Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733231
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733231/1
Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde
gelet op:
- -
de artikelen 1 en 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);
- -
de artikelen 2.6 en 2.8 van de Jeugdwet;
- -
de bepalingen van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, waaronder met name afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
gezien:
de besluiten van de gemeenteraden van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde tot het verlenen van toestemming aan de colleges van burgemeester en wethouders van deze gemeenten tot het aangaan van samenwerking en het treffen van deze regeling;
overwegende dat:
- 1.
het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid en Zorg (gr PG&Z) op 23 februari 2023 besloten heeft een voorstel voor te bereiden voor de ontvlechting van de gr PG&Z, waarbij de taken van de regionale inkooporganisatie Groninger gemeenten (RIGG) worden ondergebracht in een eigen, nieuwe gemeenschappelijke regeling;
- 2.
de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) regels geeft met betrekking tot intergemeentelijke samenwerking;
- 3.
de Wgr in artikel 8, vierde lid, gemeenten de mogelijkheid geeft om een Centrumregeling te treffen;
- 4.
op grond van de Wgr in een Centrumregeling taken slechts in mandaat kunnen worden opgedragen, als gevolg waarvan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, anders dan bij delegatie, volledig verantwoordelijk blijven voor namens hen te nemen beslissingen;
- 5.
op grond van de Jeugdwet colleges met elkaar samenwerken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet is aangewezen;
- 6.
colleges van burgemeester en wethouders op grond van art. 2.6 van de Jeugdwet er in ieder geval voor verantwoordelijk zijn dat er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is om de taken als bedoelde in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, te kunnen voldoen;
- 7.
de wetgever bij de invoering van de Jeugdwet in de Memorie van Toelichting (p. 2) een vijftal richtinggevende transformatiedoelen heeft geformuleerd die nog steeds van invloed zijn op de inrichting van het zorglandschap;
- 8.
de gemeenteraden van de gemeenten, ter uitvoering van de Norm voor Opdrachtgeverschap, begin 2022 de regiovisie jeugdhulp regio Groningen hebben vastgesteld;
- 9.
met deze gemeenschappelijke regeling al zoveel mogelijk vooruitgekeken en vooruitgelopen wordt op de ontwikkelingen in het kader van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Hervormingsagenda, waaronder een verplichte (vorm van) regionale inkoopsamenwerking en het wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, het een en ander voor zover de kaders van het rijk hierover, op het moment van de besluitvorming over deze Centrumregeling, bekend waren.
BESLUITEN:
De navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen, genaamd:
Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder:
- a.
Aanbieders: jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering uitvoeren,
- b.
Centrumregeling: Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025;
- c.
Centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen: gemeente Groningen;
- d.
College: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;
- e.
Contractbeheer: het fysiek en digitaal beheren van contracten, zodat de juiste informatie op het juiste tijdstip en op de juiste plaats beschikbaar is. Onder contractbeheer vallen in elk geval het beheer van contractgegevens, de archivering van fysieke contracten, het bewaken van acties en planning, het genereren van managementrapportages en het fungeren als centraal aanspreekpunt.
- f.
Contractmanagement: het bewaken van de naleving van de in een contract vastgelegde afspraken, waarbij zowel de prestatie van de aanbieders, als de prestatie van de inkopende organisatie wordt bewaakt. Contractmanagement heeft onder meer als doelen: relatiebeheer, prestaties van leveranciers beheersen en verbeteren (in termen van kwaliteit, tijd en kosten), tevredenheid over de geleverde dienst of geleverde product te verhogen, ondersteuning bieden aan strategische en tactische besluitvorming over inkoop, risico's beheersen die voortvloeien uit de contracten die een organisatie aangaat met aanbieders, de effectiviteit en (kosten)efficiëntie van het inkoopproces verbeteren. Onderdeel van contractmanagement is ook het aanspreken van een partij die niet goed presteert en de inzet van het daarvoor toepasselijke juridisch instrumentarium.
- g.
Directeur: de directeur van de RIGG, die leiding geeft aan het personeel van het organisatieonderdeel van de Centrumgemeente, belast met de taken zoals in deze regeling omschreven;
- h.
Gemeente(n): alle gemeenten die aan deze regeling deelnemen, inclusief de Centrumgemeente; te weten de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde;
- i.
Inkoop: alle activiteiten die door een organisatie worden uitgevoerd om diensten van externe bronnen te betrekken. Tot de activiteiten behoren in ieder geval het volgen van een inkoopprocedure en het in dat kader opstellen van inkoopdocumenten, beoordelen van inschrijvingen/aanmeldingen, het nemen van gunningsbesluiten en het nemen van beslissingen over eventuele (aanbestedings)klachten;
- j.
Jeugdhulp: de jeugdhulp zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
- k.
Jeugdzorg: jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
- l.
Overige jeugdtaken: alle andere taken en verantwoordelijkheden van colleges van burgemeester en wethouders op grond van de Jeugdwet die niet onder het begrip jeugdzorg vallen;
- m.
Portefeuillehouder jeugd: het collegelid van een gemeente, verantwoordelijk voor de jeugdtaken, waaronder in elk geval wordt verstaan het aanbieden van jeugdhulp van goede kwaliteit en het organiseren van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
- n.
RBOJ: Regionaal Bestuurlijk Overleg Jeugd, als bedoeld in artikel 7;
- o.
Regeling: deze Centrumregeling;
- p.
Regio: regio Groningen, bestaande uit de tien gemeenten;
- q.
Regiovisie: de gemeentelijke visie op hoe de gemeenten met inachtneming van de Jeugdwet samenwerken teneinde de beschikbaarheid te bevorderen van vormen van jeugdhulp, waaronder nader te bepalen vormen van jeugdhulp waarvoor samenwerking tussen gemeenten vereist is, en kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In deze regio is begin 2022 door de raden van de gemeenten de regiovisie vastgesteld onder de naam Norm voor opdrachtgeverschap, regiovisie regio Groningen.
- r.
RIGG: de Regionale Inkooporganisatie Groninger gemeenten, organisatieonderdeel van de Centrumgemeente, belast met de taken zoals in deze regeling omschreven;
- s.
Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht);
- t.
Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.
- a.
-
2. Verwijzingen in deze regeling naar artikelen waarachter geen regeling wordt genoemd zijn verwijzingen naar artikelen uit deze regeling.
Artikel 2 Het belang van de samenwerking
De gemeenschappelijke regeling is aangegaan met de volgende belangen:
- a.
de samenwerking verankeren tussen de colleges van de gemeenten bij de inkoop en subsidiëring van jeugdzorg;
- b.
het realiseren en in stand houden van een passend en dekkend jeugdzorglandschap en het waarborgen van voldoende beschikbaarheid van jeugdzorg;
- c.
het binnen de context van het hiervoor onder b geformeerde belang, de beheersing van de middelen en eventuele besparingen of aanvullende kosten en de verevening van risico’s tussen de gemeenten;
- d.
de regeling biedt ten aanzien van haar belang voldoende flexibiliteit en ruimte om ook rekening te houden met de behoeften van afzonderlijke gemeenten.
Artikel 3 Uitgangspunten van de samenwerking
Deze gemeenschappelijke regeling hanteert de volgende uitgangspunten:
- a.
de gemeenten behouden hun eigen bestuurlijke structuur, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, gericht op een goede dienstverlening aan de eigen inwoners en ruimte voor het behoud van eigen identiteit in de uitvoering van de aan hen in de Jeugdwet opgedragen jeugdtaken;
- b.
bij lokale initiatieven die gevolgen (kunnen) hebben voor het regionale jeugdzorglandschap en de daarmee samenhangende inkoop, vindt vooraf overleg plaats met de RIGG om te beoordelen of dit initiatief past binnen de gekozen inkoopprocedure en de reeds gesloten overeenkomsten en wat de gevolgen (kunnen) zijn voor het jeugdzorglandschap;
- c.
iedere gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor de keuze wanneer de jeugdzorg in te zetten: de toegang is lokaal georganiseerd;
- d.
iedere gemeente heeft op casusniveau zelf contact met gecontracteerde aanbieders;
- e.
er is sprake van regionale sturing op regionale beleidsthema's en de uitvoering daarvan.
Artikel 4 Centrumgemeente
-
1. De gemeente Groningen wordt aangewezen als Centrumgemeente als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wgr. Deze gemeente treedt namens de gemeenten op als inkopende en/of subsidiërende partij en is daarmee tevens aanbestedende dienst/subsidieverstrekkende bestuursorgaan.
-
2. Aan het college van de Centrumgemeente wordt opgedragen de regionale inkoop ten behoeve van jeugdzorg, en alle taken die daarvoor noodzakelijk zijn. Daaronder wordt tenminste verstaan hetgeen in artikel 8 is beschreven aan taken en activiteiten.
-
3. Aan het college van de Centrumgemeente wordt tevens opgedragen de regionale inkoop van bepaalde overige jeugdtaken en daarmee samenhangende taken en activiteiten zoals cliëntvertegenwoordiging, vertrouwenspersoon, administratiekantoor, zak- en kleedgeld, pupilkosten, consultatie en vervoer. Gemeenten kunnen aanvullende overige jeugdtaken opdragen aan het college van de Centrumgemeente.
-
4. Het college van de Centrumgemeente aanvaardt deze opdracht en faciliteert een inkooporganisatie als organisatieonderdeel van de eigen ambtelijke organisatie, de RIGG, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dat wat in het tweede en derde lid aan het college van de Centrumgemeente wordt opgedragen.
-
5. Bij de uitvoering van dat wat hiervoor onder lid 2 en lid 3 aan het college van de Centrumgemeente wordt opgedragen en de daarmee samenhangende taken, handelt de RIGG in het belang van alle gemeenten.
-
6. De kosten van inrichting en instandhouding van de organisatie als bedoeld in het vierde lid worden door de gemeenten gezamenlijk gedragen en verdeeld op de wijze zoals vastgelegd in artikel 12.
-
7. Aan de Centrumgemeente wordt volmacht verleend door de overige gemeenten ten behoeve van de privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Artikel 5 Mandaat
-
1. Bij deze Regeling verlenen de colleges van de overige gemeenten aan het college van de Centrumgemeente mandaat om namens de colleges, voor zover nodig en voor zover van toepassing, in mandaat besluiten te nemen die noodzakelijk zijn ter behartiging van het in artikel 2 gestelde belang en dat wat in artikel 4 aan de Centrumgemeente wordt opgedragen en de daarmee samenhangende taken, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.
-
2. De colleges staan toe dat ondermandaat wordt verleend.
-
3. Het college van de Centrumgemeente verleent aan de directeur ondermandaat voor de besluiten die verband houden met dat wat in artikel 4, tweede en derde lid, aan de Centrumgemeente is opgedragen en de daarmee samenhangende taken, waaronder het voeren van rechtsgedingen die verband houden met dat wat aan de Centrumgemeente in die leden is opgedragen en die daarmee samenhangende taken.
-
4. Het college van de Centrumgemeente is bevoegd aan de medewerkers van de Centrumgemeente een of meerdere ondermandaten, te verlenen voor de volgende bevoegdheden:
- a.
besluiten op Woo-verzoeken, voor zover die verzoeken zien op publieke informatie die berust bij het college of een persoon van de Centrumgemeente in verband met de uitvoering van in deze regeling aan de Centrumgemeenten opgedragen taken en bevoegdheden;
- b.
het voeren van (verweer in) bestuursrechtelijke (hoger)beroepsprocedures.
- a.
-
5. De in het tweede lid bedoelde ondermandaat kan niet lager worden belegd.
-
6. Als colleges van de gemeenten de in deze Regeling verleende mandaten gedeeltelijk intrekken, komen de kosten die daarvan het gevolg zijn, voor rekening van de betreffende gemeente die dat mandaat heeft ingetrokken.
Voor de bepaling van de frictiekosten is de ‘Notitie Frictiekosten bij opzeggen facultatieve taken GGD’ (vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid en Zorg van 13 december 2019) zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Organisatie en overleg
Artikel 6 Organisatie
De samenwerking en aansturing van deze Centrumregeling is georganiseerd in de vorm van een Regionaal Bestuurlijk Overleg Jeugd (RBOJ) en de Regionale Inkooporganisatie Groninger gemeenten (RIGG).
Artikel 7 Regionaal Bestuurlijk Overleg jeugd
-
1. Er is een Regionaal Bestuurlijk Overleg Jeugd (RBOJ), bestaande uit de portefeuillehouders Jeugd van de gemeenten.
-
2. Taken van het RBOJ zijn:
- a.
adviseren van de colleges van de gemeenten over de beleidskaders waarbinnen de inkoop van jeugdzorg plaatsvindt;
- b.
adviseren van de colleges van de gemeenten ten aanzien van het opstellen van de begroting van de in artikel 12 lid 5 genoemde kosten van de Centrumregeling;
- a.
-
3. Besluitvorming over de advisering door het RBOJ over de in het vorige lid genoemde taken is op overeenstemming gericht.
-
4. In het RBOJ wordt in ieder geval besproken:
- a.
de in artikel 4 lid 2 en 3 gemandateerde taken en activiteiten;
- b.
de uitvoering van de regiovisie Groningen;
- c.
landelijke, bovenregionale en lokale ontwikkelingen die van invloed zijn op de regio;
- d.
voor zover van toepassing, wijziging van de gemeenschappelijke regeling;
- e.
voorstellen tot wijziging van de verdeelsleutel zoals genoemd in artikel 12.
- a.
-
5. De wethouder van de Centrumgemeente die jeugd in de portefeuille heeft, is voorzitter van het RBOJ en is tevens bestuurlijk aanspreekpunt voor de regio.
-
6. De directeur van de RIGG is adviseur van het RBOJ.
-
7. Het RBOJ wordt ambtelijk ondersteund door een secretaris.
-
8. De overleggen van het RBOJ zijn niet openbaar.
Artikel 8 De RIGG
-
1. De RIGG voert dat wat in artikel 4, tweede en derde lid, aan de Centrumgemeente is opgedragen en de daarmee samenhangende taken uit. Meer specifiek gaat hierbij om de volgende taken:
de Inkooptaken
- a.
Inkopen van jeugdzorg dan wel het verstrekken van subsidies daartoe,
- b.
contractbeheer en contractmanagement;
de advisering en beleidsvoorbereiding
- c.
gevraagd en ongevraagd adviseren;
- d.
de samenwerking tussen de deelnemers bevorderen door actief informeren en communiceren;
- e.
de beleidsvoorbereiding van regionale en bovenregionale beleidsthema’s;
monitoring, data-analyse en financieel beheer
- f.
monitoring van jeugdzorg;
- g.
het analyseren van data ten behoeve van landelijke ontwikkelingen en de impact op de regio;
- h.
het in overleg met twee of meer colleges verrichten van formele controle, materiële controle en/of detailcontrole en/of fraudeonderzoek zoals bedoeld in de Regeling Jeugdwet;
- i.
het lokaal beschikbaar stellen van data aan gemeenten ten behoeve van lokale data-analyse van het jeugdzorggebruik, waaronder de in artikel 11 genoemde informatie;
- j.
het verzorgen en opleveren van de jaarverantwoording en een controleverklaring van de accountant;
- k.
het verzorgen van het betalingsverkeer van declaraties via het landelijk berichtenverkeer en van eventuele handmatige declaraties van het regionaal gecontracteerde aanbod van jeugdzorg.
- l.
het opstellen van een begroting van de in artikel 12, eerste tot en met vierde lid bedoelde kosten;
Overige taken
- m.
het voeren van rechtsgedingen voortvloeiende uit in dit artikel vermelde taken;
- n.
in behandeling nemen van verzoeken op grond van de Wet Open Overheid, voor zover die verzoeken zien op publieke informatie die berust bij het college of een persoon van de Centrumgemeente in verband met de uitvoering van in deze regeling aan de Centrumgemeenten opgedragen taken en bevoegdheden;
- o.
het fungeren als gesprekspartner van en tussen de gemeenten, regio, ministeries, bovenregionale partijen, jeugdhulpaanbieders en overige ketenpartners;
- p.
het organiseren en in stand houden van het Expertteam Jeugd;
- q.
meewerken aan de uitvoering, aanvraag en verantwoording van (boven-)regionale Specifieke Uitkeringen (SPUK's) die betrekking hebben op de inkoop van jeugdzorg;
- r.
het organiseren van themabijeenkomsten, werkbezoeken, bestuurlijke (keten-)bijeenkomsten, bijeenkomsten ten behoeve van kennisdeling in het kader van de in artikel 2 genoemde belangen.
- a.
-
2. Voor te verstrekken subsidies als in dit artikel in lid 1 onder a bedoeld, geldt dat hiervoor een grondslag in een nadere (subsidie)regeling is vereist. De colleges van de gemeenten zullen een dergelijke gelijkluidende regeling opstellen.
-
3. Naast de in het tweede lid bedoelde subsidies kunnen ook incidentele en begrotingssubsidies worden verstrekt.
Artikel 9 Werkgeverschap
-
1. Medewerkers en de directeur van de RIGG zijn in dienst van de Centrumgemeente Groningen en vallen daarmee onder de arbeidsvoorwaarden van de gemeente Groningen, waaronder het personeelshandboek van de gemeente Groningen.
-
2. De directeur van de RIGG is leidinggevende van de medewerkers van de RIGG.
-
3. De directeur van de RIGG valt onder de concerndirectie van de Centrumgemeente.
-
4. Bij werving en selectie van de directeur van de RIGG betrekt de concerndirectie van de Centrumgemeente van ten minste twee andere gemeenten een leidinggevenden.
-
5. Bij ontslag van de directeur van de RIGG laat de concerndirectie van de Centrumgemeente zich adviseren door ten minste een leidinggevenden van twee andere gemeenten.
Artikel 10 (gereserveerd)
Hoofdstuk 3 Informatie, verantwoording en bedrijfsvoering
Artikel 11 Informatie
-
1. De Centrumgemeente verstrekt de gemeenten alle informatie over de uitvoering van deze regeling, voor zover het zijn taak betreft, ten behoeve van de invulling van de verantwoordingsplicht van de gemeenten overeenkomstig de artikelen 212 en 213 Gemeentewet.
-
2. De gemeenten verstrekken de RIGG tijdig alle benodigde informatie, waaronder lokaal verwijsgedrag, die zij voor de uitoefening van de aan haar opgedragen taken nodig heeft.
Artikel 12 Regionale jeugdzorgkosten, bedrijfsvoeringskosten en gemeentelijke jeugdzorgkosten
-
1. Regionale jeugdzorgkosten bestaan uit de gezamenlijke en solidaire kosten jeugdzorg.
-
2. Gezamenlijke kosten jeugdzorg zijn regionale kosten voor niet-cliëntgebonden jeugdzorg.
-
3. Solidaire kosten jeugdzorg zijn kosten voor hoogspecialistische jeugdhulp waarvan de deelnemende gemeenten de risico’s onder elkaar willen verevenen.
-
4. Bedrijfsvoeringkosten bestaan uit alle kosten die de RIGG maakt ten behoeve van het kunnen uitvoeren van de taken zoals beschreven in artikel 8 lid 1.
-
5. De regionale jeugdzorgkosten en bedrijfsvoeringkosten zijn opgenomen in de begroting van de centrumgemeente.
-
6. De begroting regionale jeugdzorgkosten en bedrijfsvoeringkosten wordt besproken in het RBOJ.
-
7. De regionale jeugdzorgkosten en bedrijfsvoeringkosten worden verdeeld over de deelnemende gemeenten op basis van de overeengekomen verdeelsleutel.
-
8. Gemeentelijke jeugdzorgkosten zijn kosten voor cliëntgebonden jeugdzorg die niet onder de solidaire kosten jeugdzorg vallen.
-
9. De Centrumgemeente legt jaarlijks verantwoording af aan de deelnemende gemeenten over de in dit artikel genoemde kosten met een ‘verantwoording jeugdzorg en bedrijfsvoeringkosten’. Hierbij wordt een controleverklaring van een accountant verstrekt.
Artikel 13 Liquiditeit
-
1. De deelnemende gemeenten zorgen er naar rato - elk voor hun geschatte aandeel in de kosten - voor dat de Centrumgemeente te allen tijde over voldoende middelen beschikt voor het uitvoeren van de in artikel 8 lid 1 aan de RIGG opgedragen taken.
-
2. De RIGG stelt jaarlijks een prognose op van de verwachte liquiditeitsbehoefte inzake de in artikel 12 genoemde kosten en verstuurt vervolgens voorschotnota’s naar de deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 4 Wijzigen, toetreden, uittreden en opheffen
Artikel 14 Wijziging
-
1. De Regeling kan op voorstel van het RBOJ worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de colleges van de gemeenten en na verkregen toestemming van hun raden.
-
2. Tenzij bij het besluit tot wijziging anders is bepaald, treedt de wijziging van de Regeling in werking met ingang van de dag na bekendmaking overeenkomstig artikel 26 Wgr.
Artikel 15 Toetreding
-
1. Een college van een niet-deelnemende gemeente kan een verzoek doen om tot deze Regeling toe te treden door toezending van een daartoe strekkend besluit van dat college aan het college van de Centrumgemeente.
-
2. Toetreding is alleen mogelijk als de colleges van de gemeenten eensluidend instemmen met de toetreding en voor zover wet- en regelgeving deze ruimte biedt.
-
3. Tenzij bij het besluit tot toetreding anders is bepaald, gaat de toetreding in met ingang van de dag na bekendmaking overeenkomstig artikel 26 Wgr.
Artikel 16 Uittreding
-
1. Een college van een gemeente kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van dat college aan het college van de Centrumgemeente.
-
2. Tenzij de colleges van de gemeenten, inclusief het college van de uittredende gemeente, eensluidend anders hebben besloten, vindt de uittreding plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in het Gemeenteblad is bekend gemaakt.
-
3. De colleges van de gemeenten, exclusief het college van de uittredende gemeente, besluiten eensluidend over de gevolgen van de uittreding.
-
4. De colleges van de gemeenten verlenen mandaat aan het college van de Centrumgemeente om op basis van de uitkomsten van het derde lid, de hoogte van de uittreedsom vast te stellen en bekend te maken aan het college van de uittredende gemeente.
-
5. Bij het bepalen van de uittreedsom wordt zoveel mogelijk de ‘Notitie Frictiekosten bij opzeggen facultatieve taken GGD’ (vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 4 oktober 2019) gehanteerd.
-
6. Het college van de Centrumgemeente doet redelijkerwijs al het mogelijke om de kosten voor het uittredende college zo laag mogelijk te houden.
Artikel 17 Opheffing
-
1. De Regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de colleges van de gemeenten na verkregen toestemming van hun raden.
-
2. Eventuele baten of lasten komen respectievelijk ten goede aan dan wel ten laste van de gemeenten, naar rato van hun bijdrage in de regionale jeugdzorgkosten en bedrijfsvoeringkosten van het jaar van opheffing.
-
3. Tenzij bij het besluit tot opheffing anders is bepaald, treedt de opheffing van de Regeling in werking met ingang van de dag na bekendmaking overeenkomstig artikel 26 Wgr.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 18 Gegevensbescherming
-
1. De Centrumgemeente heeft de verplichting om alle passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de persoonsgegevens die worden verwerkt ten dienste van de gemeenten (zijnde, de verantwoordelijken) te beveiligen en beveiligd te houden tegen verlies of tegen enige vorm van onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik.
-
2. De functionaris gegevensbescherming van de Centrumgemeente fungeert als functionaris gegevensbescherming ten behoeve van deze regeling.
Artikel 19 Archivering
De archivering met betrekking tot de door de Centrumgemeente uitgevoerde taken, geschiedt op basis van de bepalingen die de Centrumgemeente ook voor haar eigen processen hanteert.
Artikel 20 Geschillen
Onverminderd het bepaalde in artikel 28 Wgr, verplichten de gemeenten zich om in geval van geschillen over de inhoud en uitvoering van deze regeling met elkaar in overleg te treden, waarbij zal worden getracht dergelijke geschillen in der minne te beslechten.
Artikel 21 Klachten
Klachten die betrekking hebben op de uitoefening van bevoegdheden die in mandaat van de Centrumgemeente worden uitgevoerd door medewerkers van de Centrumgemeente worden afgehandeld volgens de externe klachtenregeling van de Centrumgemeente.
Artikel 22 Privacy
Gemeenten waarborgen, als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, dat bij de onderlinge gegevensuitwisseling de vigerende privacywetgeving wordt nageleefd.
Artikel 23 Evaluatie
-
1. Het RBOJ initieert een vierjaarlijkse evaluatie van de uitvoering van deze regeling.
-
2. Onderwerp van de evaluatie kan zijn de vorm, de inhoud of de uitvoering van de samenwerking.
-
3. De evaluatie wordt ter kennis gebracht van de colleges en de raden.
Artikel 24 Inwerkingtreding
-
1. Deze Regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
-
2. Het college van de Centrumgemeente wordt aangewezen als gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wgr.
Artikel 25 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025
Ondertekening
Aldus vastgesteld door
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente……… op…….,
Algemene toelichting
1. Uitvoeringskracht; robuuste regio’s
In de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet staat dat van gemeenten wordt gevraagd dat zij voldoende uitvoeringskracht organiseren om de taken in het kader van de verschillende decentralisaties, waaronder de jeugdhulp, goed uit te kunnen voeren. Elke gemeente is zowel bestuurlijk als financieel afzonderlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van taken in het kader van dit wetsvoorstel. Het is ook nadrukkelijk de bedoeling dat gemeenten de jeugdhulp zoveel mogelijk dichtbij en in de omgeving van het gezin en het kind organiseren. Gemeenten maken daarover afspraken met de aanbieders van ondersteuning, hulp en zorg. Waar nodig vindt dit plaats in samenhang tussen de verschillende jeugdhulpaanbieders, met als uitgangspunt één gezin, één plan en een regisseur. Ook zullen er jeugdigen zijn die specifieke zorgbehoeften hebben of waar er sprake is van zware problematiek die niet altijd op lokaal niveau kan worden georganiseerd.
Om dit goed te kunnen organiseren is het dan ook nodig dat gemeenten voldoende slagkracht hebben. Om de bestuurskracht van gemeenten te versterken wordt ingezet op samenwerking tussen gemeenten op (sub)regionaal en bovenregionaal niveau. Op deze wijze kan gezorgd worden dat:
- •
er voldoende beschikbaarheid van specialistische kennis en capaciteit is om een toereikend aanbod van hulpverlening te organiseren;
- •
voldoende (gezamenlijke) draagkracht bestaat om financiële fluctuaties op te vangen;
- •
meer slagkracht wordt getoond richting aanbieders in het (maatschappelijk midden)veld;
- •
de mogelijkheid bestaat om kwalitatief hoogwaardige meerjarige contracten met professionele hulpverleners aan te gaan.
Gezamenlijke inkoop en organisatie van specialistische kennis door gemeenten kan in dit licht worden gezien als een belangrijke voorwaarde voor gemeentelijk maatwerk. De gemeenten hebben in beginsel de mogelijkheid om zelf tot afspraken te komen over de wijze waarop zij hun nieuwe taken gaan vormgeven. Dit geldt voor zowel de vorm van de samenwerking als voor de onderwerpen waarop samenwerking plaats vindt. Belangrijk is dat de samenwerkingsverbanden waar gemeenten voor kiezen wel voldoende robuust zijn om de verschillende taken te kunnen uitvoeren.
In de Jeugdwet is daarom aangegeven dat waar dat van belang is gemeenten moeten samenwerken. Dit geldt des te meer voor een specifiek aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van jeugdhulp en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Deze vormen van zorg komen zo beperkt voor, dan wel zijn dermate dure vormen van jeugdhulp, of vereisen veel kennis van de inkopende partij, dat het om die redenen zowel inhoudelijk als vanwege het financiële risico opportuun is dat gemeenten deze taken in samenwerkingsverbanden oppakken.
In de huidige Jeugdwet is de grondslag voor een regionale samenwerking onder meer geregeld in artikel 2.8. van de Jeugdwet.
In het wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg komt het huidige artikel 2.8 van de Jeugdwet te vervallen. In de plaats van artikel 2.8 komt er een nieuwe paragraaf (2.2) over die samenwerking.
2. Centrumregeling
De basis voor de onderhavige Centrumregeling is gelegen in artikel 2.8 van de Jeugdwet. Als de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg in werking treedt, komt deze grondslag dus te vervallen. De kern van deze bepaling blijft evenwel overeind, maar krijgt een (nadere) invulling.
Uit het wetsvoorstel (artikel 2.19) blijkt dat in elk geval het volgende zal moeten worden geregeld.
- 1.
De colleges van de gemeenten in een regio belasten de Jeugdregio ten minste met het met inachtneming van de regiovisies van de gemeenteraden uit de regio verrichten van de volgende werkzaamheden:
- a.
het ten behoeve van alle jeugdigen in die regio contracteren of subsidiëren van:
- 1˚.
bij ministeriële regeling te bepalen vormen van jeugdhulp waarvoor samenwerking tussen gemeenten vereist is, en
- 2˚.
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
- 1˚.
- b.
bij ministeriële regeling te bepalen administratieve processen behorende bij de contractering of subsidiëring door de Jeugdregio krachtens onderdeel a, waaronder in ieder geval:
- 1˚.
monitoring en relatiemanagement, en
- 2˚.
het maken van afspraken met jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen over door hen aan te leveren gegevens noodzakelijk voor de verantwoording over de geleverde prestaties of voor de evaluatie van de gesloten contracten of verstrekte subsidies, alsmede de wijze van aanlevering;
- 1˚.
- c.
het afstemmen met andere Jeugdregio’s of colleges van regio’s als bedoeld in artikel 2.20 teneinde de beschikbaarheid te bevorderen van:
- 1˚.
bij ministeriële regeling te bepalen vormen van jeugdhulp die krachtens onderdeel a, onder 1˚, door de Jeugdregio worden gecontracteerd of gesubsidieerd waarbij voor het kunnen bevorderen van de beschikbaarheid sprake is van onderlinge afhankelijkheid tussen regio’s, en
- 2˚.
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
- 3˚.
de organisatie van de regionale expertteams.
- 1˚.
- a.
- 2.
Bij het contracteren of subsidiëren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn geen verschillen in contractvoorwaarden of subsidievoorwaarden tussen gemeenten toegestaan.
- 3.
Het eerste lid, onderdelen a tot en met c, is niet van toepassing ten aanzien van vormen van jeugdhulp die zijn gecontracteerd door een door alle gemeenten gezamenlijk in stand gehouden landelijk werkende organisatie en waarbij alle gemeenten in de regio uitsluitend gebruikmaken van dat landelijk gecontracteerde aanbod.
- 4.
De regeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1˚, betreft in ieder geval vormen van jeugdhulp die samenwerking vereisen in verband met de schaarste van de vraag, de complexiteit van de problematiek in combinatie met de daarvoor benodigde multidisciplinaire specialistische expertise, de schaarste van het aanbod of het volume dat een jeugdhulpaanbieder nodig heeft om verantwoorde jeugdhulp te kunnen leveren of een gezonde bedrijfsvoering te kunnen voeren.
3. Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
Het toekomstscenario schetst op hoofdlijnen hoe de kind- en gezinsbescherming er over zo’n vijf tot tien jaar uit zou kunnen zien (kamerbrief 30 maart 2021).
Dit houdt kort samengevat in:
- •
Om kinderen en gezinnen heen staat het Lokaal Team dat hulp verleent.
- •
Er is één vast gezicht binnen het Lokaal Team dat indien nodig samen optrekt met een professional uit het op te richten Regionaal Veiligheidsteam. Er kan zo sneller hulp worden geboden waardoor de situatie van het kind en in het gezin niet onnodig escaleert en onaanvaardbare veiligheidsrisico’s worden tegengegaan.
- •
Het gezin krijgt dus een vaste professional of een vast duo dat gedurende de periode van hulpverlening bij hen betrokken blijft. Kinderen en gezinnen hoeven niet opnieuw hun verhaal te doen.
- •
Er vindt ook geen onnodig tijdverlies plaats, omdat het kind niet meer van de ene naar de andere organisatie en van wachtlijst naar wachtlijst gaat.
- •
In het Regionaal Veiligheidsteams zijn functies van de Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming samengebracht. Dit team heeft de expertise op veiligheidsvraagstukken. Er wordt gewerkt in een model waarbinnen professionals werken in teamverband, nabij het gezin.
- •
Dicht bij deze professionals en gezinnen staat een netwerk van specialisten met kennis van kinderen, volwassenen en specifieke uitingsvormen van geweld. Professionals worden gefaciliteerd om samen te werken en een lerende omgeving te vormen. Er wordt in gezinsgericht en in gezamenlijkheid gewerkt aan het effectief en duurzaam borgen van duurzame veiligheid.
Het scenario komt hiermee tegemoet aan wat de meest kwetsbare kinderen, gezinnen en huishoudens nodig hebben en heeft een brede blik van 0-100 jaar. Het betekent een grote innovatie en verandering in de jeugdbeschermingsketen waarbij wordt overgestapt van een kind- naar een gezinsgerichte benadering. Van een estafettemodel waar meerdere organisaties het stokje doorgeven naar een teammodel. Van verschillende professionals in een gezin naar één vertrouwd gezicht. Kennis en deskundigheid op het gebied van zorg en veiligheid worden samengebracht. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn verder: de beschikbaarheid van passende (jeugd)hulp, rechtswaarborgen en rechtsgelijkheid, tegenspraak en het hanteren van begrijpelijke, toetsbare werkwijzen.
Dit scenario schetst een toekomstbeeld en is ten tijde van het formuleren van deze gemeenschappelijke regeling nog geen uitgewerkt plan. Hoewel de urgentie onmiskenbaar groot is, zijn er ook dilemma’s en uitwerkingsvragen. Bij het scenario is daarom een routekaart gevoegd. Deze routekaart adresseert de belangrijkste uitzoekpunten en laat zien welke stappen nodig zijn om het toekomstscenario te realiseren. Er zijn namelijk zaken die nog goed moeten worden onderzocht en beproefd alvorens tot definitieve besluitvorming kan worden overgegaan, zoals de schaalgrootte en de organisatievorm (publieksrechtelijk) van het beoogde Regionale Veiligheidsteam en de decentrale aansturing ervan, het verankeren van de rechtswaarborgen en de rechtsgelijkheid, de verbinding met het jeugdstrafrecht en het integreren van de expertise op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ook de financiële impact, doelmatigheid en doeltreffendheid van het scenario moeten nog verder in kaart worden gebracht.
4. Hervormingsagenda jeugd
Op 19 juni 2023 is de Hervormingsagenda Jeugd definitief vastgesteld en aangeboden aan de Tweede en Eerste Kamer. In de Hervormingsagenda hebben cliëntenorganisaties, professionals, aanbieders, de VNG en het Rijk afspraken vastgelegd over de verbeteringen van de jeugdzorg. De Hervormingsagenda is een meerjarige agenda die loopt van 2023 tot 2028.
De Hervormingsagenda bestaat uit een grote verzameling maatregelen. De maatregelen zijn verdeeld in 8 thema's. Het implementatieplan Hervormingsagenda geeft op hoofdlijnen weer wat er de komende jaren gaat gebeuren en wie welke rol en verantwoordelijkheid daarin heeft. Het beschrijft de aanpak per thema, maar ook voor de Hervormingsagenda als geheel. Eén van die thema's (thema 6) betreft het verbeteren van organisatie en inkoop specialistische jeugdhulp.
Voor een groot aantal jeugdigen en gezinnen is (hoog)specialistische hulp onvoldoende of niet op tijd beschikbaar. Deze zorg moet op regionaal of landelijk niveau worden georganiseerd en ingekocht. Op dit moment is dit nog zonder verplichtingen georganiseerd, maar bij ministeriële regeling zullen vormen van jeugdhulp worden bepaald waarvoor samenwerking tussen gemeenten vereist is.
Voor het verbeteren van de inkoop van specialistische hulp zijn bestuurlijke afspraken in de maak. Deze 5 bouwstenen vormen de basis van de afspraken:
- 1.
versterken van de regio's;
- 2.
standaardiseren van inkoop, kwaliteit en administratie;
- 3.
inkopen op landelijke schaal;
- 4.
regievoeren op regio-overstijgende transformatie;
- 5.
onderzoek naar verevenen van risico’s (tussen gemeenten) bij buitengewoon hoge kosten voor een gemeente.
Belangrijk hierbij is de inhoud van het wetsvoorstel ‘Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg’ en bijbehorende ministeriële regeling. Hierin wordt vastgelegd welke jeugdzorgvormen regionaal of landelijk worden ingekocht.
5. Opdracht algemeen bestuur PG&Z; doel nieuwe rechtsvorm jeugdregio
In 2014 is besloten dat de Groninger gemeenten de regionale jeugdzorgtaken onder te brengen in een bestaande structuur, te weten de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid en Zorg (gr PG&Z). Die structuur, waarbij twee taakvelden (publieke gezondheid en jeugdzorg) in één juridische constructie zijn ondergebracht, bleek in 2022 niet meer aan te sluiten op de bestaande praktijk, was onvoldoende toegesneden op de toekomst en was juridisch niet actueel.
Om die redenen heeft het algemeen bestuur (AB) van de gr PG&Z in februari 2023 de opdracht gegeven de gr PG&Z te ontvlechten en twee aparte rechtsvormen te ontwerpen, waaronder één voor regionale jeugdzorgtaken. Daarbij is verzocht:
- -
rollen, taken en bevoegdheden scherp vast te leggen;
- -
dat de rechtsvormen moeten aansluiten op de huidige situatie en ‘lean’ gemaakt moeten worden;
- -
de bestuurlijke legitimatie te borgen en juridisch actueel te maken;
- -
de rechtsvormen, voor zover mogelijk, toekomstbestendig te maken.
De mogelijkheid deed zich met betrekking tot het beleggen van de regionale jeugdzorgtaken voor om:
- -
de bestuurlijke legitimatie beter te borgen;
- -
taakvelden waarop al regionaal werd samengewerkt vast te leggen;
- -
de regeling actueel te maken (wijziging Wgr, Jeugdwet),
- -
en de juridische basis voor subsidie- en garantieverlening te verbeteren en de besluitvorming over kostensoorten helder vast te leggen.
Opgemerkt moet worden dat bij het verstrekken van de bestuurlijke opdracht, het AB de wens had de bestaande situatie, waarbij alle wethouders jeugd betrokken werden bij de besluitvorming (adviescommissie jeugd) en alle 10 gemeenten ambtelijk en bestuur betrokken werden bij de beleidsvoorbereiding (regionaal en bovenregionaal), voort te zetten.
Deze goed functionerende, voor een deel informele, werkwijze leent zich er niet voor om vast te leggen in een gr-tekst. De vastgestelde tekst biedt voldoende basis en flexibiliteit om in te kunnen spelen op wijzigingen in die werkwijze, als de kaders vanuit het rijk daartoe dwingen.
Het bestuur van de gr PG&Z vond in 2024 de Centrumregeling op dat moment de meest passende rechtsvorm voor samenwerking op het gebied van de regionale jeugdzorgtaken. De rechtsvorm zal door het RBOJ worden geëvalueerd na de gemeenteraadsverkiezingen van 2026.
6. Doel en belang van de regionale samenwerking jeugdzorg
Het doel van de bestuurlijke opdracht is een juridisch fundament te creëren voor een sterke en robuuste jeugdregio. In casu een samenwerkingsvorm met een bestuursorgaan dat een juridische titel heeft voor het nemen van bestuursrechtelijke besluiten en het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen voor de taken die de Groninger gemeenten regionaal willen en moeten beleggen.
Het belang van het aangaan van de, wettelijk verplicht te stellen, gemeenschappelijke regeling is het verankeren van de samenwerking tussen de colleges van de deelnemende gemeenten op het gebied van de regionale jeugdzorg. Met de regeling als fundament kan gezamenlijk gewerkt worden aan het realiseren van de ambities zoals die zijn vastgelegd in de regiovisie Groningen, namelijk het realiseren en in stand houden van een passend en dekkend jeugdzorglandschap en het waarborgen van voldoende beschikbaarheid van jeugdzorg.
7. Mandaat
Bij een Centrumregeling-constructie is het juridisch zo dat de deelnemende colleges bevoegdheden mandateren (opdragen) aan de Centrumgemeente. Daardoor blijven de colleges zelf verantwoordelijk voor de uitoefening van de bevoegdheden. Er worden bevoegdheden opgedragen, maar niet overgedragen. Iedere deelnemende gemeente blijft zelf eindverantwoordelijk.
Dat brengt dan ook met zich mee, dat de gemandateerde (= Centrumgemeente) zich rekenschap moet geven van de grenzen van het mandaat. Immers, voor derden geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever.
In het RBOJ wordt in ieder geval besproken de in artikel 4 lid 2 en 3 gemandateerde taken en activiteiten.
Bij voorstellen (of voorgenomen besluiten in mandaat) die het mandaat overstijgen of dat lijken te doen, is afstemming in het RBOJ aan de orde en heeft de RBOJ een belangrijke stem.
De RIGG bereidt in geval van onderwerpen buiten het mandaat van de Centrumgemeente een besluit voor. Dat conceptbesluit wordt na overeenstemming in het RBOJ, aan alle 10 colleges ter besluitvorming voorgelegd. Daar waar het de bevoegdheden van de gemeenteraden betreft wordt het besluit door de gemeenteraden genomen.
Voor spoedeisende gevallen kan het college van de Centrumgemeente mandaat verlenen aan de portefeuillehouder jeugd (art. 5 lid 6). Het gaat bijvoorbeeld om een spoedeisende situatie die zich in de (zomer-)vakantie voordoet en er niet voldoende collegeleden van de Centrumgemeente aanwezig zijn voor het benodigde quorum.
De mandaatgever (= college) kan het mandaat gedeeltelijk intrekken. Maar dat is niet eenvoudig en gaat ook met kosten gepaard (zie hierna de toelichting bij art. 5 lid 7).
Een belangrijk deel van de aan de Centrumgemeente opgedragen taken betreft inkoop. Bij inkoop gaat het onder andere om privaatrechtelijke rechtshandelingen. De gemeente wordt als rechtspersoon op grond van art. 171, eerste lid, van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester. De burgemeester kan door middel van een volmacht de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten opdragen aan een ander. Deze volmacht is buiten deze Centrumregeling geregeld, omdat deze Centrumregeling een zogenoemde collegeregeling is. De deelnemende gemeenten hebben de Centrumgemeente een volmacht verleend voor het verrichten van de privaatrechtelijke rechtshandelingen die verband houden met de in deze Centrumregeling opgenomen en aan de Centrumgemeente opgedragen taken. De Centrumgemeente heeft vervolgens ondervolmacht verleend aan de directeur van de RIGG.
8. Inkoop
In het proces van inkoop kunnen verschillende fases worden onderscheiden. Het begint met het vaststellen van een behoefte aan (een bepaalde vorm van) jeugdhulp, dan wel het vaststellen van de noodzaak tot transformatie ingegeven door jeugdbeleid die zich in gewijzigde inkoop dient te vertalen. Vervolgens kan aan de hand van een inkoopstrategie worden bepaald op welke wijze in de behoefte of passende transformatie kan worden voorzien. Vervolgens vindt de keuze van het inkoopinstrumentarium plaats, waarbij de financieringsvorm wordt betrokken. Afhankelijk van de gekozen inkoopmethodiek worden besluiten genomen en overeenkomsten gesloten met aanbieders of worden subsidierelaties aangegaan.
Het college van burgemeester en wethouders van de Centrumgemeente vervult binnen het voorgaande onder meer de volgende functies:
- a.
bepalen van de inkoopstrategie ten aanzien van het inkoopproces;
- b.
realiseren van het inkoopproces, waaronder:
- •
het opstellen van overeenkomsten met aanbieders dan wel van de verlengingsbeschikking of subsidie;
- •
het indien nodig publiceren en uitvoeren van een aanbestedingsprocedure;
- •
het nemen van (gunnings)besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met aanbieders namens gemeenten;
- •
het sluiten van contracten met aanbieders of verlenen van (subsidie)beschikkingen namens gemeenten;
- •
- c.
uitvoeren van leveranciersmanagement;
- d.
verzorgen van contractbeheer;
- e.
doen verzorgen van de jaarlijkse verantwoording ten aanzien van de geleverde zorg en ten behoeve van de noodzakelijk accountantsverklaring.
Het college en de burgemeester van de Centrumgemeente gaan namens gemeenten gezamenlijk één overeenkomst aan met een aanbieder (meerpartijenovereenkomst) naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure.
Het college van de Centrumgemeente verstrekt namens gemeenten gezamenlijk één subsidie aan een aanbieder (meerpartijenbeschikking) naar aanleiding van een door of namens die aanbieder ingediende subsidieaanvraag.
9. Kostencategorieën
Met betrekking tot de uitvoering van deze gemeenschappelijke regeling zijn de volgende vier kostencategorieën van belang:
- a.
gezamenlijke kosten jeugdzorg;
- b.
solidaire kosten jeugdzorg;
- c.
bedrijfsvoeringskosten;
- d.
gemeentelijke jeugdzorgkosten.
Bij de gezamenlijke kosten jeugdzorg (a.) gaat het om kosten voor niet-cliëntgebonden jeugdzorg. Voor het jaar 2024 zijn, onder deze noemer, subsidies verstrekt aan MEE Groningen, Zorgbelang, Pleegzorgwijzer, Het Loket Pleegzorg alsook vergoedingen aan administratiekantoren, bijdragen voor het expertteam, het project Spoed voor Jeugd en verwachte nabetaling tot de hoogte van garantiebudget (JeugdhulpPlus, Crisis Verblijf, GI, Gezinspsychiatrie Beilen 3-Noord).
Bij solidaire kosten jeugdzorg (b.) gaat het om ‘JeugdhulpPlus’ en door de VNG landelijk gecontracteerde zorg (L-codes en 55-codes).
Gezamenlijke kosten jeugdzorg (a.) en solidaire kosten jeugdzorg (b) zijn beide regionale jeugdzorgkosten (art. 12 lid 1).
De bedrijfsvoeringskosten (c.) (art. 12 lid 4) bestaan uit alle kosten die de RIGG maakt ten behoeve van het kunnen uitvoeren van de dienstverlening die niet direct aan de concrete dienstverlening aan inwoners kunnen worden toegerekend. Het gaat hierbij met name om de personele lasten en de kosten voor inhuur van diensten bij de Centrumgemeente, om de in artikel 8 lid 1 genoemde taken door de RIGG te kunnen laten uitvoeren.
Bij gemeentelijke jeugdzorgkosten (d.).(art. 12 lid 8) gaat het nu om de kosten van jeugdhulp bij jeugdhulpaanbieders (Zorg In Natura) die volledig voor rekening komen van de betreffende gemeente.
De RIGG fungeert voor deze kostencategorie, anders dan bij categorie a, b en c, als een soort van administratiekantoor. De kosten voor de administratieve handelingen (zoals betalen, factureren, contractmanagement en verantwoording) die de RIGG voor de gemeentespecifieke kosten verricht vallen onder de bedrijfsvoeringskosten (c.) en worden op basis van de door de colleges vastgestelde verdeelsleutel bij de gemeenten in rekening gebracht.
10. Verdeling regionale kosten; verantwoording
Kostencategorieën a, b en c:
De RIGG stelt een begroting op voor de kostencategorieën a, b en c. De begroting wordt ambtelijk besproken door de financials van de RIGG en die van de deelnemende gemeenten en ook bestuurlijk in het RBOJ. Vervolgens wordt de begroting opgenomen in de begroting van de Centrumgemeente. Daarnaast neemt iedere gemeente zijn aandeel in deze kosten op in de eigen gemeentelijke begroting.
De kosten worden op basis van een verdeelsleutel in rekening gebracht bij de deelnemende gemeenten. De verdeelsleutel is door de 10 colleges voor onbepaalde tijd met ingang van 2024 vastgesteld en wordt toegepast op deze 3 kostencategorieën. In artikel 12 zijn de categorieën apart vermeld. Dit is gedaan omdat de mogelijkheid bestaat dat, door veranderingen in het jeugdzorglandschap, de colleges de mogelijkheid hebben om de verdeelsleutel aan te passen per afzonderlijke kostencategorie.
Kostencategorie d (gemeentelijke jeugdzorgkosten)
Deze kosten worden door de RIGG per gemeente geraamd als basis voor de in rekening te brengen voorschotten. Ontwikkelingen op lokaal niveau worden daarbij meegenomen zoals bijvoorbeeld de doorontwikkeling van de Basis jeugdhulp in de gemeente Groningen en de gewijzigde inkoop van jeugdhulp in de gemeenten Veendam en Oldambt.
Jaarlijks wordt de bevoorschotting voor het volgende jaar vastgesteld. Tussentijds vindt indien nodig een bijstelling plaats. In mei van het jaar na het begrotingsjaar vindt de afrekening plaats. De RIGG stelt voor de kostencategorieën a t/m d de eindafrekening op.
Deze gemeentespecifieke kosten zijn opgenomen in de begroting van de afzonderlijke deelnemende gemeenten.
Verantwoording
De Centrumgemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de colleges gemandateerde taken. De RIGG verzorgt de verantwoording.
De RIGG stelt jaarlijks voor alle in art. 12 genoemde kostencategorieën een verantwoording jeugdzorg en bedrijfsvoeringkosten op. Hierbij wordt een controleverklaring van een accountant verstrekt.
11. Subsidieverstrekking
Subsidies moeten gebaseerd zijn op een wettelijk voorschrift. Er zijn uitzonderingen mogelijk, die limitatief zijn genoemd in artikel 4:32 Algemene wet bestuursrecht. Incidentele subsidies en begrotingssubsidies vallen onder die uitzondering. Uit de jurisprudentie, die sterk casuïstisch van aard is, kan niet zonder meer worden afgeleid wanneer (nog) sprake is van een incidentele subsidie.
Op het niveau van de gemeente betekent dat er meestal sprake is van en een procedureel ingerichte verordening, vastgesteld door de gemeenteraad, en een op die verordening gebaseerde ‘nadere regel’, waarin de voor de betreffende subsidie inhoudelijke bepalingen zijn opgenomen. Een verordening in samenhang met een nadere regel geldt juridisch als een wettelijke grondslag.
In het geval dat de Centrumgemeente namens een andere deelnemende gemeente subsidie verstrekt, dan moet ook die gemeente de juridische grondslag hebben geregeld, dus een wettelijk voorschrift voor de betreffende subsidie. Ten behoeve van de uitvoering van deze Centrumregeling is door de colleges van elk van de deelnemende gemeenten een nadere regel subsidie vastgesteld die als basis kan dienen voor namens door het college van de Centrumgemeente verleende subsidies.
Opgemerkt wordt dat niet altijd makkelijk kan worden bepaald of sprake is van een subsidie, of een overheidsopdracht. Het is wel een belangrijk onderscheid, omdat elk een eigen juridisch kader heeft. Subsidies worden binnen het bestuursrecht afgedaan, terwijl de overheidsopdracht beheerst wordt door het aanbestedingsrecht en het civielrecht. Belangrijke indicatoren (maar zeker niet de enige) zijn:
- -
van wie gaat het initiatief uit? Is dat de overheid, dan is dat een sterke aanwijzing dat sprake is van een overheidsopdracht;
- -
wordt een commercieel tarief betaald? Ook dan zal eerder sprake zijn van een overheidsopdracht.
Artikelsgewijze toelichting
- •
Artikel 1
- Contractbeheer: deze definitie is ontleend aan de Pianoo.nl.
- Contractmanagement: deze definitie is voor een belangrijk deel ontleend aan Piano.nl.
- •
Artikel 2
Zoals hiervoor bij het algemene deel van deze toelichting is aangegeven heeft de wetgever het belang van gemeentelijke samenwerking in de Jeugdwet genomen. Met de voorgenomen wijziging van de Jeugdwet wordt deze samenwerking op bepaalde gebieden verplicht gesteld.
- •
Artikel 3
Het belangrijkste uitgangspunt van deze samenwerking is dat de lokale verantwoordelijkheden en bevoegdheden blijven bestaan. Bevoegdheden kunnen slechts in mandaat worden opgedragen aan de Centrumgemeente.
Lokale initiatieven kunnen gevolgen hebben voor het regionale zorglandschap en de daarmee samenhangende inkoop. Het is noodzakelijk dat gemeenten overleg plegen met de RIGG voordat het initiatief start. De RIGG kan dan beoordelen of dit initiatief past binnen de gekozen inkoopprocedure en de reeds gesloten overeenkomsten en wat de gevolgen (kunnen) zijn voor het jeugdzorglandschap. De RIGG kan de uitkomst van die toets voorleggen aan de ambtelijke gremia en, eventueel rechtstreeks, ter bespreking voorleggen aan het RBOJ.
- •
Artikel 4
De RIGG vormt een organisatieonderdeel van de Centrumgemeente. Dit neemt niet weg dat zij haar taken uitoefent ten behoeve van de samenwerkende Groninger gemeenten. In de praktijk betekent dit dat het college van de Centrumgemeente in het kader van (onder)mandaat alleen aanwijzingen kan geven voor zover die zien op het aandeel van de Centrumgemeente in dat gehele mandaat. De Centrumgemeente kan dus niet in zijn algemeenheid aanwijzingen geven over de wijze waarop de RIGG uitvoering geeft aan de gemeenschappelijk opgedragen taken. Die bevoegdheid berust bij de deelnemende gemeenten gezamenlijk. Dit betekent ook dat de RIGG ongevraagd en in alle vrijheid ook de Centrumgemeente moet kunnen adviseren.
- •
Artikel 5
Onder het mandaat wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht verstaan de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. In deze regeling vallen onder dat mandaat in ieder geval besluiten die verband houden met inkoop, aanbesteden en contractmanagement, het nemen van subsidiebesluiten in verband met jeugdzorg en besluiten op bezwaarschriften.
Onder een machtiging wordt verstaan de bevoegdheid om in naam van de verlener van de machtiging een feitelijke handeling uit te voeren. In deze regeling valt onder machtiging in elk geval de juridische vertegenwoordiging in juridische procedures, voor zover hiervoor niet verplicht een advocaat moet worden ingeschakeld. Op grond van artikel 10:12 van de Awb kan machtiging worden verleend tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Voorbeelden van besluiten in mandaat zijn het nemen van een gunningsbesluit en het nemen van een subsidiebeschikking.
Onder het aan de Centrumgemeente verleende mandaat valt ook de besluitbevoegdheid tot het aangaan van een overeenkomst. De privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het ondertekenen van overeenkomsten) betreffen een bevoegdheid van de burgermeester op grond van artikel 171 van de Gemeentewet. Het besluit tot het aangaan van die privaatrechtelijke rechtshandeling is een collegebevoegdheid op grond van artikel 160, lid 1, onder d, van de Gemeentewet. Dit is een besluitbevoegdheid die kan worden gemandateerd.
Volmacht
Zoals ook in het algemene deel van deze regeling is aangegeven is deze Centrumregeling aangegaan door de colleges, en niet ook door de burgemeesters. Dat brengt met zich mee dat de in deze regelingen geen bepalingen kunnen worden opgenomen over bevoegdheden van de burgemeesters.
Omdat het wel wenselijk is dat de bevoegdheden ten aanzien van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de burgmeesters bij de Centrumgemeente worden belegd, worden de volmachten en het ondervolmacht separaat geregeld.
Onder een volmacht wordt op grond van het Burgerlijk wetboek (art. 3:60 BW) verstaan de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten. In verband met deze regeling vallen onder de volmacht in elk geval de bevoegdheid om contracten te ondertekenen, vaststellingsovereenkomsten aan te gaan ter beslechting van geschillen en van het civiel- en verbintenisrechtelijk instrumentarium gebruik te maken (ingebrekestelling, (gedeeltelijke) opschorting, opzegging of ontbinding van overeenkomsten, contract overname, terugvordering en verrekening, etc.).
Ondertekening bij ondermandaat
De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten van de Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025,
Namens hen, het college van burgemeester en wethouders van de Centrumgemeente Groningen,
Namens deze,
De directeur RIGG
Ondertekening bij ondervolmacht
De deelnemende gemeenten van de Centrumregeling Jeugdregio Groningen 2025,
namens hen de Centrumgemeente Groningen,
namens die,
De directeur RIGG
- •
Artikel 5 lid 6 (frictiekosten)
Als gevolg van het intrekken van een mandaat kunnen frictiekosten ontstaan. Voor wat betreft de belangrijkste uitgangspunten bij het bepalen van frictiekosten kan worden aangesloten bij de ‘Notitie Frictiekosten bij opzeggen facultatieve taken GGD” (vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling PG&Z van 13 december 2019). Deze notitie is geschreven vanuit het perspectief van de GGD, vandaar dat de GGD hierin wordt genoemd. Desondanks zijn de uitgangspunten in deze notitie ook toepasbaar op de onderhavige Centrumregeling. Die uitgangspunten zijn:
- 1.
Een gemeente die een taak bij de GGD weghaalt betaalt voor daaruit voortvloeiende frictiekosten, zodat deze kosten niet worden afgewenteld op de andere gemeenten.
- 2.
Voor niet-wettelijke taken geldt dat zij per 1 januari kunnen worden weggehaald met een opzegtermijn van minimaal 12 maanden, conform artikel 26, lid 2, van de in 2017 gewijzigde GR.
- 3.
De frictieberekening uit het voorstel van oktober 2017 goed voor:
- a.
Gemeenschappelijke taken;
- b.
Gemeentespecifieke taken, indien de taakuitname groter is dan 5 fte of € 300.000,- per gemeente of cluster van gemeenten.
- a.
- 4.
Het bedrag vanaf wanneer frictie wordt berekend voor gemeentespecifieke taken lag relatief hoog, omdat de GGD een flexibele partner voor de gemeenten wil zijn en comfort wil bieden bij het beleggen van (tijdelijke) gemeentespecifieke taken.
- 5.
Het is de inschatting van de directeur om te bepalen of een reorganisatie moet plaatsvinden op basis van de betreffende uitname van taken. Indien een reorganisatie moet plaatsvinden doet de directeur een voorstel richting het bestuur over wie de ondersteuningskosten van de reorganisatie draagt.
- 6.
De frictiekosten worden indicatief als volgt bepaald:
- a)
van personele frictiekosten is sprake indien de gemeente de medewerker niet overneemt en de medewerker een vaste aanstelling heeft. De berekening van de frictie is gebaseerd op de hoogte van de personele component binnen de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen twee jaar;
- b)
indien er geen personele frictiekosten ontstaan is er sprake van frictie voor de overhead en overige indirecte verplichtingen. De frictie was bepaald op 20% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen twee jaar.
- a)
- 1.
- •
Artikel 8, lid 1 onder h
In de Centrumregeling krijgt de gemeente Groningen in mandaat een aantal taken opgedragen die onder meer zien op inkoop en contractmanagement en contractbeheer. De RIGG wordt in die regeling onderdeel van de Centrumgemeente Groningen en zal dus geen zelfstandige entiteit zijn. Dit neemt niet weg dat zij vooral een regionale rol horen te vervullen. Het belang van het opnemen van deze bepaling is dat de RIGG (lees Centrumgemeente) controletaken kan uitvoeren namens de gemeenten. De tekst van de Centrumregeling heeft hiervoor een mandaat geregeld. Formeel betekent dus dat de afzonderlijke gemeenten allemaal zelf bevoegd zijn en blijven om controletaken uit te oefenen. Het artikel beoogt regionale samenwerking op dit gebied te faciliteren. Er moeten samenwerkingsafspraken gemaakt worden tussen de 10 gemeenten en de RIGG over de werkwijze en taakverdeling bij de inzet en invulling van deze taken.
- •
Artikel 12 Bekostiging en verantwoording
Zie voor de beschrijving van de kostencategorieën, de kostenverdeling en verantwoording paragraaf 9 en 10 in de algemene toelichting.
De verdeelsleutel is door alle colleges voor onbepaalde tijd (vanaf 2024) vastgesteld op voorstel van een DB-besluit (d.d. 6 oktober 2023).
- •
Artikel 15 lid 3 (Toetreding)
De mogelijkheid om toe te treden tot een Jeugdregio zal afhankelijk zijn van wet- en regeling over de regio-indeling.
- •
Artikel 16 uittreding
Art. 16 regelt de procedure wanneer een college van een deelnemende gemeente wil uittreden uit deze regeling. Sinds de wetswijziging Wgr van 2022 dient een gemeenschappelijke regeling de gevolgen van uittreding concreter uit te werken dan voorheen. Zowel de voorwaarden voor uittreding als de vermogensrechtelijke gevolgen dienen te worden geregeld.
- •
Artikel 16 lid 2
In dit lid is bepaald dat uittreding aan een bepaalde termijn is gebonden, in lijn met de genoemde wetswijziging Wgr van 2022. Het lid houdt in dat de uittreding uit de Centrumregeling pas een feit is twee jaar na het besluit (t+2).
- •
Artikel 16 lid 3 en 4
In deze leden is bepaald dat de colleges van de deelnemende gemeenten, exclusief die van de uittredende gemeente, per uittreding de gevolgen van die uittreding bepalen. Voor wat betreft de uittreedsom in het bijzonder, verlenen zij de Centrumgemeente mandaat om deze te bepalen.
- •
Artikel 16 lid 5 en 6
In deze leden zijn vervolgens randvoorwaarden gesteld aan de berekening van de uittreedsom, in lijn met de hiervoor genoemde wetswijziging Wgr van 2022. Bij de berekening van de uittreedsom dient in ieder geval rekening te worden gehouden met de frictiekosten, die bepaald worden aan de hand van de in artikel 5 lid 7 genoemde notitie. Ook moet de Centrumgemeente zich inspannen om de kosten zo laag mogelijk te houden.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl