Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733272
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733272/1
Beleidsregels Verhaal en terug- en invordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering Echt-Susteren 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Verhaal en terug- en invordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering Echt-Susteren 2025BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ECHT-SUSTEREN;
Overwegende dat de afgelopen jaren er diverse wijzigingen doorgevoerd zijn in de Participatiewet, die gevolgen hebben voor het beleid rondom de terugvordering en het verhaal van bijstand.
Gelet op het bepaalde in Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluiten:
- 1.
Het Debiteurenprotocol 2014 in te trekken;
- 2.
De Beleidsregels Verhaal en terug- en invordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering Echt-Susteren 2025 vast te stellen als volgt:
1. algemeen
1.1 uitgangspunten
Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als de inwoner te veel uitkering heeft ontvangen of een uitkering heeft ontvangen waar hij geen recht op had. Ook gaan deze beleidsregels over leningen en bedrijfskapitaal die de gemeente heeft verstrekt op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en wat de gemeente kan doen als de inwoner zijn aflossingsverplichtingen niet nakomt.
Hoe en wanneer de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal kan terugvorderen, leggen we in deze beleidsregels uit. De regels gaan ook over mogelijkheden om af te zien van terugvordering en over de incasso van vorderingen en van boetes. Het zijn regels op hoofdlijnen. De beleidsregels vullen de hoofdregels over verhaal en over terug- en invordering uit de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de IOAW en de IOAZ aan. Die regels vormen de wettelijke basis voor verhaal, terugvordering en incasso.
Een aantal bepalingen uit deze beleidsregels is ook van toepassing op terugvordering omdat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven aan de gemeente. Daaronder verstaan we ook: het geven van onjuiste informatie, te laat geven van informatie of het niet geven van informatie. In zulke gevallen is terugvordering verplicht.
1.2 begrippen
in deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders, omdat er geen geschikt alternatief is. Dan gebruiken we begrippen die ook in de Participatiewet of in een andere regeling staan. Die begrippen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet of regeling. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:
- a.
Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
- b.
bedrijfskapitaal: de bijstand die een inwoner met een eigen bedrijf of een zelfstandig beroep heeft ontvangen voor de bedrijfsvoering, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Bbz 2004;
- c.
beslagvrije voet: het deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd, zoals bepaald in de artikelen 475c tot en met 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- d.
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, die de gemeente moet inhouden en afdragen aan de belastingdienst.
- e.
financiële ruimte: geld en bezittingen die de inwoner kan inzetten voor betaling van schulden;
- f.
gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren
- g.
herziening: het achteraf wijzigen van een besluit om een uitkering toe te kennen;
- h.
incasso: de invordering;
- i.
intrekking: het achteraf intrekken van een besluit om een uitkering toe te kennen;
- j.
invordering: de wijze van inning van het teruggevorderde bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal.
- k.
inwoner: de persoon van wie een uitkering of bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd;
- l.
IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- m.
IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- n.
terugvordering: de vaststelling van het bedrag aan uitkering of bedrijfskapitaal waar de inwoner geen recht (meer) op heeft;
- o.
uitkering: de verleende bijstand op grond van de Participatiewet of het Bbz 2004, of de verstrekte uitkering op grond van de IOAW of IOAZ;
- p.
verkeerde informatie: het niet geven van de informatie genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2. terugvordering
Stap één in het proces om uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen, is het nemen van een terugvorderingsbesluit. In dat besluit staat tot welk bedrag de uitkering, de lening of het bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd, wat de reden is van de terugvordering en op welke wettelijke grond dat is gebaseerd. De volgende stap is het nemen van een incassobesluit. Dit is een besluit over de manier waarop de vordering terugbetaald moet worden. Dat komt in hoofdstuk 3 aan de orde.
2.1 wanneer vordert de gemeente een uitkering terug?
De wetgever heeft bepaald dat de gemeente een uitkering kan terugvorderen als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Als het om bijstand gaat, staan die voorwaarden in artikel 58 van de Participatiewet. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 25 van de IOAW en de IOAZ. Verder staan in het Bbz nog enkele voorwaarden voor terugvordering van een uitkering en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen. Bedrijfskapitaal kan een lening zijn of een bedrag “om niet”. Dit betekent dat het bedrag in principe niet terugbetaald hoeft te worden.
De gemeente is verplicht een uitkering terug te vorderen, als de inwoner deze uitkering tot een te hoog bedrag of ten onrechte heeft gekregen. Het gaat dan om situaties waarin de inwoner verkeerde informatie, geen informatie of te laat informatie heeft gegeven. Dat heeft de wetgever zo bepaald.
In de andere gevallen die de wetgever noemt, mag de gemeente terugvorderen, maar hoeft dat niet. Het is in die gevallen een bevoegdheid die de gemeente op de volgende manier invult: de gemeente vordert een uitkering terug in de gevallen die de wetgever noemt.
In het geval dat om niet verstrekte bijzondere bijstand niet, of niet volledig is besteed aan het doel waarvoor deze werd verstrekt, wordt het besluit tot toekenning herzien (artikel 54 lid 3 PW) en wordt de ten onrechte of teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
Ook wordt het op grond van artikel 52 PW verleende voorschot geheel of gedeeltelijk van de inwoner teruggevorderd als een voorschot is verstrekt en er over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat of als het recht op bijstand minder bedraagt dan het verleende voorschot.
Als een inwoner vanwege het verstrekken van verkeerde of onvolledige informatie te veel of ten onrechte uitkering heeft ontvangen, vordert de gemeente alleen het bedrag terug dat de inwoner te veel aan uitkering zou hebben gekregen als hij op tijd de juiste informatie had gegeven.
Gaat het bijvoorbeeld om terugvordering omdat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven over zijn vermogen? Dan vordert de gemeente alleen het bedrag terug waarmee de vermogensgrens uit de Participatiewet is overschreden.
Voorbeeld: In het geval een belanghebbende heeft samengewoond met een partner en beiden waren gedurende de periode van de verzwegen samenwoning uitkeringsgerechtigd, wordt de terugvordering gematigd tot het verschil tussen de aan beiden verstrekte uitkering naar de norm alleenstaande en de norm gehuwden waar beiden recht op zouden hebben gehad.
Om te kunnen terugvorderen en de vordering te incasseren, maakt de gemeente gebruik van andere bevoegdheden die nodig kunnen zijn om een uitkering terug of in te vorderen. De gemeente:
- a.
trekt de uitkering in of herziet de uitkering, als dat nodig is om die uitkering terug te vorderen;
- b.
verrekent de vordering met een uitkering van de gemeente of met een andere vordering die de inwoner op de gemeente heeft; en
- c.
verhoogt de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen, die de gemeente moet inhouden als het om een uitkering gaat (dit heet bruteren);
- d.
gebruikt voor beslaglegging op inkomen een dwangbevel dat, waar dat mogelijk is, per post wordt verstuurd. Dit heet een vereenvoudigd derdenbeslag;
- e.
berekent wettelijke rente over de vordering als de inwoner niet op tijd betaalt;
- f.
brengt de incassokosten van de deurwaarder in rekening bij de inwoner; en
- g.
verhaalt de vordering op bezittingen van de inwoner die gedekt zijn door pand- en hypotheekrechten ten gunste van de gemeente. De gemeente mag deze bezittingen dan verkopen om de vordering te kunnen incasseren.
2.2 wanneer vordert de gemeente bedrijfskapitaal terug
In het Bbz staat dat de gemeente bedrijfskapitaal aan zelfstandigen kan terugvorderen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De gemeente heeft besloten om in die gevallen terug te vorderen en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan.
De gemeente vordert bedrijfskapitaal in de vorm van een lening en de daarover verschuldigde rente ook terug als:
- a.
de inwoner uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft gekregen en na die periode van uitstel niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen;
- b.
de inwoner uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft gekregen en na die periode van uitstel wel aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval vordert de gemeente de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug. Over dat bedrag moet de inwoner wettelijke rente betalen als de inwoner die betalingsachterstand kan worden verweten;
- c.
de inwoner zijn bedrijf of zelfstandig beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een ander of met dat bedrijf of beroep stopt;
- d.
de inwoner failliet wordt verklaard of in surseance van betaling verkeert;
- e.
één van de partners waarmee de inwoner het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, of de rechtspersoon van de inwoner failliet wordt verklaard of in surseance van betaling verkeert;
- f.
de inwoner het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming; of als
- g.
de inwoner is overleden.
2.3 geldlening anders dan bedrijfskapitaal
Ook hier maakt de gemeente gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan. De inwoner lost een verstrekte geldlening af conform de aflossingsplicht die de gemeente hem oplegt. De inwoner kan zélf een betalingsregeling voorstellen. Als daarmee de lening binnen een periode van 36 maanden volledig wordt terugbetaald stemt de gemeente met dit voorstel in.
De gemeente merkt de lening aan als direct opeisbaar wanneer:
- a.
de inwoner zijn aflossingsplicht niet nakomt;
- b.
de inwoner het bedrag van de lening niet besteedt aan het doel waarvoor de lening is toegekend;
- c.
er sprake is van curatele of onderbewindstelling van het vermogen;
- d.
er sprake is van surseance van betaling of faillissement;
- e.
de inwoner komt te overlijden.
2.4 uitzonderingen
Het uitgangspunt is, dat de gemeente bedrijfskapitaal, een geldlening en/of uitkering die ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, terugvordert. Maar er zijn uitzonderingen denkbaar. Hieronder staan de uitzonderingen beschreven.
Voordat de gemeente een terugvorderingsbesluit neemt, onderzoekt de gemeente of er aanleiding is om helemaal of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. De gemeente geeft de inwoner de mogelijkheid om informatie te geven die daarvoor van belang kan zijn. Bij het nemen van een terugvorderingsbesluit houdt de gemeente in ieder geval rekening met de volgende factoren:
- a.
de mate van verwijtbaarheid;
- b.
de persoonlijke situatie van de inwoner;
- c.
de financiële situatie;
- d.
de werksituatie; en
- e.
de kans op een hoger inkomen.
De inwoner moet over deze factoren informatie geven, anders kan de gemeente er geen rekening mee houden.
2.4.1 de gemeente reageert te laat op een signaal
Als de gemeente een concreet signaal krijgt waaruit afgeleid kan worden dat de uitkering verlaagd of beëindigd moet worden, dan is de gemeente verplicht om de uitkering op korte termijn aan te passen. Past de gemeente de uitkering niet binnen 6 maanden na dat signaal aan, dan vordert de gemeente de uitkering die vanaf dat moment wordt verstrekt, niet terug.
Met een signaal wordt bedoeld: informatie waaruit de gemeente kan afleiden dat een fout is gemaakt bij het verstrekken van een uitkering en in actie moet komen door de uitkering te wijzigen of te beëindigen.
2.4.2 bruteren of netto terugvorderen
De gemeente moet over de uitkering aan de inwoner loonbelasting en premies volksverzekeringen betalen aan de Belastingdienst. De gemeente kan die belasting en premies verrekenen met de Belastingdienst als het kalenderjaar nog niet afgelopen is. Als de uitkering teruggevorderd wordt in het volgende kalenderjaar, moet de inwoner de afgedragen belasting en premies ook terugbetalen. Dat heet bruteren van de vordering. Als het kalenderjaar voorbij is wordt altijd gebruteerd, tenzij de inwoner geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de vordering dan wel de inwoner de vordering niet verweten kan worden.
2.4.3 kleine vorderingen/kruimelbedragen
Het terugvorderen van kleine bedragen kost naar verhouding veel tijd en is niet altijd efficiënt. Daarom ziet de gemeente af van terugvordering als de netto vordering per vordering minder is dan
€ 150,00. Vorderingen onder dat grensbedrag worden dus niet teruggevorderd.
Als de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal heeft teruggevorderd en de inwoner heeft inmiddels zo ver afgelost dat een vordering overblijft van minder dan € 150,00 dan ziet de gemeente af van verdere terugvordering als de inwoner na herhaald verzoek niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.
2.4.4 onaanvaardbare gevolgen/hardheidsclausule
Terugvordering kan onaanvaardbare gevolgen voor de inwoner hebben, als alle omstandigheden daarbij betrokken worden. De gemeente ziet daarom helemaal of gedeeltelijk af van (verdere) terugvordering als de gevolgen daarvan onaanvaardbaar zijn voor de inwoner. Dat vraagt om een individuele benadering en een zorgvuldige afweging die per situatie anders kan uitpakken. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld het effect van terugvordering op:
- a.
de werksituatie van de inwoner;
- b.
de gezinssituatie, waaronder de opvoeding van kinderen;
- c.
de persoonlijke ontwikkeling van de inwoner;
- d.
de financiële toekomstverwachting.
2.4.5 lange tijd (niet) voldoen aan betalingsverplichtingen
De gemeente wil inwoners stimuleren om een vordering af te lossen. Daarnaast wil de gemeente ook voorkomen dat een vordering jarenlang open blijft staan, zonder dat er een reële kans is dat die vordering ooit wordt afgelost. Daarom ziet de gemeente af van verdere terugvordering van een uitkering als de inwoner:
- a.
in een onafgebroken periode van 36 maanden zijn betalingsverplichtingen is nagekomen en ten minste 50% van de oorspronkelijke vordering heeft afgelost of 50% van de oorspronkelijke vordering heeft voldaan;
- b.
36 maanden zijn betalingsverplichtingen niet helemaal is nagekomen, maar de betalingsachterstand heeft ingelopen, de wettelijke rente en de incassokosten heeft voldaan en ten minste 50% van de oorspronkelijke vordering heeft betaald; of
- c.
60 maanden niets heeft afgelost en dat volgens de gemeente ook niet meer zal gaan doen.
De termijn die in de onderdelen a., b. en c. staat, wordt 120 maanden als de vordering is ontstaan doordat de inwoner niet (of niet tijdig) de juiste informatie heeft gegeven. Het percentage uit de onderdelen a. en b. blijft in die situatie gehandhaafd op 50.
De gemeente past al deze uitzondering niet toe als het gaat om een lening die gedekt is door pand of hypotheek. Maar als de vordering van de gemeente niet volledig op de betreffende bezittingen ver-haald kan worden, dus als verkoop van de bezittingen niet voldoende geld oplevert om de volledige vordering te incasseren, kan de overblijvende vordering wel onder deze uitzondering vallen.
De uitzonderingen zijn ook van toepassing op terugvordering van bedrijfskapitaal.
2.4.6 kwijtschelding bij een schuldregeling
De inwoner met problematische schulden kan in bepaalde gevallen in aanmerking komen voor een schuldregeling. De gemeente werkt mee aan een schuldregeling en scheldt een deel van de vordering kwijt als:
- a.
de gemeente verwacht dat de inwoner zijn schulden niet kan aflossen; en
- b.
er zonder medewerking van de gemeente geen schuldregeling komt (dit, óók in het geval er sprake is van vorderingen als gevolg van het niet of niet tijdig verstrekken van de juiste informatie) en
- c.
de vordering van de gemeente volgens dezelfde verdeelsleutel wordt betaald.
De gemeente werkt niet mee aan een schuldregeling, als:
- a.
de vordering volledig wordt gedekt door pand of hypotheek; of
- b.
de vordering naar verwachting betaald kan worden met geld of bezittingen waarop de inwoner recht heeft, maar waarover hij nog niet kan beschikken, zoals een aandeel uit een erfenis of een uitkering uit een levensverzekering; of
- c.
de vordering het gevolg is van verkeerde informatie die opzettelijk door de inwoner is gegeven of waaraan de inwoner opzet of grove schuld heeft tenzij er zonder medewerking van de gemeente geen schuldregeling komt
De gemeente kan het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling intrekken als:
- a.
er binnen twaalf maanden nadat dat besluit is genomen geen schuldregeling tot stand is gekomen;
- b.
de inwoner de verplichtingen aan de schuldregeling weigert na te komen en de gemeente daar al eerder op gewezen heeft; of
- c.
de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven en de gemeente niet meegewerkt zou hebben als de inwoner op tijd de juiste informatie had gegeven.
3. vereisten aan het terugvorderingsbesluit
De gemeente deelt de inwoner het besluit om een uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen of om een boete op te leggen, schriftelijk mee. Daarbij wordt vermeld op welke manier de inwoner de vordering moet betalen. In het terugvorderingsbesluit staat in ieder geval:
- a.
hoe de vordering is ontstaan en hoe hoog de vordering is;
- b.
de verplichting om de vordering binnen zes weken in een keer te betalen;
- c.
wanneer de betalingsverplichting ingaat;
- d.
dat de inwoner binnen zes weken een betalingsvoorstel kan doen;
- e.
dat de vordering meteen wordt verrekend met een uitkering of vordering van de inwoner op de gemeente, als dat mogelijk is;
- f.
wat de gemeente doet als de inwoner de betalingsverplichting niet nakomt;
- g.
hoe de gemeente vorderingen incasseert;
- h.
de rechtsbeschermingsmogelijkheden van de inwoner.
3.1 uitstel van betaling
Inwoners kunnen een vordering niet altijd direct betalen. De gemeente kan de inwoner uitstel van betaling verlenen (artikel 4.94 Algemene wet bestuursrecht). Een verzoek daartoe dient schriftelijk bij de gemeente te worden ingediend. De inwoner voegt daar documenten en andere stukken bij, waaruit blijkt dat diens financiële ruimte ontbreekt of dat er andere redenen zijn die terugbetaling in de weg staan. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn:
- a.
de werksituatie van de inwoner;
- b.
de gezinssituatie;
- c.
de financiële situatie:
- d.
de omvang van de restschuld;
- e.
de oorzaak van de vordering.
De gemeente neemt binnen 6 weken een besluit over het verzoek van de inwoner.
3.2 de betalingsverplichting van inwoners met een uitkering
Inwoners met een uitkering van de gemeente hebben meestal weinig mogelijkheden om een schuld te betalen. De gemeente houdt daar rekening mee en stelt de maandelijkse betalingsverplichting van de inwoner vast op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vordering op de inwoner wordt verrekend met de uitkering.
Als de inwoner een betalingsvoorstel doet voor een lagere maandelijkse aflossing, kan de gemeente afhankelijk van diens omstandigheden (zie onder 3.1) daarmee instemmen. Als een andere schuldeiser beslag legt op de uitkering, verhoogt de gemeente de maandelijkse betalingsverplichting tot 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vordering van die andere schuldeiser kan dan niet worden afgelost uit de uitkering en moet wachten totdat de vordering van de gemeente is afgelost. Dit, omdat de vordering van de gemeente op grond van artikel 60 lid 7 PW preferent is.
Gaat de inwoner aan het werk en uit de uitkering? Dan blijft de hoogte van de betalingsverplichting van de aflossing hetzelfde. Dat stimuleert de inwoner om met de aflossing verder te gaan en helpt om de financiële huishouding op orde te houden.
3.3 de betalingsverplichting van inwoners met een ander inkomen
Voor inwoners met een ander inkomen dan een uitkering van de gemeente geldt dat de gemeente de maandelijkse betalingsverplichting vaststelt op minimaal 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Er zijn echter ook specifieke situaties denkbaar (zie onder 3.1) dat de aflossing (tijdelijk) op een lager bedrag dan op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt vastgesteld
3.4 volgorde betaling
Als de gemeente meerdere vorderingen op de inwoner heeft, dan kan de inwoner aangeven voor welke vordering de betaling bedoeld is. Heeft de inwoner dit niet aangegeven,
- -
dan neemt de gemeente aan dat die betaling bedoeld is voor de opeisbare verbintenis.
- -
Zijn er meer verbintenissen waarop de toerekening zou kunnen plaatsvinden, dan geschiedt deze in de eerste plaats op de meest bezwarende.
- -
Zijn de verbintenissen even bezwarend dan geschiedt de toerekening op de oudste.
- -
Zijn de verbintenissen bovendien even oud, dan geschiedt de toerekening naar evenredigheid.
3.5 gevolgen bij het niet langer voldoen aan de betalingsverplichting
Als de inwoner zich niet aan de betalingsverplichting houdt, kan dit consequenties hebben. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de vordering dan verhoogd kan worden met wettelijke rente over de betalingsachterstand en incassokosten.
Als de gemeente:
- -
beslag legt op inkomen of bezittingen van de inwoner en de incasso heeft overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder
- -
of bedrijfskapitaal terugvordert, omdat de inwoner de rente- en aflossingsverplichtingen voor een lening niet nakomt,
verhoogt de gemeente de vordering met de wettelijke rente en incassokosten.
4. Verhaal
4.1 verhaalsbevoegdheid
De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen volgens de regels van paragraaf 6.5 van de Participatiewet (artikel 61 tot en met 62 i) en in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Verhaal is mogelijk:
- a.
op de persoon die zijn onderhoudsplicht tegenover zijn (ex-)echtgenoot of kind jonger dan 18 jaar niet of niet goed nakomt (artikel 62 en 62 b PW);
- b.
op de persoon die zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand wordt verleend (artikel 62 PW)
- c.
op de persoon die van de bijstandsgerechtigde een schenking kreeg of krijgt. Dit kan alleen als met die schenking ook rekening zou zijn gehouden bij het toekennen van bijstand. Dit gebeurt niet als de belanghebbende op het moment van de schenking nog niet kon weten dat hij bijstand nodig zou hebben (artikel 62f onderdeel a PW);
- d.
op de nalatenschap van de bijstandsgerechtigde, bij wie de bijstand die hij ten onrechte bijstand kreeg, vóór het overlijden nog niet is teruggevorderd (artikel 62f onderdeel b onder 1 PW);
- e.
op de nalatenschap van de bijstandsgerechtigde, wanneer bijstand is gegeven als geldlening of borgtocht (artikel 62f onderdeel b onder 2 PW).
Verhaal van uitkering op de onderhoudsplichtige ex-partner van een belanghebbende aan wie het college een uitkering verstrekt, vindt plaats naar draagkracht en tot maximaal het bedrag van de bruto verstrekte uitkering.
Bij de vaststelling van de draagkracht/het te verhalen bedrag maakt de gemeente gebruik van de zogeheten Tremanormen (artikel 62a PW). Hiervoor wordt de netto berekening gehanteerd.
4.2 afzien van verhaal
De gemeente ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit als daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, aantoonbaar dringende redenen aanwezig zijn.
4.3 verplichting van de bijstandsgerechtigde
Is er sprake van een recente rechterlijke uitspraak inzake alimentatie (niet ouder dan 18 maanden), die is gebaseerd op een zelfstandig oordeel van de rechtbank, dan wordt deze uitspraak gevolgd door het college.
De gemeente kan de inwoner, zo dit van toepassing is, op grond van de Participatiewet de verplichting opleggen:
- a.
een rechterlijke uitspraak te krijgen, zodat deze een bijdrage in de kosten levensonderhoud krijgt;
- b.
de nodige stappen te ondernemen om de alimentatie conform de rechterlijke uitspraak van de onderhoudsplichtige af te dwingen, zo nodig door inschakeling van derden zoals het LBIO of deurwaarder.
Zo incasso zoals onder b. genoemd niet tot resultaat leidt of indien in bijzondere gevallen dit In redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden kan de gemeente gebruik maken van zijn bevoegdheden tot zelfstandig verhaal zoals vastgelegd in de PW.
De verplichting van de inwoner om te zorgen dat hij de alimentatie die hij moet krijgen ook daad-werkelijk gaat krijgen heeft absoluut voorrang boven het door ons opstarten van een verhaalsactie. Dit is immers in zijn voordeel: de rechterlijke alimentatieuitspraak blijft ook rechtsgeldig zo bijstandsverlening eindigt.
4.4 verhaal in rechte
Als de onderhoudsplichtige niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit de gemeente tot verhaal in rechte.
4.5 ingangsdatum verhaalsbijdrage
De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 PW wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van het verhaalsbesluit.
4.6 verrekening en beslaglegging
Als de onderhoudsplichtige niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde alimentatie of verhaalsbijdrage te voldoen, dan wordt die uitspraak ingevolge het schakelbepalingsartikel (62i PW) ten uitvoer gelegd.
5. Slotbepaling
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist de gemeente.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels verhaal en terugvordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering Echt-Susteren 2025.
Deze treden in werking met ingang van 1 januari 2025.
Tegelijkertijd met de in werking treding van deze beleidsregels worden de eerder door de gemeente vastgestelde Debiteurenprotocol 2014 ingetrokken.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2024.
Burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
secretaris
voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl