Regeling vervallen per 31-12-2024

Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024

Geldend van 31-12-2024 t/m 30-12-2024

Intitulé

Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024

De raad van de gemeente Tiel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op de artikelen 149 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit

vast te stellen:

Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Adres: adres en gebouwen als bedoeld in artikel 1 a van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen

  • b.

    Autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen wonende op meer dan één adres;

  • b1.

    Autodeelplaats: de parkeerplaats die bestemd is voor het parkeren van een deelauto, aangeduid met bord E8 uit bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met het opschrift autodelen;

  • c.

    Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze parkeerplaats niet is uitgezonderd;

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel;

  • e.

    Deelauto: motorvoertuig voor gedeeld gebruik;

  • f.

    Centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Tiel of de uitvoerende organisatie namens de gemeente Tiel een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon, ander communicatiemiddel of pas;

  • g.

    Houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, met dien verstande dat ook degene die middels een leaseovereenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven, als houder wordt aangemerkt;

  • h.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • i.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • j.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • k.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische en/of elektronische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • l.

    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • m.

    Parkeerplaats: plaats die bestemd is voor het parkeren van een motorvoertuig waarbij onderscheid gemaakt wordt naar parkeren in afgebakende vakken en parkeren zonder afgebakende vakken;

  • n.

    Parkeerrecht: het recht dat op basis van het vigerende parkeerbeleid aan een natuurlijke of rechtspersoon wordt gegeven om een motorvoertuig te parkeren;

  • o.

    Parkeervergunning: een door of namens het college van burgemeester en wethouders van Tiel verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen;

  • p.

    Parkeerzone: gebied waarbinnen een daartoe vastgesteld tarief geldt voor het betaald parkeren op grond van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024;

  • q.

    Vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • q1.

    Vergunningdrager: medium waaraan informatie over het verleende parkeerrecht wordt gekoppeld, bijvoorbeeld het kenteken;

  • q2.

    Vergunningplafond: aantal vergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunningengebied;

  • r.

    Kentekenparkeren: parkeersysteem op basis van registratie van het kenteken van het motorvoertuig;

  • t.

    Vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • u.

    Gehandicaptenparkeerkaart: de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

Afdeling II Vergunninghouders en vergunningen

Artikel 2. Weggedeelten en tijdstippen

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3. Vergunningverlening

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.

  • 3. Het college kan in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur plaatsen aanwezig zijn uitsluitend de volgende soorten parkeervergunningen verlenen aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig op een adres in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bedrijfsvergunning;

    • c.

      degene, die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen op een adres binnen een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig van bezoekers van bewoners, te noemen bezoekersvergunning bewoners;

    • d.

      degene, die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig van bezoekers van bedrijven, te noemen bezoekersvergunning bedrijven

    • e.

      de dierenambulance, medewerkers van de GGZ en professionele zorginstellingen die eerstelijns hulpverlening bieden , waarmee geparkeerd kan worden op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen in alle gebieden, onder door het college nader te bepalen voorwaarden, te noemen zorgverlenersvergunning;

    • f.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig, voor zover het voertuig noodzakelijk is voor het uitvoeren van werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie, op plaatsen als bedoeld in het eerste lid, te noemen aannemersdagvergunning;

    • g.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig tijdens marktdagen die door of namens het bevoegd gezag is toegelaten als standplaatshouder op de warenmarkt in het centrum en daar ook daadwerkelijk een standplaats inneemt, te noemen warenmarktvergunning

    • h.

      een voertuig van een autodeelbedrijf, waarmee geparkeerd kan worden op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen in alle gebieden, te noemen autodeelvergunning;

    • i.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig, die middels een aangifte van verhuizing bij de gemeente Tiel of met een koop- of huurovereenkomst kan aantonen te verhuizen naar, of kan aantonen recent verhuisd te zijn uit een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiker parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen verhuisvergunning.

    • j.

      Hulpdiensten, politie en brandweer, waarmee ten behoeve van de uitoefening van hun functie zonder herkenbare auto, dienen te parkeren op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen in alle gebieden, te noemen poolvergunning;

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een parkeervergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven parkeervergunningen per parkeerzone, per soort en per houder vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een parkeervergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerplaatsen.

  • 7. Het college kan besluiten, bij een functiewijziging van een pand of object, het aantal toe te kennen parkeerproducten te beperken.

  • 8. Het college kan adressen of locaties aanwijzen waarvan de bewoners of de daar gevestigde ondernemingen niet - of slechts onder nadere voorwaarden - in aanmerking komen voor een vergunning omdat eerst niet-openbare parkeervoorzieningen moeten worden benut.

Artikel 4. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3. Van iedere beslissing van het college wordt de aanvrager via een zelf gekozen wijze (post of e-mail) in kennis gesteld.

Artikel 5. Bepalingen

  • 1. Bij de uitgifte van een parkeervergunning wordt vastgelegd:

    • a.

      de naam van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de parkeervergunning is verleend met de contactgegevens van betrokkene;

    • b.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      de parkeerzone(s) waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • d.

      of de bij de aanvraag behorende identificatie-gegevens zijn getoond.

  • 2. Een parkeervergunning wordt voor een periode van maximaal één jaar verleend, waarbij het jaar loopt van 1 januari tot en met 31 december

  • 3. Een parkeervergunning wordt uitgegeven in de vorm van een vergunningdrager.

  • 4. Via de vergunningdrager kan de geldigheid van het parkeerrecht worden nagegaan.

Artikel 6. Intrekken of wijzigen

  • 1. Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied waarvoor de parkeervergunning is verleend;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften en/of beperkingen;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2. Artikel 4, derde lid is overeenkomstig van toepassing.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7.

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder geldige parkeervergunning, als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig is voorzien van een geldige vergunningdrager;

    • c.

      in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften en/of beperkingen.

  • 2. De volgende motorvoertuigen hebben ontheffing van het gestelde in lid 1. a. van dit artikel:

    • a.

      als zodanig herkenbare politievoertuigen

    • b.

      als zodanig herkenbare brandweervoertuigen

    • c.

      als zodanig herkenbare ambulances

    • d.

      als zodanig herkenbare dienstvoertuigen van de gemeente Tiel en/of Avri.

  • 3. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur, een parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats te plaatsen of te laten staan dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8. Misbruik

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 9. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Parkeerbelasting

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening en de daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 11 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 10, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 10 onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5. De belasting als bedoeld in artikel 10 onderdeel a, voor het parkeren van een motorvoertuig op parkeerapparatuurplaatsen wordt niet geheven van een houder van een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart.

  • 6. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de Europese Gehandicaptenparkeerkaart, zoals bedoeld in het eerste lid, op een van buitenaf zichtbare plaats aan de voorzijde van het motorvoertuig leesbaar is

Artikel 12. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 13. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt:

    • a.

      het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

    • b.

      Het bij aanvang van het parkeren inbellen of aanmelden op een centrale computer op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. de belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte;

  • 3. Bij de voldoening op aangifte na afloop van het parkeren moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

Artikel 14. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen bij de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 15. Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de belasting overeenkomstig de aangifte achteraf betaald, uiterlijk voor het einde van de kalendermaand die volgt op de kalendermaand waarin de aangifte heeft plaatsgevonden, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via een mobiele telefoon, computer of een apparaat waarvan de functies gelijkgesteld kunnen worden aan die van een mobiele telefoon of computer;

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 16. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 17. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, bedragen € 78,80.

Artikel 18. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 19. Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 20. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De Parkeerverordening Tiel 2017-1 vastgesteld door de raad op 21 september 2017 en de “Parkeerbelastingverordening 2022”, vastgesteld door de raad op 16 december 2021, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking;

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025;

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2024

De griffier,

de voorzitter,

Tarieventabel Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Tiel 2024

Parkeerapparatuurplaatsen

Het tarief voor het parkeren bij een parkeerapparatuurplaats als bedoeld in artikel 10, onderdeel a van de parkeerverordening bedraagt:

In het gebied (gebiedsbegrenzing conform figuur 1):

  • 1

    Binnenstad zone A Per 60 minuten € 3,20

  • 2

    Binnenstad zone B Per 60 minuten € 1,80

  • 3

    De tarieven zoals genoemd in de onderdelen 1 en 2 zijn verschuldigd op maandag tot en met zaterdag van 08:00 uur tot 18:00 uur en op donderdagavond van 18.00 uur tot 21.00 uur.

  • 4

    Op de in onderdeel 2 genoemde zone B is maximaal 6 uren per dag parkeerbelasting verschuldigd. Het tarief bedraagt € 10,00 per dag.

Vergunningen

  • 5

    Het tarief voor het verlenen van een bewonersvergunning, als bedoeld in artikel 3.3.a van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per jaar € 82,05.

  • 6

    In afwijking van onderdeel 5 bedraagt het tarief voor het verlenen van een volgende bewonersvergunning in zone B, als bedoeld in artikel 3.3.a van de vigerende parkeerverordening , per jaar € 149,00.

  • 7

    Het tarief voor het verlenen van een bedrijfsvergunning (24/7 geldig), als bedoeld in artikel 3.3.b van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per jaar € 662,00.

  • 8

    Het tarief voor het verlenen van een bedrijfsvergunning, als bedoeld in artikel 3.3.b van de vigerende Parkeerverordening, geldig van maandag t/m zaterdag van 08.00 tot 18.00 uur, bedraagt per jaar € 496 ,OO.

  • 9

    Het tarief voor het verlenen van een bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.b van de vigerende Parkeerverordening, alleen geldig voor de schil bedraagt per jaar € 303,00

  • 10

    Het tarief voor een bezoekersvergunning bewoners, als bedoeld in artikel 3.3.c van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per uur € 0,20.

  • 11

    Het tarief voor een bezoekersvergunning bedrijven als bedoeld in artikel 3.3.d van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per uur € 0,20.

  • 12

    Het tarief voor een zorgverlenersvergunning voor (mede)werkers in de eerstelijnszorg, zoals bedoeld in artikel 3.3.e van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per jaar € 303,00.

  • 13

    Het tarief voor het verlenen van een aannemersdagvergunning als bedoeld in artikel 3.3.f van de vigerende Parkeerverordening bedraagt per dag € 20,75.

  • 14

    Het tarief voor het verlenen van een marktvergunning als bedoeld in artikel 3.3.g van de vigerende Parkeerverordening bedraagt per jaar € 189,50.

  • 15

    Het tarief voor een autodeelvergunning voor een voertuig van een autodeelbedrijf, waarmee geparkeerd kan worden op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen in alle gebieden zoals bedoeld in artikel 3.3.h bedraagt per jaar € 82,05.

  • 16

    Het tarief voor een verhuisvergunning als bedoeld in artikel 3.3.i van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per maand € 7,00.

  • 17

    Het tarief voor een poolvergunning als bedoeld in artikel 3.3.j van de vigerende Parkeerverordening, bedraagt per jaar € 82,05.

  • 18

    Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks een aantal dagen (naast officieel erkende feestdagen) aanwijzen waarop geen parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.

  • 19

    Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 10 van deze verordening, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de parkeerbelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 20

    Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 10 van deze verordening in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de parkeerbelasting verminderd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Figuur 1 Zone-indeling

afbeelding binnen de regeling