Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733586
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733586/1
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en de colleges van de gemeenten in Zuidoost-Brabant van 3 september 2024, houdende de instelling van een openbaar lichaam ten behoeve van de uitvoering van taken op het gebied van het omgevingsrecht en de regeling van haar werkwijze (Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2024)
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en de colleges van de gemeenten in Zuidoost-Brabant van 3 september 2024, houdende de instelling van een openbaar lichaam ten behoeve van de uitvoering van taken op het gebied van het omgevingsrecht en de regeling van haar werkwijze (Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2024)Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Asten,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Best,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen c.a.,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Someren,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre,
ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;
Gelet op artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Gezien de toestemming van Provinciale Staten van Noord-Brabant en de raden van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre;
Overwegende dat er in de provincie Noord-Brabant omgevingsdiensten zijn ingesteld om ten behoeve van de deelnemers taken op een efficiënte en doelmatige wijze uit te voeren op het gebied van het omgevingsrecht en om als verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage te leveren aan het realiseren en borgen van de kwaliteit en veiligheid van de fysieke werk- en leefomgeving van de verschillende regio’s in de provincie Noord-Brabant;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
boekjaar: boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar;
colleges: colleges van burgemeester en wethouders van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;
deelnemers: aan deze regeling deelnemende gemeenten en de provincie Noord-Brabant;
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant;
Landelijk basistakenpakket: verplichte Landelijke Basistakenpakket, als opgenomen in artikel 13.12 Omgevingsbesluit juncto bijlage VI van het Omgevingsbesluit;
omgevingsdienst: Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
Provinciale Staten: Provinciale Staten van Noord-Brabant;
raden: gemeenteraden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;
SGO: Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties;
werkgebied: totale grondgebied van de deelnemers, alsmede het daarmee overeenkomende grondgebied van de provincie Noord-Brabant;
wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 1.2 Openbaar lichaam
-
1. Er is een openbaar lichaam dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.
-
2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Eindhoven.
-
3. De Omgevingsdienst is ingesteld om ten behoeve van de deelnemers taken uit te voeren op het gebied van het omgevingsrecht en daarmee als uitvoeringsdienst van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage te leveren aan het realiseren en borgen van de door de verantwoordelijke overheden in de regio Zuidoost-Brabant aangegeven kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Artikel 1.3 Participatie
-
1. Ingezetenen van de deelnemers en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden of Provinciale Staten van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.
-
3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden of Provinciale Staten het dagelijks bestuur hierom verzoeken.
-
4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.
Artikel 1.4 Zienswijze
-
1. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden en Provinciale Staten om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden en Provinciale Staten het dagelijks bestuur hierom verzoekt. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.
-
2. Indien het eerste lid wordt toegepast, dan hebben de raden en Provinciale Staten twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden, Provinciale Staten en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Paragraaf 2 Taken
Artikel 2.1 Basistaken
-
1. De omgevingsdienst is belast met het ten behoeve van de deelnemers uitvoeren van het Landelijk Basistakenpakket met inachtneming van het door de deelnemers vastgestelde beleid.
-
2. Onder de taken, bedoeld in het eerste lid, behoort ook het vervullen van:
- a.
adviserende taken op het terrein van de vergunningverlening, toezicht en handhaving ten behoeve van de deelnemers;
- b.
coördinerende taken voor de deelnemers; en
- c.
afstemmende taken voor de deelnemers.
- a.
Artikel 2.2 Verzoektaken
Onverminderd artikel 2.1 kan de omgevingsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de basistaken, op verzoek van een of meer van de deelnemers de volgende andere taken uitvoeren:
- a.
verzoektaken met betrekking tot andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden inzake vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving; of
- b.
andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de fysieke leefomgeving.
Artikel 2.3 werkzaamheden voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen
Onverminderd de taken, bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2, kan de omgevingsdienst op verzoek van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, indien dit geen verstoring veroorzaakt, adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden voor die rechtspersoon verrichten op het gebied van de fysieke leefomgeving.
Artikel 2.4 Algemene leveringsvoorwaarden of dienstverleningsovereenkomsten
-
1. Het algemeen bestuur stelt algemene leveringsvoorwaarden vast of geeft het dagelijks bestuur opdracht tot het aangaan van een dienstverleningsovereenkomst met elk van de deelnemers afzonderlijk, met betrekking tot de uitvoering van de taken, genoemd in de artikelen 2.1 en 2.2.
-
2. In de algemene leveringsvoorwaarden of dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke producten en diensten de omgevingsdienst aan de deelnemers zal leveren;
- b.
bij beëindiging van de taken, genoemd in artikel 2.2:
- 1°.
de afwikkeling van de financiële gevolgen;
- 2°.
de compensatie voor de overige rechten en verplichtingen.
- 1°.
- a.
Paragraaf 3 Algemeen bestuur
Artikel 3.1 Samenstelling en aanwijzing
-
1. De colleges en Gedeputeerde staten wijzen ieder uit hun midden een lid aan en wijzen een plaatsvervangend lid aan.
-
2. Een plaatsvervangend lid vervangt het aangewezen lid bij:
- a.
ontstentenis; of
- b.
ontslag.
- a.
Artikel 3.2 Incompatibiliteit
Onverminderd artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een der deelnemers, dan wel door of vanwege het bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Artikel 3.3 Einde lidmaatschap
-
1. Onverminderd artikel 13, tweede lid, van de wet, eindigt het lidmaatschap van een lid van het algemeen bestuur van rechtswege indien:
- a.
het college dat hem heeft aangewezen of Gedeputeerde Staten een nieuw lid aanwijst; of
- b.
het college dat hem heeft aangewezen of Gedeputeerde Staten schriftelijk het ontslag verleent indien:
- 1°.
hij daar om verzoekt;
- 2°.
hij het vertrouwen niet meer bezit van gedeputeerde staten of het college uit wiens midden men is aangewezen.
- 1°.
- a.
-
2. Indien tussentijds de plaats van een lid of een plaatsvervangend lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college of Gedeputeerde Staten zo spoedig mogelijk een nieuw lid of een plaatsvervangend lid aan.
Artikel 3.4 Vergaderingen
-
1. Onverminderd artikel 22, tweede lid, van de wet, juncto artikel 17 van de Provinciewet, kunnen meer vergaderingen worden ingelast, indien een of meer leden van het dagelijks bestuur moeten worden benoemd.
-
2. Van een vergadering met gesloten deuren als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de wet, wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
-
3. In een vergadering met gesloten deuren als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de wet, wordt niet beraadslaagd of besloten over:
- a.
de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;
- b.
de vaststelling van het liquidatieplan;
- c.
het benoemen of ontslaan van een lid van het dagelijks bestuur;
- d.
de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen de omgevingsdienst en andere openbare lichamen;
- e.
het toetreden tot of het uittreden uit een regeling, bedoeld onder d;
- f.
de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties of verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.
- a.
-
4. Het algemeen bestuur kan zich in de vergaderingen laten bijstaan door deskundigen.
Artikel 3.5 Besluitvorming
-
1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering een stem.
-
2. De volgende besluiten worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid, waarbij de meerderheid van stemmen tevens tenminste de helft van de omzet vertegenwoordigt welke de omgevingsdienst in het voorgaande jaar heeft gerealiseerd:
- a.
het vaststellen van de begroting;
- b.
de wijziging van de begroting; en
- c.
het vaststellen van de jaarrekening.
- a.
-
3. De omzet, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald op basis van de basistaken en verzoektaken als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2.
Artikel 3.6 Taken en bevoegdheden
-
1. Onverminderd de wet, heeft het algemeen bestuur de volgende taken en bevoegdheden:
- a.
het vaststellen van beleidsregels waarmee de andere organen van de omgevingsdienst rekening houden bij de uitoefening van hun bevoegdheden;
- b.
het instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de wet;
- c.
het oprichten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien:
- 1°.
dat in het bijzonder aangewezen is voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang; en
- 2°.
dat ter behartiging van ondersteunende processen is;
- 1°.
- d.
het met inachtneming van de hoofdstukken VIII en IX van de wet deelnemen aan of treffen van een gemeenschappelijke regeling ter behartiging van de ondersteunende processen, mits twee derde van het aantal deelnemers met het aangaan van de regeling heeft ingestemd.
- a.
-
2. Onverminderd artikel 57a van de wet, kan het algemeen bestuur de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen beleidsregels of daaraan te stellen beperkingen overdragen aan het dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:
- a.
het stellen van beleidsregels over het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, of over de directe regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van de omgevingsdienst aangaat;
- b.
het regelen van de gevolgen van toetreding of uittreding van een bestuursorgaan tot respectievelijk uit de regeling alsmede het verbinden van nadere voorwaarden daaraan;
- c.
het doen van een voorstel aan de colleges en Gedeputeerde Staten tot wijziging van de regeling;
- d.
het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, artikel 24a en artikel 25 van de wet;
- e.
het oprichten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, onder c;
- f.
het vaststellen van een liquidatieplan bij opheffing van de regeling.
- a.
-
3. Onverminderd artikel 25 van de wet regelt het algemeen bestuur bij het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid, onder b:
- a.
de einddatum van de commissie, indien deze is ingesteld voor bepaalde tijd; en
- b.
de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur als voorzitter van de commissie.
- a.
Artikel 3.7 Voorhangprocedure
-
1. Het algemeen bestuur kan aan een dossier de kwalificatie majeur toekennen.
-
2. Het algemeen bestuur kan besluiten de besluitvorming over een majeur dossier maximaal drie maanden aan te houden teneinde Gedeputeerde Staten en de colleges in de gelegenheid te stellen hun raden respectievelijk Provinciale Staten te consulteren.
-
3. Het algemeen bestuur maakt geen gebruik van de mogelijkheden om Gedeputeerde Staten en de colleges om een reactie te vragen als bedoeld in het tweede lid, indien naar het oordeel van het algemeen bestuur om redenen van spoed eerdere besluitvorming noodzakelijk is.
Artikel 3.8 Tegemoetkoming
-
1. De leden van het algemeen bestuur, de leden van het dagelijks bestuur of de voorzitter kunnen een door het algemeen bestuur vast te stellen tegemoetkoming in de kosten, en voor zover zij niet de functie van wethouder, secretaris of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen.
-
2. Het algemeen bestuur kan een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen vaststellen die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van het algemeen bestuur.
-
3. Bij het vaststellen van de tegemoetkoming en vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt artikel 21 van de wet in acht genomen.
-
4. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, bedoeld in artikel 25 van de wet is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4 Dagelijks bestuur
Artikel 4.1 Samenstelling en aanwijzing
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal drie leden en maximaal zes leden, waaronder de voorzitter.
-
2. De leden worden uit en door het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur:
- a.
waarin het algemeen bestuur in een nieuwe samenstelling bijeen komt; of
- b.
volgend op de beëindiging van het lidmaatschap van een of meer leden van het dagelijks bestuur.
- a.
-
3. Het algemeen bestuur bewaakt bij de aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur een evenwichtige spreiding over het werkgebied van de omgevingsdienst.
Artikel 4.2 Einde lidmaatschap
Het lidmaatschap van een lid van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege indien:
- a.
zijn lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op grond van artikel 3.3; of
- b.
het algemeen bestuur dat hem heeft aangewezen schriftelijk het ontslag verleent indien:
- 1°.
hij daar om verzoekt;
- 2°.
hij het vertrouwen niet meer bezit van het algemeen bestuur uit wiens midden men is aangewezen.
- 1°.
Artikel 4.3 Vergaderingen
-
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.
-
2. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 52 tot en met 57, artikel 59a en artikel 60 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.4 Besluitvorming
Besluitvorming van het dagelijks bestuur vindt plaats overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de Provinciewet.
Artikel 4.5 Taken en bevoegdheden
Onverminderd artikel 57b, van de wet, heeft het dagelijks bestuur de volgende bevoegdheden:
- a.
het behartigen van de belangen van de omgevingsdienst bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de omgevingsdienst van belang is;
- b.
de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de omgevingsdienst;
- c.
de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding.
Paragraaf 5 De voorzitter, de directeur en de secretaris
Artikel 5.1 De voorzitter
-
1. Ingevolge artikel 13, negende lid, van de wet, wijst het algemeen bestuur uit haar midden een voorzitter aan en een plaatsvervangend voorzitter die de voorzitter bij diens ontstentenis of ontslag vervangt.
-
2. De aanwijzing van de plaatsvervangend voorzitter, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 5.2 De directeur
-
1. Het dagelijks bestuur stelt een directeur aan die onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast is met:
- a.
de leiding van de omgevingsdienst;
- b.
de aansturing van het personeel; en
- c.
de zorg voor een juiste taakvervulling door de omgevingsdienst.
- a.
-
2. Het dagelijks bestuur stelt zo spoedig mogelijk een nieuwe directeur aan in het geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de directeur.
-
3. Het dagelijks bestuur stelt in een directiestatuut nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de directeur.
Artikel 5.3 De secretaris
-
1. Het dagelijks bestuur wijst de directeur van de omgevingsdienst aan als de secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
-
2. Het dagelijks bestuur wijst een medewerker van de omgevingsdienst als plaatsvervangend secretaris aan die de secretaris vervangt bij:
- a.
ontstentenis; of
- b.
ontslag.
- a.
-
3. De secretaris is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.
-
4. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris medeondertekend.
-
5. Indien sprake is van geheimhouding, als bedoeld in artikel 23 van de wet, maakt de secretaris hier melding van op de stukken.
Artikel 5.4 Cao SGO
Het dagelijks bestuur hanteert voor de medewerkers van haar organisatie de Cao SGO, of de collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst die daarvoor in de plaats komt.
Paragraaf 6 Verantwoordingsplicht, inlichtingenplicht en geheimhouding
Artikel 6.1 Externe verantwoording
Het lid van het algemeen bestuur legt verantwoording af aan de raad of Provinciale Staten, alsmede aan het college of Gedeputeerde Staten van de deelnemer die hem heeft aangewezen over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid, op de door die deelnemer vastgestelde werkwijze.
Artikel 6.2 Externe inlichtingenplicht
-
1. De inlichtingen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet, worden verstrekt op de door de deelnemer die het lid heeft aangewezen, vastgestelde werkwijze.
-
2. De inlichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet, worden schriftelijk binnen twee maanden verstrekt door het dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.
-
3. De inlichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden niet verstrekt indien dit strijdig is met het openbaar belang.
Artikel 6.3 Actieve externe inlichtingenplicht
-
1. De inlichtingen, bedoeld in artikel 17, tweede lid van de wet, worden schriftelijk of op een andere passende wijze verstrekt.
-
2. De inlichtingen worden niet verstrekt indien dit strijdig is met het openbaar belang.
Artikel 6.4 Interne inlichtingenplicht
-
1. Onverminderd artikel 19a, tweede lid, van de wet regelt het algemeen bestuur van welke besluiten van het dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur.
-
2. De regeling, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de gevallen waarin met terinzagelegging van de besluiten kan worden volstaan.
-
3. De kennisgeving of de ter inzage legging, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats indien dit strijdig is met het openbaar belang.
Artikel 6.5 Geheimhouding
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie als bedoeld in de artikelen 24 of 25 van de wet, nemen artikel 23 van de wet inzake geheimhouding in acht.
Paragraaf 7 Financiën
Artikel 7.1 Begroting
Op grond van artikel 59, zesde lid van de wet, kan het algemeen bestuur een begrotingswijziging die niet tot een verhoging of tot een vrijwillige verhoging van de bijdrage van de deelnemers leidt, direct vaststellen, zonder toepassing van artikel 59, eerste, derde en vierde lid van de wet.
Artikel 7.2 Verrekening exploitatiesaldo
Het algemeen bestuur kan besluiten:
- a.
de blijkens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele:
- 1°.
af te boeken van de algemene reserve, voor zover deze voldoende middelen bevat;
- 2°.
ten laste te brengen van de deelnemers, naar rato van ieders gerealiseerde omzet in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft; of
- 1°.
- b.
de blijkens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele:
- 1°.
te bestemmen in de algemene reserve;
- 2°.
uit te keren aan de deelnemers naar rato van ieders gerealiseerde omzet in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
- 1°.
Artikel 7.3 Vergoeding deelnemers
-
1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, nadere regels vaststellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen voorschotnota’s en financiële bijdragen.
-
2. De te betalen vergoeding voor de taken als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 wordt aan de hand van inzet, prestaties of afgenomen producten per deelnemer vastgesteld op basis van de door het algemeen bestuur vastgestelde prijzen en tarieven.
-
3. Bij de toerekening van de te betalen vergoeding worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd.
-
4. Op basis van de begroting kan iedere deelnemer aan de hand van de daarin vastgelegde tarieven of productprijzen berekenen welke bijdrage verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.
-
5. Voor elke deelnemer wordt een werkprogramma gemaakt waarin de begrote vergoeding voor de afname van taken zijn berekend.
-
6. Op basis hiervan worden voorschotnota’s opgesteld ter vergoeding van de door de omgevingsdienst uitgevoerde taken.
-
7. De verrekening van de gerealiseerde vergoeding is op basis van geleverde prestaties of inzet per deelnemer.
Artikel 7.4 Verplichtingen deelnemers
-
1. De deelnemers zullen er steeds voor zorg dragen, dat de omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
-
2. Indien aan het algemeen bestuur van de omgevingsdienst blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet respectievelijk 198 en 199 van de Provinciewet.
Artikel 7.5 Financiële voorschriften
-
1. Het algemeen bestuur stelt overeenkomstig de artikelen 216, 217 en 217a van de Provinciewet een verordening op met betrekking tot:
- a.
de uitgangspunten voor:
- 1°.
het financieel beleid; en
- 2°.
het financieel beheer;
- 3°.
de inrichting van de financiële organisatie;
- 1°.
- b.
de controle op:
- 1°.
het financiële beheer; en
- 2°.
de inrichting van de financiële organisatie;
- 1°.
- c.
periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur.
- a.
-
2. De omgevingsdienst verzekert zich tenminste tegen:
- a.
wettelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en zaken;
- b.
aansprakelijkheid voor vermogensschade.
- a.
Paragraaf 8 Archief
Artikel 8.1 Archiefbescheiden
-
1. Het algemeen bestuur stelt een archiefverordening vast met betrekking tot:
- a.
de zorg van het dagelijks bestuur voor de archiefbescheiden van het bestuur van het openbaar lichaam;
- b.
het toezicht door een archivaris op het beheer.
- a.
-
2. De archivaris is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, belast met het toezicht van het beheer.
-
3. Het dagelijks bestuur stelt een besluit informatiebeheer vast.
-
4. De kosten verbonden aan de uitoefening van de zorg, bedoeld in het eerste lid, komen ten laste van de omgevingsdienst.
-
5. Bij opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995 getroffen.
Artikel 8.2 Archiefbewaarplaats
-
1. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de gemandateerde taken is aangewezen de archiefbewaarplaats van de deelnemers.
-
2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de Omgevingsdienst is aangewezen het Brabants Historisch Informatie Centrum.
Artikel 8.3 Archivaris
-
1. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van alle archiefbescheiden van alle taken die niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats is aangewezen de archivaris van het Brabants Historisch Informatie Centrum.
-
2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van archivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
-
3. De archivaris kan op verzoek of op eigen initiatief advies uitbrengen aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden betreffende toezicht en beheer.
Artikel 8.4 Verantwoording
-
1. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur jaarlijks over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden van het bestuur van het openbaar lichaam.
-
2. Zij voegen daarbij in ieder geval:
- a.
het verslag van de archivaris met betrekking tot in ieder geval het beheer, als bedoeld in artikel 8.3, eerste lid;
- b.
voor zover van toepassing, de gedurende de betreffende periode door de archivaris aan hen uitgebrachte adviezen; en
- c.
een voorstel voor de in het kader van de zorgplicht voor de archiefbescheiden te treffen maatregelen, zo nodig voorzien van een kostenraming.
- a.
Artikel 8.5 Ter beschikking stellen
-
1. Indien noodzakelijk voor de taakuitvoering van de omgevingsdienst, stellen de colleges en Gedeputeerde Staten, onder hen berustende archiefbescheiden ter beschikking.
-
2. Terbeschikkingstelling geschiedt voor maximaal vijf jaar en kan, met telkens een aaneengesloten periode van maximaal vijf jaar, worden verlengd tot ten hoogste 20 jaar.
-
3. Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden.
-
4. Een exemplaar van de verklaring, bedoeld in het derde lid, wordt bewaard door de betreffende deelnemer en de omgevingsdienst.
-
5. Indien de omgevingsdienst archiefbescheiden tot zijn beschikking krijgt, brengt deze slechts wijzigingen aan in de staat van ordening en toegankelijkheid van en vernietigt slechts uit de bescheiden na machtiging door de ter beschikking stellende deelnemer.
-
6. De kosten van het beheer van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden komen ten laste van de deelnemer, die de archiefbescheiden ter beschikking stelt, tenzij de deelnemers anders overeenkomen.
-
7. De zorgdrager voor de archiefbescheiden van het bestuursorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle gevallen de zorgdrager voor de archiefbescheiden.
-
8. Indien de ordening van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, zich verzet tegen terbeschikkingstelling, is de omgevingsdienst te allen tijde bevoegd inzage te nemen van die archiefbescheiden dan wel daarvan of daaruit reproducties, afschriften of uittreksels te vorderen.
-
9. Ten aanzien van de terbeschikkingstelling gelden de volgende nadere voorwaarden:
- a.
de ter beschikking gestelde archiefbescheiden worden door de Omgevingsdienst in goede, geordende en toegankelijke staat bewaard;
- b.
uitlening van terbeschikkinggestelde archiefbescheiden is slechts toegestaan aan functionarissen binnen de omgevingsdienst die ambtelijk zijn belast met behandeling van een aangelegenheid waarvoor uitlening noodzakelijk is.
- a.
-
10. De omgevingsdienst kan het beheer van archiefbescheiden nader regelen in de algemene leveringsvoorwaarden of in de individuele dienstverleningsovereenkomsten.
Paragraaf 9 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 9.1 Toetreding
-
1. Indien de deelnemers daarmee instemmen kan een bestuursorgaan van een gemeente, provincie, waterschap of het Rijk toetreden krachtens daartoe strekkende besluiten van haar daartoe bevoegde bestuursorganen.
-
2. De toetreding gaat in met ingang van een door de deelnemers nader te bepalen datum.
-
3. Het algemeen bestuur brengt een voorstel tot toetreding aan deze gemeenschappelijke regeling, inclusief de gevolgen van de toetreding en de nadere voorwaarden voor toetreding, in procedure bij de deelnemers.
Artikel 9.2 Uittreding
-
1. Een deelnemer kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van haar bestuursorgaan.
-
2. De opzegging geschiedt met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste twee jaar.
-
3. De uittreding vindt plaats op 1 januari na het verstrijken van de opzegtermijn.
-
4. De uittredende deelnemer en het algemeen bestuur houden de kosten die verband houden met de uittreding zo laag mogelijk.
-
5. De uittredende deelnemer betaalt in jaar één van uittreding 66% en in jaar twee 33% van de bijdrage aan de begroting die de deelnemer voldeed in het jaar voorafgaand aan de uittreding.
-
6. Tot aan de datum van de uittreding behoudt de uittredende deelnemer alle rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan de gemeenschappelijke regeling.
-
7. De deelnemers kunnen afwijken van het eerste tot en met het vijfde lid, voor zover van toepassing, gelet op het belang dat dit artikel beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
-
8. Het algemeen bestuur brengt indien sprake is van een afwijking als bedoeld in het zevende lid, een voorstel met daarin de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van de uittreding in procedure bij de deelnemers.
Artikel 9.3 wijziging
Het algemeen bestuur brengt een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling in procedure bij de deelnemers.
Artikel 9.4 Opheffing
-
1. Deze gemeenschappelijke regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers.
-
2. Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, bevat:
- a.
een liquidatieplan waarover alle deelnemers zijn geraadpleegd.
- b.
de verplichting voor de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen in de opheffing; en
- c.
de gevolgen die de opheffing heeft voor de medewerkers van de omgevingsdienst.
- a.
Paragraaf 10 Geschillen, bezwaarschriften, klachten
Artikel 10.1 Informele aanpak interne geschillen of interne bezwaarschriften
-
1. Indien sprake is van een geschil of een bezwaarschrift met betrekking tot een besluit op grond van een bepaling in deze regeling, wordt dit geschil eerst informeel door partijen besproken in aanwezigheid van een door partijen gezamenlijk gekozen onafhankelijke bemiddelaar.
-
2. Partijen dragen samen de kosten voor de onafhankelijke bemiddelaar.
-
3. Indien het informele gesprek niet leidt tot een oplossing van het bezwaar neemt het bestuur van het openbaar lichaam een beslissing op het bezwaar.
Artikel 10.2 Interne klachten
-
1. Het bestuur van het openbaar lichaam draagt ingevolge artikel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht zorg voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over zijn gedragingen.
-
2. Het bestuur kan de afhandeling van klachten mandateren aan de directeur.
Paragraaf 11 Slotbepalingen
Artikel 11.1 Evaluatie
-
1. Het dagelijks bestuur zendt in 2028 en vervolgens telkens na vier jaar een verslag aan het algemeen bestuur:
- a.
over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk;
- b.
over het functioneren van de omgevingsdienst en de dienstverlening aan de deelnemers.
- a.
-
2. Het verslag uit het eerste lid, onder b, bevat een samenvatting van de in de afgelopen vier jaar uitgevoerde evaluaties en rapporten over het functioneren van de omgevingsdienst en de dienstverlening aan de deelnemers.
-
3. Het algemeen bestuur overlegt het verslag van de evaluatie en de daaruit getrokken conclusies, bedoeld in het eerste lid, aan de deelnemers.
Artikel 11.2 Intrekking
De Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant wordt ingetrokken.
Artikel 11.3 Omhangbepaling
Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de volgende regelingen mede op deze regeling:
- a.
Reglement van Orde van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
- b.
Directiestatuut Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2021;
- c.
Mandaatregeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2021;
- d.
Besluit vervanging archiefbescheiden GR Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
- e.
Verordening elektronische bekendmaking en kennisgeving Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2018;
- f.
Financiële verordening Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2023;
- g.
Algemeen delegatiebesluit Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2019;
- h.
Verordening op de Auditcommissie Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
- i.
Archiefverordening Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
- j.
Besluit Informatiebeheer van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2014;
- k.
Klachtenregeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
- l.
DVO Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2019-2022;
- m.
Addendum bij dienstverleningsovereenkomst Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2019-2022.
Artikel 11.4 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 11.5 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2024.
Ondertekening
’s-Hertogenbosch, 3 september 2024
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris
drs. G.H.E. Derks MPA
Asten, 21 mei 2024
Het college van de gemeente Asten,
de voorzitter,
A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk
de secretaris,
M. Derks
Bergeijk, 11 juni 2024
Het college van de gemeente Bergeijk,
de voorzitter,
Callewaert-de Groot
de secretaris,
A.J.M. Ewalds
Best, 9 juni 2024
Het college van de gemeente Best,
de voorzitter,
H. Ubachs
de secretaris,
J. Hasselman
Bladel, 9 juli 2024
Het college van de gemeente Bladel,
de voorzitter,
M.A.G. van den Bosch
de secretaris,
R.C.W.C. Lathouwers
Cranendonck, 21 mei 2024
Het college van de gemeente Cranendonck,
de voorzitter,
F.A.P. van Kessel
de secretaris,
E. Jacobs
Deurne, 4 juni 2024
Het college van de gemeente Deurne,
de voorzitter,
G.T. Buter
de secretaris,
R. Halffman
Eersel, 4 juni 2024
Het college van de gemeente Eersel,
de voorzitter,
W.A.C.M. Wouters
de secretaris,
H.M.L. Offermans
Eindhoven, 11 juni 2024
Het college van de gemeente Eindhoven,
de voorzitter,
J. Dijsselbloem
de secretaris,
Zwierstra
Geldrop-Mierlo, 26 maart 2024
Het college van de gemeente Geldrop-Mierlo,
de voorzitter,
J.C.J. van Bree
de secretaris,
N.J.H. Scheltens
Gemert-Bakel, 3 juli 2024
Het college van de gemeente Gemert-Bakel,
de voorzitter,
M.S. van Veen
de secretaris,
P. Sennema
Heeze-Leende, 27 mei 2024
Het college van de gemeente Heeze-Leende,
de voorzitter,
T.M. Heldens
de secretaris,
C.G. Klesman-Nacken
Helmond, 23 mei 2024
Het college van de gemeente Helmond,
de voorzitter,
P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
de secretaris,
A.S. Meijer
Laarbeek, 27 juni 2024
Het college van de gemeente Laarbeek,
de voorzitter,
Y.C.M.G. de Boer
de secretaris,
J.W.M. van de Ven
Nuenen c.a., 18 april 2024
Het college van de gemeente Nuenen c.a.,
de voorzitter,
M.M. van Toorenburg
de secretaris,
T.N. Kramer
Oirschot, 4 juni 2024
Het college van de gemeente Oirschot,
de voorzitter,
J. Keijzers-Verschelling
de secretaris,
S. Willems-van Ulden
Reusel-De Mierden, 4 juni 2024
Het college van de gemeente Reusel-De Mierden,
de voorzitter,
A.J.M.H. van de Ven
de secretaris,
J.P.P.S. Ruyters
Someren, 18 juni 2024
Het college van de gemeente Someren,
de voorzitter,
D. Blok
de secretaris,
J. Koppers-van der Krabben
Son en Breugel, 24 juni 2024
Het college van de gemeente Son en Breugel,
de voorzitter,
S. Otters-Bruijnen
de secretaris,
J. Wesselink
Valkenswaard, 21 mei 2024
Het college van de gemeente Valkenswaard,
de voorzitter,
A.B.A.M. Ederveen
de secretaris,
W. Weeterings
Veldhoven, 7 mei 2024
Het college van de gemeente Veldhoven,
de voorzitter,
M.J.A. Delhez
de secretaris,
J.H.J. Sanders
Waalre, 25 juni 2024
Het college van de gemeente Waalre,
de voorzitter,
M. Oosterveer
de secretaris,
R. Franken
Toelichting behorende bij de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant 2024.
- I.
Algemeen deel
In de provincie Noord-Brabant zijn omgevingsdiensten ingesteld om ten behoeve van de deelnemers taken op een efficiënte en doelmatige wijze uit te voeren op het gebied van het omgevingsrecht en om als verlengstuk van het lokaal en provinciaal bestuur een bijdrage te leveren aan het realiseren en borgen van de kwaliteit en veiligheid van de fysieke werk- en leefomgeving van de verschillende regio’s in de provincie Noord-Brabant.
Op 1 juli 2022 is de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) in werking getreden. Lokale overheden werken steeds meer en intensiever met elkaar samen. Dat gebeurt op verschillende niveaus en op verschillende manieren. De Wet gemeenschappelijke regelingen maakt publiekrechtelijke samenwerking mogelijk tussen provincies en gemeenten.
In gemeenschappelijke regelingen dragen besturen van gemeenten en provincies in meer of mindere mate bevoegdheden over aan het bestuur van een samenwerkingsverband. De afgelopen jaren is uit verschillende onderzoeken gebleken dat volksvertegenwoordigers (gemeenteraden en provinciale staten) een te grote afstand ervaren tot gemeenschappelijke regelingen. Daardoor komt de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen volgens de wetgever onder druk te staan. Met deze wetswijziging uit 2022 is beoogd om de betrokkenheid van volksvertegenwoordigers bij het bestuur van een samenwerkingsverband te verbeteren.
Vanwege het grote aantal aanwijzings-technische wijzigingen is ervoor gekozen de oude regeling in te trekken en een geheel nieuwe regeling vast te stellen. Daar waar de wet dwingend danwel uitputtend regels stelt is volstaan met het opnemen van deze regels in de toelichting en zijn deze regels niet meer in de tekst van de gemeenschappelijke regeling zelf opgenomen. Tevens is de nieuwe regeling opgesteld met inachtneming van de Aanwijzingen voor de Provinciale Regeling Noord-Brabant.
Grondslag
De bevoegdheid tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling tussen gemeenten en provincies is geregeld in artikel 51 van de Wgr.
Bevoegdheid
Het eerste lid bepaalt dat de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten, afzonderlijk of tezamen, met Provinciale Staten, de colleges van Gedeputeerde Staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling kunnen treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. In het vijfde lid, van de Wgr, is bepaald dat onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling ook wordt verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.
Procedure
De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, onderscheidenlijk de colleges van Gedeputeerde Staten en commissarissen van de Koning zenden het ontwerp van de regeling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, onderscheidenlijk Provinciale Staten van de deelnemende provincies, met uitzondering van het ontwerp van een regeling die getroffen of mede getroffen wordt door de vertegenwoordigende organen van de deelnemende gemeenten en provincies.
Zienswijze
De raden van de deelnemende gemeenten, onderscheidenlijk Provinciale Staten van de deelnemende provincies kunnen bij de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van hun gemeente, onderscheidenlijk de colleges van Gedeputeerde Staten en de commissarissen van de Koning van hun provincie, binnen acht weken hun zienswijze over het ontwerp van de regeling naar voren brengen. Indien de raden of Provinciale Staten geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges van Burgemeester en Wethouders en de burgemeesters, onderscheidenlijk de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning, hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
Toestemming
Een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester, onderscheidenlijk een college van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning gaat niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad, onderscheidenlijk provinciale staten.
Onthouding toestemming
De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
- II.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1.2 Openbaar lichaam
Eerste lid instelling
Artikel 8, eerste lid, van de Wgr, bepaalt dat bij de gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam kan worden ingesteld en dat dat openbaar lichaam een rechtspersoon is. Dit lid voorziet in de instelling van het openbaar lichaam.
Tweede lid Vestigingsplaats
Artikel 10, derde lid, van de Wgr, bepaalt dat in de gemeenschappelijke regeling de plaats van vestiging dient te worden aangewezen.
Artikel 1.3 Participatie
Participatie en inspraak door ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid verloopt via de deelnemers en daar is ook de inspraak aan de orde.
De ODZOB kan optreden als adviseur bij het formuleren van beleid, maar de beleidskeuzes worden gemaakt bij de deelnemers zelf.
Het dagelijks bestuur kan besluiten dat een apart participatietraject kan worden doorlopen bij besluiten met ingrijpende gevolgen. Wat ingrijpende gevolgen zijn is aan het dagelijks bestuur om te wegen.
Artikel 1.3 biedt de raden en Provinciale Staten de mogelijkheid het dagelijks bestuur te verzoeken om een participatietraject te doorlopen. Ten minste een vijfde van de raden en Provinciale Staten dient hierom te verzoeken.
Artikel 1.4 Zienswijze
Artikel 10, vijfde lid, van de Wgr regelt dat besluiten tot het vaststellen van de begroting en besluiten als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb niet kunnen worden aangewezen voor zienswijzen, omdat deze reeds open staan voor zienswijzen. Artikel 1.4 biedt de raden en Provinciale Staten de mogelijkheid een procedure te starten om het dagelijks bestuur te verzoeken om een zienswijze procedure te starten. Ten minste een vijfde van de raden en Provinciale Staten dient hierom te verzoeken. De memorie van toelichting van de Wgr spreekt over besluiten met een aanzienlijk financieel belang, politiek gevoelige besluiten of beleidsmatige keuzes als voorbeelden van besluiten waarover een zienswijzemogelijkheid kan worden geboden.
Artikel 2.3 Werkzaamheden voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen
De deelnemers gaan er daarbij vanuit dat er van verstoring sprake kan zijn als deze taken meer dan 10 procent gaan bedragen van de totale begroting van de omgevingsdienst.
Artikel 2.4 Algemene leveringsvoorwaarden en dienstverleningsovereenkomst
Eerste lid Flexibiliteit
De deelnemers willen dat het algemeen bestuur hierbij flexibel is om te bepalen of de dienstverlening aan de deelnemers via het vaststellen van algemene leveringsvoorwaarden gaat of dat er gewerkt wordt met een dienstverleningsovereenkomst.
Artikel 3.1 Samenstelling en aanwijzing
Artikel 52, eerste lid, juncto artikel 13, derde lid, van de Wgr, schrijft voor dat in de gemeenschappelijke regeling dient te worden bepaald wat het aantal aangewezen leden per deelnemer is. Het eerste lid voorziet hierin. De deelnemers in deze gemeenschappelijke regeling hebben ervoor gekozen om per deelnemer een lid aan te wijzen. Er is daarbij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die artikel 13, vierde lid, onder a en c, en vijfde lid, onder a en b van de Wgr biedt.
Bij verkiezingen is het gebruikelijk dat de nieuwe leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen in de eerste vergadering van de colleges of Gedeputeerde Staten in de nieuwe samenstelling.
Het is niet noodzakelijk een termijn te noemen bij de aanwijzing. Het lidmaatschap duurt voort totdat een van de redenen van beëindiging, opgenomen in artikel 3.3, zich voordoet.
Gewezen leden kunnen, indien zij nog steeds voldoen aan de vereisten, eventueel weer opnieuw als lid worden aangewezen.
Artikel 3.2 Incompatibiliteit
Dit artikel voorkomt dat ambtenaren die zowel ambtenaar zijn in een van de deelnemende gemeenten, als wethouder in een van de andere deelnemende gemeenten, deel kunnen uitmaken van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling. Dit is namelijk niet geregeld in de Wgr.
Artikel 3.3 Einde lidmaatschap
Eerste lid Aanvulling beëindigingsgronden
Artikel 13, tweede lid, van de Wgr, bepaalt reeds dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege eindigt, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad of Provinciale Staten uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder of lid van Gedeputeerde Staten van de desbetreffende deelnemende gemeente respectievelijk provincie te zijn. De bepalingen in dit lid zijn daar een aanvulling op.
Eerste lid, onderdeel b, onder 2 Vertrouwen
Artikel 16, vierde lid, van de Wgr, bepaalt dat de gemeenschappelijke regeling bepalingen dient in te houden omtrent de bevoegdheid van de raad, een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit. De bepaling in dit onderdeel voorziet in deze bevoegdheid.
Tweede lid Plaatsvervanger
Bij het bestaan van een of meerdere vacatures blijft het algemeen bestuur bevoegd om besluiten te nemen. De procedure met betrekking tot het quorum is reeds in de Wgr geregeld.
Artikel 3.4 Vergaderingen
Algemeen
Artikel 22 van de Wgr is van toepassing op vergaderingen van het algemeen bestuur. Het eerste lid van artikel 22 van de Wgr bepaalt daarbij dat op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur tevens de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover daarvan in de Wgr niet is afgeweken.
Artikel 52, eerste lid, van de Wgr bepaalt vervolgens dat indien er sprake is van een gemeenschappelijke regeling tussen gemeenten en provincies voor de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet, gelezen moet worden de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Provinciewet.
Verplichtingen artikel 22 Wgr
Openbaarheid
Het tweede lid van artikel 22 van de Wgr bepaalt dwingend dat de vergaderingen van het algemeen bestuur openbaar zijn. In afwijking daarvan kan het algemeen bestuur besluiten dat de vergaderingen besloten zijn, indien:
- a.
een vijfde van de aanwezige leden hierom verzoekt; of
- b.
de voorzitter dit nodig acht.
Verplichtingen Provinciewet
De bepalingen die uit de Provinciewet die in de Wgr van overeenkomstige toepassing zijn verklaard houden voor de vergaderingen van het algemeen bestuur het volgende in:
- a.
reglement van orde
Overeenkomstig artikel 16 van de Provinciewet dient het algemeen bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast te stellen.
Het Reglement van orde of wijzigingen van het reglement worden ingevolge de Bekendmakingswet gepubliceerd in het eigen publicatieblad;
- b.
vergaderfrequentie
Overeenkomstig artikel 22, tweede lid van de Wgr, juncto artikel 17 van de Provinciewet, vergadert het algemeen bestuur:
- 1°.
zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar jaarlijks tenminste tweemaal;
- 2°.
indien de voorzitter het nodig oordeelt; of
- 3°.
indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt;
- 1°.
- c.
oproeping
Overeenkomstig artikel 19 van de Provinciewet:
- 1°.
roept de voorzitter de leden schriftelijk tot de vergadering op;
- 2°.
brengt de voorzitter tegelijkertijd met de oproeping dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis;
- 3°.
worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze, de agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de informatie waarop een verplichting tot geheimhouding rust, ter inzage gelegd;
- 1°.
- d.
quorum
Overeenkomstig artikel 20 van de Provinciewet wordt de vergadering van het algemeen bestuur niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Indien de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar artikel 22 van de Wgr, juncto artikel 20 van de Provinciewet, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. Op die nieuwe vergadering, is het quorum niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is;
- e.
vervolging
Overeenkomstig artikel 22 van de Provinciewet kunnen de leden en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd;
- f.
ordehandhaving
Overeenkomstig artikel 26 van de Provinciewet zorgt de voorzitter voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen en hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
- g.
stemming
Overeenkomstig artikel 28 van de Provinciewet neemt een lid van het algemeen bestuur niet deel aan de beraadslaging en stemming over:
- 1°.
een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
- 2°.
de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
- 1°.
-
Op die beraadslaging en stemming is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
Het niet deelnemen aan de beraadslaging en stemming geldt niet bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden;
- h.
geldigheid stemming
Overeenkomstig artikel 29 van de Provinciewet is een stemming alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen. Dit geldt niet indien:
- 1°.
opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;
- 2°.
er sprake is van een nieuwe vergadering als bedoeld in artikel 20 van de Provinciewet, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.
- 1°.
- i.
beslissing bij stemming
Overeenkomstig artikel 30 van de Provinciewet wordt voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje;
- j.
stemming over personen
Overeenkomstig artikel 31 van de Provinciewet is de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geheim. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot;
- k.
overige stemmingen
Overeenkomstig artikel 32 van de Provinciewet geschieden de overige stemmingen bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het algemeen bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht;
- l.
ondertekening
Overeenkomstig artikel 32a van de Provinciewet worden de stukken die van het algemeen bestuur uitgaan, door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter worden de stukken die van het algemeen bestuur uitgaan ondertekend door degene die de voorzitter van het algemeen bestuur vervangt.
Het algemeen bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris of aan een of meer andere bij de secretaris werkzame ambtenaren. In dat geval blijft medeondertekening achterwege. Dit kan door het algemeen bestuur geregeld worden in het reglement van orde;
- m.
bijstand
Overeenkomstig artikel 33 van de Provinciewet hebben het algemeen bestuur en elk van zijn leden recht op ambtelijke bijstand. Het algemeen bestuur stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand een verordening vast.
Eerste lid Vergaderfrequentie
In aanvulling op artikel 22, tweede lid van de Wgr, juncto artikel 17 van de Provinciewet, is hier geregeld dat in ieder geval een extra vergadering wordt uitgeschreven indien een of meer leden van het dagelijks bestuur moeten worden benoemd.
Tweede lid Niet openbaar
Het algemeen bestuur kan op grond van artikel 23 van de Wgr, geheimhouding opleggen omtrent de inhoud van het verslag.
Derde lid Uitzondering
In het derde lid is geregeld in welke gevallen de deelnemers van de gemeenschappelijke regeling het onwenselijk vinden dat daarover beraadslaagd of besloten wordt in een besloten vergadering.
Artikel 3.5 Besluitvorming
Zie toelichting bij artikel 3.4 omtrent de reguliere stemverhoudingen. Artikel 52, eerste lid, juncto artikel 13, vierde lid, onder c, van de wet geeft de mogelijkheid om besluiten aan te wijzen waarover met gekwalificeerde meerderheid dient te worden besloten. Het tweede lid van artikel 3.5 voorziet hier in.
Artikel 3.6 Taken en bevoegdheden
Eerste lid Onverminderd
In de Wgr zijn reeds via attributie diverse bevoegdheden toegekend aan het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur stelt ingevolge artikel 58 Wgr de begroting en de jaarrekening vast. Het eerste lid van dit artikel vormt hier een aanvulling op.
Eerste lid, onder d Oprichting en deelneming
Artikel 55a van de Wgr bepaalt dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam slechts kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de gemeenschappelijke regeling in deze mogelijkheid voorziet en indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Onderdeel d voorziet in deze bevoegdheid.
Het tweede lid van artikel 55a bepaalt dat het besluit niet wordt genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam.
Tweede lid Niet overdragen
In artikel 57a van de Wgr zijn de bevoegdheden benoemd die niet mogen worden overdragen aan het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
- a.
het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 58 van de Wgr;
- b.
het heffen van rechten, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder a, van de Wgr;
- c.
het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.
In het tweede lid zijn aanvullende bevoegdheden opgenomen die niet kunnen worden overgedragen.
Derde lidCommissie
Artikel 25, eerste en vijfde lid, van de Wgr regelt de vereisten voor het instellen van een commissie, waaronder:
- a.
de bevoegdheden;
- b.
de samenstelling;
- c.
de werkwijze van de commissie;
- d.
de openbaarheid van vergaderingen;
- e.
de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;
- f.
het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van bevoegdheden van die commissie;
- g.
de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen en het dagelijks bestuur;
- h.
de verantwoording aan het algemeen bestuur.
Dit lid regelt de aanvullende vereisten.
Artikel 4.1 Samenstelling
Artikel 14, eerste lid, van de Wgr, bepaalt dat het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen, met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde. De aldus aangewezen leden van het dagelijks bestuur mogen niet allen afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.
Het tweede en derde lid bepalen dat wanneer de aard van de regeling daartoe aanleiding geeft, één of meer leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kunnen worden aangewezen van buiten de kring van het algemeen bestuur, met dien verstande dat op deze wijze aangewezen leden nimmer de meerderheid van het dagelijks bestuur mogen uitmaken. De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken, tenzij sprake is van een regeling als bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wgr, met minder dan zes deelnemende gemeenten.
Artikel 4.2 Einde lidmaatschap
Artikel 4.3 Vergaderingen
De deelnemers hebben besloten op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de artikelen 52 tot en met 57, artikel 59a en artikel 60 van de Provinciewet van toepassing te verklaren.
- a.
reglement van Orde
Overeenkomstig artikel 52 van de Provinciewet dient het dagelijks bestuur een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast te stellen, dat aan de deelnemers wordt toegezonden. overeenkomst 54, tweede lid, van de Provinciewet kan het reglement van orde kan regels bevatten omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.
- b.
oproeping
Overeenkomstig artikel 53 van de Provinciewet:
- a.
stelt de voorzitter, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur hebben bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast, en
- b.
maakt de voorzitter dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.
- a.
- c.
rol voorzitter
Overeenkomstig artikel 53a van de Provinciewet:
- a.
bevordert de voorzitter de eenheid van het beleid van het dagelijks bestuur;
- b.
kan de voorzitter onderwerpen aan de agenda voor een vergadering van het dagelijks bestuur toevoegen;
- c.
kan de voorzitter ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel aan het dagelijks bestuur voorleggen.
- a.
- d.
openbaarheid vergadering
Overeenkomstig artikel 54 van de Provinciewet worden de vergadering van het dagelijks bestuur met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders hebben bepaald.
- e.
Quorum
Overeenkomstig artikel 56 van de Provinciewet wordt de vergadering van het dagelijks bestuur niet geopend voordat blijkens de presentielijst tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar artikel 22 van de Wgr, juncto artikel 56 van de Provinciewet, opnieuw een vergadering. Op die nieuwe vergadering, is het quorum niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
- f.
Vervolging
Overeenkomstig artikel 57 van de Provinciewet kunnen de leden van het dagelijks bestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het dagelijks bestuur hebben gezegd of aan het dagelijks bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
- g.
ondertekening
Overeenkomstig artikel 59a, van de Provinciewet, worden de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan, door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend. Het dagelijks bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur, aan de secretaris of aan een of meer andere omgevingsdienst ambtenaren. In dat geval is de medeondertekening door de secretaris niet van toepassing.
- h.
kennisgeving
Overeenkomstig artikel 60 van de Provinciewet kan het algemeen bestuur regelen van welke beslissingen van het dagelijks bestuur aan de leden van algemeen bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang. Het dagelijks bestuur maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de omgevingsdienst gebruikelijke wijze openbaar. Hij laat de openbaarmaking achterwege in de gevallen waarin een verplichting tot geheimhouding geldt of wanneer openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 4.4 Besluitvorming
De deelnemers hebben besloten op de besluitvorming van het dagelijks bestuur de artikelen 58 en 59 van de Provinciewet van toepassing te verklaren.
- a.
Stemming
Overeenkomstig artikel 58 juncto 28, eerste tot en met vierde lid, van de Provinciewet neemt een lid van het dagelijks bestuur niet deel aan de beraadslaging en stemming over:
- 1°.
een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
- 2°.
de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
- 1°.
-
Op die beraadslaging en stemming is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
Het niet deelnemen aan de beraadslaging en stemming geldt niet bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden;
- b.
beslissing bij stemming
Overeenkomstig 58 juncto artikel 30 van de Provinciewet wordt voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
- c.
staken stemmen
Indien overeenkomstig artikel 59 van de Provinciewet de stemmen, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.
Artikel 4.5 Taken en bevoegdheden
In de artikelen 19a, 19b en 57b van de Wgr, zijn de taken en bevoegdheden aangegeven die het dagelijks bestuur in ieder geval heeft. Artikel 4.5 vormt daar een aanvulling op.
Artikel 19a Wgr
- 1.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
- 2.
Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
- 3.
Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Artikel 19b Wgr
- 1.
Over al hetgeen het openbaar lichaam, de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan betreft dient het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad.
- 2.
Het dagelijks bestuur, het bestuur onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers.
Artikel 57b Wgr
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
- a.
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
- b.
beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
- c.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
- d.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wgr;
- e.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 5.1 Voorzitter
Artikel 13, negende lid, van de Wgr, bepaalt dat de voorzitter van het openbaar lichaam door en uit het algemeen bestuur wordt aangewezen, met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde. In dit artikel is bepaald dat het algemeen bestuur tevens een plaatsvervanger door en uit haar midden aanwijst. De voorzitter is zowel de voorzitter van het openbaar lichaam, het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur.
Overeenkomstig artikel 32a van de Provinciewet tekent de voorzitter alle stukken die van het algemeen bestuur uitgaan. De deelnemers hebben ervoor gekozen ook artikel 59a van de Provinciewet overeenkomstig toe te passen op de ondertekening van stukken van het dagelijks bestuur, zodat ook die door de voorzitter worden ondertekend.
Zie ook de toelichting bij de artikelen 3.4 en 4.3 in deze regeling inzake de vergaderorde.
Artikel 5.2 Directeur
Ingevolge de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) beslist het dagelijks bestuur over het aangaan, wijzigen en beëindigen van een arbeidsovereenkomst met de directeur. Sinds de invoering van de Wnra betreft de arbeidsovereenkomst met een ambtenaar een privaatrechtelijke overeenkomst. Het dagelijks bestuur regelt bij de arbeidsovereenkomst ook het salaris en eventuele overige emolumenten van de directeur.
De ondertekening van de arbeidsovereenkomst met de directeur, maar ook met de overige ambtenaren in dienst van de omgevingsdienst gebeurt door de voorzitter. De voorzitter vertegenwoordigt de omgevingsdienst in en buiten rechte ingevolge artikel 57d, eerste lid, van de Wgr. Het tweede lid bepaalt dat de voorzitter de vertegenwoordiging, waaronder het namens de omgevingsdienst ondertekenen van arbeidsovereenkomsten, via volmacht kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon, bijvoorbeeld de directeur, met uitzondering van de ondertekening van de arbeidsovereenkomst van de directeur zelf.
Artikelen 6.1 en 6.2 Externe verantwoording en externe inlichtingenplicht
Artikel 16 van de Wgr en artikel 17, eerste lid, van de Wgr bepalen dat de gemeenschappelijke regeling bepalingen dient in te houden omtrent:
- a.
de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam door het college of Gedeputeerde Staten die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid;
- b.
de wijze waarop een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam aan het college of Gedeputeerde Staten die dit lid heeft aangewezen, de door een of meer leden van dat college of Gedeputeerde Staten gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;
- c.
de wijze waarop door het bestuur van het openbaar lichaam aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen worden verstrekt;
- d.
de wijze waarop de inlichtingen, bedoeld onder c, worden verstrekt.
De artikelen 6.1 en 6.2 voorzien in al deze verplichtingen. Waarbij nog een extra verantwoordingsplicht is vastgelegd richting de raden en Provinciale Staten.
Bij het afleggen van verantwoording ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Wgr of het verstrekken van inlichtingen ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Wgr, verschaft een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de Wgr geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur van het openbaar lichaam tot opheffing van de geheimhouding is besloten.
Artikel 6.3 Externe actieve inlichtingenplicht
Artikel 17, tweede van de Wgr bevat de verplichting dat het bestuur van het openbaar lichaam de raden en Provinciale Staten van de deelnemers alle inlichtingen geeft die zij nodig hebben voor uitoefening van hun taken. Het derde lid van artikel 17 van de Wgr bepaalt dat de gemeenschappelijke bepalingen dient in te houden omtrent de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt.
Het is niet mogelijk om te voorzien in een uitputtende regeling over de actieve informatieplicht. Het artikel is derhalve vormgegeven als kapstokartikel waar nader invulling aan kan worden gegeven.
Het is aan partijen om daar in overleg nadere afspraken over te maken. Het artikel omvat een zelfde bepaling als de actieve informatieplichten tussen het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad en Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten. Het bestuur van het openbaar lichaam informeert de raden en Provinciale Staten schriftelijk over ontwikkelingen die hij van belang acht en die de raden en Provinciale Staten nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Hierbij kan gedacht worden aan ontwikkelingen in het beleid en onvoorziene ontwikkelingen in de organisatie. De vorm waarop de inlichtingen kunnen worden verstrekt is schriftelijk, danwel op een andere passende wijze, zoals bijvoorbeeld een webinar, een informatiebrief na vergaderingen, reguliere bijeenkomsten.
Het staat de raden en Provinciale Staten vrij om aan te geven aan welke informatie zij aanvullend behoefte hebben en de wijze waarop zij deze informatie wensen te ontvangen.
Artikel 6.4 Interne inlichtingenplicht
Artikel 19a, tweede lid, van de Wgr regelt dat het dagelijks bestuur het algemeen bestuur alle inlichtingen geeft die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Artikel 6.4 is aanvullend op de verplichtingen van de Wgr.
Artikel 6.5 Geheimhouding
In artikel 23, eerste lid, van de Wgr, is geregeld dat het algemeen bestuur in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding kan opleggen. Deze geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Het tweede lid bepaalt dat op grond van de belangen genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid de geheimhouding eveneens kan worden opgelegd door het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam en door een commissie als bedoeld in artikel 24 of 25 van de Wgr, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan dient dan op de stukken melding te worden gemaakt. In de bepalingen over de secretaris is dat geregeld in deze regeling.
In het derde lid is vervolgens geregeld dat de aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.
Het vierde lid bepaalt dat de aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding door hen in acht wordt genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.
Bij het afleggen van verantwoording ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Wgr of het verstrekken van inlichtingen ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Wgr, verschaft een lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de Wgr geheimhouding is opgelegd slechts informatie, indien krachtens het bepaalde voor het orgaan dat het lid heeft aangewezen geheimhouding is opgelegd. Laatstbedoelde geheimhouding kan eerst worden opgeheven, nadat door het algemeen bestuur van het openbaar lichaam tot opheffing van de geheimhouding is besloten.
Artikel 7.1 Begroting
De procedure inzake de begroting en de jaarrekening van de omgevingsdienst is reeds dwingend geregeld in artikel 58, 58a, 58b en 59 van de Wgr. Daarom zijn de bepalingen niet opgenomen in de regeling zelf. Artikel 59, zevende lid, van de Wgr is daarbij ook van belang, want dit lid bevat een koppelbepaling, waardoor ook de artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 58 Wgr
- 1.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
- 2.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
- 3.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
- 4.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 58a Wgr
- 1.
Indien het openbaar lichaam een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet ontvangt van het Rijk of middelen ontvangt van de deelnemende provincies en gemeenten, die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, zijn de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten behoeve van de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:
- a.
voor gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
- b.
de in artikel 17b, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies en gemeenten die aan de regeling deelnemen.
- a.
- 2.
De ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Gemeentewet gestelde regels, alsmede het vierde tot en met het achtste lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:
- a.
voor het college wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;
- b.
de in artikel 186, achtste lid, van de Gemeentewet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de provincies en gemeenten die aan de regeling deelnemen.
- a.
Artikel 58b Wgr
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Provinciale Staten van de deelnemende provincies.
Artikel 59 Wgr
- 1.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Provinciale Staten van de deelnemende provincies.
- 2.
De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten en provincies voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
- 3.
De raad van een deelnemende gemeente en Provinciale Staten van een deelnemende provincie kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 4.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam stelt de raden van de deelnemende gemeenten en de staten van de deelnemende provincies schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
- 5.
Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam zo nodig, de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten en de staten der deelnemende provincies, die ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
- 6.
Het eerste, derde en vierde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotingswijzigingen hiervan kan worden afgeweken.
- 7.
De artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.
In artikel 7.1 is gebruik gemaakt van de bevoegdheid van artikel 59, zesde lid, van de Wgr.
Artikel 7.5 Financiële voorschriften
Overeenkomstig artikel 216 van de Provinciewet stelt het algemeen bestuur stellen bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
De verordening bevat in ieder geval:
- a.
regels voor waardering en afschrijving van activa;
- b.
grondslagen voor de berekening van door het provinciebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 225;
- c.
regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.
Overeenkomstig artikel 217 Provinciewet stelt het algemeen bestuur bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 201 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:
- a.
de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en de samenstelling van het vermogen;
- b.
de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 190 en
- c.
het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.
Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:
- a.
de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en
- b.
de tabel van fouten en onzekerheden voor de specifieke uitkeringen.
De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur en een afschrift daarvan aan het dagelijks bestuur.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.
Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in dienst worden genomen. In dat geval besluit het algemeen bestuur tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
Indien het algemeen bestuur op grond van het tweede lid accountants heeft aangewezen die in dienst zijn genomen, is:
- a.
het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, 25a en 27 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op deze accountants;
- b.
het bepaalde bij en krachtens de artikelen 14, 18, 19, 20 en 21 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de provincie; en
- c.
het bepaalde bij en krachtens de artikelen 15 en 16 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de personen die de dagelijkse leiding hebben over het onderdeel van de provincie waarbij de in de aanhef bedoelde accountants werkzaam zijn.
Indien een omgevingsdienst wordt aangewezen als organisatie van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn de artikelen 22 tot en met 24 van die wet van overeenkomstige toepassing op deze provincie.
Artikel 217a
- 1.
Gedeputeerde Staten verrichten periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur. Provinciale staten stellen bij verordening regels hierover.
- 2.
Gedeputeerde Staten brengen schriftelijk verslag uit aan provinciale staten van de resultaten van het periodiek onderzoek.
- 3.
Gedeputeerde Staten stellen de rekenkamer tijdig op de hoogte van de onderzoeken die zij doen instellen en zenden haar een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 8.1 Archieven
Artikel 40 van de Archiefwet 1995 bepaalt dat een gemeenschappelijke regeling tevens een voorziening dient in te houden omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van het bij die regeling ingestelde openbare lichaam. Deze voorziening moet zoveel mogelijk getroffen worden overeenkomstig de bepalingen van de Archiefwet 1995. Omdat de provincie Noord-Brabant deelneemt in de gemeenschappelijke regeling zijn de bepalingen van de Archiefwet 1995 die van toepassing zijn op de provincie van overeenkomstige toepassing op de omgevingsdienst. Het gaat hierbij om de artikelen 27, 28 en 29 van de Archiefwet 1995. In artikel 14 van het Archiefbesluit 1995 is vervolgens bepaald dat het dagelijks bestuur ten aanzien van hun archiefbescheiden beheersregels vaststelt. In artikel 8.1 is uitvoering gegeven aan de Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit 1995, doordat het algemeen bestuur een archiefverordening dient op te stellen en het dagelijks bestuur regels omtrent informatiebeheer, waarbij de VNG het voortouw heeft genomen om modellen hiervoor te ontwikkelen.
Het dagelijks bestuur is op grond van artikel 41 van de Archiefwet belast met de zorg voor de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Op grond van artikel 40 juncto de artikel 29 en 33 van de Archiefwet is de archivaris, ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, onder de bevelen van dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet belast. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast.
Het vijfde lid bevat de verplichting om de gevolgen van uittreding uit of opheffing van de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de archiefbescheiden te regelen.
Artikel 8.2 Archiefbewaarplaats
Onder b Brabants Historisch Informatie Centrum
Artikel 14 van het Archiefbesluit 1995 bepaalt ook dat voorzien moet zijn in voldoende ruimte voor de archiefbescheiden. Voor de omgevingsdiensten in de provincie Noord-Brabant is daartoe het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) aangewezen. Het BHIC is gevestigd aan de Zuid-Willemsvaart 2 te ’s-Hertogenbosch.
Artikel 8.3 Archivaris
Als archivaris van de omgevingsdienst is aangewezen de archivaris van het BHIC. Deze archivaris beschikt over een diploma archivistiek en voldoende deskundigheid ter zake.
Artikel 8.4 Verantwoording
In artikel 19a van de wet is geregeld dat het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur verantwoording schuldig zijn aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur daarbij alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Artikel 8.4 is een uitwerking van deze wettelijke bepaling, specifiek gericht op de archivering en afgestemd op de Handreiking Inrichting Informatie- en Archiefbeheer bij samenwerkingsverbanden van november 2021 van het Landelijk overleg van provinciale archiefinspecteurs (LOPAI), de sectie archieftoezicht van de Branchevereniging van Archiefinstellingen in Nederland (BRAIN), de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland (KVAN) en het Kennisnetwerk Informatie en Archief (KIA).
Artikel 8.5 Ter beschikking stellen archiefbescheiden
Voor de door de deelnemers gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij die deelnemers.
Artikel 9.1 Toetreding
Voor toetreding van nieuwe deelnemers moet artikel 51 van de wet in acht worden genomen. Het staat de deelnemers vrij om een toetredingsdatum voor de nieuwe deelnemer af te spreken. Het verdient de voorkeur de inwerkingtreding van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling gelijk te stellen met de gewenste toetredingsdatum van de nieuwe deelnemer. Het algemeen bestuur draagt zorg voor het aanleveren van een voorstel hiertoe. Het voorstel van het algemeen bestuur kan de gevolgen van de toetreding en nadere voorwaarden voor toetreding bevatten.
Artikel 9.2 Uittreding
Het artikel is een uitwerking van artikel 52, eerste lid, juncto artikel 9 van de wet over uittreding. Het artikel omvat de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en bepalingen omtrent de gevolgen voor het vermogen van de rechtspersoon alsmede de deelnemers. De eerste zes leden bevatten de uitgangspunten van uittreding. Een belangrijk uitgangspunt is dat er tijdig maatregelen kunnen worden genomen door het algemeen bestuur wanneer een deelnemer besluit om uit te treden. Daarom is in het tweede en derde lid opgenomen dat opzegging geschiedt met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste twee jaar; de uittreding vindt plaats op 1 januari na het verstrijken van de opzegtermijn. Als voorbeeld: wanneer een deelnemer op 1 mei 2024 kenbaar maakt te willen uittreden, dan vindt de uittreding dus plaats op 1 januari 2027. Conform het vijfde lid betaalt de uittredende deelnemer in jaar één van uittreding 66% en in jaar twee 33% van de bijdrage aan de begroting die de deelnemer voldeed in het jaar voorafgaand aan de uittreding. Hiermee kunnen de (overhead)kosten worden gecompenseerd die ontstaan wanneer een deelnemer uittreedt.
Indien toepassing van deze bepalingen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard kunnen de deelnemers en de uittredende partij, met inachtneming van artikel 51 van de wet, afwijkende afspraken maken. Dit is geregeld in het zevende lid. Het algemeen bestuur draagt in dat geval zorg voor het aanleveren van het voorstel tot uittreding bij de deelnemers.
Na de uittreding dienen de gevolgen van de uittreding vervolgens te worden verwerkt in de gemeenschappelijke regeling. Hiervoor wordt het proces van artikel 51 van de wet gevolgd.
Overigens is uittreding uit de gemeenschappelijke regeling niet eenvoudig, maar niet onmogelijk. Op grond van artikel 5.3 van de Wabo (Hoofdstuk 18 Omgevingswet) komt het werkgebied van een omgevingsdienst overeen met het gebied van een veiligheidsregio dan wel met het gebied van een kring van aangewezen gemeenten. Een kring wordt bij ministeriële regeling vastgelegd. Door uittreding van een deelnemer wijzigt de kring en kan daarom alleen met aanpassing van de ministeriële regeling geschieden.
Artikel 9.3 Wijziging
Conform artikel 51 van de wet wordt de gemeenschappelijke regeling gewijzigd indien de colleges en gedeputeerde staten daartoe, met toestemming van de raden respectievelijk provinciale staten, eensluidend besluiten. Het algemeen bestuur draagt zorg voor het aanleveren van het voorstel hiertoe.
Artikel 9.4 Opheffing
Indien de deelnemers besluiten tot opheffing van het openbaar lichaam draagt het algemeen bestuur zorg voor het opstellen van een liquidatieplan. Het concept-liquidatieplan wordt vooraf ter raadpleging voorgelegd aan de deelnemers.
Conform artikel 52, eerste lid, juncto artikel 9, eerste lid, van de wet vindt besluitvorming over opheffing plaats door de deelnemende bestuursorganen. Bij de opheffing van het openbaar lichaam dient tevens de gemeenschappelijke regeling te worden ingetrokken via een intrekkingsregeling. Het algemeen bestuur doet hiervoor een voorstel.
Conform artikel 52, eerste lid, juncto artikel 9, derde lid, van de wet blijft het bij een regeling ingestelde openbaar lichaam na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.
Artikel 10.1 Informele aanpak interne geschillen of interne bezwaarschriften
Eerste lid 1 Informeel gesprek
Dit artikel ziet zowel op geschillen als bezwaarschiften. Bij een geschil is geen besluit vereist, maar is sprake van een geschil als een van de deelnemers die mening is toegedaan. Zowel bij geschillen als in het stadium dat reeds een formeel bezwaarschrift is ingediend is het belangrijk dat steeds wordt getracht het geschil of bezwaar op informele wijze samen met een onafhankelijke bemiddelaar op te lossen.
Derde lid Beslissing op bezwaar
Het orgaan van het bestuur dat het besluit heeft genomen, zijnde het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van de omgevingsdienst nemen een beslissing op het bezwaarschift, indien het informele gesprek niet tot een oplossing heeft geleid. De partij die het bezwaarschrift heeft ingediend kan daarna de daarvoor bestemde rechtsgang vervolgen.
Artikel 10.2 interne klachten
Dit artikel is enkel van toepassing op de behandeling van interne klachten over gedragingen van het bestuur van het openbaar lichaam. Dit kan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn.
Klachten over de uitoefening van bevoegdheden van de omgevingsdienst zullen vaak betrekking hebben op gemandateerde bevoegdheden die namens worden uitgevoerd. In die gevallen blijft de deelnemer bevoegd om zelf de klacht af te handelen.
Artikel 11.1 Evaluatie
Algemeen
Gekozen is voor een periodieke evaluatie van de gemeenschappelijke regeling om de vier jaar.
Onder a Doeltreffendheid en effecten
De vorm en inhoud van een evaluatieverslag ten aanzien van de regeling zijn vormvrij. Mogelijkheden zijn een apart verslag, een rapportage in de begrotingstoelichting, een beleidsnota of een onderdeel van de toelichting bij een wijzigingsregeling. Wat de inhoud betreft geldt als algemene eis dat een adequaat inzicht wordt gegeven in doeltreffendheid en effecten van de regeling in de praktijk. Aangezien de regeling een algemeen kader bevat voor de samenwerking tussen de deelnemers ligt het voor de hand dat de evaluatie van de regeling zich met name beperkt tot een procesmatige evaluatie, waarbij het vooral technische, juridische en procedurele aspecten betreft.
Onder b Functioneren
Ook het functioneren van de Omgevingsdienst en de dienstverlening aan de deelnemers zelf zal elke vier jaar geëvalueerd worden. Dat kan een beperkte evaluatie zijn, maar natuurlijk ook een meer omvattende evaluatie naar het functioneren van de samenwerking en het samenwerkingsverband en eventuele verbeterpunten.
Het verslag over het functioneren kan bestaan uit een samenvoeging van de in de afgelopen vier jaar reeds in andere kaders uitgevoerde tussenevaluaties en rapporten over het functioneren van de omgevingsdienst en de dienstverlening aan de deelnemers en hoeft geen nieuw verslag te zijn.
Artikel 11.2 Intrekking
Vanwege het grote aantal aanwijzings-technische wijzigingen is ervoor gekozen de oude regeling in te trekken en een geheel nieuwe regeling vast te stellen. Aan de citeertitel van de nieuwe regeling is het jaartal 2024 toegevoegd om deze nieuwe regeling te onderscheiden van haar voorgangers.
Artikel 11.4 Inwerkingtreding
Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen, onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging, dient ingevolge artikel 26 Wgr, juncto artikel 52, eerste lid, onder l, van de Wgr, de regeling bekend te maken in het door dat provinciebestuur uitgegeven provinciaal blad. Artikel 11.4 regelt dit. De regeling treedt vervolgens in werking de dag na publicatie. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt. Het openbaar lichaam of bij gebreke hiervan, het provinciebestuur, voegt vervolgens in het register, bedoeld in artikel 136, eerste lid, van de Wgr, de gegevens toe, bedoeld in artikel 136, tweede lid, van de Wgr.
Deze procedure is ook van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris
drs. G.H.E. Derks MPA
Het college van de gemeente Asten,
de voorzitter,
A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk
de secretaris,
M. Derks
Het college van de gemeente Bergeijk,
de voorzitter,
Callewaert-de Groot
de secretaris,
A.J.M. Ewalds
Het college van de gemeente Best,
de voorzitter,
H. Ubachs
de secretaris,
J. Hasselman
Het college van de gemeente Bladel,
de voorzitter,
M.A.G. van den Bosch
de secretaris,
R.C.W.C. Lathouwers
Het college van de gemeente Cranendonck,
de voorzitter,
F.A.P. van Kessel
de secretaris,
E. Jacobs
Het college van de gemeente Deurne,
de voorzitter,
G.T. Buter
de secretaris,
R. Halffman
Het college van de gemeente Eersel,
de voorzitter,
W.A.C.M. Wouters
de secretaris,
H.M.L. Offermans
Het college van de gemeente Eindhoven,
de voorzitter,
J. Dijsselbloem
de secretaris,
Zwierstra
Het college van de gemeente Geldrop-Mierlo,
de voorzitter,
J.C.J. van Bree
de secretaris,
N.J.H. Scheltens
Het college van de gemeente Gemert-Bakel,
de voorzitter,
M.S. van Veen
de secretaris,
P. Sennema
Het college van de gemeente Heeze-Leende,
de voorzitter,
T.M. Heldens
de secretaris,
C.G. Klesman-Nacken
Het college van de gemeente Helmond,
de voorzitter,
P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
de secretaris,
A.S. Meijer
Het college van de gemeente Laarbeek,
de voorzitter,
Y.C.M.G. de Boer
de secretaris,
J.W.M. van de Ven
Het college van de gemeente Nuenen c.a.,
de voorzitter,
M.M. van Toorenburg
de secretaris,
T.N. Kramer
Het college van de gemeente Oirschot,
de voorzitter,
J. Keijzers-Verschelling
de secretaris,
S. Willems-van Ulden
Het college van de gemeente Reusel-De Mierden,
de voorzitter,
A.J.M.H. van de Ven
de secretaris,
J.P.P.S. Ruyters
Het college van de gemeente Someren,
de voorzitter,
D. Blok
de secretaris,
J. Koppers-van der Krabben
Het college van de gemeente Son en Breugel,
de voorzitter,
S. Otters-Bruijnen
de secretaris,
J. Wesselink
Het college van de gemeente Valkenswaard,
de voorzitter,
A.B.A.M. Ederveen
de secretaris,
W. Weeterings
Het college van de gemeente Veldhoven,
de voorzitter,
M.J.A. Delhez
de secretaris,
J.H.J. Sanders
Het college van de gemeente Waalre,
de voorzitter,
M. Oosterveer
de secretaris,
R. Franken
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl