Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2025

1 Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

o niet speciaal bedoeld is voor personen met een beperking;

o daadwerkelijk beschikbaar is;

o een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is;

o financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

b. algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

c. budgetplan: een plan waarin de cliënt motiveert waarom hij kiest voor een pgb, laat zien hoe het pgb wordt besteed en hoe dit een bijdrage levert aan de te bereiken doelen uit het ondersteuningsplan.

d. cliëntondersteuning: informatie, advies en kortdurende hulp door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Deze ondersteuning draagt bij aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, welzijn, wonen, werk en inkomen.

e. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude.

f. formele ondersteuning: ondersteuning die verricht wordt door een professional.

g. gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen.

h. informele ondersteuning: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en niet voldoet aan alle hieraan gestelde kwaliteitseisen, of voldoet aan alle hieraan gestelde kwaliteitseisen, maar tot de eerste- of tweedegraads familie van de cliënt behoort.

i. in natura verstrekte voorziening: de voorziening wordt direct aan de cliënt geleverd, in plaats van in de vorm van een financiële vergoeding. De gemeente heeft hierover afspraken gemaakt met gecontracteerde organisaties en leveranciers. De gemeente regelt de administratie.

j. maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, ten behoeve van:

o zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, en ook hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

o participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, en ook hulpmiddelen en andere maatregelen;

o beschermd wonen en opvang.

k. nadere regels: Besluit Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Renswoude, zoals die door het college is vastgesteld.

l. persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

m. professional: rechtspersoon of natuurlijk persoon die zorg verleent en voldoet aan de hieraan gestelde kwaliteitseisen, met uitzondering van eerste- en tweedegraads familieleden.

n. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

o. wettelijk voorliggende voorziening: Een voorziening die op basis van een wettelijke bepaling is vastgesteld, anders dan die voortvloeit uit de wet, en waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk kan worden behaald.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

3. Indien en voor zover er in de verordening wordt gesproken over aanbieder, betreft dit eveneens de aanbieder die niet in contractuele relatie staat met de gemeente.

Artikel 2 Doelgroep van de verordening

Deze verordening richt zich op personen die:

a. hun woonplaats in de gemeente Renswoude hebben en;

b. die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben;

c. al dan niet woonachtig zijn in Renswoude en als mantelzorger substantiële ondersteuning verlenen aan een inwoner van de gemeente Renswoude.

Hoofdstuk : Melding en onderzoek

Artikel 3 Melding ondersteuningsvraag

1. Een ondersteuningsvraag kan door of namens een cliënt worden gemeld bij het college. Dit kan schriftelijk, telefonisch of digitaal.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in de wet (Wmo 2015, artikel 2.3.3) verstrekt het college na de melding zo spoedig mogelijk een tijdelijke maatwerkvoorziening, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 6.

4. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

1. Het college zorgt ervoor dat cliënten een beroep kunnen doen op gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

2. Het college wijst degene die een melding indient op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 5 Persoonlijk plan

1. Binnen zeven dagen na de melding, kan een cliënt of zijn vertegenwoordiger een persoonlijk plan overhandigen aan het college. Als er een persoonlijk plan is ingediend, betrekt het college deze bij het onderzoek.

2. In een persoonlijk plan beschrijft de cliënt zijn persoonlijke situatie, zijn ondersteuningsvraag en welke eventuele ondersteuning daarbij zou passen.

3. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 6 Onderzoek

1. Het college onderzoekt de melding zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding. Hiervoor verzamelt het college alle toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie die voor het onderzoek van belang zijn.

2. De cliënt of zijn vertegenwoordiger verschaft het college alle gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, rekening houdend met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

3. Bij het onderzoek, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Beschikt de cliënt niet over een geldig identificatiedocument, dan kan deze gedurende het onderzoek aangevraagd worden door de cliënt. De identiteit van de cliënt dient vastgesteld te zijn, voordat een maatwerkvoorziening verleend kan worden.

4. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Indien nodig, kunnen dit ook meerdere gesprekken zijn. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk met zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen, en desgewenst de onafhankelijke cliëntondersteuner.

5. Als de cliënt voldoende bekend is bij het college (de genoemde gegevens uit lid 1, 2 en 3 zijn bekend), kan het college afzien van de identificatieplicht. Hierover kan het college nadere regels stellen.

Artikel 7 Het gesprek

1. De volgende onderwerpen vormen de basis van het gesprek:

a. de ondersteuningsvraag, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht, met mantelzorg, met gebruikelijke hulp, of hulp van andere personen uit het sociale netwerk de zelfredzaamheid of de participatie te handhaven of te verbeteren;

d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of een algemeen gebruikelijke voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie;

f. de mogelijkheden om samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

g. de wijze waarop de zelfredzaamheid en participatie, al dan niet door middel van het verstrekken van een maatwerkvoorziening, kan worden versterkt.

2. In het gesprek wordt informatie gegeven over een eventuele eigen bijdrage in de kosten.

3. Tijdens het gesprek wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb. Hierbij wordt de cliënt ook ingelicht over bijbehorende verplichtingen en gevolgen van deze keuze.

4. Het college informeert de cliënt of zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure.

5. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel

Artikel 8 Advisering

Het college kan een deskundige en onafhankelijke adviesinstantie om advies vragen, als het onderzoek of de beoordeling van een melding of aanvraag dit vereist. Het college betrekt de cliënt of zijn vertegenwoordiger bij de adviesaanvraag en informeert over de uitkomsten daarvan.

Artikel 9 Verslag

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

2. Na het onderzoek verstrekt het college het verslag met de uitkomsten van het onderzoek aan de cliënt of zijn vertegenwoordiger. Het verslag wordt verstuurd binnen de in de wet (Wmo 2015) gestelde termijn van 6 weken na melding.

3. Schriftelijke opmerkingen of aanvullingen van de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voegt het college toe aan het verslag.

4. De cliënt of zijn vertegenwoordiger tekent het verslag voor akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan het college.

5. Als de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet akkoord is met het verslag, kan hij het ondersteuningsplan tekenen voor gezien en daarbij aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening

Artikel 10 Aanvraag van een maatwerkvoorziening

1. Een cliënt of zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college, door middel van het ondertekende verslag.

2. Een aanvraag kan pas worden ingediend, nadat het onderzoek is uitgevoerd. Als het onderzoek niet binnen 6 weken na ontvangst van de melding is afgerond, kan de melder besluiten om een aanvraag in te dienen. In dat geval worden zowel de melding, als het eventueel ingediende persoonlijke plan, beschouwd als de aanvraag.

3. Het college neemt binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 2 weken een besluit op de aanvraag.

Artikel 11 Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening

1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als:

a. de cliënt deze beperkingen naar oordeel van het college niet op andere wijze kan verminderen of wegnemen;

b. de maatwerkvoorziening een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

4. De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

5. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 12 Vervanging van een bestaande maatwerkvoorziening

1. Een maatwerkvoorziening ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt alleen verstrekt, als:

a. de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven;

b. de cliënt nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een maatwerkvoorziening;

c. de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

2. Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 1c als de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

Artikel 13 Maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen, beschermd thuis en maatschappelijke opvang.

1. Het college verstrekt de voorziening beschermd wonen en beschermd thuis overeenkomstig het geldende beleid van centrumgemeente Ede voor beschermd wonen en beschermd thuis.

2. Het college verstrekt de voorziening maatschappelijke opvang overeenkomstig het geldende beleid van de centrumgemeente Ede voor maatschappelijke opvang.

3. De gemeente mandateert de beoordeling en toewijzing van beschermd wonen, beschermd thuis en maatschappelijke opvang aan de centrumgemeente Ede. Cliënten kunnen zich melden bij centrumgemeente Ede en bij het Dorpsteam van de gemeente Renswoude.

Artikel 14 Maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening

1. In aanvulling op artikel 11 komt een cliënt alleen in aanmerking voor een woonvoorziening als:

a. de beperkingen niet voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

b. de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

c. de woonruimten geschikt zijn voor permanente bewoning;

d. het niet om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan een traplift, automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

e. de noodzaak niet het gevolg is van een verhuizing, waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

f. de cliënt is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning en daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

g. de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie alleen met noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

2. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 15 Maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuisvoorziening

1. Als de cliënt is aangewezen op één of meerdere woonvoorziening(en) waarbij het totaalbedrag hoger is dan € 10.000, beoordeelt het college eerst de mogelijkheid van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning. Hierbij houdt het college rekening met de individuele omstandigheden van de cliënt.

2. Bij toepassing van het primaat van verhuizen, geeft het college een verhuisverklaring af en kan het college daarnaast een tegemoetkoming in de verhuiskosten van maximaal €3.250,- verstrekken.

3. Het college geeft alleen een verhuisverklaring af voor een (beoogde) verhuizing binnen de gemeente Renswoude.

4. Het college kan nadere regels opstellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 16 Maatwerkvoorziening vervoersvoorziening Valleihopper

1. Het gebruik van de collectieve vervoersvoorziening Valleihopper is voorliggend aan andere individuele vervoersvoorzieningen, zolang dit naar oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

2. In aanvulling op artikel 11, komt een cliënt alleen in aanmerking voor een kortingspas voor de Valleihopper als de vervoersvraag is gericht op sociale en recreatieve doeleinden.

3. De cliënt met een kortingspas voor de Valleihopper kan standaard maximaal 2.500 kilometer met het collectief vervoer reizen per jaar, of evenredig berekend naar het aantal maanden. Op basis van onderzoek kan het maximaal aantal kilometers opgehoogd worden door het college, mits de geldende contracten van de Valleihopper hiervoor ruimte bieden.

4. Pashouders kunnen tegen het kortingstarief reizen in een gebied van 25 kilometer rondom het woonadres op basis van de kortste route naar een bestemming.

5. Als op medische indicatie begeleiding van de cliënt tijdens het gebruik van het collectief vervoer noodzakelijk is, is de rit voor de begeleider gratis.

6. Als op sociale indicatie begeleiding van de cliënt tijdens en na het gebruik van het collectief vervoer nodig is, dan betaalt de cliënt behalve voor zichzelf ook voor de begeleider het tarief zoals bedoeld in artikel 22 lid 6.

7. Het college kan nadere regels opstellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 17 Algemene weigeringsgronden maatwerkvoorziening

1. Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als:

a. een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt in aanmerking komt voor een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, maar weigert mee te werken aan een besluit hierover;

b. de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;

c. de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen de beperkingen in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;

d. het een voorziening betreft die de cliënt vóór de datum van het besluit, zoals genoemd in de beschikking, heeft gerealiseerd of geaccepteerd. Uitzondering hierop is als het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

e. deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

f. de cliënt onvoldoende meewerkt aan het (medische) onderzoek dat nodig is om een zorgvuldig besluit te nemen;

g. de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

h. deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om diensten zoals hulp bij het huishouden of begeleiding;

Artikel 18 Beschikking

1. Het college legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.

2. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven:

a. of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

b. als de verstrekking afwijkt van wat is aangevraagd, wat de reden is van afwijking;

c. voor zover van toepassing: welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

d. of een te betalen bijdrage in de kosten verschuldigd is.

e. hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

b. het beoogde resultaat van de maatwerkvoorziening;

c. de ingangsdatum van de voorziening;

d. de intensiteit en duur van de voorziening;

e. of de voorziening in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt.

4. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

a. aan welk doel het pgb moet worden besteed;

b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is bepaald;

d. de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

e. welke voorwaarden of verplichtingen aan het pgb verbonden zijn;

f. hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 19 Regels voor pgb

1. Als de cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel voor een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de voorwaarden van de wet (Wmo 2015, artikel 2.3.6. lid 2), deze verordening en aan de criteria volgens de nadere regels. Als de cliënt aan deze voorwaarden voldoet, kan een pgb worden verstrekt.

2. De cliënt of zijn vertegenwoordiger dient een budgetplan in bij het college, wanneer hij aanspraak wil maken op een pgb. Het budgetplan voldoet aan de eisen die gesteld worden in de nadere regels. Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2025 8

3. Als de cliënt het pgb wenst in te zetten voor informele ondersteuning, zijn hier aanvullende voorwaarden aan verbonden:

a. de cliënt of zijn vertegenwoordiger motiveert waarom dit tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt, dan wanneer er formele ondersteuning wordt ingezet;

b. de persoon die informele ondersteuning levert, mag niet het budget van de cliënt beheren. Tenzij het college hiervoor toestemming geeft, vanwege bijzondere omstandigheden;

c. Er mag geen druk zijn uitgeoefend op de cliënt of zijn vertegenwoordiger om de ondersteuning uit te laten voeren door een niet-professional;

d. de ondersteuning moet gebruikelijke hulp overstijgen;

e. Indien van toepassing: het advies van een onafhankelijke en deskundige derde die toetst of de inzet van informele ondersteuning verantwoord is, wordt meegenomen in de beoordeling.

4. Bij voorzieningen in de vorm van hulpmiddelen of woningaanpassingen is de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt gelijk aan de afschrijvingstermijn van de vergelijkbare in natura verstrekte voorzieningen.

5. Het pgb wordt uitsluitend besteed volgens het budgetplan en de beschikking.

6. Het pgb mag niet besteed worden aan:

a. kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

b. kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

c. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

d. kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

7. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

8. Een pgb dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden ingezet, voor het doel waarvoor het is verstrekt. Als het pgb niet binnen deze periode wordt aangewend, kan het college de toekenning intrekken.

9. Het college kan een pgb weigeren of terugvorderen, als blijkt dat:

a. er eerder een pgb is verleend op grond van deze verordening, dan wel de hieraan voorafgaande verordening(en), en de cliënt zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen behorende bij het pgb;

b. naar oordeel van het college uit het budgetplan onvoldoende blijkt dat de voorziening adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord is;

c. in het geval van ondersteuning door een persoon uit het sociaal netwerk, naar oordeel van het college onvoldoende blijkt dat de ondersteuning tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt, dan door de inzet van een professionele dienstverlener;

d. naar oordeel van het college, de cliënt of diegene die de cliënt hierbij ondersteunt onvoldoende in staat wordt geacht om het pgb te beheren en hier op een verantwoorde manier mee om te gaan;

e. de cliënt niet voldoet aan de overige aan het pgb verbonden voorwaarden.

10. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 20 Onderscheid formele en informele ondersteuning

1. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele ondersteuning.

2. Van formele ondersteuning is sprake als de hulp wordt verleend door onderstaande personen, met uitzondering van eerste- of tweedegraads familieleden van de cliënt:

a. personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (volgens artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

b. personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (volgens artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

3. Informele ondersteuning is:

a. hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

b. hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot de eerste- of tweedegraads familie van de cliënt behoren.

Artikel 21 Hoogte pgb

1. De hoogte van een pgb voor diensten in de vorm van formele ondersteuning, bedraagt niet meer dan 90% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

2. In afwijking op lid 1, kan het tarief in een individueel geval aangepast worden naar 100% van de kostprijs van de voorziening in natura, als blijkt dat het bedrag onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen. Het tarief wordt zodanig aangepast zodat de hulp bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

3. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantietoeslag en tegenwaarde van de verlofuren.

4. De hoogte van een pgb voor een hulpmiddel, woningaanpassing, vervoersvoorziening of andere zaak wordt vastgesteld op maximaal de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt.

5. Bij de hoogte van het pgb wordt zo nodig rekening gehouden met onderhoudskosten. De vergoeding voor onderhoud is maximaal gelijk aan de kosten die de gemeente hiervoor betaalt, wanneer deze voorziening in natura te verkrijgen is.

6. Als voor een bepaalde voorziening geen adequate voorziening in natura is ingekocht, wordt ter bepaling van de hoogte van de kostprijs één of meerdere offertes opgevraagd.

7. De hoogte van het pgb wordt bij toekenning en eventuele verlenging van de maatwerkvoorziening bepaald conform de op dat moment door het college vastgestelde tarieven en geldt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening.

8. De cliënt kan een hulpmiddel, woningaanpassing of dienst kopen of inhuren waarvan de kostprijs boven het vastgestelde pgb-tarief uitkomt, maar betaalt in dat geval de meerkosten zelf.

9. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Hoofdstuk 5 Bijdrage in kosten

Artikel 22 Eigen bijdrage

1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

2. In afwijking van het eerste lid, betaalt de cliënt geen eigen bijdrage voor de volgende voorzieningen:

a. rolstoelen;

b. maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen tot 18 jaar, met uitzondering van woningaanpassingen;

c. huishoudelijke ondersteuning in het hospice;

d. sportvoorzieningen;

e. woningaanpassing in gemeenschappelijke ruimten;

f. financiële tegemoetkomingen als maatwerkvoorziening, zoals de verhuisvergoeding.

3. De eigen bijdrage overstijgt niet de kostprijs van de voorziening. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

4. De hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen bedraagt het landelijk vastgestelde tarief per maand, tenzij overeenkomstig de wet (Wmo 2015) of deze verordening geen bijdrage is verschuldigd.

5. Als een eigen bijdrage van toepassing is, wordt deze door het CAK geïnd.

6. Voor het reizen met de Valleihopper met een kortingspas betaalt de cliënt een bijdrage. De cliënt betaalt:

a. een tarief per rit. Het college stelt in de nadere regels de hoogte van dit tarief vast. Dit bedraagt maximaal het tarief, zoals dit geldt voor het reizen met het regulier openbaar vervoer;

b. aanschafkosten voor de kortingspas. Deze kosten zijn vergelijkbaar met de aanschafkosten van een OV-chipkaart. Het college stelt in de nadere regels de hoogte van de aanschafkosten vast;

c. geen landelijk vastgesteld tarief per maand, in afwijking van lid 2, lid 4 en de wet (Wmo 2015, artikel 2.1.4a vierde lid).

7. Als een maatwerkvoorziening of pgb wordt verstrekt voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, of degene die het gezag uitoefent over een cliënt.

8. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Hoofdstuk 6 Rechten en plichten

Artikel 23 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s

1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. De cliënt stelt het college op de hoogte van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een maatwerkvoorziening.

3. Het college kan een beslissing herzien of intrekken, als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

c. de cliënt is verhuisd naar een andere gemeente, is overleden of er andere wijzigingen in de noodzaak voor de maatwerkvoorziening hebben plaatsgevonden;

d. de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

e. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden;

f. de cliënt de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

4. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

5. Het college kan toezicht uitoefenen op een zorgvuldig en doelmatig gebruik van een hulpmiddel of woningaanpassing. De cliënt geeft met het ondertekenen van een gebruikersovereenkomst toestemming om, zo nodig, deze inspectie bij de cliënt aan huis te laten plaatsvinden.

6. Als het college bij het toezicht op grond van lid 5 constateert dat er onzorgvuldig omgegaan wordt met de voorziening en hierdoor schade is ontstaan, kunnen eventuele reparatiekosten in rekening gebracht worden bij de cliënt of kan de maatwerkvoorziening ingenomen worden.

7. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

8. Het college kan in de uitoefening van zijn centrale rol gehouden zijn om een voorziening te treffen waarvoor een derde voor de kosten aansprakelijk kan zijn. Het college neemt regres op die aansprakelijke derde op grond van de wet (Wmo 2015, artikel 2.4.3).

9. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 24 Opschorting betaling uit het pgb

1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor maximaal 13 weken geheel of gedeeltelijk op te schorten, als er ernstig vermoedens zijn dat de cliënt het pgb anders ten onrechte zal inzetten.

2. Als de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, kan het college de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

3. Het college stelt de cliënt of zijn vertegenwoordiger schriftelijk op de hoogte van een verzoek op grond van lid 1 en 2.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en veiligheid

Artikel 25 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders en zorgverleners die formele ondersteuning leveren, zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

a. voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

b. voorzieningen af te stemmen op andere vormen van (formele en informele) zorg en ondersteuning;

c. inzet van de juiste deskundigheid;

d. ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

e. er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

2. Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door o.a. periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

3. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 26 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening direct aan de toezichthoudend ambtenaar.

3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

4. Aanbieders houden zich aan de geldende wetgeving.

Artikel 27 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in de wet (Wmo 2015, artikel 2.6.4) en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst, stelt het college vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan overeenkomst met een derde, en de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a. volgens de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in de wet (Wmo 2015, artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c); en

b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in de wet (Wmo 2015, artikel 2.6.5 lid 2), tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven, in ieder geval rekening met de volgende kostprijselementen:

a. de kosten van de beroepskracht;

b. redelijke overheadkosten;

c. kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

d. reis- en opleidingskosten;

e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f. overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Hoofdstuk 8 Waardering mantelzorgers, klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 28 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen aanspraak maken op de jaarlijkse blijk van waardering. Het college legt in de nadere regels vast waaruit de mantelzorgwaardering bestaat.

Artikel 29 Klachtregeling

1. Alle aanbieders van maatwerkvoorzieningen dienen te beschikken over een effectieve en laagdrempelige klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van cliënten, volgens de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). Aanbieders dienen de klachtenregeling onder de aandacht te brengen bij hun cliënten.

2. Het college handelt klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening, af conform de Klachtenregeling gemeente Renswoude.

3. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van dit artikel.

Artikel 30 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënt. Daarmee hebben cliënten de mogelijkheid tot inspraak op het beleid en voorgenomen besluiten binnen de organisatie die van belang zijn voor de cliënt.

2. Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 31 Betrekken van inwoners bij het beleid

1. Het college betrekt inwoners, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning.

2. Het college stelt inwoners in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4. De Adviesraad Sociaal Domein gemeente Renswoude wordt gezien als belangenbehartiger van inwoners die een beroep doen op maatschappelijke ondersteuning.

5. Het college kan nadere regels opstellen ter uitvoering van lid 2 en 3.

Artikel 32 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college brengt voor het eerst verslag uit aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en effecten van de verordening in de praktijk, 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening.

Hoofdstuk 9 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 33 Nadere regels en hardheidsclausule

1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

2. Het college stelt nadere regels over de uitvoering van deze verordening.

3. Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening, als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt aangedaan.

Artikel 34 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

1. De Verordening Wmo Renswoude 2015 2019 wordt ingetrokken per 1 januari 2025.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2015-2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2015-2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld conform de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2025.

4. Een beslissing op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2015-2019, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

5. Van lid 4 kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 35 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Renswoude 2025.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 10 december 2024.

Ondertekening

Namens deze,

Dhr. M.H.T. Jansen

Griffier

mevrouw P. Doornenbal- van der Vlist

Burgemeester