

  • Vooroverleg

  • Conceptaanvraag

  • Principeverzoek

  • Intaketafel

  • Buurtbemiddeling en mediation

Vooroverleg

Het vooroverleg bij een omgevingsvergunning onder de Omgevingswet is een belangrijke fase waarin initiatiefnemers en de gemeente samen informatie uitwisselen voordat de formele aanvraag wordt ingediend.

Hier zijn de stappen:

  • Vooroverleg aanvragen: De initiatiefnemer kan via de gemeentelijke website een vooroverleg online regelen (principeverzoek of conceptaanvraag). Dit is niet verplicht, maar is wel zinvol. Tijdens het vooroverleg wordt gekeken of alle benodigde informatie beschikbaar is voor een beslissing over het initiatief.

  • Bespreken van het initiatief: Tijdens het vooroverleg bespreken de initiatiefnemer en de gemeente het plan. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de haalbaarheid, randvoorwaarden, mogelijke knelpunten en benodigde vergunningen.

Voordelen van een vooroverleg ingeval van een principeverzoek en een conceptaanvraag:

  • Risicovermindering: Knelpunten en risico's worden vroegtijdig geïdentificeerd en kunnen worden aangepakt voordat de formele aanvraag wordt ingediend.

  • Efficiëntie: Het proces verloopt vaak sneller omdat de formele aanvraag beter is afgestemd op de eisen en verwachtingen van de gemeente.

Kostenefficiëntie: Potentiële kostenbesparingen door het vermijden van late aanpassingen en afwijzingen.

Het vooroverleg bestaat uit een conceptaanvraag of een principeverzoek. Deze worden hieronder toegelicht:

Conceptaanvraag

Een initiatiefnemer kan een conceptaanvraag indienen voor een voorlopige toetsing van de haalbaarheid van een initiatief. Een conceptaanvraag dient om een plan te laten toetsen op haalbaarheid.

De gemeente Asten toetst een aantal onderdelen (in de onderstaande volgorde):

  • 1.

    Vergunningsvrij of niet.

  • 2.

    In overeenstemming met het omgevingsplan of niet.

  • 3.

    Afwijken van het omgevingsplan voorstelbaar of niet.

  • 4.

    Voldoet de aanvraag aan de bepalingen in het welstandsbeleid.

Op de website staat een aanvraagformulier dat hiervoor ingevuld dient te worden.

Met een conceptaanvraag is er nog geen toestemming om het (bouw)plan uit te voeren. We geven de mogelijkheid aan de initiatiefnemer om het bouwplan persoonlijk toe te lichten aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Als er een aanpassing van het omgevingsplan nodig is, dient, bij complexere gevallen, er een principeverzoek te worden aangevraagd. Bij een principeverzoek krijgt een initiatiefnemer een oordeel van het college van burgemeester en wethouders over de aanvraag.

We doen ons best binnen 4 tot 6 weken antwoord te geven op de conceptaanvraag.

Principeverzoek

In een omgevingsplan beschrijft de gemeente hoe gronden en gebouwen gebruikt mogen worden. Wanneer iemand een perceel, gebouw of ruimte anders wil gebruiken dan is toegestaan volgens het omgevingsplan, kan er een principeverzoek worden ingediend. Via de website van de gemeente maken wij duidelijk hoe men een principeverzoek online kan indienen. In een principeverzoek dient de aanvrager het (bouw)plan te beschrijven en aangeven wat en waar de activiteiten gaan plaatsvinden. Wij beoordelen de haalbaarheid van het principeverzoek. We bekijken onder andere of het (bouw)plan past binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid. Nadat het (bouw)plan is beoordeeld, neemt het college van burgemeester en wethouders een standpunt in. Dit noemen we een principe-uitspraak. De aanvrager ontvangt een brief waarin we uitleggen waarom we wel of geen medewerking verlenen. Hierin benoemen we ook de belangrijkste voorwaarden.

Intaketafel

We maken in onze gemeente gebruik van de interne intaketafel. Het doel van de intaketafel is om te bepalen of een initiatief wenselijk. Als een initiatief wenselijk is dan wordt bepaald of deze kansrijk is. De behandelaar van de zaak maakt gebruik van een zogenaamde checklist.

De basiswerkwijze voor de intaketafel is hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Een goede participatie vormt een belangrijke voorbereiding op de formele aanvraag. Participatie voorafgaand aan de aanvraag dient door de initiatiefnemer zelf verzorgd te worden. De Omgevingswet vereist bij het indienen van de omgevingsvergunning dat er verantwoording wordt afgelegd over de vraag of en hoe participatie is toegepast. Het is lastig om goede participatie formeel af te dwingen, maar de gemeente kan wel richtlijnen en verplichtingen opstellen voor bepaalde categorieën initiatieven. We hebben hiervoor een handreiking omgevingsdialoog opgesteld waarin een toelichting voor het organiseren, voeren en omschrijven van een omgevingsdialoog staan beschreven.

De handreiking bevat de volgende stappen:

  • 1.

    Definieer of sprake is van een klein, middelgroot of groot initiatief

  • 2.

    Definieer de omgeving en belanghebbenden

  • 3.

    Breng de omgeving tijdig op de hoogte van de omgevingsdialoog

  • 4.

    Geef aan wat de vorm en het doel is van de omgevingsdialoog

  • 5.

    Voer de omgevingsdialoog

  • 6.

    Leg de uitkomsten van de omgevingsdialoog vast

  • 7.

    Maak een eindverslag en voeg dit toe bij uw stukken voor de gemeente

Onvoldoende voorbereiding bij de intaketafel, regionale omgevingstafel en participatie kunnen ertoe leiden dat de gemeente in de knoop komt bij de tijdige beslissing over de formele aanvraag of dat er bezwaarschriftenprocedures ontstaan. Onder de Omgevingswet kan bij een niet-tijdige beslissing een dwangsom en/of boetes opgelegd worden.

Na de intaketafel, regionale omgevingstafel en participatie verrichten wij de voorbereiding die tot het formele traject leidt. Het formele traject leggen we uit in de vergunningenstrategie.

Buurtbemiddeling en mediation

Bij bezwaren tegen vergunningen of afwijzing van handhavingsverzoeken wordt altijd eerst geprobeerd om via een tafelgesprek (mediation) tot een oplossing te komen. Als dit niet lukt of als men hier geen gebruik van maakt, wordt de zaak behandeld door de bezwaarschriftencommissie van de gemeente en/of door de rechter. Bij handhavingszaken zal tot aan het opleggen van een sanctiemaatregel geprobeerd worden via overleg een overtreding ongedaan te laten maken. Dit kan bij de constatering door de toezichthouder of gedurende het handhavingstraject plaatsvinden.

Buurtbemiddeling kan bij het oplossen van burenruzies helpen. Het doel is om het gesprek tussen buurtbewoners op gang te brengen en hen te ondersteunen bij het maken van afspraken om toekomstige overlast te voorkomen. Betrokken partijen moeten wel bereid zijn om samen te werken. Politie en justitie blijven in beginsel buiten beeld bij buurtbemiddeling.

Ervaringen in vergunningen, handhaving en toezicht laten zien dat mediation/buurtbemiddeling effectief is. Er zijn minder juridische procedures nodig en veel zaken worden op vreedzame wijze opgelost. Goede communicatie met de klant is minstens zo belangrijk als een tijdige beslissing, en voorkomt juist geschillen en conflicten. Het bespaart tijd, geld en administratieve lasten en leidt vaak tot win-win situaties

Bijlage 3B Vergunningenstrategie

Voor veel activiteiten die plaatsvinden in de fysieke leefomgeving is toestemming nodig van het bevoegd gezag. Deze toestemming gaat in de regel gepaard met voorschriften waaraan moet worden voldaan: ‘de vergunning’.

De vergunningenstrategie stelt ons in staat om: binnen de gestelde wettelijke termijnen een besluit te nemen op een aangevraagde vergunningplichtige activiteit, heldere, transparante en handhaafbare vergunningen op te stellen en deze binnen de gestelde wettelijke termijn te verlenen en tevens om binnen de termijnen te komen tot een besluit op een aanvraag of afhandeling van een melding. De reikwijdte van deze strategie is beperkt tot de in Asten meest voorkomende vergunningen (waaronder ook meldingen en ontheffingen en informatieplichten worden begrepen), te weten de omgevingsvergunning voor de:

  • Activiteit met betrekking tot bouwwerken: het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. Hieronder vallen de bouwactiviteit voor het bouwtechnische deel en de omgevingsvergunning voor het ruimtelijk deel. Het (ruimtelijk) deel noemen we in de Omgevingswet een omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk (“bouwen, in stand houden en gebruiken van een bouwwerk”).

  • Buitenplanse omgevingsplan activiteit (BOPA): wanneer men grond of een gebouw op een andere manier wil gebruiken dan in het omgevingsplan staat, kan het plan met deze afwijking toch worden uitgevoerd.

  • Slopen van een bouwwerk: Als er gesloopt wordt door particulieren en er wordt meer dan 10 m3 sloop afval vrij of er wordt asbest verwijderd, dan moet er een sloopmelding worden gedaan.

  • Activiteit vellen houtopstand of kappen van bomen: voor het kappen van bepaalde soorten bomen en of bomen in bepaalde gebieden is een omgevingsvergunning nodig. Zie de lijst beschermwaardige bomen.

  • Activiteit aanleggen: in een omgevingsplan kan een verbod worden ingesteld dat binnen een bepaald gebied bepaalde werken die geen gebouw zijn of bepaalde werkzaamheden uit te voeren zonder vergunning. In de voorwaarden van het omgevingsplan is dan echt gegeven wanneer een aanlegvergunning nodig is. Voorbeelden zijn het aanleggen van wegen of paden, het graven van sloten of het ophogen of afgraven van grond.

  • Activiteit Rijks of gemeentelijke monumenten: voor het aanpassen van een pand dat een Rijks, provinciaal of gemeentelijk monument is, is in omgevingsvergunning nodig.

Naast de omgevingsvergunningen op basis van de Omgevingswet gaat deze strategie ook over de wetten en (gemeentelijke) regelingen die van toepassing zijn op de beoordeling van de vergunningen in het kader van de APV en bijzondere wetten.

  • Evenementen: Voor het organiseren van een evenement kunnen verschillende vergunningen en ontheffingen gelden, zoals een evenementenveBrgunning.

  • Exploitatie: Voor de exploitatie van een horecabedrijf of slijterij is een Alcoholwetvergunning vereist. Deze vergunning stelt eisen aan de inrichting en de leidinggevenden. Het is belangrijk dat de leidinggevenden voldoen aan bepaalde criteria, zoals leeftijd, zedelijkheidseisen en kennis van sociale hygiëne.

  • Alcoholwet: Ondernemers met een horecabedrijf en/of slijtersbedrijf, hebben een alcoholwetvergunning nodig. Supermarkten en cafetaria’s mogen zonder alcoholwetvergunning zwak alcoholhoudende drank verkopen als de drank niet ter plekke ingeschonken en opgedronken wordt. Als de aanvrager alcohol wil verkopen of schenken, moet een tapontheffing aangevraagd worden bij de gemeente. Dit geldt voor zwak-alcoholhoudende dranken (minder dan 15% alcohol). Mogelijk is er ook een evenementenvergunning nodig.

  • Wet op de kansspelen: Voor het organiseren van kansspelen, zoals loterijen of casinospelen, zijn specifieke vergunningen vereist.

  • Wet kinderopvang: De Wet kinderopvang regelt de kwaliteit en veiligheid van kinderopvang. Als de aanvrager een kinderopvangvoorziening wil exploiteren, is een vergunning nodig.

  • Basisregistratie adressen en gebouwen en Basisregistratie personen: Dit heeft betrekking op de registratie van adressen en gebouwen. Hoewel dit geen vergunning is, is het belangrijk om correcte gegevens te hebben voor de (bedrijfs)locatie. Dit geldt ook voor de Basisregistratie Personen. De vergunningverleners hebben toegang tot persoonsgegevens om te verifiëren wie de eigenaar of gebruiker van een bepaald project is. Dit helpt bij het waarborgen dat vergunningen correct worden toegekend en dat de juiste persoon verantwoordelijk wordt gehouden voor naleving van de regelgeving.

  • Wet goed verhuurderschap: Deze wet heeft betrekking op verhuur van woningen en stelt eisen aan verhuurders. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van uw verplichtingen als verhuurder.

  • Wet Bibob: De Wet Bibob (Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur) wordt gebruikt om te beoordelen of een vergunning kan worden verleend op basis van integriteitsrisico’s.

Uitgangspunten

Wij stellen ons proactief op en proberen vanuit een klantgerichte houding:

  • de gewenste activiteit mogelijk te maken,

  • rekening te houden met de belangen van omwonenden;

  • voor welke activiteiten een andere toestemming geldt;

  • en te handelen namens algemene belangen die soms zelf geen ‘mond’ hebben (bijvoorbeeld veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, cultuurhistorie, enz.).

Juridisch kader

In de wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en ondernemers:

  • een vergunning moeten aanvragen om ze te mogen uitvoeren;

  • welke activiteiten gemeld moeten worden;

  • voor welke activiteiten een informatieplicht geldt;

  • en welke activiteiten vergunningsvrij zijn.

De Omgevingswet is de basis voor een groot deel van de vergunningen in het domein van de fysieke leefomgeving. De Algemene plaatselijke verordening (APV) is de basis voor de vergunningen en ontheffingen in de openbare ruimte. Deze geeft voorschriften op het gebied van de openbare orde en veiligheid in de breedste zin van het woord. Hierbij valt te denken aan: verkeerszaken, horeca-aangelegenheden en bescherming van het milieu.

De wettelijke regelgeving die het toetsingskader regelt voor de omgevingsvergunning is o.a. neergelegd in het omgevingsplan (van rechtswege), de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit, de Wet kwaliteitsborging, het Besluit bouwwerken leefomgeving, de Wet Bibob en gemeentelijke verordeningen.

Procedures en termijnen

Nadat een initiatiefnemer de aanvraag heeft ingediend, geldt een termijn van 8 weken voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Dit betreft geen fatale termijn, maar een termijn van orde. Voor de gemeente bestaat de mogelijkheid om de procedure te verlengen met 6 (in totaal 8 + 6 werken= 14 weken). De activiteit met de zwaarste procedure bepaalt bij een meervoudige aanvraag welke procedure de gemeente dient toe te passen. In het geval van advies met instemming wordt de aanvraag met 4 weken verlengd.

Op het moment dat een aanvraag niet compleet is, kunnen wij een verzoek om aanvulling doen. Hierbij wordt de termijn van de behandeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stilgelegd, totdat de aanvullingen volledig zijn ingediend.

Na het doorlopen van de procedure of het verlopen van de termijn wordt er een besluit genomen op de ingediende aanvraag. Tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb staan rechtsmiddelen open.

De uitgebreide procedure

In sommige gevallen kan in een uitgebreide procedure een termijn van 6 maanden van toepassing zijn, in plaats van de hiervoor gestelde 8 weken. Hier is sprake van in een van de drie hieronder aangegeven gevallen:

  • 1.

    De gevallen uit artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit (verder: Ob) waarvoor altijd een uitgebreide procedure van toepassing is.

  • 2.

    Het college van B&W kan een uitgebreide procedure van toepassing verklaren op het moment dat daar gegronde redenen voor zijn (artikel 16.65 lid 4 van de Omgevingswet). In dit artikel wordt toegelicht dat het bevoegd gezag dit kan bepalen als:

    • a.

      Het een activiteit betreft die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving; en

    • b.

      waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. In dat geval stelt het college, voorafgaand aan het nemen van het besluit, de aanvrager in de gelegenheid om zienswijze daarover naar voren te brengen. Het college kan beleid opstellen waarin zij activiteiten benoemd waarvoor zij de uitgebreide procedure willen toepassen.

  • 3.

    De aanvrager kan zelf verzoeken om of instemmen met de uitgebreide procedure.

Verplichte participatie en adviesrecht van de raad

Door middel van participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden worden gegeven. Maar participatie betekent niet dat de omwonenden daadwerkelijk zeggenschap krijgen over het nieuwe initiatief. Het meepraten aan een initiatief betekent niet meebeslissen.

In de meeste gevallen is participatie niet verplicht. De gemeenteraad heeft op 25 januari 2022 het besluit genomen: Adviesrecht gemeenteraad, verplichte participatie en delegatie onder de Omgevingswet. Op dezelfde gevallen waar het adviesrecht van toepassing is verklaard, is ook participatie verplicht.

Toetsingskaders en werkwijze Omgevingswetvergunningen

Hieronder volgt de werkwijze van de gemeente in het kader van de Omgevingswet met betrekking tot de omgevingsvergunningen en meldingen voor bouwen, afwijken omgevingsplan (hierna buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)), sloop en monumenten. Voor de meest voorkomende omgevingsaanvragen wordt inzichtelijk gemaakt wat het toetsingskader is en wat onze werkwijze is.

Bouwen

Toetsingskader

In artikel 5.1 lid 2 onder a. van de Omgevingswet vinden we de activiteit bouwen. In dit lid 2 staat dat voor de bouwactiviteit een vergunning nodig is voor zover het gaat om een bij AMvB aangewezen geval. Dit houdt in dat een bouwactiviteit pas vergunningplichtig is als deze dus specifiek is genoemd in deze AMvB. De AMvB waarnaar wordt verwezen, is het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In paragraaf 2.3.2 van het Bbl staan de vergunningplichtige gevallen bouwactiviteit.

Met de Omgevingswet is bouwen in een technisch en ruimtelijk deel gescheiden. Dat levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Deze scheiding noemen we 'de knip'.

afbeelding binnen de regeling

Een initiatiefnemer die een bouwactiviteit wil verrichten dient bij eenvoudige bouwwerken (de zogenaamde gevolgklasse 1) voor het bouwtechnische deel een melding te doen bij de gemeente (de technische bouwactiviteit) en voor complexe bouwwerken dient men een omgevingsvergunning aan te vragen.

Technische bouwactiviteit

Het gaat hier over de toets van een aanvraag aan de regels voor de technische bouwkwaliteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld de constructieve veiligheid van een bouwwerk. Door de knip zijn er meer technische bouwactiviteiten vergunningsvrij, omdat ruimtelijke randvoorwaarden niet langer een rol spelen.

Als een vergunning nodig is voor een (technische) bouwactiviteit volgt toetsing aan de technische regels voor bouwactiviteiten in het Bbl (bijvoorbeeld voorschriften met betrekking tot de brandveiligheid, de daglichttoetreding en de energiezuinigheid van bouwwerken). De toets is te vergelijken met de toets die vroeger gedaan werd aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Voor de gevolgklasse 2 en 3 blijft de vergunningsplicht voor de technische bouwactiviteit bestaan en wordt de aanvraag getoetst aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Alle bouwwerken moeten aan de technische eisen in dit Besluit voldoen. Als er een technische toets nodig is voor een aanvraag dan wordt deze uitgevoerd door de ODZOB.

Voor meldingsplichtige (technische) bouwactiviteiten wordt de bouwtechnische toets aan het Bbl niet meer door gemeenten maar door een onafhankelijke kwaliteitsborger uitgevoerd.

Landelijk is bepaald of voor een technische bouwactiviteit een vergunning of melding nodig is, dan wel of dit vergunningsvrij is.

De (ruimtelijke) toets van “bouwen, in stand houden en gebruiken van een bouwwerk” aan het omgevingsplan noemen we een omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Voorbeelden zijn de bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Maar ook regels over het uiterlijk van een bouwwerk (welstand) en de functietoedeling in het omgevingsplan. Wij kunnen in ons omgevingsplan bepalen of een vergunning nodig is voor een (ruimtelijke) omgevingsplanactiviteit. Zo kunnen wij bijvoorbeeld in ons omgevingsplan bepalen dat een bouwactiviteit vergunningsvrij is of van een meldings- of informatieplicht is voorzien. Onder het ruimtelijk deel vallen alle regels die eerder in het bestemmingsplan, de bouwverordening en/of de welstandsnota opgenomen waren en die allen over zijn gegaan naar het omgevingsplan.

Werkwijze

Door de knip zijn hieronder twee werkwijze omschreven; de bouwmelding en de vergunning activiteit bouw

  • Werkwijze melding bouw:

    De melding bouwactiviteit is een nieuwe processtap voor de organisatie. Deze meldingen worden door de vergunningverleners beoordeeld. We registeren de melding, bevestigen de ontvangst, checken de gevolgklasse, het gekozen instrument en de kwaliteitsborger. Vervolgens maken we een beoordeling van het borgingsplan (inclusief risicobeoordeling) met eventueel afgesproken informatie- en stopmomenten. De vergunningverleners zoeken contact met de initiatiefnemer bij een onvolledige of niet-correcte melding om aan te geven wat er ontbreekt aan de melding.

  • Werkwijze vergunningverlening activiteit bouw:

    Als een vergunning nodig is voor een technische bouwactiviteit maken wij gebruik van het toetsingsprotocol. In dit toetsingsprotocol is voor het behandelen en beoordelen van aanvragen voor de activiteit bouw een bepaalde mate van diepgang in de bouwtechnische toets aan het Bbl aangebracht. Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bbl. We vergunnen onze aanvragen, voor wat betreft de toets aan het Bbl, daarom risicogestuurd. Wij maken bij het toetsen aan het Bbl gebruik van de BRIS-applicatie. Voor de toetsing van aanvragen wordt gebruikt gemaakt van Bris, een webapplicatie die gebaseerd is op het Landelijk Toetsingsprotocol. Door het werken met digitale protocollen die automatisch worden bijgewerkt conform nieuwe wettelijke vereisten zijn de interne risico’s afgedekt.

De toetsniveaus: De diepgang van de toets kan variëren van “geen toets” tot “volledig toetsen”:

Niveau 1. Uitgangspuntentoets / snel toetsen. Getoetst wordt of alle stukken beschikbaar zijn om de uitgangspunten van de aanvraag te kunnen beoordelen. De toets beperkt zich tot de aangeleverde stukken (ontvankelijkheidtoets). Dit niveau is de minimale invulling. Niveau 1 wordt toegepast wanneer de kans en de gevolgen zeer gering zijn.

Niveau 2. Visueel toetsen. Getoetst wordt of de uitgangspunten op de aangeleverde stukken in de juiste vorm zijn. Per te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. Niveau 2 is het basisniveau.

Niveau 3. Representatief toetsen. Per te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. Op basis van de visuele toets wordt bepaald welke aspecten moeten worden nagerekend. Het bepalen van de belangrijkste berekeningen blijft een taak van de toetser.

Niveau 4. Volledig toetsen. Getoetst wordt of de uitgangspunten van de aangeleverde stukken in de juiste vorm zijn en of van elk te toetsen aspect de uitgangspunten juist zijn. Van elk te toetsen aspect worden de uitkomsten gecontroleerd of nagerekend. Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot het toepassen van zogenaamde ‘gelijkwaardige oplossingen’.

Informatieplichten

Voor bepaalde activiteiten is wettelijk bepaald dat een initiatiefnemer voordat deze gaat bouwen informatie moet geven, zoals stikstofmaatregelen of bouw- en sloopveiligheid.

We registreren de ontvangen informatie en sturen een ontvangstbevestiging. Ook beoordelen we of de informatieplicht aan de wettelijke eisen voldoen.

(Buitenplanse) Omgevingsplanactiviteit

Toetsingskader

Een aanvraag om omgevingsvergunning wordt getoetst aan het omgevingsplan. Een activiteit die voldoet aan de regels in het omgevingsplan, maar waar toch een vergunningplicht voor geldt, heet dan een binnenplanse omgevingsactiviteit. Er is sprake van buitenplanse omgevingsactiviteit als het plan in strijd is met het omgevingsplan.

Werkwijze

Indien het gaat om een binnenplanse omgevingsplanactiviteit toetsen wij de aanvraag aan alle regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan en de verordeningen met een fysieke component, zoals de APV. Indien de aanvraag past binnen de regels geven we de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit af.

Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) toetsen wij deze aan de toepasselijke instructieregels in hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), de toepasselijke instructieregels in de provinciale verordening én beoordelen wij of de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ volgt het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ op.

Binnen onze gemeente gebeurt deze evenwichtige toedeling van functies aan locaties via een beoordeling van een team bestaande uit verschillende disciplines dat wekelijks samenkomt. Alle ontwikkelingen die niet passend zijn worden in beginsel door dit team besproken en beoordeeld op haalbaarheid. We leveren hiermee maatwerk per geval. De plannen waar meerdere stakeholders betrokken zijn dan worden voorgelegd aan een “regionale omgevingstafel”. Hiervoor hebben we in de regio Zuidoost samenwerkings- en procesafspraken gemaakt.

Sloop

Toetsingskader

We toetsen aan de regels die staan in het omgevingsplan bij de aanvraag voor een sloopactiviteit. Een sloopactiviteit (inclusief asbest) voert de ODZOB uit en hiervoor is een aparte werkwijze afgesproken op regionaal gebied; ROK asbest.

Werkwijze

De sloopactiviteit heeft vaak een relatie tot andere activiteiten, denk hierbij aan het volgende:

  • Een sloopactiviteit gaat in veel gevallen samen met een bouwactiviteit;

  • is het bouwwerk dat wordt gesloopt een rijksmonument? Dan gelden voor het slopen de regels voor de rijksmonumentenactiviteit;

  • de gemeente kan in het omgevingsplan extra regels stellen. Bijvoorbeeld ter bescherming van een stads- en dorpsgezicht. Of om te voorkomen dat open ruimten in bebouwing ontstaan.

Monumenten, beschermd stads- of dorpsgezichten, overig cultureel erfgoed en werelderfgoed

Toetsingskader

Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten, wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente kent wat betreft het beoordelingskader verschillende regelingen. We hebben een welstandsnota waarin regels staan. Onze gemeente heeft op de Erfgoedverordening gemeente Asten 2018 vastgesteld. Met deze verordening wordt de aanwijzing en de bescherming van gemeentelijk erfgoed geborgd. In deze verordening is ook een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gemeentelijk monument. Ook het herstellen of gebruiken op een wijze waardoor het monument wordt ontsierd, is verboden zonder omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Het belang van de monumentenzorg wordt beoordeeld door een monumentencommissie met deskundige leden op het gebied van cultureel erfgoed.

De bescherming van rijksmonumenten is geregeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet, waarin is geregeld dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een rijksmonumentenactiviteit te verrichten.

Werkwijze

Voor het beschermen van het beschermd dorpsgezicht zijn hiervoor regels in het omgevingsplan opgenomen. Ook de bruidsschat bevat daarnaast aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten. Het betreft monumenten of beschermde stads- en dorpsgezichten. De casemanagers handelen de aanvragen voor het wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten af. Ze toetsen de aanvragen aan onze Welstandsnota en het omgevingsplan.

Toetsingskaders en werkwijze APV & bijzondere wetten

Hieronder worden de wetten en (gemeentelijke) regelingen uiteengezet die van toepassing zijn op de beoordeling van de vergunningen in het kader van de APV en bijzondere wetten. De APV bevat bepalingen die dienen ter bescherming van zaken als de openbare orde, de veiligheid en het milieu. De APV biedt de mogelijkheid tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen van verboden. In het algemeen wordt de keuze tussen vergunning en ontheffing bepaald door de aard van de activiteiten. Zijn die onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar (of zelfs gewenst), dan ligt een vergunningenstelsel voor de hand. Gaat het in de regel om ongewenst gedrag, dat onder bepaalde omstandigheden bij de wijze van uitzondering aanvaardbaar is, dan valt te denken aan een systeem van ontheffingen. Het zal daarbij vaak gaan om het inperken van de gevolgen van de activiteit.

Evenementen

Toetsingskader

In de APV is een vergunningplicht opgenomen voor evenementen. Daarin staat dat het verboden is om zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Voorbeelden zijn een vlooienmarkt, festival, braderie, optocht, straatfeest, sponsorloop etc.

Werkwijze

De evenementenvergunningen worden getoetst aan de kaders zoals opgenomen in de APV en het evenementenbeleid van de gemeente Asten. Voor meldingsplichtige en vergunningsvrije evenementen (minder 150 personen) moet de aanvrager drie weken van tevoren een melding doen. De aanvrager dient 8 weken van tevoren een aanvraag voor een evenement (150 tot 500 personen) in te dienen. Bij een grootschalig evenement (meer dan 500 personen) ontvangen is dit twaalf weken van tevoren. Als de aanvraag niet compleet is, laat de gemeente weten binnen welke termijn de ontbrekende stukken alsnog ingeleverd dienen te worden. Zolang er stukken ontbreken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Als tijdens het evenement (zwak-) alcoholhoudende dranken geschonken wordt op een locatie die niet valt onder de Alcoholwetvergunning dan hebt is een ontheffing nodig. Via de website kan hiervoor het aanvraagformulier ontheffing artikel 35 Alcoholwet worden ingevuld.

Voor het brandveilig gebruik van 'niet-bouwwerken' zoals tenten bij evenementen, tribunes, e.d. zijn landelijke regels. Hiervoor is het mogelijk dat er melding moet worden gedaan. De melding moet ten minste vier weken voor de start van de activiteit worden ingediend bij de gemeente. Hiervoor dient het formulier brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen te worden ingevuld.

Wij toetsen aanvragen voor evenementen op basis van een risicoscan die we samen met de Veiligheidsregio hebben ontwikkeld. Afhankelijk van de ingeschatte veiligheidsrisico’s, toetsen we deze aanvragen meer of minder diepgaand. Meldingsplichtige (vergunningsvrije) evenementen onderwerpen we niet aan een risicoscan. Uit de risicoscan komt naar voren of een evenement regulier, een aandachtsevenement, of een risicovol evenement is. Op basis van deze scan bepalen we de behandelaanpak van het evenement.

We vullen de scan in met oog op risico’s voor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en/of het milieu. We voeren de risicoscan uit aan de hand van de evenementenaanvraag, evaluaties van eerdere edities (indien beschikbaar), vergelijkingen met soortgelijke evenementen en verkregen informatie van de hulpverleningsdiensten. De uitkomst van de scan geeft aan of er specifieke risico’s aanwezig kunnen zijn die nadere advisering vragen. We houden geen rekening met specifieke omstandigheden van het evenement en geven geen uitsluitsel over de aanwezigheid van specifieke risico’s. Dit laatste vindt plaats tijdens de risico-inventarisatie en analyse tijdens de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag door ons en onze adviespartners.

De uiteindelijke classificatie op basis van de risicoscan is bepalend voor de behandelaanpak, de behandeltermijn en de benodigde inbreng van te betrekken adviespartners. Mogelijk is dat gedurende de behandeling van de aanvraag en het adviestraject de behandelaanpak wordt gewijzigd vanwege nieuwe feiten.

Exploitatie

Toetsingskader

In de APV is een vergunningplicht opgenomen voor het exploiteren van openbare inrichting (horecazaak). In artikel 2:28 en verder van de APV staan de toetsingskaders en de aanvullende weigeringsgronden genoemd. Verder is in de APV bepaald dat er voor het hebben van terrassen ook een exploitatievergunning nodig is. Horecaterrassen hebben in de regel invloed op de woonomgeving. In de exploitatievergunning wordt aangegeven wat de openingstijden zijn van de openbare inrichting en wie de leidinggevende zijn. Deze dienen ten alle tijden aanwezig te zijn. Een nadere regeling is vastgelegd in de Beleidsplan Horeca, Sport en Recreatie. De APV bevat verder nog wat bepalingen omtrent activiteiten die binnen een openbare inrichting niet mogen plaatsvinden. Worden deze bij een controle wel aangetoond dan kan de exploitatievergunning worden ingetrokken.

Werkwijze

We toetsen de aanvraag aan de vereisten uit de APV en het beleidsplan Horeca, Sport en Recreatie-inrichtingen, het omgevingsplan en de Wet Bibob. Deze toetsing wordt uitgevoerd door vergunningverlening APV.

Alcoholwet

Toetsingskader

In de Alcoholwet en het Alcoholbesluit zijn (vergunning)regels opgenomen voor bedrijven en para commerciële rechtspersonen waar alcoholhoudende dranken worden verstrekt. Ook bevat de wet regels over het uitvoeren van werkzaamheden bij dergelijke bedrijven en rechtspersonen. Het oogmerk van de Alcoholwet is gezondheid. De overheid voert een alcoholmatigingsbeleid. De strategie is geen of vermindering bedrijfsmatige verstrekking alcohol aan jeugd.

Horeca- en slijtersbedrijven, maar ook paracommerciële rechtspersonen (zoals sportkantines en buurt- en dorpshuizen) hebben, op basis van de Alcoholwet, een vergunning van de burgemeester nodig voor het verstrekken van alcoholhoudende drank.

In de Alcoholwet is bepaald welke stukken bij de vergunningaanvraag moeten worden ingediend en geeft hierbij het wettelijke toetsingskader aan. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften verbonden aan de vergunning. Vanuit het wettelijke toetsingskader is er een beoordeling van het levensgedrag. Bij relevante antecedenten van (toekomstige) leidinggevenden van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf vindt altijd afstemming met de politie plaats.

Bij verordening kunnen regels worden gesteld over paracommerciële rechtspersonen. In de vijfde afdeling uit hoofdstuk 2 van de APV zijn hierover regels opgenomen. Deze regels hebben betrekking op regulering van deze rechtspersonen.

Werkwijze

We toetsen de aanvraag aan de vereisten uit de APV en het beleidsplan Horeca, Sport en Recreatie en de wet Bibob. Deze toetsing wordt uitgevoerd door de vergunningverlener APV.

Wet op de Kansspelen

Toetsingskader

In de Wet op de Kansspelen staan regels omtrent vergunningen voor kansspelen, zoals loterijen, gokken en casino’s. In de APV zijn in afdeling 7 nadere regels gesteld voor wat betreft kansspelen en speelgelegenheden.

Werkwijze

We toetsen de aanvraag aan de vereisten uit de APV, Alcoholwet en de eisen uit de Wet op de Kansspelen. Deze toetsing wordt uitgevoerd door de vergunningverlener APV.

Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG) en Basisregistratie personen (Brp)

Toetsingskader

De gemeente stelt gegevens over adressen en gebouwen centraal beschikbaar via de Landelijke Voorziening BAG, wij zijn bronhouder. Die taken omvatten onder meer:

  • Het bijhouden van een geautomatiseerde basisregistratie adressen en gebouwen

  • Het indelen en registreren van het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen

  • Het vaststellen en registeren van openbare ruimten (straatnaamgeving)

  • Het toekennen en registeren van nummeraanduidingen aan verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen (huisnummering)

  • Het afbakenen van panden, verblijfsobjecten en standplaatsen

Werkwijze

De uitvoering van de taken voor de BAG en BRP zijn wettelijk verplicht. Deze taak wordt door een andere afdeling uitgevoerd (I&A). De vergunningverleners en toezichthouders maken wel gebruik van de gegevens uit de BAG en Brp.

Wet Bibob

Toetsingskader

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vallen alle vergunningplichtige omgevingsplanactiviteiten onder de reikwijdte van de Wet Bibob. Ook gebruikswijzigingen in gebouwen kunnen nu binnen de reikwijdte van de Wet Bibob komen te vallen. Met de Wet Bibob beoogt de wetgever om te voorkomen dat overheidsorganen ongewild criminele activiteiten faciliteren bij het verlenen van bepaalde vergunningen. De Wet Bibob maakt het voor bestuursorganen mogelijk om een aangevraagde beschikking te weigeren of (gedeeltelijk) in te trekken als sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden om (i) uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten (ook wel de ‘a-grond’ genoemd), of (ii) strafbare feiten te plegen (ook wel de ‘b-grond’ genoemd). Een weigering of intrekking moet goed worden gemotiveerd. Daarom wordt vaak advies gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob, een onafhankelijk expertisebureau dat integriteit screenings uitvoert. Bevoegde gezagen mogen in beginsel uitgaan van de expertise van dit bureau. Onder de Wet Bibob wordt onder ‘strafbare feiten’ overigens ook verstaan een feit waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Werkwijze

De gemeentelijke Bibob-coördinator voert voor de in het gemeentelijke Bibob-beleid aangewezen gevallen de Bibob-toets uit. Dit gebeurt aan de hand van het daarvoor bestemde formulier en conform het beleid. Bij twijfel kan het landelijk bureau Bibob ook geraadpleegd worden.

Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening

De volgende werkzaamheden zijn overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening: verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit (tijdelijk bouwwerk), wijzigen (voorschriften) omgevingsvergunning, intrekken omgevingsvergunning, maatwerkbesluit en zienswijzen, bezwaar en beroep. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit.

Intrekkingsstrategie

In het geval dat een toestemming om een activiteit uit te voeren niet gerealiseerd wordt, kan de vergunning worden ingetrokken volgens de Omgevingswet. Voordat een vergunning wordt ingetrokken wordt de vergunninghouder geïnformeerd over de mogelijkheid van het bestuursorgaan om de vergunning in te trekken. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer binnen een jaar geen uitvoering is gegeven aan de vergunning, kan de intrekkingsprocedure opgestart worden. Dit geldt ook voor oudere vergunningen.

Bijlage 3C Klachten en meldingenstrategie en handhavingsverzoeken

In deze meldingenstrategie voor VTH beschrijven we hoe we meldingen ontvangen, registreren en afhandelen. Ons doel is om meldingen op een gestructureerde en effectieve manier te behandelen, zodat we de kwaliteit en veiligheid binnen de gemeente kunnen waarborgen. Deze strategie richt zich op het hele proces van melding tot afhandeling, met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving en de rechten van alle betrokken partijen.

Uitgangspunten

  • 1.

    Transparantie: We zorgen ervoor dat alle stappen in het meldingsproces duidelijk zijn voor iedereen die erbij betrokken is.

  • 2.

    Bereikbaarheid: We maken het gemakkelijk voor mensen om meldingen in te dienen, zowel online, telefonisch als fysiek.

  • 3.

    Efficiëntie: We verwerken meldingen snel en zorgvuldig om de veiligheid en kwaliteit te waarborgen.

  • 4.

    Betrouwbaarheid: We nemen elke melding serieus en behandelen deze op een objectieve en professionele manier.

  • 5.

    Samenwerking: We werken goed samen met verschillende afdelingen en instanties om meldingen effectief af te handelen.

Juridisch Kader

Onze meldingenstrategie is gebaseerd op verschillende wetten en regels waar meldingen uit kunnen voortvloeien. In bepaalde gevallen kan een klacht ook een verzoek tot handhaving zijn. In dat geval is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene regels over hoe bestuursorganen besluiten moeten nemen en hoe we omgaan met klachten en bezwaren.

Algemene werkwijze klachten

Wanneer een inwoner of ondernemer ontevreden is, is het mogelijk om een klacht in te dienen. De oorzaken van een klacht kunnen variëren, zoals bijvoorbeeld overlast veroorzaakt door een kachel, verkeerd geparkeerde auto's, geluidsoverlast, of overlast van jongeren. Niet alle klachten worden door ons behandeld. Zo worden o.a. klachten over geluidsoverlast afkomstig van ondernemers door de ODZOB behandeld. De klachten die we ontvangen worden geregistreerd in ons systeem Op basis van de prioritering wordt de klacht afgehandeld. Er wordt bij de behandeling van klachten voorrang gegeven aan zaken met een hoge prioriteit. Het kan voorkomen dat lager geprioriteerde zaken later of zelf niet worden opgepakt. Bij een verzoek tot handhaving nemen we altijd een besluit. Bij een klacht of melding is dit niet altijd het geval.

  • 1.

    Ontvangst en registratie van meldingen:

    • o

      Mensen kunnen meldingen indienen via een online formulier, telefonisch of bij een fysiek loket.

    • o

      We registreren elke melding in een centraal systeem met een uniek meldingsnummer.

  • 2.

    Beoordeling en prioritering:

    • o

      We beoordelen meldingen op urgentie en ernst.

    • o

      We maken een eerste inschatting van de risico’s om te bepalen welke actie nodig is.

  • 3.

    Communicatie met de melder:

    • o

      We sturen de melder een bevestiging van de ontvangst van de melding en informeren hen over het verdere verloop.

    • o

      Als we aanvullende vragen hebben of als iets onduidelijk is, nemen we contact op met de melder.

  • 4.

    Onderzoek en actie:

    • o

      Een boa en/of toezichthouder onderzoekt de melding ter plaatse als dat nodig is.

    • o

      Als het nodig is, nemen we direct maatregelen om de situatie veilig te maken.

  • 5.

    Afhandeling en rapportage:

    • o

      Na het onderzoek en eventuele maatregelen handelen we de melding administratief af.

    • o

      We informeren de melder over de uitkomst van de melding en de genomen maatregelen.

    • o

      We verwerken in ons systeem op welke wijze we de melding hebben afgehandeld.

  • 6.

    Evaluatie en terugkoppeling:

    • o

      We evalueren het meldingenproces regelmatig om te kijken waar we kunnen verbeteren.

    • o

      We verzamelen feedback van melders en gebruiken deze om onze werkwijze te optimaliseren.

Met deze strategie zorgen we ervoor dat meldingen binnen VTH op een gestructureerde, transparante en effectieve manier worden afgehandeld, waarbij we respect hebben voor wet- en regelgeving en de rechten van alle betrokken partijen.

Vormen van handhaven

Zoals reeds is aangegeven is er een prioritering ten aanzien van de VTH-taken gemaakt. Aan de hand van deze prioritering kan per VTH-taak een strategie worden opgesteld, die de basis vormt voor de uitvoering van de U&HS. Hierdoor kan er een bepaalde handhavingsinspanning toegeschreven worden aan een handhavingsactiviteit.

Uitvoering prioritering naar handhavingstaak

Uitgangspunt is dat we actief handhaven op onze hoog geprioriteerde overtredingen. Indien er sprake is van een overtreding van laag geprioriteerde overtredingen wordt alleen naar aanleiding van een handhavingsverzoek van een belanghebbende beoordeeld of handhavend opgetreden wordt. Het is een individuele beoordeling, waarbij de belangen worden afgewogen. We zullen dan bezien of het ondanks de prioritering in dat concrete geval toch handhavend moet worden opgetreden. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld het karakter van het overtreden voorschrift, het daarbij betrokken algemene belang en de concrete belangen van de verzoeken en de overtreder in het betreffende geval. Deze werkwijze is onvermijdelijk in het kader van doelmatige handhaving.

Het resultaat van die afweging kan zijn, dat van handhaving wordt afgezien. Indien er wel een sanctie wordt opgelegd naar aanleiding van een handhavingsverzoek, dan levert dat op zichzelf geen strijd met het gelijkheidsbeginsel ten opzichte van gevallen waarin niet om handhaving is verzocht en geen sanctiebesluit is genomen. In die gevallen is er immers niet de omstandigheid dat een verzoek is gedaan waarmee in de bestuurlijke afweging rekening moet worden gehouden. Het betekent wel dat het bestuursorgaan deugdelijk moet motiveren waarom het ondanks de prioritering, toch handhavend heeft opgetreden. Die afweging in het concrete geval moet dus inzichtelijk en duidelijk worden (vgl. ECLI:NL:RVS:2021:1961, AB 2021.320).

We zullen jaarlijks monitoren welke overtredingen wel geconstateerd zijn, maar waar we op basis van onze prioritering niet tegen opgetreden hebben. Jaarlijks bepalen we of er overtredingen zijn welke nu wel prioriteit gegeven moeten worden. Afzien van handhaving betekent niet dat er niet op termijn tegen opgetreden kan worden, want het blijft een overtreding.

Bijlage 3D Toezichtstrategie

In deze strategie komt aan de orde waarom we toezicht houden, welke vormen van toezicht we kennen, hoe we zo integraal mogelijk te werk gaan. Vervolgens werken we een basiswerkwijze uit en geven we aan hoe we in het toezicht omgaan met prioriteiten en wat de bevoegdheden zijn van een toezichthouder en de boa.

Uitgangspunten

Voor de gemeente:

  • Toezicht verschaft inzicht in het naleefgedrag, motieven daarvoor en effecten bij specifieke inwoners, bedrijven, locaties of activiteiten.

  • De resultaten van het toezicht (rapportage) zijn bepalend voor de vraag of, en zo ja, hoe moet worden opgetreden door gemeente en /of andere instanties.

  • Toezicht biedt zicht op de effectiviteit van het optreden en legt trends en ontwikkelingen bloot die mogelijk vragen om bijstelling van beleid.

Voor inwoner, bedrijf of instelling:

  • Toezicht maakt richting inwoner, bedrijf of instelling duidelijk op welke punten het naleefgedrag onvoldoende is en wat daarvan de consequenties zijn.

  • Toezicht geeft inzicht in de mogelijkheden om naleefgedrag te verbeteren.

  • Toezicht werkt preventief omdat de bewustwording toeneemt.

Voor de omgeving:

  • Toezicht draagt bij aan het vertrouwen dat de veiligheid, gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid geborgd zijn in de woon-, werk-, en verblijfsomgeving.

  • Toezicht heeft een algemene preventieve werking.

Juridisch kader

Artikel 13.6 lid 2 onder b van het omgevingsbesluit schrijft voor dat een strategie inzicht geeft in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd. In deze strategie geven we daar invulling aan. De kwaliteitscriteria 3.0 geven in de procescriteria richting aan de inhoud van de toezichtstrategie.

Bevoegdheden van de toezichthouder

De bevoegdheden van de toezichthouder zijn omschreven in titel 5, afdeling 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Om toezicht te mogen houden moet een medewerker persoonlijk of vanuit zijn functie worden aangewezen als toezichthouder. Verder moet een toezichthouder zich als zodanig kunnen legitimeren. Hoe dit werkt is beschreven in het proces: ‘het aanwijzen van een toezichthouder’.

Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Om een woning te betreden zonder de toestemming van een bewoner is een schriftelijke machtiging tot binnentreden vereist. Dit is vastgelegd in de ‘Algemene wet op het binnentreden’. De machtiging kan worden verstrekt door de advocaat-generaal, officieren van justitie, hulpofficieren en de burgemeester. De machtiging wordt alleen verstrekt aan degene die bij of krachtens de wet bevoegd is verklaard zonder toestemming van de bewoner in een woning binnen te treden. Een machtiging wordt niet algemeen verstrekt. Hij wordt gegeven voor een bepaalde in de machtiging te noemen woning (artikel 5 Algemene wet op het binnentreden (Awbi)). Als het binnentreden om bijzondere redenen in de nachtelijke uren moet plaatsvinden, moet dat expliciet in de machtiging zijn opgenomen (artikel 7 Awbi). In Asten wordt voor de machtiging gebruikgemaakt van het formulier uit de bijlage bij artikel 1 van de Regeling van de Minister van justitie van 27 juni 2005, nr. 5354834/505.

Basis werkwijze toezicht

Het houden van toezicht kent 3 vaste fasen te weten de voorbereiding, de uitvoering en de rapportage-fase. Het overzicht hiernaast beschrijft de basis werkwijze.

afbeelding binnen de regeling

De uitvoering van toezicht van bepalingen uit het omgevingsrecht is uitgewerkt in de ‘processen toezicht en handhaving’. Deze vormen ook de basis voor de inrichting van het centrale registratiesysteem voor VTH: ‘powerbrowser’. Vanaf het in werking treden van de Omgevingswet registreren we alle toezichtzaken in het systeem ‘PowerBrowser’.

Categorieën toezicht

Hieronder beschrijven we de categorieën van toezicht die wij op basis van wet- en regelgeving uitvoeren:

  • Bouw- en woningtoezicht (bouw),

  • toezicht op het omgevingsplan (omgevingsplan),

  • toezicht op de naleving van milieuwetgeving (milieu),

  • toezicht op naleving van kinderbeschermingswetten (Wet op de kinderopvang)

  • toezicht op naleving van de regels en voorschriften voor het aanbieden en verhuren van woon- verblijfsruimten (wet goed verhuurderschap)

  • toezicht op naleving van regels rondom de verkoop en het verstrekken van alcoholhoudende dranken (Alcoholwet)

Bouw

  • Nieuwbouw:

    Bij het toezicht op nieuwbouw controleren we de vergunning aan de hand van het proces “oplevering” zoals dat is ingericht in PowerBrowser.

  • Bestaande bouw

    Het toezicht op de bestaande bouw werkt vooral melding gestuurd. Een melding komt rechtstreeks in de werkvoorraad van de toezichthouder binnen. Als het nodig is wordt de situatie onderzocht.

Omgevingsplan

Toezicht op de naleving van het omgevingsplan zetten we vooral melding gestuurd in. Verder zijn de gemeentelijke basisadministraties (BRP en BAG) een belangrijke informatiebron. Meldingen en geconstateerde afwijkingen in de basisadministraties worden opgenomen voor toezicht.

Controleverslag en meldingen worden verwerkt in PowerBrowser.

Milieu

Toezicht op de naleving van milieu en natuurwet- en regelgeving door bedrijven wordt onder mandaat uitgevoerd door de ODZOB. Dit gebeurt op uniforme wijze, vastgelegd in het Regionaal Operationeel Kader Milieu vergunningen, toezicht en handhaving (ROK-VTH) vastgesteld op 3 juli 2024.

Op 3 juli 2024 stemde het algemeen bestuur van de ODZOB in met het vaststellen en toepassen van het ‘Regionaal Operationeel Kader vergunningverlening, toezicht en handhaving (ROK-VTH)’. Het doel van het ROK-VTH is te komen tot één regionaal uitvoeringsniveau voor het toezicht en de handhaving op de milieutaken. De insteek daarbij is om met een zo breed mogelijk toegepaste en uniforme strategie een efficiëntere en effectievere wijze van toezicht te realiseren, waarbij de focus is gericht op risico’s in relatie tot naleefgedrag. Daarbij worden de beschikbare middelen niet meer alleen gebruikt om binnen een bepaalde branche of gebied preventieve milieucontroles uit te voeren. Het biedt de ODZOB de mogelijkheden om aan te sluiten bij initiatieven/verzoeken van derden (bijvoorbeeld Openbaar Ministerie, NVWA, Waterschappen) om een actieve rol te spelen namens de gemeenten bij de aanpak van complexe vraagstukken. Voorbeelden zijn: illegaliteit, geuroverlast, klimaatdoelstellingen, circulaire economie, ondermijnende criminaliteit en opkomende stoffen.

Het ROK-VTH is gebaseerd op de uitkomsten van een eerder uitgevoerde regionale risicoanalyse. Hierbij zijn de risico’s van verschillende bedrijfsactiviteiten afgezet tegen de maatschappelijke effecten: gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid, financieel en bestuurlijk. Daarbij is een onderverdeling ontstaan in bedrijven met een:

  • hoog risico (risicoklasse 1),

  • gemiddeld risico (risicoklasse 2),

  • laag risico (risicoklasse 3).

Activiteiten met een hoog risico worden onderworpen aan periodiek toezicht, afgestemd op de risico’s, het naleefgedrag en de (veiligheids)cultuur van elk bedrijf. Het uitgangspunt is minimaal 1x in de 3 jaar preventief toezicht. Uitzondering zijn: industrie; afval(water)beheer, grootschalige opslag gevaarlijke stoffen, bedrijven die vallen onder het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’ en het ‘Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (BRZO-2015/Seveso III)’ en kleinschalige opslag gevaarlijke stoffen. Bij deze bedrijven vindt elk jaar preventief toezicht plaats.

Bij bedrijfsactiviteiten met een gemiddeld risico voert de ODZOB programmatisch of thematisch toezicht uit binnen een bepaalde doelgroep of branche. Het uitgangspunt is minimaal 1x in de 6 jaar preventief toezicht.

Bij alle activiteiten met een laag risico voert de ODZOB klacht- en incident-gestuurd toezicht uit. Het uitgangspunt is dat elk bedrijf in deze categorie minimaal 1x in de 10 jaar wordt gescreend, bij voorkeur in combinatie met een herijking van het inrichtingenbestand en/of een bestemmingsplan (RO).

Wet kinderopvang

Het toezicht op de kwaliteitseisen kinderopvang wordt namens het college gedaan door de GGD. De handhaving wordt door de juristen van het team LHV gedaan. We passen de vastgestelde sanctionering in het Regionaal beleidskader toezicht en handhaving kinderopvang 2018 Brabant-Zuidoost toe. Omdat het om de bescherming van de gezondheid en veiligheid gaat van kinderen, heeft deze handhaving hoge prioriteit, maar het gaat om een beperkt aantal zaken.

Wet goed verhuurderschap (Wgv)

Op dit moment zijn er nog geen meldingen bij het meldpunt Wgv binnengekomen. Mochten deze meldingen binnenkomen dan worden deze afgehandeld door het team LHV. Zij verricht het toezicht en handhaving hierop. Tijdens de controles arbeidsmigranten wordt gelet op naleving van de Wgv.

Alcoholwet

Het toezicht op de horeca is thema, klacht- en incident-gestuurd. Bij thematische controles worden niet alle vergunningsaspecten meegenomen. Er is geen programmatisch toezicht.

Vormen van Toezicht

Er zijn verschillende vormen van toezicht die we kunnen toepassen binnen de bovenstaande categorieën. De keuze voor een vorm is afhankelijk van het te controleren onderwerp. In beginsel is er een onderscheid in actief en reactief toezicht. Bij actief toezicht worden overtredingen van een bepaald onderwerp gericht opgespoord. Bij reactief toezicht wordt een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een klacht of incidentmelding. Onderstaand zijn de verschillende vormen van toezicht uitgewerkt.

Routinematig toezicht

Routinematig toezicht het systematisch toezicht op eenzelfde object, bedrijf of gebied, waarbij we de controlefrequentie jaarlijks vaststellen. De controlefrequentie is afhankelijk van de prioriteit, het naleefgedrag en via informatie gestuurde handhaving verkregen informatie.

Bij routinematig toezicht kennen we de onderstaande bijzondere vormen:

Soort toezicht

Omschrijving

Volledig

Alle aspecten op detailniveau

Thematisch

Aspectcontrole/ diepte onderzoek

Representatief

Op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Vluchtige beoordeling op het oog

Steekproefsgewijs

a-selecte of selecte steekproef

Onaangekondigd

Zonder afspraak (met verassingselement)

Aangekondigd

Op afspraak

Toezicht op tijdelijke activiteiten

Bij toezicht op tijdelijke activiteiten kan gedacht worden aan bodemsaneringen en bouw- en sloopactiviteiten.

Projectmatig toezicht

We richten het toezicht bij projecten op een specifiek thema, een bepaalde branche of een specifiek gebied. Aan de hand van data-analyse kiezen we voor projectmatige aanpak. Soms start een project ook naar aanleiding van een landelijke, regionale of lokale prioriteit of een specifieke (nieuwe) taak.

Bijvoorbeeld een controle op leegstaande agrarische gebouwen.

Surveillance

Bij surveillance monitoren we het gedrag, veel activiteiten of informatie met als doel informatie te verzamelen, te beïnvloeden of te sturen. De surveillance door de boa vindt gedurende de hele week plaats. De boa’s zijn verantwoordelijk voor het gehele grondgebied. Er wordt niet met een wijkinrichting gewerkt. Boa’s gaan dagelijks de slag met de binnengekomen meldingen maar acteren ook op eigen waarnemingen. Eventueel worden zij via het systeem aangestuurd in een bepaald gebied specifieke toezichttaken uit te voeren of een korte checklist n te vullen. Daarnaast worden de acties en projecten uitgevoerd voor bijvoorbeeld het Peelland Interventie Team.

De boa’s maken gebruik van CityControl voor zowel de toezichtstaken als de opsporingstaken. CityControl kent de mogelijkheid onderscheid te maken tussen toezicht (AVG) en opsporing (WPG).

Surveillance wordt bijvoorbeeld ingezet bij kleine ergernissen of tijdens evenement.

Administratief toezicht en audits

Bij administratieve controles worden administratieve stukken zoals jaarverslagen of de uitvoering van (sanerings)plannen bekeken. Dit kan tijdens een fysieke controle of door middel van een bureaucontrole plaatsvinden. Een administratieve controle kan ook een controle van luchtfoto’s of straatbeelden zijn. Bij audits wordt gecontroleerd of een (gecertificeerd) kwaliteitszorgsysteem goed en tijdig wordt gecontroleerd door de eigen organisatie of een certificerende instelling. Deze vorm van toezicht wordt met name in het milieuveld gebruikt en wordt in onze gemeente door de ODZOB uitgevoerd.

Bij controle of kantoren beschikken over een energielabel C gebruiken we bijvoorbeeld de landelijke lijst van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO)

Ketentoezicht

Er is sprake van ketentoezicht bij een samenspel van opeenvolgende actoren die werken met eenzelfde (afval)stofstroom, zoals verontreinigde grond of asbest. De toezichthouder onderzoekt de keten en kijkt of belangrijke stappen bij de overdracht van de stof zijn genomen. Vaak is samenwerking tussen handhavingspartners hier noodzakelijk.

Bij de afvoer van (verontreinigde) grond of bij afvalstromen wordt ketentoezicht ingezet.

Reactief toezicht

Reactief toezicht betekent letterlijk het reageren op klachten en (incident)meldingen. Ook bij calamiteiten of een handhavingsverzoek wordt reactief toezicht gehouden. Er wordt dus niet vanuit de toezichthoudende instantie zelf actief gezocht naar overtredingen.

Bijvoorbeeld bij toezicht op de nieuwbouw is er na het in werking treden van de Wkb voor bouwwerken in gevolgklasse 1 uitsluitend nog sprake van reactief toezicht. Een private kwaliteitsborger voert het actieve toezicht uit. De gemeentelijke bouwtoezichthouder werkt volgend op de signalen of constateringen van de private kwaliteitsborger.

Integraal toezicht

Toezicht en handhaving moet zo integraal mogelijk zijn. Het moet afgestemd en gecoördineerd plaatsvinden. De toezichtlast moet voor inwoners en bedrijven zo klein mogelijk zijn.

afbeelding binnen de regeling

In Asten zijn integrale teams actief. Deze integrale teams zijn niet meegenomen in de risicoanalyse en prioritering omdat ze integraal te werk gaan. Door de integrale aanpak kan het zijn dat een overtreding op zichzelf wellicht geen hoge prioriteit heeft maar binnen het integrale traject wel een rol speelt. Een eigen specifieke afweging dus!

In Asten kennen we de volgende integrale teams:

Het PIT (Peel Interventie Team) waar de 6 Peelland gemeentes, politie Oost-Brabant, de afdeling Vreemdelingen Identificatie Mensenhandel (AVIM), de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (VRBZO) en Senzer samenwerken aan de aanpak van complexe handhavingscasussen die overlast veroorzaken. Zij werken nauw samen met de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Enexis, GGD, UWV, de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) en de Belastingdienst.

Evenementenoverleg

Is een integraal overleg tussen de gemeentelijke teams Vergunningen en Leefbaarheid, handhaving en veiligheid, de politie en eventueel aangevuld met de VRBZO. In het overleg worden afspraken gemaakt over de manier waarop het evenement veilig plaats kan vinden. Organisatie en andere teams van de gemeente zijn op afroep bij dit overleg aanwezig.

Bijlage 3E Sanctiestrategie

In deze strategie komt aan de orde waarom we sanctioneren, welke interventiemiddelen we kennen, hoe we bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving afstemmen en hoe we zo integraal mogelijk te werk gaan, waarbij de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) als leidraad dient.

Uitgangspunten

Voor de gemeente:

  • Eenduidigheid in optreden bij de constatering van een overtreding;

  • De resultaten van de rapportage over de overtreding zijn bepalend voor de vraag of, en zo ja, hoe moet worden opgetreden door gemeente en /of andere instanties.

Voor de overtreder:

  • De strategie geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente reageert als de regels niet nageleefd worden.

Voor de omgeving:

  • Een sanctiestrategie draagt bij aan het vertrouwen dat de veiligheid, gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid geborgd zijn in de woon-, werk-, en verblijfsomgeving.

Juridisch kader

Artikel 13.6 lid 2 van het Omgevingsbesluit schrijft voor dat de sanctie strategie inzicht geeft in:

  • De afspraken die door bestuursorganen onderling en met de instanties die zijn belast met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt over samenwerking bij en afstemming van werkzaamheden en,

  • De wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen die bij het opleggen en ten uitvoer leggen daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd en,

  • De wijze waarop wordt gehandeld na geconstateerde overtredingen die zijn begaan door of in naam van een bestuursorgaan of een andere tot de overheid behorende instantie wordt uitgevoerd.

  • De besluiten die uit een eventueel sanctietraject zijn voor bezwaar en beroep vatbaar. Hiervoor gelden de bepalingen uit hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Landelijk beleid

De LHSO is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat alle bevoegde overheden en handhavingsinstanties binnen het omgevingsrecht moeten volgen. Andere beleidsvelden kunnen hier uiteraard ook gebruik van maken. Op deze manier kan passend worden ingegrepen bij bevindingen die gedaan zijn tijdens toezicht.

De (mogelijke) gevolgen:

 
 

Interventiematrix

 
 

4. Aanzienlijk en/of onomkeerbaar

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV/ nader strafr. onderzoek

 

Strafrecht

PV/nader strafr. Onderzoek

 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

3. Van belang

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV/ nader strafr. onderzoek

 

Strafrecht

PV/nader strafr. Onderzoek

 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

2. Beperkt

 
 
 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

PV

 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 
 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijkstilleggen)

1. Vrijwel nihil

 
 
 
 
 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

PV

 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete (indien mogelijk)

 
 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

Het gedrag van de overtreder is:

 

A. Goedwillend, proactief (dwz beëindigt overtreding eigener beweging)

 

B. Onverschillig

 

C. Calculerend

 

D. Notoir/crimineel

Sanctioneren in Asten

Wij hanteren voor het toepassen van de sancties in het fysieke domein de ‘Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)’. De ODZOB en de VRBZO werken eveneens met de LHSO. Voor de boa-taken wordt de LHSO ook toegepast.

De werkwijze bij overtredingen eigen organisatie en andere overheden

Als er een overtreding bij de eigen organisatie of andere overheden wordt geconstateerd zal in principe niet anders worden gehandeld dan bij andere overtreders. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie waarbij verwacht mag worden dat een overtreding onvoorzien is en direct wordt opgelost. Bij de middensegmenten (oranje) overwegen we, en bij de zware segmenten (rood) is het verplicht om in overleg te treden met de politie en/of OM.

Afstemming bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving

Wanneer een overtreding kan worden ingedeeld in de zware segmenten of wanneer er sprake is van verzwarende aspecten van de LHSO, zal de handhaver bepalen of overleg over de combinatie van toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht noodzakelijk of zinvol is. Dit kan op ad hoc basis of via het zes-wekelijks handhavingsoverleg met de politie. Bij een integrale aanpak via het Peelland Interventie Team (PIT) is er ook sprake van samenwerking en afstemming tussen bestuurs- en strafrecht.

Voor de milieutaken is er voor de samenwerking tussen politie en de omgevingsdiensten een ‘Convenant gegevensuitwisseling en samenwerking’ Het doel van deze landelijk uniforme afspraken uit het convenant is meer zicht en grip te krijgen op naleving van omgevings- en milieuregelgeving. Hierdoor worden overtredingen tijdig gesignaleerd en in goede samenwerking aangepakt. De ODZOB heeft periodiek afstemming (gemiddeld elke 6-8 weken) met de handhavingspartners (politie, FD, OD’s, ILT, NVWA, waterschappen). Daar ligt de focus op strafrecht.

In lijn met onze veilig publieke taak protocollen wordt in onderstaande gevallen aangifte gedaan bij het OM:

  • Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, bedreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot omkoping.

  • Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

Vormen van sanctioneren

In de landelijke handhavingsstrategie staan de beschikbare handhavingsinstrumenten benoemd. Hieronder volgt een omschrijving van deze instrumenten.

Informeren over de overtreding (mondelinge) waarschuwing

Als de gevolgen van een overtreding weinig effect hebben en het gedrag van de overtreder is goedwillend onverschillig (LHSO) dan is een overtreding mogelijk te beëindigen door de overtreder te informeren. Dit kan tijdens een persoonlijk gesprek of door middel van een waarschuwingsbrief. De waarschuwing wordt gezien als de eerste stap in de handhavingsprocedure. Wanneer een bepaald type overtreding in een bepaalde periode of op een bepaalde plek vaker voorkomt dan kan ook een preventieve waarschuwing worden gegeven richting de doelgroep.

Bemiddeling of mediation

Wanneer sprake is van overlast is er vaak ook sprake van een verstoorde (buren)relatie. Naast het informeren over de overtreding zal dan ook gepoogd worden om een minnelijke oplossing te zoeken. Hiervoor kan buurtbemiddeling van de LEV groep worden ingeschakeld. Indien nodig kan ook gekozen worden voor een mediator.

Herstelsancties

In de Awb zijn de herstelsancties last onder bestuursdwang (LOB) en last onder dwangsom (LOD) geregeld. Beide bestuurlijke sancties strekken tot:

  • het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding,

  • het voorkomen van herhaling,

  • het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding,

  • LOB en LOD zijn voor bezwaar en beroep vatbare beschikkingen.

Last onder Bestuursdwang (LOB)

Een LOB is een hulpmiddel om te zorgen dat iemand die de regels overtreedt deze overtreding beëindigt. Bij een LOB moet de overtreder de overtreding beëindigden, doet hij dat niet, dan beëindigt de gemeente de overtreding op kosten van de overtreder. Het proces uitvoeren LOB is opgenomen in de werkprocessen onder ’Last onder bestuursdwang ten uitvoer legging’.

Spoedeisende bestuursdwang

Wanneer de vereiste spoed zich daartegen verzet is het niet noodzakelijk om een begunstigingstermijn te geven. Per geval moet worden beoordeeld of in dat geval optreden zo spoedeisend is dat geen reguliere LOB kan worden opgelegd. Spoedeisende bestuursdwang houdt in dat er wel een voorafgaand besluit is, maar geen begunstigingstermijn. Zeer spoedeisende bestuursdwang (artikel 5:31, lid 2, Awb) houdt in dat er ook geen besluit voorafgaat aan de bestuursdwang. Dan is er echt haast! Deze bevoegdheden zijn nuttig in crisissituaties. Daarbij is er vaak geen tijd om de overtreder zelf nog de kans te geven om de overtreding te beëindigen. Voor de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang is vereist dat de situatie “zo spoedeisend (is) dat een besluit niet kon worden afgewacht” (ECLI:NL:RVS:2016:3299). Daarbij moet het gaan om situaties waarbij vanwege de gevaren voor mens of milieu direct moet worden ingegrepen. Het is aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat sprake is van een spoedeisende situatie.

Voorbeelden zijn acuut gevaar voor de bewoner van een pand vanwege de bouwvallige staat van het pand, lekkende vaten chemisch afval, of acuut brandgevaar vanwege loszittende elektrische bedrading.

Last onder dwangsom (LOD)

Een LOD is tevens een middel om te zorgen dat iemand die de regels overtreedt deze overtreding beëindigt. Als de regels niet nageleefd worden kan de gemeente een LOD opleggen. De dwangsom wordt verbeurd als de overtreding niet beëindigd wordt. Dit betekent dat de dwangsom dan betaald moet worden. De LOD wordt gericht aan de overtreder(s) (degene die de overtreding ongedaan kan maken). De feitelijke overtreder zijn als degene die de overtreding (bijvoorbeeld als verantwoordelijk eigenaar) laat gebeuren. Er is geen algemene richtlijn voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximaal te verbeuren bedrag. In specifieke gevallen is beleid opgesteld waarin de begunstigingstermijn en de hoogte van de LOD is genoemd, bijvoorbeeld in het “Handhavingsbeleid aanpak illegale bewoning op recreatieparken”. Indien mogelijk wordt aangesloten bij de “Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen”. De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde effectieve werking. Het moet een prikkel zijn om de overtreding te beëindigen of om herhaling te voorkomen.

Het proces uitvoeren LOD is opgenomen in de werkprocessen onder ’Last onder dwangsom ten uitvoer legging’.

Preventieve LOD

Een preventieve LOD mag worden opgelegd zodra het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk (aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) is. Het bestuursorgaan hoeft dus niet altijd te wachten totdat de overtreding heeft plaatsgehad, maar kan een preventieve LOD opleggen. Een vroegtijdige last kan al (beoogd) effect hebben dat van het begaan van een overtreding wordt afgezien.

Last ter voorkoming van herhaling van een overtreding

Bij gevaar voor herhaling van een incidentele overtreding kan ook een last ter voorkoming van herhaling van de overtreding worden opgelegd. Of daar sprake van is zal van geval tot geval verschillen. Relevant daarvoor is in ieder geval:

  • De aard van de overtreding (gaat het om overtredingen van hetzelfde voorschrift met dezelfde strekking).

  • De mate van overeenkomst tussen de eerdere en de gevreesde toekomstige overtreding (bijvoorbeeld wat betreft de locatie).

  • Het tijdsverloop sinds de overtreding.

De preventieve LOD onderscheidt zich van de last ter voorkoming van herhaling van een overtreding in die zin dat in het eerste geval de overtreding zich nog niet heeft voorgedaan. Er is een grote vrees dat die overtreding gaat plaatsvinden In het tweede geval is de overtreding inmiddels beëindigd, maar willen we voorkomen dat deze zich opnieuw gaat voordoen.

Intrekken vergunning

Is de overtreder een vergunninghouder, dan kan als sanctie de vergunning geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken. Bestuursorganen kunnen een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken, als:

  • de vergunning of ontheffing ten gevolge van een onjuiste op onvolledige opgave is verleend.

  • niet overeenkomstig de vergunning of ontheffing is of wordt gehandeld.

  • de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd.

  • de voor de houder van de vergunning of ontheffing als zodanig geldende algemene regels niet zijn of worden nageleefd.

  • gevolg van omstandigheden na het verlenen van de vergunning (bv. misbruik).

Sluiten van de inrichting / intrekken vergunning

De gemeente heeft verschillende mogelijkheden om panden, inrichtingen of woningen te sluiten of te onteigenen.

  • APV - exploitatie zonder vergunning

  • Artikel174 Gemeentewet - sluiting openbare gebouwen bij verstoring openbare orde

  • Artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) - verstoring openbare orde

  • Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) - drugshandel

  • Artikel 14 Woningwet (Wet Victor)

  • Artikel 18.10 Omgevingswet

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete, ook wel administratieve boete genoemd, is een punitieve (bestraffende) sanctie. Om een boete te kunnen toepassen in een wettelijk stelsel moet de bevoegdheid een boete op te leggen en de feiten waarvoor dit gebeurt worden aangewezen in dat wettelijke stelsel. De bestuurlijke boete moet een afschrikkende werking hebben waardoor de overtreding in de toekomst niet meer zal worden begaan. Een bestuurlijke boete kan in combinatie met een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang worden opgelegd. Momenteel wordt de bestuurlijke boete enkel ingezet voor de controle op de BRP.

Bestuurlijke strafbeschikking (BsB)

De bestuurlijke strafbeschikking is een (strafrechtelijke) geldboete die valt onder de ‘Wet OM-afdoening’. De bestuurlijke strafbeschikking ziet op milieu- en APV-feiten die eenvoudig vast te stellen zijn en wordt vooral ingezet bij kleinere overtredingen. De feiten waarvoor de bestuurlijke strafbeschikking kan worden opgelegd zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit OM-afdoening (feitenlijst). Om een bestuurlijke strafbeschikking te kunnen opleggen is boa-bevoegdheid noodzakelijk.

Beschikking in het kader van de Wet Mulder

Een Wet Mulderboete wordt opgelegd als sprake is van een lichte verkeersovertreding.

Bijlage 3F Gedoogstrategie

Gedogen betekent dat door het bestuursorgaan, zoals de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders, dat bevoegd is tot handhaving willens en wetens niet wordt opgetreden tegen een situatie die strijdig is met de geldende regels. Volgens het landelijke beleidskader is gedogen slechts aanvaardbaar in uitzonderingsgevallen en onder voorwaarde dat de situatie beperkt is in omvang en/of tijd. Dit zijn de verschillende gedoogbeslissingen: de beslissing om te gedogen, de weigering een gedoogbeslissing te nemen en de intrekking van een gedoogbeslissing. Deze gedoogstrategie heeft het karakter van een beleidsregel.

Uitgangspunten

Op basis van de in wetgeving en jurisprudentie vastgelegde uitgangspunten geldt voor gedogen een aantal eisen te weten:

  • Alleen in uitzonderingssituaties (overgangs- of overmachtssituaties, concreet zicht op legalisatie).

  • Gedogen moet uitdrukkelijk. Dat wil zeggen de betrokken partners moeten betrokken zijn bij de beslissing.

  • Gedogen moet schriftelijk. In de gedoogbeslissing moet worden vermeld dat de overtreding voor eigen risico plaatsvindt en niet vrijstelt van strafrechtelijke vervolging. Tegen een gedoogbeslissing, een weigering een gedoogbeslissing te nemen en een intrekking van een gedoogbeslissing kunnen geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen worden aangewend omdat een gedoogbeslissing geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • Gedogen moet tijdelijk zijn. Vooruitlopend op een vergunning moet er een ontvankelijke aanvraag zijn.

  • Gedogen is niet vrijblijvend. Aan een gedoogbeslissing moeten voorwaarden worden verbonden. Op de naleving van de gedoogvoorwaarden moet toezicht worden uitgeoefend en moet zo nodig worden opgetreden.

  • Zelfs wanneer een gedoogbeslissing is genomen kan in bepaalde omstandigheden alsnog handhavend worden opgetreden. Bijvoorbeeld als zich onvoorziene omstandigheden voordoen die zwaarder wegen dan het belang van de gerechtvaardigde verwachtingen die worden opgewekt door het nemen van de gedoogbeslissing.

Gedogen voortkomend uit onvermogen of onwil tot handhaven is altijd een ongewenste vorm van gedogen. Hiermee wordt de werking van de regelgeving in het algemeen ondermijnd.

Juridisch kader

Een gedoogbeslissing is geen besluit en kan niet worden aangevochten bij de bestuursrechter (ECLI: NL: RVS: 2019: 1356 van 24 april 2019). Iemand die wordt geconfronteerd met een gedoogbeslissing kan het gemeentebestuur vragen om handhaving. Tegen een besluit op zo’n handhavingsverzoek kan beroep worden ingediend bij de bestuursrechter.

Een gedoogbeslissing wordt opgesteld door de afdeling die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de naleving van de betreffende regelgeving, in afstemming met de afdeling die verantwoordelijk is voor de vergunningverlening.

Wanneer daadwerkelijk een gedoogbeslissing is genomen blijft actief controleren op de gedoogde activiteiten vereist, aangezien de gedoogsituatie niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk en steeds beoordeeld dient te worden of voorschriften verbonden aan de gedoogbeslissing nog worden nageleefd.

Landelijk beleid

In het Nederlandse recht is gedogen niet expliciet opgenomen. Gedogen is eigenlijk een buitenwettelijke zaak maar dat betekent niet dat het een ontoelaatbaar verschijnsel is. In sommige gevallen kan gedogen gerechtvaardigd of zelfs geboden zijn.

Het landelijke en provinciale beleidskader omvat o.a. de volgende documenten:

  • 1e Beleidsbrief gedogen van de ministers VROM en Verkeer en Waterstaat van 28 mei 1990, (TK 1989 – 1990, 21 137, nr. 269).

  • 2e Beleidsbrief gedogen (titel: ‘Gezamenlijk beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieuovertredingen’) van de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat van 10 oktober 1991, (TK 1991 – 1992, 22 343, nr. 2).

  • Kabinetsnota ‘Gedogen in Nederland’ (TK 1996/1997, 25 085, nrs. 1-2).

  • Beleidsregels grenzen aan gedogen Noord-Brabant 2001 van het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (geldend van 15-12-2011 t/m heden).

Gedogen in Asten

Gedogen is het afzien van het gebruik van ter beschikking staande handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van de regels en/of het op verzoek vooraf verklaren dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden niet zal worden opgetreden. Alleen in uitzonderingsgevallen kan gedogen aanvaardbaar of zelfs geboden zijn. Gewaarborgd dient te zijn, dat van de bevoegdheid tot gedogen een terughoudend, zorgvuldig en verantwoord gebruik wordt gemaakt en dat gedogen beperkt blijft tot uitzonderingsgevallen. Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van Asten gedoogt in principe niet. Ook volgens het landelijke gedoogbeleid is grote terughoudendheid geboden en is gedogen slechts in uitzonderingssituaties aanvaardbaar.

De afweging die gemaakt moet worden voordat kan worden overgegaan tot gedogen is als volgt:

Stap 1: Het gaat om tenminste één van de volgende uitzonderingsgevallen.

  • Overmachtssituatie

  • Overgangssituatie

    Een overgangssituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen bij nieuwe wetgeving die uiterst ingrijpend is voor bestaande bedrijven, waarbij de consequenties van handhaven niet in verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving zouden zijn gediend.

  • Het achterliggende belang is duidelijk beter gediend met gedogen.

  • Er is een zwaarder wegend belang dan het belang dat met handhaving is gediend, bijv. belangen voortvloeiend uit een ander rechtsbeginselen. De uitkomst van die belangenafweging zet slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan tot gedogen.

Stap 2: De mate waarin wordt gedoogd is beperkt in omvang en/of tijdsduur.

Gedogen is slechts in uitzonderingsgevallen aanvaardbaar en slechts zolang en voor zover zich de betreffende uitzonderingssituatie voordoet. Zodra gedogen niet langer is aangewezen, moet alsnog tot handhaving worden overgegaan. Beperking van de tijdsduur van gedogen is ook van belang om precedentwerking en daarmee opwaartse druk tot verder gedogen te voorkomen. Waar (tijdelijke) legalisering van de overtreding mogelijk is, verdient dit altijd de voorkeur. Is dit mogelijk dan wordt alsnog een procedure tot legalisatie in gang gezet.

Stap 3: Er ligt een zorgvuldige kenbare belangenafweging aan het gedogen ten grondslag.

Een gedoogbeslissing dient duidelijkheid te scheppen over de gedragingen die gedoogd worden, de motivering om te gedogen, de termijn gedurende welke wordt gedoogd en bevat de nodige voorwaarden die aan het gedogen worden gesteld.

Vormen van gedogen

Er kan onderscheid worden gemaakt tussen het impliciet gedogen (stilzwijgend), expliciet gedogen (uitdrukkelijk) en persoonsgebonden of locatie gebonden gedogen (uitsterfconstructie). Daarnaast bestaat ook nog een specifieke vorm van gedogen; de gedoogplicht. Een gedoogplicht verplicht de eigenaar of rechthebbende van grond om de aanleg en instandhouding van een werk van algemeen belang te gedogen. Het bekendste voorbeeld is de aanleg van kabels en leidingen, maar gedoogplichten kunnen ook worden gebruikt voor werken boven de grond, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsmasten en windturbines. In de huidige wetgeving zijn gedoogplichten her en der geregeld in verschillende afzonderlijke wetten. In de Omgevingswet worden (nagenoeg) alle verschillende regelingen voor gedoogplichten in één hoofdstuk gebundeld (hoofdstuk 10 Ow).

Bijlage 4 Wkb beleid

Doel Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Op 1 januari 2024 is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) inwerking getreden. Tegelijk en in samenhang met de Omgevingswet. De wet heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren door inschakeling van kwaliteitsborgers. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid (zgn. private prikkel). Deze wettelijke regeling is een drukmiddel om de aannemer (het bouwbedrijf) een nieuwbouwwoning punctueel op te laten leveren. Het betekent dat 5% (de helft van de laatste bouwtermijn) van de te betalen aanneemsom geblokkeerd wordt zolang de oplevering niet geheel akkoord is.

De focus komt te liggen op het eindresultaat, niet op het bouwplan. De wet gaat tegelijk met de Omgevingswet in, en verandert de inzet en taken van onze kcc (klant contact centrum)-medewerkers, vergunningverleners, toezichthouders en handhavers.

Onder deze wet zullen kwaliteitsborgers zorgdragen voor het voldoen aan de bouwtechnische regels. Deze taken vervallen bij gemeenten die overigens wel het bevoegd gezag blijven houden. De vergunningplicht voor de technische toets verdwijnt en ook de legesopbrengsten hiervoor. Tegelijkertijd wijzigen bepaalde wettelijke taken en krijgen gemeenten er extra wettelijke taken bij, zoals registratie en beoordeling van de Wkb-meldingen. Hieronder vallen onder andere bouwmeldingen, gereed meldingen en informatieverstrekking van de start en einde van bouwwerkzaamheden.

Met de komst van de Omgevingswet wordt bouwen in een technisch en ruimtelijk deel gescheiden. Dat levert 2 activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Deze scheiding noemen we 'de knip'.

Gefaseerde invoering van de wet

De nieuwe wet wordt niet meteen voor alle bouwwerken ingevoerd, maar gaat als eerste gelden voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1. Dit zijn bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Verbouwactiviteiten zijn hierop nog niet van toepassing. Deze activiteiten volgen naar verwachting in 2025.

Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie volgen later (al dan niet gelijktijdig) de bouwwerken in hogere risicoklassen. Dit zijn bijvoorbeeld bibliotheken en onderwijsgebouwen (gevolgklasse 2) en voetbalstadions en ziekenhuizen (gevolgklasse 3). Hierdoor kunnen bouwbedrijven en gemeenten stap voor stap ervaring opdoen met het nieuwe toezicht in de bouw.

Voor vergunningplichtige bouwwerken die niet onder gevolgklasse 1 vallen, geldt de komende jaren nog dat net als nu een vergunning voor een technische bouwactiviteit bij de gemeente moet worden aangevraagd. Bij deze aanvragen ligt ook het toezicht op de uitvoering nog bij de gemeente zelf.

Soms is er ook sprake van vergunningvrije of meldingsplichtige bouwactiviteiten. In deze bijlage gaan we alleen in op de meldingsplichtige activiteiten die onder de Wkb vallen, zie figuur hieronder.

afbeelding binnen de regeling

Rol en werkproces van de gemeente vs. kwaliteitsborger bij gevolgklasse 1 bouwwerken

Voor het bouwtechnische deel van bouwactiviteiten krijgt de initiatiefnemer een meldplicht. Hiervoor kunnen geen leges voor worden geheven.

De gemeente maakt specifieke lokale omstandigheden vooraf bekend aan de kwaliteitsborger, door deze te publiceren op de website en/of deze in een vooroverleg aan te geven. Zo kan de initiatiefnemer bij het doen van de melding een passende risicobeoordeling en een borgingsplan aanleveren bij de gemeente, uiterlijk 4 weken voor start van de bouw.

In onze gemeente hebben we de volgende lijst met locatie specifieke omstandigheden vastgesteld (versie d.d. 22-12-2023):

  • Slappe en/of onregelmatige bodemopbouw. Aandachtgebied met betrekking tot funderingen, sonderingen en rioleringen.

  • Resten van funderingen of andere materialen in de bodem die mogelijk van invloed kunnen zijn op funderingswijze.

  • Specifieke funderingsconstructies van belendingen die van invloed zijn op de fundering van een te bouwen bouwwerk.

Indien nodig wordt deze lijst wordt geüpdatet en gepubliceerd op onze website. Wij wijzen de initiatiefnemer erop dat ze voor de start van het bouwproject de meest recente lijst met de private kwaliteitsborger dienen te delen.

De gemeente controleert op volledigheid van de aangeleverde stukken, maar niet op inhoud. Dit voert eenheid Vergunningverlening uit waarbij voor de lokale omstandigheid input wordt gevraagd bij de toezichthouder. De inhoudelijke beoordeling van het bouwplan, het in kaart brengen van de risico’s én de controle tijdens de bouw is nu juist de taak van de kwaliteitsborger. De gemeente blijft het bevoegd gezag, en beoordeelt de melding bouwactiviteit en ook of de melding terecht is gedaan. Hiervoor is een checklist opgesteld. De vergunningverleners voeren dit uit.

Als het bouwwerk technisch klaar (werk is dan nog niet volledig opgeleverd) is, moet de initiatiefnemer een gereedmelding doen bij de gemeente (uiterlijk 2 weken voor ingebruikname). In deze melding moet een verklaring van de kwaliteitsborger zijn opgenomen met de mededeling dat hij/zij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft dat het bouwwerk voldoet aan het Besluit bouwwerken leefomgeving. Hier controleert de toezichthouders slechts op volledigheid van de melding en de kwaliteit van de stukken.

afbeelding binnen de regeling

1. Gewenste situatie

We spreken van een gewenste situatie als we zien dat de bouw (4 weken voor start bouw)- en gereedmelding (2 weken voor ingebruikname) op tijd en volledig is gedaan en de juiste stukken goed aangeleverd en compleet zijn (archiefwaardig zijn). De vergunningverlener controleert of de kwaliteitsborger geregistreerd is met een toegestaan instrument. We kunnen zien dat er rekening is gehouden met eventuele bijzondere lokale omstandigheden die vooraf zijn benoemd en de gekozen gevolgklasse juist is. In het dossier zijn alle stukken aanwezig, inclusief de verklaring van de kwaliteitsborger dat alles voldoet aan de wettelijke eisen. Aan de hand van de stukken is geen verdere aanleiding om te denken dat er iets mis is. We kunnen het oneens zijn met de inhoudelijke keuzes van de kwaliteitsborger, maar daar gaan we niet (meer) over. De volledigheid van de meldingen bevestigen we altijd in een brief aan de initiatiefnemer.

In deze situatie voert de gemeente geen toezicht- of handhavingstaken uit. We doen geen inhoudelijke beoordeling van de aangeleverde informatie. We vragen geen extra informatie op en gaan niet de bouwplaats op. Het kan voorkomen dat gaandeweg het proces toch blijkt dat er zaken scheef (dreigen te) lopen. Dan is er altijd de mogelijkheid om alsnog inhoudelijk mee te kijken en locatiebezoeken uit te voeren.

Een inhoudelijke beoordeling van de risicoanalyse volgt wel in de volgende gevallen

Het gaat om specifieke risico’s waar een gemeente van op de hoogte is en een initiatiefnemer of kwaliteitsborger mogelijk niet. De kwaliteitsborger zal in dat geval de specifieke risico’s bij de beoordeling van het bouwplan moeten betrekken. Er zal in dat geval in de risicobeoordeling en het borgingsplan ingegaan moeten worden op die risico’s. Vergunningverleners nemen dit mee in de beoordeling.

Overzicht taken:

 

Vergunningverlening:

Toetsing Bouwmelding/Toetsing (bijzondere) Lokale Omstandigheden

Uitgaande brief alles in orde

Toezicht:

Toetsing Gereedmelding

Informatieplicht start bouw

Uitgaande brief alles in orde

Geen brief

2. Ongewenste situatie

We spreken van een ongewenste situatie als één of meer van onderstaande omstandigheden plaatsvindt. Per situatie lichten we direct toe hoe we daar vervolgens mee omgaan.

Fase 1 Bouwmelding & start bouwwerkzaamheden

Mogelijke overtredingen/tekortkomingen:

Begonnen met bouwen zonder bouwmelding

Wanneer de toezichthouders constateren dat er bouwactiviteiten plaatsvinden zonder bouwmelding of dat er geen kwaliteitsborger is aangesteld dan leggen we de bouwwerkzaamheden per direct stil (stil leggen van de bouw).

De constatering wordt gedaan door de toezichthouder en hij zorgt ook voor de mondelinge stillegging van de bouw. De jurist legt het verzoek tot stillegging van de bouwwerkzaamheden schriftelijk vast. Hierbij kan een last onder dwangsom worden opgelegd.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren en opleggen mondelinge stillegging van de bouwwerkzaamheden

Handhaven: brief bouwstillegging en mogelijk opleggen last onder dwangsom

Bouwmelding is niet volledig

Als de bouwmelding onvolledig is, dan is de melding officieel niet gedaan. Dit is ook het geval als de bijzondere lokale omstandigheden niet zijn meegenomen. De vergunning stuurt dan een brief ‘Melding niet gedaan’.

Hierin geven we aan wat er precies mist, met het verzoek om een complete nieuwe melding te doen (enkel de missende stukken nasturen volstaat niet).

Taken:

Vergunningverlening: brief melding niet gedaan versturen

Begonnen met bouwen in afwijking van gedane bouwmelding

De opdrachtgever dient het bevoegd gezag te informeren wanneer er wijzigingen optreden ten opzichte van de ingediende melding. Als blijkt dat er in afwijking van de ingediende melding wordt gehandeld dient er een nieuwe melding te worden ingediend. De bouwwerkzaamheden dienen te worden stilgelegd.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren en brief uitdoen nieuwe bouwmelding noodzakelijk en mondeling stilleggen bouw

Handhaven: brief stillegging van de bouwwerkzaamheden en mogelijke opleggen last onder dwangsom

Begonnen met bouwen binnen 4 weken vanaf de bouwmelding

Stilleggen tot er een beoordeling van de bouwmelding is. Indien de bouwmelding akkoord is kan er gestart worden met de bouw. Indien de bouwmelding niet akkoord is blijft de bouw stilliggen. Er dient een nieuwe bouwmelding te worden aangeleverd.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren, mondeling stilleggen bouw.

Handhaven: brief stillegging van de bouwwerkzaamheden en mogelijke opleggen last onder dwangsom

Begonnen met bouwen na het vervallen van de bouwmelding na 12 maanden

Een bouwmelding is maximaal een jaar geldig. Is binnen een jaar na de datum van de melding niet met de bouw gestart dan moet een nieuwe melding worden gedaan. Het bouwplan moet dan mogelijk eerst worden aangepast aan de wijzigingen in de bouwregels die sinds de eerste melding zijn doorgevoerd.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren, brief uitdoen nieuwe bouwmelding noodzakelijk.

Fase 2 Tijdens de bouwwerkzaamheden

Mogelijke overtredingen/tekortkomingen:

Niet voldaan aan informatieplicht begin bouwwerkzaamheden (2 dagen voor starten bouwwerkzaamheden)

Na het verlenen van de omgevingsvergunning wordt gevraagd om de start van de bouwwerkzaamheden te melden. Dit wordt in de praktijk zeer weinig gedaan en hier wordt ook niet op toegezien door onze toezichthouders. We zien hier geen rol weg gelegd voor het bevoegd gezag.

Taken:

Toezicht: geen actie

Handhaven: geen actie

Signaal van de kwaliteitsborger aan het bevoegd gezag m.b.t. bouwtechnische zaken

Via het omgevingsloket informeert de kwaliteitsborger de gemeente wanneer dat er sprake is van een strijdigheid die aan het verstrekken van een verklaring in de weg staat. Voor overtredingen ten aanzien van de veiligheid, gezondheid en duurzaamheid wordt in principe een last onder dwangsom opgelegd.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren en mondeling stilleggen bouw

Handhaven: brief stillegging van de bouwwerkzaamheden en opleggen last onder dwangsom

Fase 3 Gereedmelding & ingebruikname

Mogelijke overtredingen/tekortkomingen:

Gereedmelding is onvolledig, verklaring kwaliteitsborger ontbreekt

Als de gereedmelding onvolledig is, dan is de gereedmelding officieel niet gedaan. Dit is ook het geval als de bijzondere lokale omstandigheden niet zijn meegenomen. Toezicht stuurt dan een brief ‘Melding niet gedaan’. Hierin geven we aan wat er precies mist, met het verzoek om een complete nieuwe melding te doen (enkel de missende stukken nasturen volstaat niet).

Indien de situatie zo is dat het bouwwerk al voltooid is en de verklaring van de kwaliteitsborger ontbreekt dan volgt een verbod op ingebruikname. Het is aan de opdrachtgever om aan te tonen dat de bouwactiviteit aan de regels voldoet. Hiervoor dient de opdrachtgever een kwaliteitsborger in te schakelen.

Taken:

Toezicht: controle uitvoeren en brief uitdoen nieuwe gereedmelding noodzakelijk en mondeling verbod op ingebruikname

Handhaven: brief verbod op ingebruikname en mogelijke opleggen last onder dwangsom

Mogelijkheid tot voorwaardelijke voltooiingsverklaring

Een reden om te besluiten níet te handhaven kan zijn, omdat de gemeente handhaven disproportioneel vindt gezien de grootte van het onherstelbare feit (bij geringe overtredingen). We laten de eigenaar dan weten dat het pand niet voldoet aan alle eisen vanuit de wet, maar dat we het zijn/haar verantwoordelijkheid laten hoe hier mee om te gaan. We kunnen de melding niet accepteren en formeel is het pand niet gereed (verklaring kwaliteitsborger ontbreekt) en de situatie kan niet alsnog worden opgelost.

Een dergelijk besluit (op te stellen door de jurist) nemen we als gemeente dan ook heel bewust en niet zomaar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij kleine afwijkingen van het Bbl waarbij geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid is en we het vertrouwen hebben dat dit alsnog wordt hersteld.

Taken:

Handhaven: brief gedoogverklaring

We moeten in de praktijkervaring gaan opdoen over wanneer afwijkingen ontoelaatbaar zijn en ingebruikname niet wordt toegestaan. Er zal soms sprake zijn van grijs gebied wat wij van geval tot geval beoordelen. Hierbij moeten we goed vastleggen hoe we de situatie hebben afgehandeld. Met als doel vergelijkbaar en navolgbaar handelen in vergelijkbare situaties.

Overgangsjaren: monitoren en evalueren

De wet is voor iedereen nieuw en het maken van fouten is onvermijdelijk. Het is belangrijk om de eerste twee jaren nadat de Wkb inwerking is getreden, gevoel te krijgen bij wat er speelt in de praktijk. Bij welk type projecten/objecten vinden incidenten plaats. Welke jurisprudentie ontstaat er en heeft dit gevolgen voor onze werkwijze? Welke omvang krijgt het toezicht en de handhaving na de overgangsjaren?

Twee jaar na inwerkingtreding van de Wkb gaan wij dit evalueren.

Algemeen toezicht

Door de knip (technische bouwactiviteit en omgevingsplanactiviteit) kunnen er situaties ontstaan waarbij er een vergunning is aangevraagd voor de omgevingsplanactiviteit (OPA), maar de melding bouw (Wkb) achterwege blijft. Om grip te houden op illegale bouwactiviteiten is het goed om in het overgangsjaar capaciteit vrij te houden voor het uitvoeren van algemeen toezicht in het veld waarbij we bovengenoemde situatie (wel OPA, maar geen bouwmelding) in een vroeg stadium signaleren. In hiervoor genoemde gevallen doet de vergunningverlener melding bij de toezichters. Waarbij de toezichter hierop controleert.

Bouwwerken in gevolgklasse 2 & 3 en verbouw

De verbouw valt nog niet onder de Wkb. Op een later moment wordt een besluit genomen of de verbouwactiviteiten per 1 juli 2025 onder gevolgklasse 1 gaan vallen.

Voor de bouwwerken die in gevolgklassen 2 en 3 vallen verandert er voorlopig niets. De gemeente blijft het bevoegd gezag en is verantwoordelijk voor het technisch toetsen en houden van toezicht in het kader van de Omgevingswet. Hierbij blijven we toetsen zoals wij nu ook al doen.

Bijlage 5 Regionale samenwerkingsafspraken

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

De afkorting staat voor ‘Damen BouwCentrum’, het bedrijf waar de ontwikkelaars van het model werkten bij het maken ervan. Damen BouwCentrum is inmiddels overgenomen. Het model is ontwikkeld voor het Ministerie van Justitie en is voor iedereen vrij beschikbaar.