Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733360
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733360/1
Gemeenschappelijke regeling GGD Groningen
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling GGD GroningenGemeenschappelijke regeling tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid & Zorg Groningen (PG&Z)
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde
overwegen het volgende:
- 1.
de colleges van de gemeenten dragen op grond van art. 14 Wpg via het treffen van een gemeenschappelijke regeling zorg voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst. Bij die regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld met de aanduiding: gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD). De gemeentelijke gezondheidsdienst staat onder leiding van een directeur Publieke Gezondheid;
- 2.
het algemeen bestuur van de GR PG&Z heeft op 6 juli 2018 besloten om de GGD per 1 januari 2020 te verzelfstandigen, waarmee de medewerkers GGD in dienst komen van het openbaar lichaam;
- 3.
de deelnemende colleges hebben de intentie de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio en de gemeenschappelijke regeling PG&Z zoveel mogelijk onderling te laten samenwerken;
- 4.
op grond van wettelijke voorschriften valt de GHOR bestuurlijk onder de verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio, en operationeel onder de directeur Publieke Gezondheid;
- 5.
ter bevordering van de onderlinge samenwerking, in het bijzonder op het gebied van de GHOR, is de voorzitter van GGD Groningen als adviserend lid toegevoegd aan het dagelijks bestuur van de regeling Veiligheidsregio Groningen;
- 6.
ter bevordering van de onderlinge samenwerking, in het bijzonder op het gebied van de GHOR, is de portefeuillehouder GHOR in het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio als adviserend lid toegevoegd aan het dagelijks bestuur van GGD Groningen;
- 7.
het algemeen bestuur heeft op 23 februari 2023 besloten de taken van de RIGG, de regionale inkooporganisatie Groninger gemeenten voor jeugdhulp onder te brengen in een eigen gemeenschappelijke regeling;
- 8.
omwille van de herkenbaarheid en digitale vindbaarheid is het wenselijk de naam van de gemeenschappelijke regeling te wijzigen en overeen te laten komen met de naam van het openbaar lichaam;
gelet op onder meer de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s, de Wet op de lijkbezorging en de Jeugdwet,
gezien de toestemming van de gemeenteraden van de betreffende gemeenten;
BESLUITEN:
de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid & Zorg Groningen te wijzigen door vaststelling van de volgende integrale tekst,
Gemeenschappelijke regeling GGD Groningen
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsmschrijvingen
-
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 dat taken en bevoegdheden op het gebied van de publieke gezondheidszorg uitvoert, hierna te noemen GGD Groningen;
- b.
Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die aan de gemeenschappelijke regeling GGD Groningen deelnemen;
- c.
Deelnemende gemeente: de gemeente die deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling GGD Groningen;
- d.
Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio: het onderdeel van de Veiligheidsregio belast met de uitvoering van de taken rond geneeskundige hulpverlening, hierna te noemen GHOR;
- e.
Directeur: directeur Publieke Gezondheid, functionaris als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de Wet publieke gezondheid;
- f.
Wettelijke taken: taken die bij of krachtens wet aan GGD Groningen toegedeeld zijn;
- g.
Facultatieve taken: taken die één of meer deelnemende gemeenten eigener beweging aan GGD Groningen op- of overdragen;
- h.
Taken voor derden: taken op het gebied van publieke gezondheid in ruime zin en daarbij aansluitend, die GGD Groningen voor anderen dan de deelnemende gemeenten verricht;
- i.
Peildatum: 1 januari van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarop de betaling van de gemeentelijke bijdrage betrekking heeft;
- j.
Wpg: Wet publieke gezondheid;
- k.
Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.
- a.
-
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen, met toepassing van de Wgr gelezen:
- a.
in de plaats van de raad het algemeen bestuur;
- b.
in de plaats van burgemeester en wethouders het dagelijks bestuur;
- c.
in de plaats van de burgemeester de voorzitter.
- a.
Artikel 2 Openbaar lichaam
-
1. Er is een openbaar lichaam genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen.
-
2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente Groningen.
-
3. Het rechtsgebied van GGD Groningen omvat het grondgebied van alle deelnemende gemeenten in de provincie Groningen.
-
4. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 3 Bestuur
-
1. Het bestuur van GGD Groningen bestaat uit:
- a.
het algemeen bestuur
- b.
het dagelijks bestuur
- c.
de voorzitter.
- a.
-
2. Het bestuur hanteert de vigerende governance code GGD GHOR Nederland.
HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 4 Belangen
De regeling dient ter behartiging van de belangen van colleges als genoemd in artikel 5.
Artikel 5 Taken GGD Groningen
-
1. GGD Groningen voert de volgende taken en bevoegdheden uit:
- a.
alle wettelijke taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wpg aan het college zijn geattribueerd;
- b.
alle facultatieve taken op grond van de Wpg of andere wetten en AMvB’s die door één of meer colleges zijn opgedragen aan GGD Groningen respectievelijk de directeur;
- c.
taken voor derden na een besluit van het algemeen bestuur.
- a.
-
2. De taken van GGD Groningen betreffen de publieke gezondheidszorg en het (doen) organiseren van zorg aan de bevolking.
-
3. GGD Groningen verleent, onverminderd het bepaalde in lid 1, alleen diensten aan de deelnemende gemeenten binnen het in artikel 2 genoemde rechtsgebied. Met instemming van het algemeen bestuur kunnen echter ook diensten worden aangeboden buiten dat rechtsgebied.
Artikel 6 Bevoegdheden GGD Groningen
-
1. Voor de uitvoering van de taken genoemd in deze regeling, worden de daarvoor benodigde bevoegdheden overgedragen aan het bestuur van GGD Groningen.
-
2. Deze bevoegdheden zijn nader uitgewerkt in de artikelen 8, 14 en 20.
HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 7 Samenstelling algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur bestaat uit even veel leden als deelnemende gemeenten, met dien verstande dat iedere deelnemende gemeente met één lid vertegenwoordigd is.
-
2. De colleges wijzen uit hun midden een lid en een plaatsvervanger aan.
-
3. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een penningmeester aan, alsmede hun plaatsvervangers.
-
4. Het (plaatsvervangend) lid dat ophoudt lid van het college te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor de voorzitter. Een demissionaire wethouder blijft lid van het algemeen bestuur tot het moment dat uit het midden van het college een opvolger is aangewezen.
-
5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege GGD Groningen aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Artikel 8 Bevoegdheden algemeen bestuur
-
1. De bevoegdheden die bij de regeling zijn overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij of krachtens wet of in deze regeling anders is bepaald.
Onder de bevoegdheden vallen in ieder geval de bevoegdheden om facultatieve taken alsmede taken voor derden aan te nemen en uit te voeren.
-
2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet; het algemeen bestuur kan aan die bevoegdheden beperkingen stellen.
-
3. Het algemeen bestuur heeft de volgende bevoegdheden die niet overdraagbaar zijn:
- a.
het aanwijzen van een voorzitter en penningmeester, hun plaatsvervangers en de overige leden van het dagelijks bestuur;
- b.
het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur of diens waarnemer;
- c.
het instellen van commissies als bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wgr;
- d.
het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzigingen en de jaarstukken;
- e.
het vaststellen van de Financiële verordening en de Controleverordening;
- f.
het heffen van rechten, bedoeld in art. 30, lid 1 sub a Wgr;
- g.
het vaststellen van verordeningen met strafbepaling of bestuursdwang;
- h.
het vaststellen van een verordening tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en de verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
- i.
het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;
- j.
het vaststellen van een reglement van orde;
- k.
het vaststellen van een directiestatuut.
- a.
-
4. Het algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
-
5. Een besluit als bedoeld in het vorige lid wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
-
6. Het algemeen bestuur is bevoegd ongevraagd aan één of meer colleges advies te geven of voorstellen te doen. De betreffende colleges geven hierop zo spoedig mogelijk hun reactie.
-
7. Het algemeen bestuur kan zich door een deskundige laten bijstaan. Deze kan als adviseur aan de vergadering deelnemen en heeft geen stemrecht.
Artikel 9 Zienswijzen
-
1. Behoudens hetgeen waartoe de Wgr verplicht, zullen geen besluiten van het algemeen bestuur of dagelijks bestuur voorafgaand aan het nemen van die besluiten voor zienswijzen aan de raden worden gezonden.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan het algemeen bestuur besluiten om voorafgaand aan een te nemen besluit dat ingrijpende gevolgen heeft, de raden met tussenkomst van het dagelijks bestuur in de gelegenheid te stellen om zienswijzen te vragen.
-
3. De raden hebben twaalf weken de tijd om hun zienwijzen naar voren te brengen.
-
4. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk op de hoogte.
Artikel 10 Participatie
-
1. Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.
-
3. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemende gemeenten zo spoedig mogelijk over zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede lid en de wijze waarop deze inspraak zal worden vormgegeven.
Artikel 11 Vergaderingen algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als het daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken, onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.
-
2. De voorzitter nodigt de leden schriftelijk uit voor de vergadering.
-
3. Tegelijkertijd met de uitnodiging brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid Wgr genoemde stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de uitnodiging en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
-
4. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden besluiten van het algemeen bestuur genomen met gewone meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid één stem heeft.
-
5. Bij het staken der stemmen vindt in dezelfde vergadering herstemming plaats. Indien ook dan de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Bij het staken van stemmen over personen vindt in dezelfde vergadering een herstemming plaats. Indien ook dan de stemmen staken, beslist het lot.
-
6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
-
7. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
-
8. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.
-
9. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
-
10. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
-
11. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.
-
12. Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes) en artikel 32 (overige stemmingen).
Artikel 12 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur geeft het college de door een of meer leden van dat bestuursorgaan gevraagde of ongevraagde inlichtingen over het door dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.
-
2. Het algemeen bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen vier weken aan de raden de door een of meer leden van die raden schriftelijke gevraagde inlichtingen, zo nodig met toepassing van artikel 23 van de Wgr.
-
3. Het algemeen bestuur geeft aan de colleges en raden alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.
-
4. Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat dat lid heeft aangewezen de door één of meerdere leden van dat college gevraagde of ongevraagde inlichtingen over het door dat lid in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.
-
5. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dat lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.
-
6. Het reglement van orde, genoemd in artikel 8 derde lid onder j, regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling.
HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 13 Samenstelling dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal drie en maximaal half zoveel leden als het aantal leden van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan. De voorzitter, penningmeester en plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur bekleden in het dagelijks bestuur dezelfde functies.
-
2. Het algemeen bestuur wijst, naast de plaatsvervangend voorzitter, tevens de overige plaatsvervangende leden aan. Tot de door het algemeen bestuur aan te wijzen leden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval de voorzitters van eventueel ingestelde commissies.
-
3. Bij de aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur wordt rekening gehouden met een goede geografische spreiding.
-
4. Artikel 7, vierde lid is van overeenkomstige toepassing op het lidmaatschap van het dagelijks bestuur.
-
5. De portefeuillehouder GHOR in het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen is adviseur van het dagelijks bestuur en woont indien nodig de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij; de portefeuillehouder GHOR heeft geen stemrecht.
-
6. In vacatures wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na het ontstaan van de vacature; zo nodig, indien het een vacature van de voorzitter van een commissie betreft, na tussenkomst van de commissie die desgewenst advies kan uitbrengen.
Artikel 14 Bevoegdheden dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur is bevoegd om:
- a.
het dagelijks bestuur van GGD Groningen te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
- b.
alle taken en bevoegdheden uit te voeren van de in artikel 5 genoemde wetten en algemeen verbindende voorschriften.
- c.
al hetgeen aan het algemeen bestuur en eventuele commissies ter overweging, als voorstel en ter beslissing wordt voorgelegd voor te bereiden en af te stemmen;
- d.
besluiten van het algemeen bestuur en eventuele commissies uit te voeren;
- e.
te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a Wgr. Onder privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt mede begrepen het maken van nadere afspraken over de uitvoering van wettelijke en facultatieve taken tussen de deelnemende gemeente en GGD Groningen;
- f.
regels vast te stellen over de organisatie van GGD Groningen;
- g.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
- h.
de belangen van GGD Groningen te behartigen bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor GGD Groningen van belang is.
- a.
-
2. Artikel 8 vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het openen van een rekening-courant overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen maximumbedrag.
-
4. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam.
-
5. Het dagelijks bestuur draagt zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding.
-
6. Het dagelijks bestuur neemt alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en doet al het nodige ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit.
Artikel 15 Vergaderingen dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of twee leden dit schriftelijk, onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.
-
2. Voor het uitnodigen voor en het houden van de vergaderingen zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
-
3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, tenzij in de regeling anders is bepaald of het dagelijks bestuur anders bepaalt.
-
4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, het adviserend lid niet meegerekend.
-
5. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
-
6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, het adviserend lid niet meegerekend.
-
7. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden besluiten van het dagelijks bestuur genomen met gewone meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid één stem heeft.
-
8. Bij het staken der stemmen vindt in dezelfde vergadering herstemming plaats. Indien ook dan de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Bij het staken van stemmen over personen vindt in dezelfde vergadering een herstemming plaats. Indien ook dan de stemmen staken, beslist het lot.
-
9. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.
Artikel 16 Besluitvorming door het dagelijks bestuur buiten vergadering
-
1. Het dagelijks bestuur kan in een reglement van orde van zijn vergaderingen bepalen dat besluitvorming door het dagelijks bestuur mogelijk is buiten de vergadering.
-
2. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, wordt in het reglement van orde in ieder geval bepaald dat alle bestuursleden zonder voorbehoud met het voorstel hebben ingestemd. Tevens wordt in het reglement van orde beschreven dat besluiten die op deze grondslag worden genomen worden bekrachtigd en gearchiveerd.
Artikel 17 Geheimhouding
-
1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in de artikelen 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
-
2. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken wordt tijdens de vergadering opgelegd.
-
3. De krachtens het eerste lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. De vergadering dient door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden bezocht te zijn, blijkend uit de presentielijst.
-
4. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
-
5. Op grond van een belang, genoemd in de artikelen 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het algemeen bestuur overleggen. Hiervan wordt op de stukken melding gemaakt. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
-
6. De geheimhouding, bedoeld in het vijfde lid, wordt in acht genomen totdat de voorzitter of de commissie, die de verplichting heeft opgelegd, dan wel het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur haar opheft. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur
-
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.
-
2. Eén of meer leden van het dagelijks bestuur dan wel het voltallig dagelijks bestuur, geeft uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.
-
3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan dit artikel.
-
4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.
Artikel 19 Ontslag
-
1. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
-
2. Op een ontslag als bedoeld in het eerste lid, is artikel 7:1, eerste lid onder g. van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de Regeling rechtstreeks beroep en het daar genoemde artikel 16, vierde lid Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing; derhalve is geen beroep mogelijk is tegen een ontslag als bedoeld in het eerste lid.
-
3. Het besluit tot ontslag van een lid dat tevens voorzitter is van een commissie wordt niet genomen dan na overleg met de commissie.
HOOFDSTUK 5 VOORZITTER, AMBTELIJK SECRETARIS, DIRECTEUR EN PERSONEEL
Artikel 20 Voorzitter
-
1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
-
2. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
-
3. Bij verhindering of ontstentenis van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervanger, wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.
-
4. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van algemeen en dagelijks bestuur.
-
5. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan. De stukken van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur worden door de ambtelijk secretaris medeondertekend.
-
6. De voorzitter vertegenwoordigt GGD Groningen in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
-
7. Indien de voorzitter of een door hem gemachtigde behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij GGD Groningen betrokken is, vertegenwoordigt een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur het dagelijks bestuur.
Artikel 21 Ambtelijk secretaris
-
1. Het algemeen bestuur kan besluiten een ambtelijk secretaris aan te wijzen; deze functionaris is werkzaam bij een deelnemende gemeente.
-
2. De ambtelijk secretaris is belast met het bijeenroepen van het bestuur, het opmaken van de agenda, het opstellen van het verslag, het voeren van de briefwisseling en het beheren van de voor de bestuur bestemde en van de bestuurscommissie uitgaande stukken.
-
3. De agenda wordt in overleg met en na goedkeuring van de voorzitter door de ambtelijk secretaris opgemaakt.
-
4. De kosten van de ambtelijk secretaris worden volgens de verdeelsleutel voor wettelijke taken toegerekend aan de deelnemende gemeenten.
Artikel 22 Directeur
-
1. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur en in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio.
-
2. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur kunnen worden vastgelegd in een directiestatuut, dat wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
-
3. De directeur is belast met de leiding van GGD Groningen.
-
4. De directeur stuurt de GHOR operationeel aan.
-
5. De directeur staat het bestuur desgevraagd bij en heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur een adviserende rol.
-
6. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.
-
7. De directeur is tevens bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.
Artikel 23 Personeel
-
1. Bij GGD Groningen is personeel werkzaam met ingang van 1 januari 2020.
-
2. Aanstelling dan wel benoeming op grond van arbeidsovereenkomst, schorsing en ontslag van personeel geschieden door het dagelijks bestuur, behoudens het bepaalde in artikel 8 derde lid sub b.
-
3. Het dagelijks bestuur stelt voor het personeel van GGD Groningen de rechtspositie vast conform de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor samenwerkende gemeentelijke organisaties (cao SGO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt.
-
4. Het dagelijks bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.
HOOFDSTUK 6: FINANCIËLE EN BELEIDSMATIGE BEPALINGEN
Artikel 24 Begroting
-
1. Het algemeen bestuur stelt uiterlijk in december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt opgesteld de uitgangspunten voor de begroting vast.
-
2. In deze uitgangspunten worden de algemene financiële en beleidsmatige kaders benoemd die relevant zijn voor de ontwerpbegroting. De uitgangspunten bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie.
-
3. Het dagelijks bestuur stelt op voorstel van de directeur een ontwerpbegroting op voorafgaand aan het jaar waarop de begroting van toepassing is, tezamen met een meerjarenraming met een toelichting en specificaties.
-
4. Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april de ontwerpbegroting, de meerjarenraming en een raming van de gemeentelijke bijdrage vergezeld van een toelichting twaalf weken voordat deze door het algemeen bestuur worden vastgesteld, aan de raden van de deelnemende gemeenten om hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijzen naar voren te brengen.
-
5. De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
-
6. De raden brengen binnen twaalf weken na toezending schriftelijk hun zienswijze naar voren bij het dagelijks bestuur .
-
7. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
-
8. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vorige lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
-
9. Nadat het algemeen bestuur deze heeft vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting binnen twee weken na vaststelling, zo nodig, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten die daarover bij gedeputeerde staten hun zienswijzen naar voren kunnen brengen. De raden sturen hiervan een afschrift aan het dagelijks bestuur.
-
10. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch uiterlijk vóór 15 september aan gedeputeerde staten.
Artikel 25 Begrotingswijzigingen
-
1. De in artikel 24 beschreven procedure geldt niet voor begrotingswijzigingen die geen invloed hebben op de gemeentelijke bijdragen op basis van inwoneraantal als bedoeld in artikel 28 eerste lid.
-
2. Er kan niet worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24, indien de activiteiten die leiden tot de begrotingswijziging niet passen binnen het vastgestelde beleid.
Artikel 26 Jaarstukken
-
1. Het algemeen bestuur stelt tijdig de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
-
2. Het dagelijks bestuur zendt deze binnen twee weken na vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.
Artikel 27 Liquiditeit en reservevorming
-
1. De colleges zorgen er naar rato - elk voor hun deel op basis van de inwonersbijdrage - voor dat GGD Groningen te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
-
2. Reserves worden gevormd op basis van de begroting of afzonderlijke besluitvorming door het algemeen bestuur.
Artikel 28 Verdeelsleutel
-
1. GGD Groningen hanteert de volgende verdeelsleutels:
- a.
wettelijke taken respectievelijk facultatieve taken: de bijdragen die de deelnemende gemeenten resp. de opdrachtgevende colleges verschuldigd zijn, worden vastgesteld door de lasten, na aftrek van eventuele andere baten, om te slaan over de deelnemende gemeenten naar rato van het door het Bureau voor de Statistiek (CBS, of een daarmee gelijk te stellen autoriteit) te bepalen inwonertal per peildatum;
- b.
taken voor derden: de kosten worden gedragen door de opdrachtgever.
- a.
-
2. Ten aanzien van de wettelijke en facultatieve taken kan een andere verdeelsleutel gehanteerd worden wanneer bijvoorbeeld de prijs per eenheid product of de voorgestelde verdeelsleutel of een bij nadere afspraak vastgelegde (vaste) vergoeding meer in de rede ligt.
-
3. Het algemeen bestuur kan kaders voor het aannemen alsmede beëindigen van facultatieve taken en taken voor derden vaststellen.
-
4. Het algemeen bestuur kan het bepaalde in het tweede lid delegeren aan het dagelijks bestuur.
Artikel 29 Betalingen
-
1. De deelnemende gemeenten betalen de gemeentelijke bijdrage als bedoeld in artikel 28 eerste lid onder a. in vier gelijke termijnen voorafgaand aan het kwartaal.
-
2. De betaling van de taken voor derden als bedoeld in artikel 28 eerste lid onder b. en betalingen conform artikel 28 tweede lid vindt plaats na declaratie. De directeur kan bepalen dat in deze gevallen voorschotten moeten worden betaald.
Artikel 30 Onderbrengen en weghalen van facultatieve taken
-
1. Colleges kunnen naar wens facultatieve taken ter uitvoering bij GGD Groningen onderbrengen als voldaan wordt aan de voorwaarde dat de opgedragen taak niet leidt tot zodanige capaciteitsproblemen bij GGD Groningen dat een goede taakuitoefening niet geborgd kan worden. De directeur geeft hierover advies.
-
2. Colleges kunnen facultatieve taken weghalen dan wel in omvang verminderen bij GGD Groningen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
taken kunnen uitsluitend per 1 januari worden weggehaald of verminderd;
- b.
er een opzegtermijn van minimaal 12 maanden wordt aangehouden;
- c.
de mededeling dat taken worden weggehaald dient schriftelijk te geschieden. Daarbij wordt in ieder geval concreet omschreven welke taak wordt weggehaald of qua omvang wordt verminderd. Indien aan de orde, wordt concreet omschreven met welke omvang een taak wordt verminderd. Een en ander met inachtneming van de overige bepalingen in dit artikel.
- d.
het weghalen van een taak mag niet leiden tot een zodanige krimp in de capaciteit van GGD Groningen dat een goede taakuitoefening niet geborgd kan worden. De directeur geeft hierover advies.
- a.
-
3. Colleges die taken bij GGD Groningen weghalen dragen alle frictiekosten inclusief overheadkosten die daarvan het gevolg zijn.
-
4. Een college kan een verzoek indienen om een facultatieve taak, die gefinancierd is op basis van inwonersbijdrage (art.28, lid 1onder a), te beëindigen. Het algemeen bestuur dient daarover te besluiten en besluit dan tevens over de in rekening te brengen frictiekosten en de datum waarop de beëindiging in gaat.
-
5. De directeur beoordeelt periodiek of de uitvoering van taken kwalitatief voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Indien dit naar zijn oordeel niet meer het geval is als gevolg van het weghalen van taken, kan het algemeen bestuur op voorstel van de directeur besluiten de uitvoering van de betreffende taak te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden.
Artikel 31 Administratie en controle
-
1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de geldmiddelen, met inachtneming van de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet.
-
2. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393 eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een onafhankelijke verklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De onafhankelijke verklaring van de accountant en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213 derde lid respectievelijk vierde lid van de Gemeentewet.
-
3. Een boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
HOOFDSTUK 7: BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 32 Klachtrecht en aanwijzing Ombudsman
-
1. Klachten, zoals bedoeld in bedoeld in artikel 9:18, eerste lid Algemene wet bestuursrecht, over een gedraging van het bestuur van GGD Groningen of een voor GGD Groningen werkzame ambtenaar of een daarmee op grond van diens werkzaamheid gelijk te stellen persoon worden afgehandeld op de grond van de Klachtenregeling GGD Groningen.
-
2. Indien een klacht zoals bedoeld in artikel 9:18 eerste lid Algemene wet bestuursrecht, niet tot tevredenheid is afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in lid 1, dan is de gemeentelijke Ombudsman Groningen bevoegd te oordelen over de klacht en de wijze van afhandeling. Hierop is van toepassing de Verordening gemeentelijke Ombudsman Groningen.
-
3. Indien een klacht waarop de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg van toepassing is niet tot tevredenheid is afgehandeld, dan is de procedure beschreven in de Klachtenregeling GGD Groningen van toepassing.
Artikel 33 Privacy
-
1. GGD Groningen is zelfstandig verantwoordelijk voor de wettelijke taken van het college zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a.
-
2. GGD Groningen is in beginsel zelfstandig verantwoordelijk voor de facultatieve taken van het college aan GGD Groningen opgedragen en de taken door GGD Groningen in opdracht van derden zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 sub b en c. Afhankelijk van de werkzaamheden, context en kader kan de verantwoordelijkheid ook gedeeld zijn of geheel bij de opdrachtgever liggen, wat specifiek door GGD Groningen beschreven zal worden.
-
3. Het algemeen bestuur stelt een Functionaris Gegevensbescherming aan voor toezicht op de naleving van wet- en regelgeving.
Artikel 34 Archief
-
1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.
-
2. De regeling wordt aan Gedeputeerde Staten meegedeeld.
-
3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.
-
4. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden in een door het algemeen bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats geplaats overeenkomstig artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.
HOOFDSTUK 8: WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING, OPHEFFING EN GESCHILLEN
Artikel 35 Wijziging
-
1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de colleges.
-
2. De regeling wordt gewijzigd, indien tenminste twee derde van de colleges daartoe besluit.
-
3. Wijzigingen behoeven de toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
-
4. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de colleges, die binnen dertien weken na ontvangst een besluit nemen en dat terstond aan het algemeen bestuur mededelen.
-
5. Voorstellen uitgaande van één of meer colleges worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn reactie binnen acht weken aan de colleges stuurt waarna deze colleges en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.
-
6. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan gedeputeerde staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, geschiedt door het dagelijks bestuur.
Artikel 36 Toetreding
-
1. Indien de wet zich hier niet tegen toetreding verzet, kan het algemeen bestuur naar aanleiding van een verzoek tot toetreding een voorstel tot toetreding aan de deelnemende gemeenten doen.
-
2. Toetreding vindt plaats bij daartoe strekkende besluiten van de bevoegde bestuursorganen van tenminste twee derde van de deelnemers.
-
3. Toetreding is mogelijk gedurende het gehele kalenderjaar.
-
4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hieraan voorwaarden verbinden.
-
5. De toetreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het bestuursorgaan van de deelnemer.
Artikel 37 Uittreding
-
1. Een college kan alleen uit de regeling treden, zodra daarvoor een wettelijke basis bestaat of zodra de wettelijke verplichting tot deelname komt te vervallen.
-
2. Het college dat wenst uit te treden zendt een daartoe strekkend besluit naar het algemeen bestuur.
-
3. Het algemeen bestuur besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding kan worden geëffectueerd en regelt de (financiële) verplichtingen en de overige gevolgen van de uittreding.
-
4. Uittreden kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.
-
5. Bij het bepalen van de financiële verplichtingen van de uittredende deelnemer wordt in ieder geval de ‘Notitie Frictiekosten bij opzegging van facultatieve taken GGD’ (vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 4 oktober 2019) gehanteerd.
-
6. Het openbaar lichaam doet redelijkerwijs al het mogelijk om de kosten voor de uittredende deelnemer zo laag mogelijk te houden.
Artikel 38 Opheffing en liquidatie
-
1. Deze regeling kan alleen worden opgeheven als daarvoor een wettelijke basis bestaat of zodra de wettelijke verplichting tot deelname komt te vervallen. Deze regeling kan dan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken colleges, na toestemming van de raden
-
2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan vastgesteld na alle colleges te hebben gehoord en de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijzen hebben kunnen inbrengen.
-
3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot bijdragen in de financiële gevolgen van de opheffing.
-
4. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en voor de door de GGD Groningen en haar bestuursorgaan gevormde archieven.
-
5. Bij de ontbinding van de GGD Groningen in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft deze voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.
Artikel 39 Evaluatie
-
1. Het algemeen bestuur besluit tot een vierjaarlijkse evaluatie van de uitvoering van deze regeling.
-
2. Onderwerp van de evaluatie kan zijn de vorm, de inhoud of de uitvoering van de samenwerking.
-
3. De evaluatie wordt ter kennis gebracht van de colleges en de raden.
Artikel 40 Geschillen
-
1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, kan het algemeen bestuur het geschil voorleggen aan een geschillencommissie.
-
2. Indien ervoor gekozen wordt om het geschil voor te leggen aan een geschillencommissie gelden de leden 3 tot en met 6.
-
3. De geschillencommissie bestaat uit één vertegenwoordiger van elke bij het geschil betrokken partij, alsmede een door de deze vertegenwoordigers aangewezen voorzitter.
-
4. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.
-
5. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.
-
6. Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil wordt bij het verzoek om een beslissing van gedeputeerde staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.
HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN
Artikel 41 Onvoorziene gevallen
Het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
Artikel 42 Bekendmaking en registratie
-
1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling door plaatsing van de inhoud ervan in het gemeenteblad van Groningen.
-
2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor opname van de gegevens in het register als bedoeld in artikel 136, eerste lid Wet gemeenschappelijke regelingen.
-
3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de regeling.
Artikel 43 Citeertitel
De regeling kan worden aangehaald als gemeenschappelijke regeling GGD Groningen.
Artikel 44 Inwerkingtreding
De regeling is in werking getreden op 1 juli 1997,
- -
gewijzigd met ingang van 1 november 2007;
- -
gewijzigd met ingang van 1 januari 2011;
- -
gewijzigd per 1 januari 2014;
- -
gewijzigd per 1 januari 2018;
- -
gewijzigd per 1 oktober 2019:
- -
gewijzigd per 1 november 2020;
- -
gewijzigd per 1 januari 2025.
Ondertekening
Toelichting gr GGD GRONINGEN
1. Algemeen deel
1.1 Inleiding
De gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid & Zorg (hierna: PG&Z) is de uitwerking het besluit van het algemeen bestuur van 6 juli 2018 om met ingang van 1 januari 2020 de GGD Groningen als zelfstandige organisatie voort te zetten. Dit besluit betekende een wezenlijke verandering in de structuur van de regeling. De gemeente Groningen was niet langer de werkgever van de medewerkers maar het openbaar lichaam GGD Groningen.
De organisatievorm van de regeling, met twee uitvoeringsorganisaties GGD Groningen en de Regionale Inkooporganisatie Groningen Gemeenten (RIGG) voor de inkoop van jeugdhulp, werd daarbij ongemoeid gelaten, met dien verstande dat het RIGG-personeel wel in dienst bleef bij de gemeente Groningen.
Die constructie, waarbij het dagelijks bestuur ‘in the lead’ was voor de uitvoering van de RIGG-taken via een complexe mandaatstructuur, bleek in de praktijk niet werkbaar en niet wenselijk omdat slechts enkele portefeuillehouders jeugdhulp zitting kunnen hebben in het dagelijks bestuur en de overige portefeuillehouders jeugdhulp geen inhoudelijke zeggenschap hadden noch bevoegd waren besluiten te nemen. De instelling van een adviescommissie Jeugdhulp heeft de gesignaleerde problemen niet geheel weg kunnen nemen.
Een en ander heeft geleid tot het besluit van het algemeen bestuur van 24 februari 2023 om de twee taaksoorten van de gemeenschappelijke regeling (publieke gezondheid en inkoop Jeugdhulp) uit elkaar te trekken en beide taken onder te brengen in afzonderlijke juridische gemeenschappelijke regelingen.
Met deze ontvlechting van de gr PG&Z worden alle gemeenten rechtstreeks betrokken bij de besluitvorming over jeugdhulp en kunnen ook de rollen en bevoegdheden voor alle taken helder worden vastgelegd.
Deze regeling heeft, voor alle duidelijkheid, uitsluitend betrekking op de gemeentelijke taken op het gebied van publieke gezondheid.
1.2 Wettelijk kader
De Wet publieke gezondheid (Wpg) is bepalend voor wat geregeld moet worden in de regeling.
Daarnaast is de wijziging van de Wet gemeenschappelijk regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 van belang. Bij deze wijziging zijn de gemeenteraden beter in positie gebracht en is bepaald dat een regeling bepalingen onder meer over burgerparticipatie moet hebben.
Het belangrijkste wettelijke kader voor het hoe is de Wgr. De Wgr kent een aantal schakelbepalingen, waardoor bepalingen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn op de regeling. Het betreft dan met name zaken rondom de vergaderingen van het bestuur, quorumvereisten en dergelijke.
Daarnaast zijn de bepalingen over delegatie en mandaat van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
1.3 Uitgangspunten wijziging regeling
De uitgangspunten van de regeling zijn gehandhaafd. Aan de indeling in verschillende soorten taken is niet getornd. Ook de bevoegdheidsverdeling tussen de organen van het openbaar lichaam is ongemoeid gelaten.
De belangrijkste wijzigingen betreffen natuurlijk het ‘losknippen’ van de bepalingen over de RIGG en het opnemen van de bepalingen die voortvloeien uit de genoemde wetswijziging.
1.4 Onderscheid van taken op gebied van publieke gezondheid
Te onderscheiden taken op gebied van publieke gezondheid
- 1.
Wettelijke taak van gemeente, wettelijk verplicht bij GGD;
- 2.
Wettelijke taak van gemeente, niet wettelijk verplicht (“facultatief”) bij GGD;
- 3.
Niet-wettelijk verplichte taak (“beleidskeuze”) van gemeente, aan GGD opgedragen (facultatief);
- 4.
Taken door GGD in opdracht van derden.
Ad 1
Taak ad 1 is een wettelijke taak, die de gemeente o.g.v. de Wpg en andere wetten verplicht belegt bij de GGD. Bijvoorbeeld het verwerven van inzicht in gezondheidssituatie van de bevolking op basis van epidemiologische analyse. Bij de wettelijke taken heeft de gemeente geen keuze om deze wel of niet uit te voeren en ook geen keuze om deze elders te beleggen dan bij de GGD.
Ad 2, 3
Taken 2 en 3 zijn taken, waarbij één of meer (of alle) deelnemende gemeenten de keuze hebben om die te beleggen bij de GGD.
Taak ad 2 is wel een wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente, maar zij kan deze taak bij een andere partij dan de GGD beleggen dan wel zelf uitvoeren; bijvoorbeeld Lijkschouw en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz).
Taak ad 3 is geen wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente, maar een beleidskeuze. De gemeente kan deze taak bij de GGD beleggen – bijvoorbeeld VoorZorg, Stevig Ouderschap en Preventieve Logopedie.
Ad 4
De term in de oude regeling GR PG&Z: “taken voor derden”, is duidelijk. Het gaat om een taak in opdracht van anderen dan de deelnemende gemeenten; taken op basis van overeenkomsten met andere instanties zoals provincie, politie, RIVM etc. Bijvoorbeeld de arrestantenzorg, inspecties seksbedrijven en schepen. Deze term is in de nieuwe regeling gehandhaafd.
2. Artikelsgewijze toelichting
Titel van de regeling:
Er is voor gekozen om de titel van de regeling te wijzigen. Met de ontvlechting van GGD en RIGG dekt de nieuwe naam de lading beter.
Artikel 9 zienswijzen
Het betreft een nieuwe bepaling, voortvloeiend uit de wetswijziging Wgr uit 2022. Er is voor gekozen geen nieuwe categorieën van voorgenomen besluiten aan te wijzen die vooraf aan de raden moeten worden voorgelegd voor zienswijzen. Gelet op de relatief beleidsarme taken van de regeling is er daarvoor geen reden.
Artikel 10 participatie
Het betreft een nieuwe bepaling, voortvloeiend uit de wetswijziging Wgr uit 2022. Hier is wel de mogelijkheid geopend om inwoners te betrekken bij de uitvoering van de taken van regeling.
Gedacht kan worden bij besluiten van het bestuur die inwoners direct raken en het bestuur heeft overwogen dat een aanvullend participatie traject op de gemeentelijke participatie wenselijk is.
Artikel 12 inlichtingen – en verantwoordingsplicht algemeen bestuur
De gemeenteraden hebben in gezamenlijkheid een voorstel gedaan voor de inlichtingen- en verantwoordingsplicht. De leden 2 en 3 zijn daarvan het resultaat, met dien verstande dat (bij lid 2) het voorstel om ook ongevraagd alle inlichtingen te verstrekken niet is overgenomen vanwege de verwachting dat daarmee de raden overspoeld zouden worden met informatie en daarmee aan effectiviteit zou inboeten
Artikel 13 samenstelling dagelijks bestuur
In het vijfde lid is minder dwingend dan voorheen vastgelegd dat de bestuurlijke verbinding tussen GGD en de Veiligheidsregio in iedere vergadering geborgd moet zijn. In de praktijk kwam dit zelden voor. Niettemin is het bestuurlijk wel gewenst dat de bestuurlijke connectie wel benoemd wordt.
Artikel 16 besluitvorming buiten vergadering
In de praktijk is regelmatig behoefte bij het dagelijks bestuur om ook buiten de vergaderingen om besluiten te kunnen nemen. Bij veel vergelijkbare gemeenschappelijke regelingen is dat een mogelijkheid.
Met deze bepaling is er een grondslag in de regeling opgenomen om dit mogelijk te maken en tevens te borgen dat besluiten die op deze manier tot stand komen te bekrachtigen en te archiveren.
De benodigde procedures worden vastgelegd in een op te stellen reglement van orde voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur.
Toegevoegd zijn bepalingen over het aanwijzen van de voorzitter, en diens eventuele ontslag. Het betreft geen nieuwe bepalingen, maar in de oude regeling stonden deze verspreid.
Artikel 17 geheimhouding
De bepaling is aangepast aan de vereisten van de Wet open overheid en de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 18 inlichtingen -en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur
Met het opstellen van een reglement van orde voor vergaderingen van het algemeen bestuur, waarin wordt vastgelegd hoe de inlichtingen worden verstrekt en verantwoording wordt afgelegd, kunnen de oude bepalingen daaromtrent vervallen.
Artikel 21 secretaris
De oude regeling had geen bepalingen over een (bestuurlijke) secretaris en ook over een ambtelijk secretaris was zo goed als niets geregeld.
Deze nieuwe bepaling borgt in ieder geval de aanwezigheid van een ambtelijk secretaris en de kosten die daarmee gemoeid zijn.
Artikel 24 begroting
De totstandkoming van de begroting is uitputtend beschreven in de Wgr. Daar is ook opgenomen dat ‘de algemene financiële en beleidsmatige kaders’ voor 15 april aan de gemeenteraden worden verzonden. De intentie van de Wgr is om de gemeenteraden de mogelijkheid te geven om de financiën van de gemeenschappelijke regeling te betrekken bij hun eigen gemeentelijke begroting.
De praktijk is, dat de GGD deze stukken reeds in december beschikbaar heeft en daarom ook in staat is om voor 15 april een volwaardige ontwerpbegroting en bijbehorende beleidsmatige onderbouwing aan de gemeenteraden toe te zenden. De gemeenteraden worden zo in staat gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen en de stukken te gebruiken bij hun eigen afweging van de gemeentelijke begroting. De benaming van stukken is in de regeling weliswaar afwijkend van de termen die in de Wgr worden genoemd, maar inhoudelijk wordt voldaan aan de bepalingen van de Wgr.
In het achtste lid wordt duidelijk gemaakt (‘zo nodig’) dat het toezenden van de vastgestelde begroting achterwege kan blijven indien de zienswijzen van de gemeenteraden geen aanleiding gaven tot aanpassingen.
Indien het algemeen bestuur een zienswijze niet heeft overgenomen, dan kan de raad van de betreffende gemeente bij gedeputeerde staten zijn zienswijzen inbrengen.
Artikel 25 begrotingswijzingen
De Wgr hanteert de hoofdregel dat begrotingswijzingen op gelijke wijze tot stand komen als de begroting zelf, dus via het opstellen van een ontwerpwijziging dat aan de gemeenteraden moet worden voorgelegd voor zienswijzen. Omdat het veelal niet gaat om wijzigingen die om een beleidsafweging vragen, wordt dit ervaren als een uitgebreid administratief circus waar inhoudelijk niet veel mee wordt gewonnen.
De Wgr maakt het mogelijk (art. 35 vijfde lid Wgr) om in de regeling te bepalen, welke categorieën van begrotingswijzigingen niet voor zienswijzen aan de raden hoeven worden voorgelegd.
Met de nieuwe bepaling kan veel van dit werk worden vermeden. Voor zover een gemeentelijke bijdrage niet wordt gewijzigd, hoeft een begrotingswijziging niet meer aan de raden te worden voorgelegd. Het moet dan wel gaan om activiteiten, die eerder beleidsmatig zijn vastgesteld.
Artikel 30 Onderbrengen en weghalen van facultatieve taken
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen voor het onderbrengen van facultatieve taken, alsmede de wijze waarop deze taken kunnen worden weggehaald.
Deze bepalingen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige regeling. Het algemeen bestuur heeft in de ‘Notitie Frictiekosten bij opzeggen facultatieve taken GGD’ (vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 4 oktober 2019) hiervoor een nadere uitwerking gegeven; de belangrijkste uitgangspunten voor het bepalen van frictiekosten zijn:
- 1.
Een gemeente die een taak bij de GGD weghaalt betaalt voor daaruit voortvloeiende frictiekosten, zodat deze kosten niet worden afgewenteld op de andere gemeenten.
- 2.
Voor niet-wettelijke taken geldt dat zij per 1 januari kunnen worden weggehaald met een opzegtermijn van minimaal 12 maanden, conform art. 26 lid 2 van de in 2017 gewijzigde GR.
- 3.
De frictieberekening uit het voorstel van oktober 2017 gold voor:
- a)
gemeenschappelijke taken;
- b)
gemeentespecifieke taken, indien de taakuitname groter is dan 5 fte of € 300.000 per gemeente of cluster van gemeenten.
- a)
- 4.
Het bedrag vanaf wanneer frictie wordt berekend voor gemeentespecifieke taken lag relatief hoog, omdat de GGD een flexibele partner voor de gemeenten wil zijn en comfort wil bieden bij het beleggen van (tijdelijke) gemeentespecifieke taken.
- 5.
Het is de inschatting van de directeur om te bepalen of een reorganisatie moet plaatsvinden op basis van de betreffende uitname van taken. Indien een reorganisatie moet plaatsvinden doet de directeur een voorstel richting het bestuur over wie de ondersteuningskosten van de reorganisatie draagt.
- 6.
De frictiekosten worden indicatief als volgt bepaald:
- a)
van personele frictiekosten is sprake indien de gemeente de medewerker niet overneemt en de medewerker een vaste aanstelling heeft. De berekening van de frictie is gebaseerd op de hoogte van de personele component binnen de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen twee jaar;
- b)
indien er geen personele frictiekosten ontstaan is er sprake van frictie voor de overhead en overige indirecte verplichtingen. De frictie was bepaald op 20% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen twee jaar.
- a)
De in de notitie vastgelegde uitgangspunten zijn ook verwerkt in de Dienstverleningsovereenkomsten tussen GGD en gemeenten. Daarmee is duidelijkheid over de gevolgen van het weghalen van facultatieve taken door een gemeente geborgd.
Artikel 35 tot en met 38
Op grond van de Wgr zijn gemeenten verplicht om in een regeling op te nemen hoe toetreding, uittreding en opheffing zijn geregeld. Echter op grond van de Wpg zijn gemeenten verplicht om aan de regeling deel te nemen. Zolang die wettelijke verplichting in de Wpg bestaat zijn deze bepalingen een dode letter.
Sinds de wetswijziging Wgr van 2022 dient een gemeenschappelijke regeling de gevolgen van uittreding concreter uit te werken dan voorheen. Zowel de voorwaarden voor uittreding als de vermogensrechtelijke gevolgen dienen te worden geregeld. In artikel 37 is daarom bepaald dat uittreding aan een bepaalde termijn is gebonden. Bovendien zijn er randvoorwaarden gesteld aan het bepalen van de financiële gevolgen. Bij de berekening hiervan dient rekening te worden gehouden met de eerdergenoemde ‘Notitie Frictiekosten bij opzegging van facultatieve taken GGD’. Ook moet het openbaar lichaam zich inspannen om de kosten zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur is bevoegd tot nadere uitwerking van de voorwaarden en gevolgen met betrekking tot uittreding.
De gevolgen van opheffing dienen geregeld te worden. Daartoe dient een liquidatieplan te worden opgesteld dat hierin voorziet.
Artikel 39 Evaluatie:
Deze bepaling komt ook voort uit de wetswijziging Wgr van 2022, in die zin dat een regeling bepalingen moet hebben over evaluatie.
Er is voor gekozen om in ieder geval eens per vier jaar de regeling en de uitvoering daarvan tegen het licht te houden. Het perspectief en de invulling van de evaluatie wordt aan het algemeen bestuur gelaten.
Transponeringstabel GR GGD Groningen-GR PG&Z
onderwerp |
GR GGD nieuw |
GR PG&Z oud |
begrippen |
1 |
1 |
openbaar lichaam |
2 |
2 |
bestuursorganen |
3 |
3 |
belangen |
4 |
4 |
taken |
5 |
5 |
bevoegdheden gr |
6 |
6 |
samenstelling algemeen bestuur |
7 |
7 |
bevoegdheden algemeen bestuur |
8 |
8 |
zienswijzen |
9 |
- |
participatie |
10 |
- |
vergaderingen algemeen bestuur |
11 |
9 |
inlichtingen en verantwoordingsplicht algemeen bestuur |
12 |
16, 20, 21, 22 |
samenstelling dagelijks bestuur |
13 |
10 |
bevoegdheden dagelijks bestuur |
14 |
11 |
vergaderingen dagelijks bestuur |
15 |
12 |
besluitvorming buiten vergadering |
16 |
- |
geheimhouding |
17 |
9, 16 |
inlichtingen- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur |
18 |
16, 20, 21, 22 |
ontslag leden dagelijks bestuur |
19 |
23 |
voorzitter |
20 |
13 |
(ambtelijk) secretaris |
21 |
- |
directeur |
22 |
14 |
personeel |
23 |
15 |
begroting |
24 |
24 |
begrotingswijzigingen |
25 |
25 |
jaarstukken |
26 |
26 |
liquiditeit en reservevorming |
27 |
27 |
verdeelsleutel |
28 |
28 |
betalingen |
29 |
29 |
facultatieve taken GGD |
30 |
30 |
administratie en controle |
31 |
31 |
klachtenrecht, ombudsman |
32 |
31a |
privacy |
33 |
21a |
archief |
34 |
32 |
wijziging regeling |
35 |
33 |
toetreding |
36 |
- |
uittreding |
37 |
- |
opheffing en liquidatie |
38 |
- |
evaluatie |
39 |
- |
geschillen |
40 |
34 |
onvoorziene gevallen |
41 |
- |
bekendmaking en registratie |
42 |
35 |
citeertitel |
43 |
37 |
inwerkingtreding |
44 |
26 |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl