Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2024

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2024

De raad,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2024;

gelet op artikel 84 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

gelet op het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

besluit

Vast te stellen: de Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2024.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ambtelijk hoorder: door burgemeester en wethouders aangewezen persoon/personen die bevoegd is/zijn om bezwaarschriften te behandelen;

  • -

    ambtelijk horen: horen door een ambtenaar of meerdere ambtenaren namens het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    bestuursorgaan: gemeentelijk orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen: de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, bestuurscommissies en de leerplichtambtenaar;

  • -

    bezwaarmaker: indiener van een bezwaarschrift;

  • -

    commissie: onafhankelijke Vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften (de Vcab) als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb;

  • -

    procesdossier: alle op de zaak betrekking hebbende stukken;

  • -

    voorzitter: voorzitter van de commissie;

  • -

    verweerschrift: schriftelijke reactie van het verwerend bestuursorgaan op de ingediende bezwaren.

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Het bestuursorgaan registreert het ingediende bezwaarschrift met de datum van ontvangst en zendt het onverwijld door aan het secretariaat van de commissie. Het bestuursorgaan zendt een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift aan bezwaarmaker.

  • 2. Daarna wordt door het secretariaat van de commissie zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden over het vervolg van de bezwarenprocedure.

Paragraaf 2. Informele afhandeling

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

  • 1. Het bestuursorgaan onderzoekt of het bezwaarschrift informeel kan worden afgehandeld alvorens het verder in behandeling te nemen.

  • 2. De informele aanpak start door kort na binnenkomst van het bezwaarschrift contact hierover op te nemen met de bezwaarmaker en de voorbereider van het primaire besluit.

  • 3. Als het bezwaar wordt geschikt, legt het bestuursorgaan de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt het zo nodig een nieuw besluit.

Paragraaf 3. Ambtelijk horen

Artikel 4. Ambtelijk horen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen categorieën van bezwaarschriften aanwijzen waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.

  • 2. De ambtelijk hoorder wordt door burgemeester en wethouders aangewezen.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen de wijze en het tijdstip van het horen.

  • 4. Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het bezwaarschrift aan de commissie wil voorleggen, wordt afgezien van ambtelijk horen.

  • 5. De ambtelijk hoorder is bevoegd tot horen ten aanzien van alle bezwaarschriften die vallen binnen de door burgemeester en wethouders aangewezen categorieën.

Artikel 5. Bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de artikelen 2:1, tweede lid, 6:6, 6:14, 6:15, 6:17, 7:1a, 7:3, 7:4, tweede en zesde lid, 7:6, vierde lid, 7:10, derde lid, van de Awb worden namens het bestuursorgaan uitgeoefend.

Artikel 6. Vooronderzoek

  • 1. De ambtelijk hoorder is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De ambtelijk hoorder kan bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen om op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

Artikel 7. Verslaglegging hoorzitting

  • 1. Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb wordt in beginsel gemaakt door middel van een geluidsopname.

  • 2. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, maakt de beslissing op bezwaar hier melding van.

Paragraaf 4. Commissie

Artikel 8. Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste één voorzitter en tenminste twee leden.

  • 2. De voorzitters en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. De voorzitters en de leden zijn niet woonachtig of werkzaam binnen de gemeente Altena.

  • 4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 5. De voorzitters en de leden ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van de hoogte van deze vergoeding.

  • 6. De voorzitters en de leden ontvangen een reiskostenvergoeding. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van de hoogte van deze vergoeding.

Artikel 9. Horen en adviseren door de commissie

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften.

  • 2. De commissie is belast met het horen en adviseren over de volledige heroverweging van bestreden besluiten.

  • 3. De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften waarvan is bepaald dat de voorbereiding van de beslissing op bezwaar door ambtelijk horen wordt afgedaan, behalve wanneer sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4, vierde lid, wordt het bezwaarschrift wel aan de commissie voorgelegd. Voorts is de commissie niet belast met de behandeling van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4. Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het niet nodig vindt dat het bezwaarschrift aan de commissie wordt voorgelegd, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat het horen ambtelijk plaatsvindt.

Artikel 10. Secretaris

  • 1. De secretarissen worden door burgemeester en wethouders aangewezen.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen ook een of meer plaatsvervangers van de secretarissen aan.

Artikel 11. Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot herbenoeming voor telkens een gelijke periode.

  • 3. De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De aftredende of ontslagnemende voorzitter of leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 12. Uitoefening bevoegdheden

  • 1. De voorzitter oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:

    • a.

      verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);

    • b.

      stellen van een termijn aan de bezwaarmaker (artikel 6:6);

    • c.

      verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);

    • d.

      ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan belanghebbende(n) (artikel 7:4, tweede lid);

    • e.

      al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6, vierde lid).

  • 2. De voorzitter kan deze bevoegdheden ter afdoening opdragen aan de secretaris.

Artikel 13. Voorbereiding hoorzitting

  • 1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De voorzitter nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 3. Binnen een week na verzending van de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter eenmalig schriftelijk of digitaal verzoeken de datum van de hoorzitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één week na ontvangst van dit verzoek, aan de bezwaarmaker, de belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

  • 5. De voorzitter is bevoegd naar zijn oordeel in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het tweede tot en met vierde lid.

  • 6. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Als daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

  • 7. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 8. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid van artikel 7:3 van de Awb besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan.

Artikel 14. Verweerschrift

  • 1. Het bestuursorgaan stelt een verweerschrift op en levert dit tezamen met het procesdossier tenminste vier weken voor de hoorzitting aan de commissie aan.

  • 2. De commissie stuurt de partijen tenminste drie weken voor de hoorzitting het verweerschrift toe.

Artikel 15. Onpartijdigheid leden

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij worden zo nodig vervangen.

Artikel 16. Openbaarheid hoorzitting

  • 1. De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid vindt de hoorzitting achter gesloten deuren plaats voor wat betreft de advisering over bezwaarschriften op het gebied van sociale wetgeving, de Participatiewet, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, gehandicaptenparkeerkaarten en de Ambtenarenwet.

  • 3. De deuren kunnen voorts worden gesloten als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt.

  • 4. Als de commissie naar aanleiding van het derde lid beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 17. Verslaglegging

  • 1. Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb wordt gemaakt door middel van een geluidsopname.

  • 2. Indien één van de aanwezige rechtstreeks belanghebbenden zwaarwegende bezwaren heeft tegen het maken van een geluidsopname kan de voorzitter of de secretaris besluiten dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een schriftelijk verslag wordt opgesteld. Dit verslag houdt naast de vermelding van de namen van de rechtstreeks belanghebbenden en hun hoedanigheid een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder op de hoorzitting is voorgevallen en kan verwijzen naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden.

  • 3. Er wordt op basis van de geluidsopname een schriftelijk verslag gemaakt wanneer een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in het geval van een (hoger) beroepsprocedure.

  • 4. Het schriftelijk verslag als bedoeld in de leden 2 en 3 wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 18. Nader onderzoek

  • 1. De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen als zij dit tijdens of na afloop van de hoorzitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, wenselijk acht.

  • 2. De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan toegezonden.

  • 3. De bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen na verzending van de nadere informatie binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Waar niet in is voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 19. Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3. Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

  • 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 20. Uitbrengen advies en verdaging

  • 1. Het advies wordt met het audioverslag en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. Op verzoek van rechtstreeks belanghebbenden aanwezig op de hoorzitting wordt de geluidsopname aan hen verstrekt. Waar niet in is voorzien, beslist de voorzitter.

  • 3. Als naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 4. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en belanghebbenden een afschrift.

Artikel 21. Jaarverslag en aanbevelingen

  • 1. De voorzitters van de commissie brengen jaarlijks aan de bestuursorganen verslag uit van de werkzaamheden van de commissie in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. De voorzitters van de commissie kunnen aanbevelingen doen aan de bestuursorganen van de gemeente, aan de hand van de bevindingen van de commissie voortvloeiende uit haar werkzaamheden.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Overgangsbepaling

Op bezwaarschriften die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is de Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2019 van toepassing.

Artikel 23. Intrekking oude regeling

De Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften Altena 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2024.

De voorzitter,

Drs. E.B.A. Lichtenberg MCM

de raadsgriffier,

Drs. S.J. Peet

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft een kader voor de behandeling van bezwaarschriften. Het contact met (de) burger staat hierbij centraal. De verordening bevat bepalingen over de informele aanpak, het ambtelijk horen en het horen door een commissie. Het uitgangspunt is formele behandeling van bezwaren waar het moet en informele behandeling waar het kan.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 1. Definities

Bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Onder bestuursorgaan wordt hier verstaan een orgaan van de gemeente dat een besluit heeft genomen waartegen bezwaar wordt gemaakt. De raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, bestuurscommissies en de leerplichtambtenaar zijn gemeentelijke bestuursorganen die besluiten kunnen nemen waartegen bezwaar kan worden ingediend (zie artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb). Deze verordening geldt dus voor al deze gemeentelijke bestuursorganen.

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

Eerste lid

De registratie van het bezwaarschrift met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 van de Awb bepaalt dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd. De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).

Tweede lid

Het zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bezwaarschift contact leggen met de bezwaarmaker is zeer zinvol. Er kan dan aan bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden onder meer inzicht in en uitleg over de vervolgprocedure worden gegeven. Op welke wijze contact wordt opgenomen wordt niet in de Awb geregeld. Dit is aan het bestuursorgaan zelf. De keuze die gemaakt wordt, kan afhangen van de inschatting wat het beste in het concrete geval zal zijn. Tijdens dit contact kan worden aangeven dat desgewenst ambtelijk of door een bezwarencommissie zal worden gehoord maar kan ook worden gewezen op de (eventuele) mogelijkheid van informele behandeling van het bezwaarschrift. Het kan zijn dat tijdens dit eerste contact al een passende informele oplossing op het bezwaarschrift wordt gevonden. Maar het is goed mogelijk dat hiervoor nog nader onderzoek en contact met de voorbereider(s) van het bestreden besluit is vereist. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 3. Van belang is dat eventuele afspraken over de informele oplossing die bij dit contact al is verkregen schriftelijk worden vastgelegd.

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

Eerste en tweede lid

Na het eerste contact met de bezwaarmaker (zie artikel 2), zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit en de reden waarom bezwaar is gemaakt. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker als de voorbereider van het bestreden besluit contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het bezwaar (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift wordt gelegd. Als al bij het eerste contact (zie artikel 2) een oplossing op het bezwaarschrift is gevonden dan hoeft (uiteraard) niet nog een keer contact te worden gezocht met de bezwaarmaker. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift dan hoeft het bezwaarschrift niet verder in behandeling te worden genomen en kan het wellicht informeel worden afgedaan. Het laatste woord is echter aan bezwaarmaker. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling. Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

Derde lid

Als tijdens het informele contact blijkt dat een nieuw besluit wenselijk is, dan worden hierbij de belangen van derde belanghebbenden in acht genomen.

Beslistermijnen

Het bestuursorgaan moet op het bezwaarschrift beslissen binnen zes weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). Als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld, is de beslistermijn twaalf weken. De beslistermijn kan worden verdaagd (=uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan met maximaal zes weken worden verdaagd, maar verdere verdaging van de beslistermijn is alleen mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).

Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt. Het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.

Artikel 4. Ambtelijk horen

Belanghebbenden moeten worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen, kan van het horen worden afgezien.

Eerste en tweede lid

Niet elke gemeente kiest voor behandeling van bezwaarschriften door een (onafhankelijke externe) commissie. Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid dat het bevoegde bestuursorgaan bepaalde categorieën van bezwaarschriften aanwijst, door het nemen van een aanwijzingsbesluit, waarbij ambtelijk wordt gehoord. Voor het ambtelijk horen gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de Awb. In de gevallen waarin ambtelijk wordt gehoord, zal de bezwarencommissie normaliter niet adviseren.

Hoe het horen wordt vormgegeven is grotendeels aan degene(n) die horen zelf. Er kan voor worden gekozen om fysiek te horen, maar telefonisch of digitaal horen is ook mogelijk. Hierbij is het wel vereist dat alle betrokkenen hiermee instemmen. Als het om een openbare hoorzitting gaat, is telefonisch horen niet wenselijk.

Van het horen moet een verslag worden gemaakt (artikel 7:7 van de Awb). De Awb bepaalt niet hoe het verslag van het horen moet worden vormgegeven en hoe uitgebreid het moet zijn.

Beslistermijnen

Zie de toelichting op artikel 3 onder ''beslistermijnen" .

Artikel 7. Verslaglegging hoorzitting

Zie de toelichting onder artikel 17.

Artikel 8. Samenstelling van de commissie

Raadsleden en burgemeester en wethouders mogen op grond van de Gemeentewet geen lid zijn van de commissie.

Eerste lid

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter en de leden maken geen deel uit en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb). Het aantal leden dat naast de voorzitter deel uitmaakt van de commissie moet tenminste twee zijn, maar dit kunnen er ook meer zijn.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuursorgaan onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door burgemeester en wethouders) mogelijk.

Vierde lid

Als de voorzitter verhinderd is, dan kan de commissie zelf beslissen wie hem als voorzitter vervangt.

Vijfde lid

De voorzitters en de leden van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit). De raad kan van het in het Rechtspositiebesluit genoemde bedrag afwijken bij verordening. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit. De meeste gemeenten kiezen ervoor om de vergoeding op te nemen in de algehele verordening en daar een indexering aan te verbinden. Een enkele gemeente kiest voor een separate verordening met daarin opgenomen een vergoeding specifiek voor deze commissie.

Om praktische redenen is het wenselijk om de bevoegdheid tot het vaststellen van de hoogte van de vergoeding over te laten aan burgemeester en wethouders. Op deze manier kan worden ingespeeld op de actualiteit. Gelet op de afwijkingsmogelijkheid in artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit in verhouding tot het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet, ervan uitgaande dat de aard van de bevoegdheid zich niet tegen delegatie verzet, zijn burgemeester en wethouders hiertoe bevoegd.

De onderbouwing voor de hoogte van de vergoeding voor de voorzitters en de leden van de commissie is deels gerelateerd aan het Rechtspositiebesluit. Van de voorzitters en de leden van de commissie wordt echter specifieke expertise gevraagd. Het merendeel is juridisch onderlegd en de hoorzittingen vragen om een gedegen bestudering en voorbereiding van de te behandelen bezwaarschriften. Ook na de hoorzitting wordt een actieve rol van de voorzitters en de leden verwacht. De vergoeding dient derhalve te zijn afgestemd op de bijzondere deskundigheid (van de voorzitters en de leden) en de zwaarte en de omvang van de taak. De tijdsbesteding varieert gemiddeld van één tot vier uur per bezwaarzaak. In principe omvatten de hoorzittingen drie tot vier bezwaarzaken per middag of avond.

Artikel 9. Horen en adviseren door de commissie

Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, wijze van adviseren, wijze van horen, uitnodiging bestuursorgaan en uitbrengen van het advies. Zie voor algemene opmerkingen over het horen de toelichting bij artikel 4.

Derde lid

Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie.

Artikel 10. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 11. Zittingsduur

Vierde lid

Het is voor de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 12. Uitoefening bevoegdheden

Eerste lid

Dit lid regelt bevoegdheden die zelfstandig door de voorzitter kunnen worden uitgeoefend.

Tweede lid

De bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, kan de voorzitter mandateren aan de secretaris. Mandateren betekent het in naam van de mandaatgever (de voorzitter) uitoefenen van de bevoegdheden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de in mandaat verrichte handelingen van de secretaris en blijft ook bevoegd om deze bevoegdheden zelf uit te oefenen.

Artikel 15. Onpartijdigheid leden

Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.

Artikel 16. Openbaarheid hoorzitting

Eerste lid

Hier is vastgelegd dat het uitgangspunt is dat de hoorzitting openbaar is. Niet is vereist dat de gehele commissie hoort. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Zie artikel 7:13, derde lid, van de Awb.

Tweede lid

De raad kan bij verordening bepaalde zaken van de openbaarheid van de hoorzitting uitzonderen.

Derde en vierde lid

Hier wordt geregeld dat als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of als een belanghebbende daartoe een verzoek doet, de hoorzitting (in aanvulling op het tweede lid) mogelijk achter gesloten deuren zal kunnen plaatsvinden. De Awb bepaalt dat de (gehele) commissie over de openbaarheid van de hoorzitting beslist, en hiermee samenhangend ook de geheimhouding van stukken (zie de artikelen 7:13, vierde lid, in samenhang met 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid, van de Awb). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door (enkel) de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend (Kamerstukken 21 221, nr. 3, p. 155).

Artikel 17. Verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De vorm en de inhoudelijke vereisten van het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen. In principe geldt dat het verslag van de hoorzitting door middel van een geluidsopname wordt gemaakt (lid 1). Wanneer een gerechtelijke instantie hierom verzoekt in verband met een (hoger)beroepsprocedure, wordt er een schriftelijk verslag gemaakt op basis van de geluidsopname (lid 3). Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer bij de hoorzitting aanwezige rechtstreeks belanghebbenden bezwaar hebben tegen het maken van een geluidsopname. In dit laatste geval kan besloten worden dat er een schriftelijk verslag van de hoorzitting wordt gemaakt (lid 2).

Het bepaalde in het eerste lid strekt niet zo ver dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Dit is ook niet wenselijk gelet op de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming. Enkel de noodzakelijke persoonsgegevens mogen in het verslag worden opgenomen. Noodzakelijk is in ieder geval dat uit het verslag duidelijk moet blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat naar voren is gebracht.

Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het schriftelijke advies van de commissie het verslag van het horen bevat. Hieruit volgt dat het verslag uiterlijk bij het uitbrengen van het advies moet zijn opgesteld. Niet is vereist dat het verslag schriftelijk is opgesteld.

Artikel 18. Nader onderzoek

Eerste lid

Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden, het is aan de commissie zelf hoe dit onderzoek vorm te geven. Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen.

Derde lid

Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).

Artikel 19. Raadkamer en advies

Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en adviseren, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 9. Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het niet vereist is dat de gehele commissie hoort. Zie ook de toelichting bij artikel 16. Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.

Artikel 20. Uitbrengen advies en verdaging

Tweede en derde lid

De termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, bedraagt twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 van de Awb). Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “beslistermijnen”.

Het tweede lid van artikel 20 schrijft voor dat de voorzitter tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen, als hij voorziet dat de termijn van twaalf weken niet wordt gehaald. Mocht de commissie ondanks de verdaging door het bestuursorgaan niet tijdig een advies (kunnen) uitbrengen en er geen verder uitstel mogelijk is, dan moet het bestuursorgaan beslissen zonder het advies van de commissie en alsnog zelf horen. Het besluit moet aan zowel de commissie als belanghebbenden worden bekendgemaakt.

Artikel 21. Jaarverslag en aanbevelingen

De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht en wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, enz.).

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.