Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733335
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733335/1
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2025De raad van de gemeente Tiel,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum];
gelet op de artikelen 2.1.3, artikel 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
overwegende dat:
- -
het noodzakelijk is om cliënten te ondersteunen als zij beperkingen ondervinden in hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid en zij niet in staat zijn om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hiervoor een oplossing te vinden;
- -
het noodzakelijk is om cliënten met psychische of psychosociale problemen en cliënten die vanwege huiselijk geweld of om andere redenen de thuissituatie hebben verlaten, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij hier niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen toe in staat zijn;
- -
het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen over de invulling van de plicht tot ondersteuning.
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2025.
Hoofdstuk 1 Begrippen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:
- -
niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
- -
daadwerkelijk beschikbaar is;
- -
een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en;
- -
financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.
- -
- b.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;
- c.
budgetbeheerder: een cliënt of zijn vertegenwoordiger die het pgb beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met de pgb ingekochte ondersteuning;
- d.
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft;
- e.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, lid 1 van de wet;
- f.
ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Tiel;
- g.
logeeropvang: de cliënt kan logeren zodat de zorg wordt overgenomen van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt biedt;
- h.
melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;
- i.
onderzoeksverslag: een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;
- j.
persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest passend is;
- k.
uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
- l.
Versis, aanvullend regiovervoer: een (groeps)maatwerkvoorziening gericht op het bieden van collectief vervoer van deur tot deur in de regio Rivierenland;
- m.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- n.
woonvoorziening: een woonvoorziening betreft een maatwerkvoorziening op het gebied van wonen. Dit kan een hulpmiddel of een woningaanpassing zijn.
- a.
-
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2. Doelgroep van de verordening
-
1. Deze verordening richt zich op personen:
- a.
die hun woonplaats hebben in Tiel en
- b.
die hun zelfredzaamheid en/of participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben, of
- c.
die, al dan niet woonachtig in Tiel, als mantelzorger ondersteuning aan een inwoner van Tiel bieden.
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft maatschappelijke opvang en beschermd wonen op ingezetenen van Nederland die in Tiel ondersteuning zoeken.
Hoofdstuk 2 Melding en onderzoek
Artikel 3. Melding
-
1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.
-
2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en maakt zo snel mogelijk een afspraak voor een gesprek.
-
3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding zo snel mogelijk een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 7.
Artikel 4. Cliëntondersteuning
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning.
-
2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
Artikel 5. Persoonlijk plan
-
1. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
-
2. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
Artikel 6. Informatie en identificatie
-
1. De cliënt geeft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
-
2. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 7, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.
Artikel 7. Onderzoek
-
1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen, met uitzondering van zorgaanbieders.
-
2. De volgende factoren maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
- c.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
- d.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- e.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
- f.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
- g.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn.
- a.
-
3. Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt in begrijpelijke taal medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.
-
4. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 9 in te dienen.
-
5. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de cliënt, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.
-
6. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.
Artikel 8. Onderzoeksverslag
-
1. Het college geeft de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, in de vorm van een onderzoeksverslag.
-
2. Als de cliënt opmerkingen of aanvullingen heeft ten aanzien van het onderzoeksverslag of het niet eens is met de inhoud, en die binnen een redelijke termijn kenbaar maakt aan het college, dan voegt het college die opmerkingen of aanvullingen aan het onderzoeksverslag toe.
Hoofdstuk 3 Aanvraag maatwerkvoorziening
Artikel 9. Aanvraag
-
1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens de cliënt schriftelijk ingediend bij het college.
-
2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding.
-
3. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
-
4. Als de cliënt dit wenst, wordt een door de cliënt ondertekend onderzoeksverslag gezien als aanvraag.
Artikel 10. Algemene criteria
-
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de cliënt de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:
- a.
eigen kracht en/of;
- b.
gebruikelijke hulp en/of;
- c.
mantelzorg en/of;
- d.
hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;
- e.
algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;
- f.
algemene voorzieningen en/of;
- g.
andere voorzieningen.
- a.
-
2. Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de cliënt de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:
- a.
eigen kracht en/of;
- b.
gebruikelijke hulp en/of;
- c.
mantelzorg en/of;
- d.
hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;
- e.
algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;
- f.
algemene voorzieningen en/of;
- g.
andere voorzieningen.
- a.
-
3. Wanneer een cliënt gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke voorziening, komt hij niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. De volgende voorzieningen worden in ieder geval door de gemeente als algemeen gebruikelijk aangemerkt en worden daarom niet door de gemeente verstrekt.
- -
airconditioning woonruimte;
- -
alle vormen van kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);
- -
beugels (wand/vloer);
- -
douchecabine;
- -
douchecel;
- -
douche- en/of badzitjes;
- -
douche- en/of toiletstoel;
- -
douchestoelen (met uitzondering van een kinder- en/of elektrisch verstelbare douchestoel);
- -
douchewand;
- -
drempelhulpen tot 10 centimeter hoogte;
- -
grepen (wand/vloer);
- -
standaard spoel-föhn toilet;
- -
standaard (elektrische) (bak)fiets / tandem;
- -
seniorendouchebak;
- -
toiletverhoger;
- -
toiletpot;
- -
verhoogd / hangend toilet;
- -
zonwering (binnen en buiten).
- -
-
4. Het college kan nadere regels stellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van lid 1 en lid 2 beschikbaar zijn.
Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden
-
1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.
-
2. De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.
-
3. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
- a.
als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
- b.
als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;
- c.
als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en voor datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;
- d.
als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;
- e.
als deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;
- f.
als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;
- g.
als de cliënt een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg (hierna Wlz) of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is.
- a.
-
4. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:
- a.
als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;
- b.
als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Tiel.
- a.
Artikel 12. Voorwaarden en weigeringsgronden specifieke maatwerkvoorzieningen
-
1. Hulpmiddelen die verstrekt worden in natura, worden in principe door het college in bruikleen verstrekt.
-
2. Hulpmiddelen die verstrekt worden in pgb, worden in principe door het college in eigendom verstrekt.
-
3. Een (maatwerk-) vervoersvoorziening via Versis wordt enkel verstrekt, als de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving (dit is maximaal 30 kilometer enkele reis) met een maximum van 2500 kilometer op jaarbasis.
-
4. Het college verstrekt de voorzieningen maatschappelijke opvang en beschermd wonen volgens het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Nijmegen, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.
-
5. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
- a.
als het primaat van verhuizen is opgelegd;
- b.
als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;
- c.
als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;
- d.
ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;
- e.
als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;
- f.
als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;
- g.
als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is gegeven door het college;
- h.
als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.
- a.
-
6. Een cliënt kan in aanmerking komen voor logeeropvang als er zonder de inzet hiervan overbelasting van de persoon die gebruikelijke zorg biedt of overbelasting van de mantelzorger dreigt en:
- a.
de cliënt langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijke hulp en;
- b.
dagbesteding en ambulante ondersteuning niet voldoende oplossing bieden en;
- c.
de cliënt geen aanspraak kan maken op de Zvw of de Wlz om de overbelasting te voorkomen.
- a.
Artikel 13. Toegang en besluit
-
1. Het college legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.
-
2. De cliënt moet zich, indien van toepassing, binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij de aanbieder van de maatwerkvoorziening of het pgb of de financiële tegemoetkoming binnen 3 maanden gebruiken voor het resultaat waarvoor het is verstrekt.
Artikel 14. Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
-
2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:
- a.
om welke maatwerkvoorziening het gaat;
- b.
de omvang van de ondersteuning;
- c.
de ingangsdatum en duur van de verstrekking;
- d.
indien van toepassing de termijn van 3 maanden waarbinnen de cliënt zich bij de aanbieder moet hebben gemeld als bedoeld in artikel 13 lid 2;
- e.
of de cliënt een bijdrage moet betalen en welke uitgangspunten daarbij gelden, zoals de kostprijs van de voorziening.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:
- a.
om welke maatwerkvoorziening het gaat;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe deze berekend is;
- d.
de ingangsdatum en duur van de verstrekking;
- e.
de termijn van 3 maanden waarbinnen de cliënt het pgb moet besteden als bedoeld in artikel 13 lid 2;
- f.
hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden;
- g.
of de cliënt een bijdrage moet betalen en welke uitgangspunten daarbij gelden, zoals de kostprijs van de voorziening.
- a.
Hoofdstuk 4 Het persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 15. Regels voor een pgb
-
1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6 lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden.
-
2. Om te kunnen beoordelen of de cliënt of zijn vertegenwoordiger aan de in artikel 2.3.6 lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden voldoet, dient de cliënt een budgetplan in. Hierin is in elk geval opgenomen:
- a.
hoe de cliënt zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;
- b.
wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb te ontvangen;
- c.
welke voorziening de cliënt met het pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder;
- d.
op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;
- e.
wat de te behalen resultaten zijn en hoe de cliënt deze denkt te behalen;
- f.
de kosten van de voorziening uitgedrukt in aantal eenheden en tarief (indien van toepassing inclusief de kosten voor onderhoud en verzekering).
- a.
-
3. Indien de cliënt een budgetbeheerder heeft gemachtigd, dan betrekt het college deze budgetbeheerder in het onderzoek en voert daarmee ten minste één keer een gesprek, voordat een beslissing op de aanvraag tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb wordt genomen.
-
4. De kwaliteit van de met het pgb ingekochte formele hulp voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Het college kan hier in het geval van informele hulp van af wijken, in die zin dat het college reële kwaliteitseisen stelt die passend zijn bij de situatie.
-
5. Een pgb voor ondersteuning door het sociaal netwerk wordt niet ingezet, indien er sprake is van overbelasting bij de persoon die de ondersteuning wil gaan verlenen.
-
6. Het pgb mag niet worden besteed aan:
- a.
kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- b.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- c.
contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo en/of kosten voor het volgen van cursussen over het pgb;
- d.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- e.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
7. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.
-
8. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.
Artikel 16. Voorwaarden pgb beheer
-
1. Voor het beheren van een pgb, wordt verwacht dat de beoogd budgetbeheerder in ieder geval aan de voorwaarden voor pgb-vaardigheid voldoet. Dat betekent dat het college bij de beoordeling van de keuze voor een pgb toetst of hij:
- a.
de eigen situatie kan overzien, dan wel die van de cliënt en een duidelijk beeld heeft van de hulpvraag;
- b.
op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij een pgb of weet waar deze informatie te vinden is bij de desbetreffende instanties;
- c.
een overzichtelijke pgb-administratie bij kan houden, waardoor er inzicht is in de bestedingen van het pgb;
- d.
in staat is om voldoende vaardig te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank en de hulpverleners;
- e.
zelfstandig kan handelen en onafhankelijk voor een hulpverlener kan kiezen;
- f.
in staat is om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan het college als verstrekker van het pgb;
- g.
kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde hulp passend en kwalitatief goed is;
- h.
in staat is om de inzet van hulpverleners te coördineren, waardoor de hulp door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;
- i.
als werk- of opdrachtgever de hulpverleners aan kan sturen en aan kan spreken op hun functioneren;
- j.
voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap heeft of deze informatie weet te vinden.
- a.
-
2. Een budgetbeheerder mag niet tegelijkertijd de uitvoerder zijn van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. Ook mag de budgetbeheerder geen (werk-)relatie hebben met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.
-
3. Als de beoogd budgetbeheerder niet aan de gestelde voorwaarden kan voldoen, verstrekt het college geen pgb. Het college neemt dan in de beslissing op aan welke voorwaarden de beoogd budgetbeheerder niet voldoet.
Artikel 17. Onderscheid formele en informele hulp
-
1. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.
-
2. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken en een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG), of;
- b.
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel (hierna: zzp’er). Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/ werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken en een VOG.
- a.
-
3. Van informele hulp is sprake als:
- a.
de hulp geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;
- b.
de hulp geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van de cliënt behoren.
- a.
Artikel 18. Hoogte pgb
-
1. De hoogte van het pgb voor een hulpmiddel en woonvoorziening wordt maximaal vastgesteld op:
- a.
het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering of;
- b.
het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.
- a.
-
2. De hoogte van het pgb voor formele hulp wordt bepaald aan de hand van de volgende uitgangspunten, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.
- a.
als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon die werkzaam is bij een instelling betreft het tarief per uur of per dagdeel maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per dagdeel van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;
- b.
als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur, per dagdeel of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur, per dagdeel of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.
- c.
als de dienstverlening hulp bij het huishouden betreft, uitgevoerd door een persoon die werkzaam is bij een instelling of een zzp’er, dan bedraagt de hoogte van het pgb maximaal 75% van het tarief voor huishoudelijke hulp in natura.
- a.
-
3. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantietoeslag en tegenwaarde van de verlofuren.
-
4. Het pgb voor logeeropvang, uitgevoerd door een informele hulpverlener, niet zijnde personen uit het sociaal netwerk van de cliënt, bedraagt maximaal € 30,- per etmaal. Indien cliënt begeleid moet worden gedurende de logeeropvang, dan dient hiervoor afzonderlijk een aanvraag voor een maatwerkvoorziening te worden ingediend.
-
5. Als het op basis van lid 1 tot en met 4 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.
Hoofdstuk 5 Financiële tegemoetkoming
Artikel 19. Financiële tegemoetkoming
-
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en het om één van de volgende voorzieningen gaat:
- a.
de kosten voor verhuizen en herinrichting. De hoogte is gebaseerd op marktonderzoek door de cliënt naar de kosten voor verhuizing en de Nibud-normen voor stoffering.
- b.
de kosten voor vervoer per eigen auto, als dit vervoer niet algemeen gebruikelijk is en de cliënt ten gevolge van zijn beperking geen gebruik kan maken van het collectief vervoer. De hoogte is gebaseerd op de kilometerprijs van het Nibud (variabele kosten miniklasse) en het uitgangspunt dat de cliënt 2500 km per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen reizen.
- a.
Hoofdstuk 6 Bijdrage in de kosten
Artikel 20. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
-
1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.
-
2. Als een maatwerkvoorziening of pgb wordt verstrekt voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders en;
- b.
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
- a.
Artikel 21. Hoogte bijdrage in de kosten
-
1. Voor maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in lid 2 bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen het (landelijk vastgestelde) bedrag genoemd in artikel 2.1.4a lid 4 van de wet per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.
-
2. De hoogte van de bijdrage voor vervoer door Versis is per rit gelijk aan het in de regio Rivierenland voor het reguliere openbaar vervoer geldende opstaptarief plus het kilometertarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers. De tarieven zijn terug te vinden in het vervoersreglement van Versis.
-
3. De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing en maatwerkvoorziening voor vervoer door Versis overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.
-
4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.
-
5. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.
-
6. In afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een cliënt op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit geen bijdrage verschuldigd zijn.
Hoofdstuk 7 Bestrijding misbruik
Artikel 22. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening
-
1. Het college informeert cliënten op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, of:
- a.
de cliënt nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen;
- b.
de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is;
- c.
de cliënt nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;
- d.
de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
- a.
Artikel 23. Maatregelen oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening
-
1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet is een cliënt die een aanvraag heeft ingediend of aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
-
2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de client onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet meer op de voorziening is aangewezen;
- c.
de voorziening niet meer toereikend is te achten;
- d.
de voorziening niet of niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden;
- e.
de cliënt de voorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor hij is verstrekt.
- a.
-
3. Een besluit tot verlening van een pgb of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaats gevonden.
-
4. Als het recht op een voorziening onder lid 2a is ingetrokken kan de geldswaarde van de toegekende voorziening worden teruggevorderd met terugwerkende kracht tot uiterlijk de datum dat het recht is ingetrokken.
-
5. Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van huishoudelijke ondersteuning en/ of begeleiding dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.
Artikel 24. Verrekening
Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en veiligheid
Artikel 25. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:
- a.
voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg;
- c.
inzet van de juiste deskundigheid;
- d.
ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;
- e.
er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.
- a.
-
2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.
-
3. Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek dat jaarlijks gepubliceerd wordt, en het zo nodig in overleg met de cliënt (ter plaatse) controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 26. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- I.
een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en
- II.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- I.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
conform de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de wet, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:
- a.
kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- d.
reis- en opleidingskosten;
- e.
indexatie van loon binnen een overeenkomst;
- f.
overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
4. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorziening, en
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:
- I.
het aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;
- II.
het geven van instructie over het gebruik van de voorziening;
- III.
onderhoud van en aan de voorziening, en
- IV.
verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.
- I.
- a.
Artikel 27. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college heeft een “Protocol Wmo meldingen calamiteiten/geweld” opgesteld. GGD-Gelderland Zuid is als toezichthouder aangesteld en voert dit protocol uit.
-
2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de gemeente en de toezichthoudend ambtenaar.
-
3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
Hoofdstuk 9 Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten
Artikel 28. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
-
1. Het college biedt mantelzorgers van cliënten in de gemeente jaarlijks een blijk van waardering.
-
2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de waardering van mantelzorgers.
Artikel 29. Tegemoetkoming meerkosten beperking of chronische problemen
Het college verstrekt op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Hoofdstuk 10 Klachten en medezeggenschap
Artikel 30. Klachtregeling
-
1. Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
-
2. Het college ziet toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.
Artikel 31. Medezeggenschap bij aanbieders
-
1. Aanbieders zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de volgende voorzieningen:
- -
hulp bij het huishouden;
- -
begeleiding;
- -
logeeropvang.
- -
-
2. Het college ziet toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.
Artikel 32. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
-
1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Hoofdstuk 11 Overgangsrecht en slotbepalingen
Artikel 33. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college rapporteert over de bevindingen aan de gemeenteraad.
Artikel 34. Geen bepalingen
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 35. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt gedaan.
Artikel 36. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2021 wordt ingetrokken.
-
2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2021, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2021 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld conform deze verordening.
-
4. Het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2021, gebeurt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2021 die daarvoor zijn geldigheid behoudt.
-
5. Van lid 4 kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.
Artikel 37. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2025.
Ondertekening
Tiel, 18 december 2024
De griffier,
de voorzitter,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl