Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733579
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733579/1
Beleidsregels terug- en invordering BBZ 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels terug- en invordering BBZ 20251. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ, het Bbz 2004 en de Algemene wet bestuursrecht.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
- b.
bedrijfskapitaal: de bijstand aan een inwoner die zelfstandige is, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004;
- c.
gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel;
- d.
invordering: de wijze van inning van het teruggevorderde bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal;
- e.
inwoner: de persoon van wie een uitkering of bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd;
- f.
IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- g.
IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- h.
terugvordering: de vaststelling van het bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal waar de inwoner geen recht (meer) op heeft;
- i.
uitkering: de verleende bijstand op grond van de Participatiewet of het Bbz 2004, of de verstrekte uitkering op grond van de IOAW of IOAZ;
- a.
-
3. Als de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.
2. TERUGVORDERING
Artikel 2. Gebruikmaking specifieke bevoegdheden Bbz 2004
-
1. Als de verleende bijstand, vermeerderd met het in het betreffende boekjaar behaalde netto inkomen, meer is dan de jaarnorm, dan wordt, onder toepassing van artikel 12 lid 2 onder c Bbz 2004, de bijstand ter grootte van het verschil teruggevorderd voor zover artikel 13 Bbz niet van toepassing is.
-
2. Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 41 lid 4 Bbz 2004, om in de daarin beschreven gevallen een lening en de eventuele achterstallige rente terstond op te eisen en terug te vorderen.
-
3. Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 41 lid 5 Bbz 2004 om in de daarin beschreven situatie, de vanaf de vervaldatum achterstallige rente en aflossingsbedragen terstond terug te vorderen.
-
4. Onder toepassing van artikel 43 lid 2, eerste volzin Bbz 2004 wordt, in geval van niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf of beroep, het resterende deel van de lening vanaf de beëindiging renteloos, tenzij:
- a.
die lening onder hypothecair verband is verleend of
- b.
sprake is van schuldig nalatig niet voldoen aan de aflossingsverplichting waardoor artikel 43a lid 5 Bbz 2004 toepassing vindt.
- a.
-
5. Wordt een op grond van het Bbz 2004 verstrekte rentedragende geldlening voor bedrijfskapitaal opgezegd, dan is vanaf het moment van opzegging over het resterende en teruggevorderde deel van de geldlening de rente als bedoeld in artikel 15 onder a Bbz 2004 verschuldigd, als de geldlening wordt opgezegd omdat:
- a.
de daar aan verbonden betalingsverplichtingen niet worden nagekomen;
- b.
zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 39 lid 2 Bbz 2004.
- a.
-
6. In afwijking van het eerste lid is na een opzegging van de geldlening op grond van artikel 43a lid 5 Bbz 2004 over het resterende deel van de geldlening wettelijke rente verschuldigd, ongeacht of sprake is van een al dan niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf en ongeacht of het resterende deel van de geldlening al dan niet op grond van artikel 43 lid 2 Bbz 2004 renteloos is gemaakt.
-
7. In afwijking van het eerste lid is na de oorspronkelijke looptijd van de opgezegde geldlening, met een maximum van 10 jaar, vermeerderd met de periode dat eventueel uitstel van betaling is verleend, over het alsdan resterende deel van de vordering de wettelijke rente verschuldigd.
-
8. Als artikel 43b lid 1 Bbz 2004 toepassing vindt, wordt de in artikel 43b lid 2 bedoelde verschuldigde rente op nihil gesteld voor zover de wettelijke rente verminderd met drie procent negatief zou zijn.
3. SLOTBEPALINGEN
Artikel 3. Hardheidsclausule
Het college kan op grond van artikel 4:84 van de Awb in zeer bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien de toepassing daarvan onevenredig is in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel worden met ingang van 1 januari 2025 ingetrokken.
-
2. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2025.
-
3. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels terug- en invordering BBZ 2025’.
-
4. Op besluiten, de daaruit voortvloeiende (betalings)afspraken en eventuele invorderingsmaatregelen die dateren van voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijven de Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel onverkort van kracht.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 3 december 2024
R. ’t Hoen
secretaris
M.C. Teunissen-Willemsen
burgemeester
Algemene toelichting
Algemeen
Vanaf 1 januari 2020 wordt met de invoering van het ‘Besluit tot wijziging van het Bbz 2004’ de terug- en invordering van Bbz-vorderingen een wettelijke bevoegdheid, met uitzonderingen van het terugvorderen van onder andere fraudevorderingen.
Door het karakter van Bbz-vorderingen kiest het college ervoor om aparte Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 op te stellen. Vorderingen op grond van het Bbz 2004 hebben namelijk een ander karakter dan vorderingen op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ. Bij het Bbz 2004 wordt de bijstand toegekend in de vorm van een geldlening, hetgeen een periodieke uitkering (algemene en bijzondere bijstand) en/of bedrijfskapitaal betreffen. De bijstand is gericht op het verwerven van inkomen in het eigen bedrijf. Bij de aanvraag is het nog niet bekend of er daadwerkelijk sprake zal zijn van inkomen en wat de hoogte hiervan zal zijn. Bij de toekenning op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ is bij de aanvraag wel duidelijk dat er te weinig inkomen is of dat er te weinig middelen zijn om volgens de bestaande regelgeving in het levensonderhoud te voorzien.
In deze beleidsregels wordt de invulling van de terugvorderingsbevoegdheid uitgewerkt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen. De bepalingen behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 2. Gebruikmaking specifieke bevoegdheden Bbz 2004
Per 1 januari 2020 is het Bbz 2004 ingrijpend gewijzigd. Daarbij is ook gestreefd naar het zoveel mogelijk gelijktrekken van de terugvorderingsbepalingen inzake de uitkering voor levensonderhoud op grond van de PW respectievelijk op grond van het Bbz 2004.
Gezien het eigen karakter van de uitkeringsverstrekking voor de kosten van levensonderhoud op grond van het Bbz 2004 is echter sprake van een aantal specifieke bevoegdheden. In dit artikel worden die vermeld en wordt aangegeven dat het college daarvan ten volle gebruik maakt.
Toepasselijke rente na opzegging rentedragende Bbz-geldlening (lid 5 t/m 8)
Als op grond van het Bbz 2004 een rentedragende lening wordt verstrekt is over die lening de zogenaamde contractrente verschuldigd gedurende de gehele looptijd van de lening. Die bedraagt op grond van artikel 15 onderdeel a Bbz 2004 al geruime tijd 8%.
Als de lening wordt opgezegd en het resterende saldo ineens wordt teruggevorderd was er onduidelijkheid over de vraag of dan nog steeds de contractrente dan wel de (lagere) wettelijke rente over het resterende en teruggevorderde saldo verschuldigd is. Er is immers geen sprake meer van een “lopende lening” waardoor artikel 15 onderdeel a Bbz 2004 niet meer van toepassing is.
Naar aanleiding van die onduidelijkheid is per 1 januari 2020 aan artikel 41 Bbz 2004 een nieuw lid 6 toegevoegd. Daarin is expliciet bepaald dat in de daarin genoemde situaties het resterende deel van de lening vanaf het moment van de opeisbaarheid van de lening rentedragend blijft. In de toelichting bij het nieuwe lid 6 is vermeld dat hiermee wordt verduidelijkt dat de renteverplichting ook bij de beëindiging van de lening doorloopt waarmee wordt voorkomen dat een voordeel voor de zelfstandige zou kunnen ontstaan wanneer deze zich niet aan zijn verplichting tot aflossing en rentebetaling houdt. De lening en de eventueel achterstallige rente is bij opzeggen terstond opeisbaar en over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen is wettelijke rente verschuldigd. Over het terstond opeisbare deel blijft de Bbz-renteverplichting gelden.
Dit betekent in de praktijk dat:
- •
over de achterstallige aflossings- en renteverplichtingen de wettelijke rente in rekening gebracht kan worden;
- •
na opzegging van de lening de contractrente blijft gelden over het resterende saldo dat nu ineens wordt teruggevorderd.
Artikel 41 lid 6 Bbz ziet echter uitsluitend op een opzegging als niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen wordt voldaan. Onduidelijk blijft daardoor welke rente is verschuldigd als de lening om andere redenen wordt opgezegd en teruggevorderd (bijvoorbeeld om de redenen als vermeld in artikel 39 lid 2 Bbz 2004). In lijn met de toelichting op het nieuwe artikel 41 lid 6 Bbz 2004, is in deze beleidsregels expliciet en ter verduidelijking bepaald dat ook na opzegging van de geldlening om andere redenen (enkele uitzonderingen daargelaten) de contractrente verschuldigd blijft over het resterende en ineens teruggevorderde saldo van de opgezegde lening.
In aanvulling op het voorgaande is ook expliciet in deze beleidsregels bepaald dat als artikel 43b lid 1 Bbz 2004 toepassing vindt, de verschuldigde rente op nihil wordt gesteld voor zover de wettelijke rente verminderd met drie procent negatief zou zijn. De reden daarvan is dat de wettelijke rente inmiddels langdurig zeer laag is waardoor op grond van dat artikel een debiteur, gezien de thans negatieve uitkomst van die berekening, een rentevergoeding van het college zou kunnen vorderen.
Bovenstaande was reeds de staande uitvoeringspraktijk. Naar aanleiding van het in het Bbz 2004 toegevoegde artikel 41 lid 6 is dit echter voor de duidelijkheid nu ook in deze beleidsregels vastgelegd.
Artikel 3. Hardheidsclausule
Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere en/of onvoorziene gevallen af te wijken van de regels zoals staat beschreven in deze beleidsregels. In alle gevallen moet afwijking van de algemene regeling worden gemotiveerd.
Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl