Regeling vervallen per 25-03-2022

Verordening burgerinitiatief 2010

Geldend van 20-01-2010 t/m 24-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening burgerinitiatief 2010

Artikel 1

In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan: een verzoek van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een concreet voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

  • 1 Een burgerinitiatief wordt door de raad inhoudelijk behandeld indien door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2 Een verzoek is niet geldig en daarom niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 lid 1 bevat, of

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 5, of

    • c.

      niet door ten minste 35 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund.

Artikel 3

  • 1 Initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder.

  • 2 Voor de beoordeling of iemand initiatiefgerechtigde is, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

  • 1 Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht ;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een thema waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het burgerinitiatiefvoorstel plaatsvindt, door de raad een besluit is genomen.

  • 2 Een burgerinitiatief dat naar de inhoud niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester in de hoedanigheid van portefeuillehouder.

  • 3 Het college of de burgemeester zal een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 5

  • 1 Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, door tussenkomst van de griffier.

  • 2 Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van wat beoogd wordt met het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief, en

    • c.

      de achternaam, voornaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s), als ook van de ondersteunende initiatiefnemers.

  • 3 Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een bij de griffie verkrijgbaar modelformulier.

Artikel 6

  • 1 De raad besluit over de wijze van afhandeling van een burgerinitiatief na hierover advies te hebben ontvangen van de functionele raadscommissie.

  • 2 Het initiatiefvoorstel wordt op de agenda voor de eerstvolgende vergadering van de betreffende raadscommissie geplaatst. Er dienen ten minste drie weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de vergadering waarin dit wordt behandeld.

  • 3 De griffie nodigt de initiatiefnemer(s) schriftelijk uit voor de commissievergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer(s) of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 4 De commissie kan besluiten nader onderzoek te (laten) doen naar het burgerinitiatief.

  • 5 De commissie brengt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden een advies over de afhandeling van het burgerinitiatief uit aan de raad. In overleg met de indiener(s) kan deze termijn worden verlengd.

  • 6 Het advies wordt op de agenda geplaatst van de eerstvolgende raadsvergadering. De initiatiefnemer wordt geïnformeerd over het advies en de raadsbehandeling. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekend gemaakt aan de initiatiefnemer(s).

  • 7 De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de eventuele vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.

  • 8 Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 9 Indien een burgerinitiatief door de raad is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 7

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening burgerinitiatief 2010.

  • 2 Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 16 december 2009.
De griffier a.i., De voorzitter,
 
M. Walrave B. Horseling. 

1

 

Artikelgewijze toelichting (naar de modelverordening van de VNG)

Artikel 1In deze Verordening is ervoor gekozen de term "burgerinitiatief " te hanteren ter aanduiding van het voorstel of onderwerp dat door een burger bij de raad kan worden ingediend. Deze definitie biedt de mogelijkheid voor burgers om een onderwerp bij de raad aan te dragen, zonder dat een concreet voorstel is bijgevoegd. Te denken valt hier aan de wens om in de raad over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk te discussiëren. Uiteraard staat het burgers ook vrij om een concreet voorstel in te dienen. Het is aan de raad om te beslissen of het voorstel nadere uitwerking door de indieners behoeft.

Doel van een burgerinitiatief is burgers maximale zekerheid te bieden over behandeling van hun initiatief. Die behandeling wordt gegarandeerd, doordat de raad zich verplicht om het verzoek op de raadsagenda te plaatsen.

Het burgerinitiatief is een activiteit van één of meer burgers:• die een maatschappelijke meerwaarde voor een aanmerkelijk deel van de gemeenschap heeft;• die in het publieke domein plaatsvindt;• waarbij de gemeentelijke overheid op enig moment een rol speelt;• maar waarbij de initiatiefnemers "geestelijk eigenaar" van het initiatief blijven.Essentieel voor het burgerinitiatief is dat de initiatiefnemers "geestelijk eigenaar" blijven. De rol van de gemeente is slechts faciliterend. Het is voor de raad niet mogelijk een voorstel zonder toestemming van de initiatiefnemers aan te passen of (onherkenbaar) te veranderen. De burgers zullen hun eigen idee dus altijd kunnen blijven herkennen.

 

Artikel 2Uit dit artikel volgt dat een burgerinitiatief in behandeling wordt genomen indien een geldig verzoek wordt ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich, na advies van de commissie, moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en (b) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is. In Weesp is opgenomen dat er minstens 35 initiatiefgerechtigden een handtekening ter ondersteuning moeten geven.

 

Artikel 3De keuze voor deze ruime definitie van initiatiefgerechtigden ligt voor de hand. Het gaat om de kwaliteit van het initiatief; nadere criteria kunnen dan onnodig belemmerend werken. Bij indiening van een burgerinitiatief kan worden getoetst of de indiener/initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde.Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5. Een initiatiefgerechtigde dient minimaal 16 jaar te zijn bij indiening van een verzoek.

 

Artikel 4Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.Daar komt bij dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij "er niet over gaat". Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of het spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is opgenomen dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die in de huidige raadsperiode aan de orde zijn geweest, niet opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar college of burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel 1 van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen dat college of burgemeester een initiatief om die reden terzijde kan schuiven.

 

Artikel 5Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ter voorkoming van fraude met namen kan gevraagd worden naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

 

Artikel 6De behandeling van een ingediend burgerinitiatief verloopt gelijk aan ieder ander ingediend initiatiefvoorstel: via het agendaberaad wordt het voorstel op de agenda van de functionele raadscommissie geplaatst en de raadscommissie kan nader onderzoek laten doen, dan wel het voorstel met een advies doorgeleiden naar de raad. De indiener moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het tweede lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college of de burgemeester als portefeuillehouder. De raad neemt uiteindelijk altijd een besluit op het burgerinitiatief. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of het besluit dat het verzoek is afgewezen of wordt doorgezonden naar het college of de burgemeester. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen omdat het een ongeldig verzoek betreft, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. In deze bepalingen is ervoor gekozen in het midden te laten hoe raad, college of burgemeester verder met het burgerinitiatief omgaat. Bedoeld is niet dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat in de raadsvergadering wordt beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatief kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad of commissie van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan. De indiener / initiatiefnemer zal hoe dan ook steeds over het vervolgtraject worden ingelicht en waar nodig en mogelijk erbij worden betrokken.

 

Artikel 7Spreekt voor zich.