Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2025

De raad van de gemeente Tiel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • -

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

    • -

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • -

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • -

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • -

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • -

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort

tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2025.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die vrij en rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

    • b.

      Andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet valt onder de Jeugdwet.

    • c.

      Budgetbeheerder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • d.

      Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.

    • e.

      Gezinsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren.

    • f.

      Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet.

    • g.

      Individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden jeugdhulp die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.

    • h.

      Maatwerkovereenkomst: contract dat aangegaan wordt met een zorgaanbieder die niet is ingekocht door Regio Rivierenland.

    • i.

      Onafhankelijk cliëntondersteuner: dit is een persoon die onafhankelijk is van de gemeente en kan helpen bij informatie, advies, algemene ondersteuning en bemiddeling bij de invulling van zorg of bij ondersteuning in het sociaal domein.

    • j.

      Onderzoek: Onderzoek dat het college uitvoert om te bepalen op welke wijze de jeugdige en/of ouders passende jeugdhulp kan worden geboden.

    • k.

      Pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

    • l.

      Pgb-plan: het plan dat moet worden ingediend als de jeugdige en/of ouders de jeugdhulp zelf wenst in te kopen door middel van een pgb.

    • m.

      Respijtzorg: vervangende zorg. De zorgtaken worden tijdelijk overgenomen. (Bijvoorbeeld door logeeropvang en/of ambulante begeleiding).

    • n.

      Sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot, personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt.

    • o.

      Wet: Jeugdwet.

    • p.

      Wijkteam: het team van jeugd- en gezinswerkers dat namens het college als toegangspoort fungeert voor vrijwel alle ondersteunings- hulp- en zorgvragen in het kader van de Jeugdwet en dat vrij toegankelijke ondersteuning biedt voor een beperkte periode.

    • q.

      Zzp-er: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

      • i.

        Zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan.

      • ii.

        Het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden.

      • iii.

        Het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst.

      • iv.

        Bekendmaking van het ondernemerschap. Dit blijkt uit inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

      • v.

        Het streven naar meerdere opdrachtgevers.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Toegang algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 2.2 Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Laagdrempelige opvoedondersteuning;

    • -

      Informatie en advies;

    • -

      Trainingen of kortdurende interventies al dan niet in groepsverband;

    • -

      Trajectbegeleiding;

    • -

      School maatschappelijk werk;

    • -

      Cliëntondersteuning;

    • -

      Jeugdgezondheidszorg;

    • -

      Jongerenwerk;

    • -

      Integrale gezinsondersteuning door vrijwilligers.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Ambulante jeugdhulp begeleiding (groep en individueel);

    • -

      Ambulante jeugdhulp behandeling (groep en individueel);

    • -

      Generalistische basis-jeugd-ggz;

    • -

      Ambulante GGZ behandeling voor jeugdigen, waaronder EED (ernstige enkelvoudige dyslexie) en GGZ behandeling door kinderartsen;

    • -

      Jeugdhulp met verblijf logeren;

    • -

      Wonen zonder behandeling (pleegzorg, begeleiding zelfstandig wonen);

    • -

      Logeren;

    • -

      Gezinsvormen;

    • -

      Verblijf en begeleiding;

    • -

      Jeugd verblijf op terrein;

    • -

      Behandeling met verblijf (residentieel);

    • -

      Jeugdhulp Plus (gesloten verblijf);

    • -

      Crisisopvang en ambulante spoedhulp;

    • -

      Jeugdbescherming;

    • -

      Jeugdreclassering;

    • -

      Begeleide omgang;

    • -

      Vervoer van en naar een jeugdhulpaanbieder.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Artikel 3.2 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • 1.

    De jeugdige valt onder de definitie van jeugdige in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het college stelt vast dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen of stoornissen.

  • 3.

    Een jeugdige of ouder kan binnen de kaders van de wet en deze verordening in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer vastgesteld is dat:

    • a.

      Inzet noodzakelijk is gezien de aard en ernst van de hulpvraag.

    • b.

      De jeugdige of zijn ouders op eigen kracht of met inzet van personen uit het eigen netwerk, geen passende oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag.

    • c.

      Er geen gebruik gemaakt kan worden van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • d.

      Voorliggende of overige voorzieningen niet voldoende blijken.

  • 4.

    Het college verstrekt uitsluitend de goedkoopst adequate voorziening jeugdhulp.

  • 5.

    Ouders kunnen tijdens de duur van hun wettelijke vakantiedagen geen gebruik maken van respijtzorg.

  • 6.

    De voorziening als bedoeld in lid 6 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 7.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de voorwaarden waaronder individuele voorziening wordt toegekend.

Artikel 3.3 Voorwaarden vervoer

  • 1. Een jeugdige kan slechts in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening van en naar een jeugdhulpaanbieder als de afstand naar de jeugdhulpaanbieder ten minste 6 kilometer bedraagt en:

    • a.

      Het vervoer noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of

    • b.

      De jeugdige niet in staat is om op eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid (al dan niet gedeeltelijk en/of met behulp van de ouders en het sociale netwerk) het vervoer te organiseren of

    • c.

      Het langdurige en/of intensieve hulp betreft, waardoor niet van ouders verlangd kan worden het vervoer te organiseren.

  • 2. Bij het beoordelen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders worden de draagkracht en belastbaarheid van de ouders en de mogelijkheden en bereidheid van iemand uit het sociaal netwerk om de jeugdige te vervoeren, meegewogen.

  • 3. Als aan de voorwaarden voor het vervoer is voldaan, wordt beoordeeld welke vervoersvoorziening of combinatie van vervoersvoorzieningen het meest passend is.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria.

Artikel 3.4 Eigen kracht

  • 1. Jeugdigen of ouders komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Gebruikelijke hulp van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.

    • b.

      Bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de bovengebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan.

    • c.

      De ondersteuning vanuit het sociale netwerk.

    • d.

      Het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.

  • 2. Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers op opvoeders.

  • 3. Als ouders een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

  • 4. Als de jeugdige en/of de ouders een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van ouders verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden individuele voorziening

Het college kan een aanvraag individuele voorziening weigeren indien:

  • 1.

    Het college kan een aanvraag individuele voorziening weigeren als er een alternatieve voorziening, goedkoper, adequater of passender is.

  • 2.

    De jeugdige en/ of ouder(s) kunnen aanspraak maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, of de mogelijkheid bestaat dat zij aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, maar zij hiervoor geen aanvraag wensen in te dienen. Voorziet de voorliggende voorziening gedeeltelijk in de ondersteuningsbehoefte dan kan aanvullend alsnog een individuele voorziening worden afgegeven.

  • 3.

    De jeugdige en/of ouder(s) onvoldoende meewerken aan het onderzoek waardoor de gemeente geen juist onderzoek kan uitvoeren en hierdoor de ondersteuningsbehoefte niet op een juiste wijze kan vaststellen.

  • 4.

    Er ondersteuning is aangevraagd die zal worden verleend buiten Nederland, tenzij het college van oordeel is dat het inzetten van ondersteuning buiten de landsgrenzen een bijzondere bijdrage levert aan het behalen van het beoogde resultaat.

  • 5.

    De individuele voorziening niet voldoet aan de eisen met betrekking tot kwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de wet.

  • 6.

    De aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/ of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt dan worden deze kosten niet vergoed.

  • 7.

    Als de factoren, zoals opgenomen in het besluit in artikel 3.2, niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouders/netwerk, bij de beschikbaarheid van de ouders/netwerk voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouders/netwerk en bij de financiële situatie van de ouders dan verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

  • 8.

    het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria.

Artikel 3.6 Periodiek onderzoek en heroverweging

Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan over die heroverweging nadere regels stellen.

Artikel 3.7 Maatwerkovereenkomst

  • 1. Het uitgangspunt is dat er geen maatwerkovereenkomsten worden opgemaakt.

  • 2. Het aangaan van een maatwerkovereenkomst kan alleen wanneer deze onder een van de volgende categorieën valt:

    • a.

      Specifieke zorgvraag.

    • b.

      Woonplaatsbeginsel of verhuizing.

    • c.

      Spoed of crisis.

  • 3. Het doel van een maatwerkovereenkomst is te leiden naar gecontracteerd aanbod.

  • 4. Gecontracteerd aanbod is voorliggend aan niet gecontracteerd aanbod.

Hoofdstuk 4. Toegang jeugdhulp

Artikel 4.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college via het wijkteam. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het wijkteam voor ondersteuning bij het verhelderen van de behoefte aan jeugdhulp.

  • 2. Het college neemt het besluit op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende onderzoeksverslag

  • 3. Het college stelt bij nadere regeling regels over het onderzoek en het onderzoeksverslag als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 5. De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 3 maanden hebben besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.

  • 6. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 7. Het college stelt bij nadere regeling regels over de inhoud van de beschikking zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel.

Artikel 4.2 Toegang jeugdhulp via huisarts, medisch specialist en jeugdarts

  • 1. Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan direct verwijzen naar een algemene voorziening.

  • 2. Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan direct verwijzen naar een individuele voorziening.

  • 3. Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts verwijst in de regel altijd door naar een jeugdhulpaanbieder die gecontracteerd is door de gemeente.

  • 4. Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 5. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp noodzakelijk is.

  • 6. Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, verwijzing van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een huisarts, medisch specialist en jeugdarts op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.

  • 7. De jeugdhulpaanbieder is bij de verwijzing van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 8. Als de jeugdige en/of ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding van jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist en jeugdarts.

Artikel 4.3 Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel.

  • 2. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 3. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt.

  • 4. Het justitieel kader verwijst in de regel altijd door naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, tenzij het gecontracteerde niet aansluit bij de benodigde jeugdhulp. In dat geval kan de benodigde jeugdhulp allereerst via een pgb of als laatste mogelijkheid een maatwerkcontract ingezet worden.

  • 5. Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 6. Voor de toegekende voorzieningen via de rechter of gecertificeerde instelling verstrekt het college geen beschikking.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding tot jeugdhulp via een gecertificeerde instelling.

  • 8. De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 3 maanden hebben besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.

Hoofdstuk 5. Het persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 5.1 Voorwaarden pgb

  • 1. Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de jeugdhulp zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb-plan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      De motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is

    • b.

      Hoe de jeugdige of zijn ouders de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uitvoeren, of wie hiervoor is gemachtigd.

    • c.

      De voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt.

    • d.

      Het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb.

    • e.

      Op welke wijze de kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp is gewaarborgd.

    • f.

      De kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling.

    • b.

      Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers.

    • c.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie.

    • d.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb.

    • e.

      Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

    • f.

      Contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgen van cursussen over het pgb, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal.

    • g.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb, waaronder de kosten voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG).

    • h.

      Reiskosten voor de hulpverlener.

    • i.

      Onkosten zoals postzegels, cadeautjes en telefoonkosten.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 5.2 Voorwaarden pgb beheer

  • 1. Het college accepteert de budgetbeheerder niet, indien deze tevens de uitvoerder is van de ondersteuning en/of een (werk-) relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 2. Een budgetbeheerder is verplicht aan te tonen dat deze aan de voorwaarden voldoet door:

    • a.

      Zelfstandig een pgb-plan maken.

    • b.

      Een pgb test bij “Per saldo” uitvoeren en de uitkomst hiervan delen.

    • c.

      In gesprek gaan met het college.

  • 3. Als het college geen pgb verstrekt, neemt hij in zijn beslissing op aan welke voorwaarden niet wordt voldaan door de beoogd budgetbeheerder.

  • 4. Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de jeugdhulp zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb beheer verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 5.3 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de budgetbeheerder:

    • a.

      Personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      Personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      Personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 3. Van informele hulp is sprake als:

    • a.

      De hulp geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2.

    • b.

      De hulp geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van de budgetbeheerder behoren.

Artikel 5.4 Weigeringsgronden pgb

Het college kan een pgb geheel of gedeeltelijk weigeren als er overwegende bezwaren zijn. Daarvan is onder meer sprake in de navolgende gevallen:

  • 1.

    Als het naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de budgetbeheerder problemen heeft met het beheren van een pgb of het pgb niet besteedt aan het daarvoor bestemde doel.

  • 2.

    Als het college vindt dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders aanvragen niet of onvoldoende zal bijdragen aan het beoogde resultaat.

  • 3.

    Als de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen.

  • 4.

    Als het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij het gaat om individuele begeleiding tijdens de vakantieperiode.

  • 5.

    Als de beheerder of beoogd beheerder van het pgb-budget ook de zorgverlener danwel de directeur of bestuurder is van de zorgorganisatie.

  • 6.

    Als het pgb alleen dient als inkomensvoorziening voor de hulpverlener.

  • 7.

    Wanneer de partner, familielid of kennis meer dan de maximaal gestelde 40 uur betaald wordt uit het pgb.

  • 8.

    Wanneer er sprake is van jeugdhulp in een spoedeisende situatie zoals bedoeld in artikel 2.6 eerste lid onder b van de Wet.

  • 9.

    Wanneer er geen ingevuld pgb-plan is aangeleverd.

  • 10.

    Wanneer de aanvrager, als dat wordt gevraagd, weigert het pgb-plan te bespreken of zonder geldige reden niet deelneemt aan het gesprek.

  • 11.

    De cliënt jonger is dan 18 jaar en één van de ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard.

Artikel 5.5 Hoogte pgb

  • 1. Als het op basis van lid 1 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 2. De hoogte van het pgb voor informele is gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 3. De hoogte van het pgb voor formele hulp wordt bepaald aan de hand van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon die werkzaam is bij een instelling betreft het tarief per uur, per dagdeel of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur, per dagdeel of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

    • b.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een Zzp-er betreft het tarief per uur, per dagdeel of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur, per dagdeel of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

  • 4. Voor tijdsindicaties persoonlijke verzorging wordt CIZ indicatiewijzer versie 7.1 gehanteerd.

Hoofdstuk 6. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 6.1 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Degene aan wie op grond van deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden te doen, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een beslissing aangaande een individuele voorziening beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • b.

      De jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening in natura of op het pgb zijn aangewezen.

    • c.

      De individuele voorziening in natura of het pgb niet meer toereikend is te achten.

    • d.

      De jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening in natura of het pgb, of

    • e.

      De jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken kan het college de geldswaarde van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb terugvorderen.

  • 4. Een beslissing tot verstrekking van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verstrekking heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.2 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het college kan, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoeken of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Hoofdstuk 7. Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 7.1 Gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet plaatsvindt.

  • 2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3. Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 7.2 Zorgverzekeringswet

Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de Jeugdwet en/of op basis van de zorgverzekeringswet. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

  • 1.

    Indien jeugdige medisch noodzakelijke zorg nodig heeft, dan valt dit niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet en is er in dat kader geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet. Voorbeelden van zorg op basis van de Zorgverzekeringswet zijn:

    • a.

      Hulpmiddelenzorg.

    • b.

      Ziekenvervoer.

    • c.

      Zintuiglijke gehandicaptenzorg.

  • 2.

    Als er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problematiek van de jeugdige en daardoor zowel een vorm van zorg, op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, als een soortgelijke voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verkregen, verleent het college een individuele voorziening.

  • 3.

    Persoonlijke verzorging voor jeugdigen die nodig is in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Persoonlijke verzorging die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen valt wel onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

  • 4.

    Jeugdhulp met verblijf valt niet onder de Jeugdwet als het een medisch noodzakelijk verblijf betreft vanwege geneeskundige zorg of als het gaat om tijdelijk, kortdurend geneeskundig verblijf buiten de thuissituatie. Jeugdhulp met verblijf valt wel onder de jeugdhulplicht van de Jeugdwet als het een verblijf van jeugdige buiten de thuissituatie betreft, niet zijnde een ziekenhuisverblijf. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

Artikel 7.3 Wet Langdurige Zorg

Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de jeugdwet en/of op basis van de Wet langdurige zorg. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

  • 1.

    Ondersteuning valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet als een jeugdige vanwege een somatische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap een blijvende behoefte heeft aan zorg én als de jeugdige blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig heeft:

    • a.

      Ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de jeugdige of;

    • b.

      Omdat jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen

      • i.

        door fysieke problemen, of;

      • ii.

        door zware regieproblemen.

  • 2.

    Ondersteuning die gezien voorgaande in ieder geval niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet valt, betreft:

    • a.

      Logeeropvang voor jeugdigen met een indicatiebesluit Wet langdurige zorg.

    • b.

      Verblijf in een instelling.

    • c.

      Vervoer naar en van een locatie voor Wet langdurige zorg.

    • d.

      Behandeling van psychische stoornissen, mits deze een integraal onderdeel uitmaken van de behandeling die vanuit de Wet langdurige zorg geboden wordt.

  • 3.

    Als jeugdige of zijn ouder(s) weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit op basis van de Wet langdurige zorg terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige recht heeft op een dergelijk besluit, bijvoorbeeld bij de noodzaak tot meer dan 4 dagdelen dagbesteding, dan weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

  • 4.

    Als een jeugdige met een besluit op basis van de Wet langdurige zorg een aanvraag indient voor behandeling voor een psychische stoornis, verleent het college een individuele voorziening jeugdhulp, mits de behandeling integraal onderdeel uitmaakt van de geboden behandeling vanuit de Wet langdurige zorg.

Artikel 7.4 Gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen en de gecertificeerde instellingen.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      Het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet

    • b.

      Het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

    • c.

      De vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt.

    • d.

      Wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgetbeheerder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders.

    • e.

      Hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 7.5 Justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet;

Artikel 7.6 Voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en leerplicht een contactpersoon hebben bij het wijkteam van de gemeente.

  • 2. Er kan aanspraak gemaakt worden op een voorziening vanuit de Jeugdwet en/of de Wet passend onderwijs. De onderlinge afstemming is als volgt geregeld:

    • a.

      Ondersteuning gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma dat primair gericht is op het leerproces, het behalen van onderwijsdoelen of om de jeugdige verder te helpen in de onderwijsontwikkeling, valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.

    • b.

      Wanneer een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs is deze wet voorliggend op de Jeugdwet en hoeft het college geen voorziening te treffen op grond van de Jeugdwet. Voorbeelden van ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs zijn educatieve dagbesteding en onderwijszorgarrangementen.

  • 3. Wanneer de ondersteuning zoals beschreven in lid 1 en 2 mogelijk ook een bijdrage levert aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, is de gemeente niet verantwoordelijk voor die ondersteuning;

  • 4. Wanneer een jeugdige voor het behalen van onderwijsdoelen begeleiding en/of persoonlijke verzorging nodig heeft op school in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, valt de ondersteuning onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.

  • 5. Als op basis van wettelijke bepalingen onduidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college een inspanningsverplichting om te komen tot een goede afstemming van betrokken partijen. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het gezinsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 7.7 Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 7.8 Wmo voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 7.9 Voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 8. Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 8.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    De aard en omvang van de te verrichten taken.

  • b.

    De voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • c.

    Een redelijke toeslag voor overheadkosten.

  • d.

    Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg.

  • e.

    Kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 8.2 Kwaliteitseisen

  • 1. Jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar jeugdigen via een pgb individuele voorzieningen betrekken, zorgen voor een goede kwaliteit van individuele voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      Het afstemmen van individuele voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdigen of ouders.

    • b.

      Het afstemmen van individuele voorzieningen op andere vormen van hulp, zorg en ondersteuning.

    • c.

      Erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van individuele voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard en

    • d.

      Erop toe te zien dat de kwaliteit van de individuele voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een pgb individuele voorzieningen betrekken, een doorlopend clientervaringsonderzoek als bedoeld in artikel 3 de Wet en het zo nodig in overleg met de jeugdige of zijn ouders ter plaatse controleren van de geleverde individuele voorzieningen.

Hoofdstuk 9. Klachten en medezeggenschap

Artikel 9.1 Privacy

Het college en het wijkteam verwerken geen persoonsgegevens van een jeugdige of ouder, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.

Artikel 9.2 Klachtenregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de Klachtenverordening van de gemeente Tiel

Artikel 9.3 Betrekken inwoners bij ontwikkelen beleid

Het college stelt inwoners, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

Artikel 9.4 Onafhankelijke cliëntondersteuner

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke clientondersteuner.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke clientondersteuner.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 10.1 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college rapporteert over de bevindingen aan de gemeenteraad.

Artikel 10.2 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt gedaan.

Artikel 10.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 10.4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2025.

Ondertekening

Tiel, 18 december 2024

De griffier,

de voorzitter,