Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting gemeente Landsmeer 2025

Geldend van 03-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting gemeente Landsmeer 2025

De raad van de gemeente Landsmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2024;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting gemeente Landsmeer 2025.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    jaar: een kalenderjaar;

  • 2.

    maand: een kalendermaand;

  • 3.

    week: een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

  • 4.

    dag: een periode van vierentwintig uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • 5.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of gemeentewater mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de op de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij horende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van een voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond , degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

    • a.

      voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

    • b.

      voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

    • c.

      brievenbussen;

    • d.

      wegwijzers en verkeeraanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en andere overeenkomstige instellingen;

    • e.

      naambordjes en naamplaten, niet meer vermeldend dan de naam van de bewoner en het beroep of bedrijf, aangebracht plat tegen de gevel van de percelen;

    • f.

      vlaggenstokken en vlaggen voor zover niet gebruikt voor reclamevlaggen;

    • g.

      deuren, welke krachtens wettelijk voorschrift naar buiten moeten openslaan;

    • h.

      gevellijsten, plinten, kozijnen, raamdorpels en dergelijke bouwdelen, alsmede afvoerpijpen van hemelwater;

    • i.

      het innemen van openbare grond of, indien dit niet langer dan drie uren duurt;

    • j.

      het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid door de gemeente gedoogd dient te worden;

    • k.

      het innemen van openbare gemeentegrond op het marktterrein als bedoeld in artikel 1, aanhef en letter a, b. en c., met de daarbij behorende besluiten van de Marktverordening en het innemen van openbare gemeentegrond voor vergelijkbare standplaatsen elders in de gemeente;

    • l.

      voorwerpen op, aan of boven de weg ten behoeve van evenementen van sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve, educatieve en/of culturele aard georganiseerd door stichtingen en verenigingen die bijdragen aan de cohesie in de gemeenschap en waarvan de opbrengsten aangewend worden om de continuïteit van de eigen activiteiten te waarborgen;

    • m.

      enkel verenigingen en stichtingen waarvan uit de statuten de sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve, educatieve en/of culturele doelstelling blijkt, komen in aanmerking voor deze vrijstelling. Verenigingen en stichtingen met een commercieel doel in de statuten worden uitgesloten van de vrijstelling. De aanvrager van het evenement dient op het aanvraagformulier aan te geven dat de organisatie en het evenement voldoen aan de hier boven gestelde voorwaarden.

  • 2. Vrijstelling van de precariobelasting tot maximaal 50% kan worden verleend voor het hebben van voorwerpen op, aan of boven de weg ten behoeve van evenementen van sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve, educatieve en/of culturele aard georganiseerd door organisaties die niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid, aanhef, onder m.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar- overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. Wanneer geen vergunning is verleend, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode binnen het kalenderjaar gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

  • 3. Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin het belastbare feit zich voordoet.

  • 4. In de andere gevallen dan hiervoor genoemd, is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin het belastbare feit zich voordoet, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede en vierde lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 9, tweede lid schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 8 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening precariobelasting 2024’, zoals laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 21 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 11, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting gemeente Landsmeer 2025’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 19 december 2024.

De griffier,

De voorzitter,

Tarieventabel 2025,

behorende bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2025’.

A. Openbare gemeentegrond.

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond, gelden de volgende tarieven, per vierkante meter:

  • a.

    voor een dag € 0,90

  • b.

    voor een week € 2,50

  • c.

    voor een maand € 4,55

  • d.

    voor een jaar € 50,00

B. Openbaar gemeentewater.

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbaar gemeentewater, gelden de volgende tarieven, per vierkante meter:

  • a.

    voor een dag € 1,40

  • b.

    voor een week € 1,70

  • c.

    voor een maand € 2,75

  • d.

    voor een jaar € 5,50

Behoort bij raadsbesluit van 19 december 2024.

De griffier van de gemeente Landsmeer,