Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733561
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733561/1
GLB-openstellingsbesluit niet-productieve investeringen door niet-landbouwbedrijven in het bodem- en watersysteem provincie Utrecht 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
GLB-openstellingsbesluit niet-productieve investeringen door niet-landbouwbedrijven in het bodem- en watersysteem provincie Utrecht 2025Gedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht (hierna: de Verordening);
Overwegende:
- •
dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Nationaal Strategisch Plan (NSP) te behalen;
- •
dat met deze subsidieregeling mede bijgedragen wordt aan het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 als uitwerking van de Omgevingsvisie voor het beleidsthema ‘klimaatbestendig en waterrobuust’, het Programma klimaatadaptatie 2020-2023, de Regionale Veenweiden Strategie Utrechtse Veenweiden (RVS) en het Uitvoeringsprogramma RVS 2023 –2024;
- •
dat er een urgentie is om de resterende maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water uit te voeren;
- •
dat het wenselijk is om niet-productieve investeringen te subsidiëren waardoor:
- ▪︎
het bodem- en watersysteem (zowel grondwater als oppervlaktewater) blijvend robuust en toekomstbestendig wordt;
- ▪︎
de ecologische doelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW-doelen) worden gehaald;
- ▪︎
het landelijk gebied klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht met het oog op grote hoeveelheden neerslag en langdurige droogte, zoals in de afgelopen jaren en die zich naar verwachting in de toekomst vaker zullen voordoen.
- ▪︎
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
GLB-openstellingsbesluit niet-productieve investeringen door niet-landbouwbedrijven in het bodem- en watersysteem provincie Utrecht 2025
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder:
- a.
Niet-productieve investeringen niet-landbouwbedrijven: herstel- en inrichtingsmaatregelen in het bodem- en watersysteem op grond die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik is;
- b.
Waterkwantiteit: een situatie wanneer kwantiteit van water in overeenstemming wordt gebracht met de vraag naar voldoende chemisch schoon en ecologisch gezond water voor alle gebruikers en wanneer wateroverlast wordt voorkomen: het hebben van de juiste hoeveelheid water op het juiste moment op de juiste locatie;
- c.
Stroomgebiedbeheerplan: het KRW-plan voor het stroomgebied dat vanuit het Rijk naar de EU wordt gezonden.
- d.
Waterbeheerplan: het waterbeheerplan van het ter plaatse van de beoogde herstel- of inrichtingsmaatregel bevoegde waterschap.
- e.
Kaderrichtlijn Water (KRW): Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1), met als doel de kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren;
- f.
Verordening: Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht.
Artikel 2 Aanvraagperiode
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 4 van de Verordening kan worden ingediend in de periode van 15 januari 2025, 9.00 uur tot en met 26 maart 2025, 17.00 uur.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
-
1. Ter invulling van artikel 2.4.1, tweede lid van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven in het watersysteem die zijn opgenomen in de Kaderrichtlijn Water Stroomgebiedbeheerplannen en waterbeheerplannen, geldig binnen de provincie Utrecht.
-
2. Overeenkomstig artikel 2.4.1, tweede lid wordt uitsluitend subsidie verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:
- a.
matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;
- b.
bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;
- c.
het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.
- a.
Artikel 4 Aanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan:
- a.
waterschappen;
- b.
samenwerkingsverbanden van een waterschap met een of meer van de volgende partijen: waterschappen, gemeenten, landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuurorganisaties of landschapsorganisaties.
Artikel 5 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2, voor de beheergebieden van waterschappen voor zover op Utrechts grondgebied, vast op: € 700.000, 100% EU-overhevelingsmiddelen.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
-
1. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de Verordening.
-
2. Subsidiabele kosten worden berekend met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten als bedoeld in artikel 1.9a of 1.9b van de Verordening.
-
3. Indien de aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten kiest voor toepassing van artikel 1.9a van de Verordening, zijn de tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid, onder b van de Verordening niet van toepassing.
Artikel 7 Niet subsidiabele kosten
Overeenkomstig artikel 2.4.4 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 8 Subsidiehoogte
-
1. Overeenkomstig artikel 2.4.5 van de Verordening bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten.
-
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.
-
3. Indien toepassing van artikelen 2.4.3 en 2.4.5 van de Verordening ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 200.000, wordt de subsidie niet verstrekt.
Artikel 9 Selectiecriteria
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate van effectiviteit;
- b.
De mate van urgentie;
- c.
de haalbaarheid van de activiteit;
- d.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.
- a.
-
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.
-
3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
- a.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 4;
- b.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 3;
- c.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2;
- d.
het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1.
- a.
-
4. Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
-
5. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
-
6. Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
-
7. Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel c.
-
8. Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
-
9. Overeenkomstig artikel 1.13 van de Verordening worden aanvragen voor subsidie voorgelegd aan een adviescommissie.
Artikel 10 Verplichtingen
-
1. Uitvoering van activiteiten vindt plaats op gronden waarop geen landbouwactiviteit wordt uitgevoerd.
-
2. De regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Verordening zijn van toepassing.
-
3. De subsidieaanvrager is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 31 december 2028 in te dienen.
Artikel 11 Bevoorschotting en deelbetaling
-
1. Overeenkomstig artikel 1.17 van de Verordening wordt ambtshalve een voorschot van 50% van de verleende subsidie verstrekt.
-
2. Een verzoek tot deelbetaling kan maximaal een keer per jaar worden ingediend.
-
3. Een verzoek tot deelbetaling bedraagt minimaal 25% van de verleende subsidie of minimaal € 50.000.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.
Artikel 13 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: GLB-openstellingsbesluit niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven in het bodem- en watersysteem provincie Utrecht 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 december 2024.
Gedeputeerde Staten van Utrecht
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
Toelichting bij GLB-openstellingsbesluit niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven in het bodem- en watersysteem provincie Utrecht 2025
I.Algemeen
De regeling moet in samenhang worden gelezen met de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht (hierna: Verordening), en in het bijzonder paragraaf 4 (niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven). Deze regeling is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met deze regeling wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen.
Op grond van dit Openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt aan waterschappen voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen. De investeringen moeten een bijdrage leveren aan de doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn, herstel van de natuurlijke toestand van watersystemen, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding (voorkomen of beperken van watertekorten, wateroverlast, verzilting) of bodemdaling.
Voorbeelden van niet-productieve investeringen zijn: de aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de KRW-doelen en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel van watersystemen naar hun natuurlijke toestand, herstel van migratiemogelijkheden van fauna, vernatting van gronden, aanleg van bufferzones langs watergangen (voor zover niet wettelijk verplicht), maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, de aanleg van helofytenfilters en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.
Het Openstellingsbesluit vormt samen met de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht het kader waaraan aanvragen om subsidie moeten voldoen.
II.Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Dit openstellingsbesluit richt zich primair op de uitvoering van projecten op het gebied van maatregelen voor het bodem- en watersysteem. Concreet gaat het om de activiteiten die zijn opgenomen in de Stroomgebiedbeheerplannen, dan wel in een van de Waterbeheerprogramma’s. In stroomgebiedbeheerplannen zijn de maatregelen uit de factsheets voor de KRW opgenomen. Deze factsheets staan op het waterkwaliteitsportaal: waterkwaliteitsportaal.nl/krw-factsheets. Waterbeheerplannen zijn plannen van waterschappen wat input en achtergrond is voor de maatregelen uit de factsheets en het stroomgebiedbeheerplan.
Subsidiabele activiteiten worden beoordeeld op basis van de selectiecriteria in dit openstellingsbesluit. Zie hieronder de toelichting bij het artikel over selectiecriteria. Het is van belang dat aanvragers de aansluiting van het project op de selectiecriteria goed en uitgebreid onderbouwen.
Voorbeelden van subsidiabele activiteiten zijn:
- •
investeringen ten behoeve van het uitvoeren van herstelmaatregelen en (grootschalige) inrichting van gebieden, die bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding, natuur, klimaatmitigatie en -adaptatie en biodiversiteit; investeringen in waterlopen, (op)vaarten en cultuurlandschappelijk slotenpatroon;
- •
herstel en aanleg natuurvriendelijke oevers;
- •
aanleg en herstel beplanting of omgrachting van terreinen van (oorspronkelijke) kastelen,
- •
Bevorderen van de vismigratie, bijvoorbeeld door de aanleg van vispassages.
Investeringen kunnen ook (deels) op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een investering door een waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die (deels) op gronden van landbouwers zijn gelegen. De investeringen kunnen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt. Op gronden van landbouwers mogen, wanneer de uitvoering van activiteiten start, geen landbouwactiviteiten meer plaats vinden.
Op basis van artikel 2.4.4 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in het watersysteem die wel voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water beschikt om daarmee jaarrond van goede waterkwaliteit blijft.
Op basis van artikel 1.10, aanhef en onder q, van de Verordening wordt subsidie niet verstrekt voor activiteiten die worden uitgevoerd om aan een wettelijke verplichting te kunnen voldoen. Dit zijn activiteiten die bijvoorbeeld in de keur van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen. Een wettelijke verplichting heeft vaak een generiek verbodskarakter, zoals de spuitvrije zone. De KRW-maatregelen zijn op verbetering gerichte ingrepen in het watersysteem. Provincie Utrecht ziet de Kaderrichtlijn water als een resultaatsverplichting vanuit de EU. Het doel van de richtlijn is een wettelijke verplichting, namelijk de waterlichamen in een goede ecologische toestand brengen. De maatregelen om het doel te bereiken zijn op zichzelf niet wettelijk verplicht, omdat deze elke zes jaar moeten worden geëvalueerd en kunnen worden herzien.
Artikel 4 Aanvrager
Als een waterschap met andere partijen een samenwerkingsverband voor het project aangaat, dan dient die samenwerking te worden onderbouwd met een samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst moet zijn ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband. Nadere voorwaarden voor samenwerkingsverbanden zijn te vinden in artikel 1.3 van de Verordening. Een waterschap kan ook individueel een aanvraag indienen.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, komen kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd voor subsidie in aanmerking (ook wel kosten derden genoemd).
Subsidiabele kosten worden berekend op basis van werkelijke kosten conform artikel 1.9a uit de Verordening of aan de hand van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten als bedoeld in artikel 1.9b van de Verordening. De loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden in dit laatste geval berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht. Deze berekeningswijze wordt ook wel de vereenvoudigde kostenoptie (VKO) voor arbeidskosten genoemd.
De VKO voor arbeidskosten is niet mogelijk om toe te passen bij de volgende opdrachtwaardes voor overheidsopdrachten, gelijk aan of hoger dan (volgens EU Vo 2024/14 artikel 4):
- a)
€ 5.186.000 voor overheidsopdrachten voor werken;
- b)
€ 134.000 voor overheidsopdrachten voor leveringen en voor diensten gegund door aanbestedende diensten die centrale overheidsinstanties zijn, en voor door deze instanties georganiseerde prijsvragen; wat betreft overheidsopdrachten voor leveringen afkomstig van aanbestedende diensten die op het gebied van defensie werkzaam zijn, geldt deze drempel alleen voor opdrachten betreffende producten die onder bijlage III EU Vo 2024/14 vallen;
- c)
€ 207.000 voor overheidsopdrachten voor leveringen en voor diensten gegund door niet-centrale aanbestedende diensten en voor door deze diensten georganiseerde prijsvragen; deze drempel is ook van toepassing op overheidsopdrachten voor leveringen die gegund zijn door op defensiegebied werkzame centrale overheidsinstanties en betrekking hebben op producten welke niet onder bijlage III EU Vo 2024/14 vallen;
- d)
€ 750.000 voor overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten in de zin van bijlage XI EU Vo 2024/14.
Subsidie kan worden aangevraagd voor investeringen gericht op het bodem- en watersysteem, dan geldt 100% subsidie behalve voor investeringen ter borging van waterkwantiteit, dan geldt 70% subsidie. Het is van belang de begroting zodanig op te splitsen zodat duidelijk wordt welke investeringen gerelateerd zijn aan het watersysteem en daarbinnen eventueel welke investeringen gerelateerd zijn aan het borgen van waterkwantiteit.
Artikel 7 Niet subsidiabele kosten
In dit artikel wordt omschreven welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen.
Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in het watersysteem die wel onder dit openstellingsbesluit voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied langer over voldoende water beschikt. Dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt en dat ook andere functies zoals natuur langer over water kunnen beschikken. Voorgaande dient duidelijk te zijn onderbouwd in het projectplan behorend bij de aanvraag tot subsidie.
Verder komen voorbereidingskosten in zijn geheel niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 8 Subsidiehoogte
Op basis van artikel 2.4.5 van de Verordening geldt een subsidiepercentage van 100% van de subsidiabele kosten. Echter, de subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit. Voorbeelden van investeringen gericht op de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd, de aanleg van drainagesystemen anders dan onderwaterdrainage om bodemdaling tegen te gaan en de aanleg van drainagepoelen.
Artikel 9 Selectiecriteria
Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 6 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden. Het toepassen van de selectiecriteria is opgedragen aan een onafhankelijke adviescommissie.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.
De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de urgentie, de haalbaarheid, en de mate van efficiëntie van uitvoering.
De mate van effectiviteit
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.
- •
0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als door de activiteit de waterkwaliteit in het gehele gebied/peilvak niet verbetert, of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zelden optreedt op een zeer beperkt aantal hectaren.
- •
1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling te hoog is voor het ecologisch KRW-doel van het waterlichaam. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt.
- •
2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake dat de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het waterlichaam niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam of nauwelijks bijdraagt aan het behalen van de doelen voor ecologische kwaliteit in de overige wateren. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water.
- •
3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat in verbinding met een KRW-waterlichaam). Er is ook sprake van voldoende bijdrage als de activiteit ter verbetering van de waterkwaliteit in een niet-KRW waterlichaam wordt genomen en het bijdraagt aan het bereiken van de provinciale doelen voor ecologische kwaliteit in het overige water, zoals vastgelegd in het Bodem-en waterprogramma 2022-2027 (Provincie Utrecht). Daarnaast is sprake van voldoende bijdrage indien de maatregel ter voorkoming van wateroverlast betrekking heeft op een gebied waar in de huidige situatie niet meer aan de geldende normering voor wateroverlast wordt voldaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.
- •
4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam op cruciale onderdelen wordt verbeterd voor het gehele waterlichaam (zoals bijvoorbeeld bij aanleg van een vispassage) of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan/ voorkomen zeer frequent optreedt gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.
- •
5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.
Urgentie
Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Een activiteit kan urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de kwaliteit van het water slecht is. Ook projecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de KRW of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien.
- •
5 punten worden toegekend als een maatregel is opgenomen in het stroomgebiedbeheerplan (SGBP) (factsheets) en de waterkwaliteit van het betreffende waterlichaam slecht is (ijkjaar 2021, Bodem- en waterprogramma 2022-2027;
- •
4 punten worden toegekend als de activiteit in het SGBP is opgenomen en de waterkwaliteit ontoereikend of matig is;
- •
3 punten worden toegekend als de activiteit in het SGBP is opgenomen en de waterkwaliteit goed is of als de activiteit ter verbetering van de waterkwaliteit of het voorkomen van wateroverlast in een vastgesteld waterbeheerprogramma met dezelfde looptijd als het SGBP is opgenomen;
- •
2 punten worden toegekend als de activiteit niet in het SGBP of waterbeheerplan is opgenomen, maar wel een aantoonbare relatie met de KRW-doelen of ecologische doelen in het overige water heeft danwel aantoonbare wateroverlast wegneemt;
- •
1 punt wordt toegekend als de activiteit niet in het SGBP of waterbeheerplan is opgenomen en de relatie of het effect op de KRW-doelen moeilijk aantoonbaar is.
- •
0 punten worden toegekend aan alle andere activiteiten.
Haalbaarheid
Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
- •
De eisen die gesteld worden aan de projectleider (ervaring en opleiding);
- •
Kent het project een realistische planning, opzet en begroting (is er draagvlak, zijn de eventueel benodigde gronden al verworven, zijn benodigde vergunningen al verleend?);
- •
De kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin alle mogelijke risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en zijn gereduceerd;
- •
Zijn de relevante partijen bij de investering betrokken;
- •
Beschikt de ontvanger over een financiële buffer om eventuele financiële tegenvallers in het project te kunnen opvangen?
Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:
- •
0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;
- •
1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;
- •
2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;
- •
3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;
- •
4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;
- •
5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voordoen.
De mate van efficiëntie van uitvoering
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
- •
0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;
- •
1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;
- •
2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;
- •
3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;
- •
4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;
- •
5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.
Wegingsfactoren
Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4). De waterkwaliteit is veelal nog niet voldoende en er treedt steeds vaker wateroverlast op. Om het gebruik toekomstbestendig te houden gaat er veel veranderen in het landelijk gebied. Een project dat een groot deel van de knelpunten in een keer oplost heeft de voorkeur. Dit is bijvoorbeeld het geval als het de laatste (of een cruciale) KRW-maatregel is voor een waterlichaam of als (frequente) wateroverlast van een groot gebied ermee wordt aangepakt. We vragen de aanvragers met name de effectiviteit op deze onderdelen goed te motiveren.
Het criterium urgentie heeft de op een na hoogste wegingsfactor (3), dit criterium wordt namelijk als belangrijk criterium gezien vanwege de termijnen van de KRW. Hoe eerder deze maatregelen genomen worden hoe langer de ecologie tijd heeft om tot ontwikkeling te komen. We hechten er belang aan om het voorliggende subsidie instrument ter verbetering van de waterkwaliteit zo vroeg mogelijk in te zetten. Ook projecten die wateroverlastsituaties aanpakken worden als urgent gezien vanwege de toename van wateroverlast de laatste jaren.
Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 2. Het is namelijk na effectiviteit en urgentie ook van belang dat de activiteit daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt ook het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden.
Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 1. Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat het meest efficiënte gebruik van de middelen voorkeur krijgt.
Adviescommissie
Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld. Aanvragen moeten minstens 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen, ofwel 60% van het maximaal te behalen aantal van 50 punten. Als een aanvraag onvoldoende punten scoort, wordt dat bij deze beoordeling duidelijk. Vervolgens worden aanvragen met gebruikmaking van de selectiecriteria in een bepaalde rangorde geplaatst. Het doel van de rangschikking is om de aanvragen/activiteiten onderling te vergelijken en de beste te selecteren en te honoreren.
Artikel 10 Verplichtingen
In de aanvraag moet een perspectief gegeven worden dat alle investeringen die in het projectplan zijn opgenomen plaats gaan vinden op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn. Uitvoering van activiteiten mag niet eerder plaats vinden dan wanneer gestopt is met landbouwactiviteiten op de betreffende gronden. Uiterlijk bij de vaststelling moet kunnen worden aangetoond dat alle investeringen hebben plaats gevonden op gronden die niet voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn. Verder moet het project waarvoor subsidie is verleend niet later dan 31 december 2028 worden afgerond. Dat betekent dat alle kosten voor het project uiterlijk voor deze datum moeten zijn gemaakt. Na deze datum bestaat nog 13 weken de tijd om de laatste betalingen te verrichten en een verzoek tot vaststelling van de subsidie in te dienen.
Subsidie-arrangement
Bij subsidies van € 125.000 en hoger wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording (gerealiseerde kosten). Dat is van toepassing bij deze openstelling, er wordt geen lichter verantwoordingsregime ingesteld.
Conform artikel 1.21 van de Verordening vijfde lid geschiedt de verantwoording over de prestatie (bijvoorbeeld een investering) of over een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het stuks dat aangekocht wordt of het aantal hectares dat wordt aangelegd). Bij de verantwoording over de prestatie kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie, entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden, nemen Gedeputeerde Staten op in de verleningsbeschikking. Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht.
Artikel 11 Bevoorschotting en deelbetaling
In dit artikel wordt aangegeven dat bij subsidieverlening 50% van de subsidie als voorschot wordt uitgekeerd. Daarna kan eenmaal per jaar tijdens de uitvoering van het project een verzoek tot deelbetaling worden ingediend. Op basis van een dergelijk verzoek kan op basis van gerealiseerde kosten een aanvullend voorschot worden uitgekeerd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl