Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2025

De raad van de gemeente Hengelo;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024; gelet op:

de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6, 2.6.6, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 149 gemeentewet;

het Transformatieplan Sociaal Domein Hengelo; Overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelf- redzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en maatschappelijke- en vrouwenopvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

Besluit

vast te stellen de

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2025

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar en daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel gedragen kan worden door mensen met een inkomen op minimumniveau.

  • b.

    Algemene voorziening: Algemene voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet.

  • c.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • d.

    Beschermd wonen: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid van de Wet.

  • e.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4.a eerste lid, van de wet.

  • f.

    Bijdrageperiode: periode zoals bedoeld in artikel 2.1.4.a lid 4 van de wet

  • g.

    Centrale Intake Maatschappelijke Opvang Twente (CIMOT): het loket waar men het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 van de Verordening naar de noodzaak voor maatschappelijke ondersteuning voor opvang en beschermd wonen uitvoert.

  • h.

    CVV: Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (regiotaxi) bedoeld voor ondersteuning bij het verplaatsen in de woon- en leefomgeving tot maximaal 25 kilometer rond het woonadres.

  • i.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo.

  • j.

    Dienstverlening: ondersteuning op grond van een maatwerkvoorziening in het kader van de wet die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen.

  • k.

    Fraude: het opzettelijk misleiden om onrechtmatig voordeel te verkrijgen.

  • l.

    Gebruikelijke hulp: de hulp en zorg bedoeld waarvan naar algemeen aanvaardbare maatstaven gangbaar wordt geacht dat huisgenoten die aan de cliënt bieden. Het college sluit daarbij aan bij de richtlijn gebruikelijke zorg van ouders aan kinderen uit de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2023.

  • m.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • n.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • o.

    Inrichtingskosten: onder inrichtingskosten kan worden verstaan:

    • -

      eenmalige kosten van materiaal voor het witten, schilderen en het behangen van een woning;

    • -

      eenmalige kosten voor stoffering van een woning. Onder stoffering valt het aankleden van een ruimte met vloerbedekking, laminaatvloeren en raamdecoratie.

  • p.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • q.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

  • r.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

  • s.

    Verordening centrumgemeente Enschede: de vigerende Verordening Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Enschede.

  • t.

    Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt.

  • u.

    Voorzieningen (met onderscheid in soort):

    • i.

      maatwerkvoorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet;

    • ii.

      algemene voorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet;

    • iii.

      wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

    • iv.

      niet-wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt anders dan op grond van een wettelijke regeling en waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen.

  • v.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 1.2. Vertegenwoordiger cliënt

Waar in deze verordening gesproken wordt over cliënt, kan in voorkomende gevallen ook worden bedoeld de vertegenwoordiger van cliënt.

Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen

Artikel 2.1. Melding

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Een melding kan schriftelijk, elektronisch of mondeling – al dan niet telefonisch – worden gedaan.

  • 3. Een melding wordt door het college geregistreerd zodra cliënt zijn hulpvraag helder heeft gemaakt, met in achtneming van lid 4.

  • 4. Niet als melding wordt aangemerkt de hulpvraag die meteen kan worden beantwoord en geen nader onderzoek behoeft.

  • 5. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 6. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.2. Legitimatie

Het college kan cliënt alsmede zijn gemachtigde of vertegenwoordiger verplichten zich te legitimeren door middel van een identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 2.3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3. Het college waarborgt de onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning.

Artikel 2.4. Onderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met cliënt een afspraak voor een gesprek.

  • 2. De cliënt verstrekt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Als een melding bij het CIMOT is gedaan, voert het CIMOT-onderzoek uit conform artikel 2.3.2. en 2.3.3. van de wet.

Artikel 2.5. Gesprek

  • 1. Voor zover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk in een gesprek, bedoeld in artikel 2.4. eerste lid, met de cliënt, zijn vertegenwoordiger en waar mogelijk de mantelzorger(s), deskundigen en desgewenst sociaal netwerk:

    • a.

      wat de hulpvraag van de cliënt is;

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

    • c.

      de problemen die de cliënt ondervindt bij de zelfredzaamheid en participatie of het zich kunnen handhave in de samenleving;

    • d.

      welke ondersteuning naar aard en (bruto) omvang nodig is om een passende bijdrage te kunnen leveren aan de zelfredzaamheid, participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • e.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn/haar zelfredzaamheid of zijn/haar participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • f.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de benodigdheden om cliënt van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • i.

      indien van toepassing hoe de toekenning van een maatwerkvoorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op de leefgebieden omschreven in artikel 1.1.1. van de wet;

    • j.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van artikel 2.1.4. van de wet verschuldigd zal zijn.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt indien daartoe aanleiding bestaat de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.6. Eigen kracht en sociaal netwerk

  • 1. Het college onderzoekt welke hulp naar aard en omvang nodig is en/of die hulpverleend kan worden middels eigen kracht, het sociaal netwerk, een algemene voorziening, als bedoeld in artikel 3.1., of een andere voorziening, als bedoeld in artikel 1.1. lid c.

    • a.

      Onder het sociale netwerk wordt verstaan deze personen met wie cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld familieleden, huidgenoten, mantelzorgers, buren en medeleden van een vereniging. Als personen uit het sociaal netwerk van de cliënt kunnen bijdragen aan het verminderen of oplossen van de problematiek, wordt dit ook gezien als het aanspreken van eigen kracht.

  • 2. Het college gaat uit van eigen kracht van de cliënt, huisgenoten en waar kan het sociale netwerk om problemen op te lossen. Huisgenoten en waar kan het sociale netwerk dragen onderling zorg voor normale, dagelijkse hulp.

  • 3. Het college onderzoekt of er bij de eigen kracht sprake is van gebruikelijke hulp door huisgenoten, zoals bedoeld in artikel 1.1. lid m. Wanneer de hulp die wordt geboden substantieel intensiever is dan gemiddeld gebruikelijk is bij gezonde cliënten van dezelfde leeftijd, is er sprake van bovengebruikelijke hulp.

  • 4. Het college kent alleen individuele voorzieningen toe voor hulp die zich beperkt tot het bovengebruikelijke deel van de benodigde hulp. Het college kan bovengebruikelijke hulp onder eigen kracht laten vallen, als het college de volgende vragen heeft beantwoord:

    • a.

      Zijn de huisgenoten in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

    • b.

      Zijn de huidgenoten beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

    • c.

      Levert het bieden van de noodzakelijke hulp geen overbelasting op?

    • d.

      Blijven de huisgenoten de hulp zonder vergoeding bieden? Zo ja, komen de huisgenoten daardoor niet in de problemen?

  • 5. Onder eigen kracht valt ook het door de cliënt aanspreken van een afgesloten aanvullende verzekering.

Artikel 2.7. Verslag

  • 1. Het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4., wordt afgerond binnen zes weken na registratie van de melding, tenzij cliënt heeft ingestemd met verlenging van deze termijn.

  • 2. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en stuurt dit verslag aan cliënt.

  • 3. De cliënt tekent het verslag en geeft aan wel of niet met de inhoud akkoord te gaan. Wanneer de cliënt niet akkoord is, dient de reden hiervoor te worden bijgevoegd. Het getekende exemplaar dient binnen tien werkdagen te worden geretourneerd aan het college.

Artikel 2.8. Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college merkt een ondertekend verslag van het gesprek aan als aanvraag indien de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 2.9. Extern deskundigenonderzoek

  • 1. Het college is bevoegd om ten behoeve van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4., de cliënt op een aangegeven plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt de door haar aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de beperkingen dan wel de oorzaak hiervan;

    • b.

      het college dat om een andere reden gewenst vindt.

Artikel 2.10. Beslistermijn

De termijn waarbinnen na ontvangst van de aanvraag een besluit wordt genomen bedraagt twee weken.

Artikel 2.11. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke/wat de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt; en, indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 2.12. Informeren afloop indicatie

Het college informeert de cliënt tijdig over het aflopen van de indicatie.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

Artikel 3.1. Voorliggend op maatwerkvoorziening

  • 1. Een algemene voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening voor zover de cliënt zijn of haar beperking in de zelfredzaamheid of participatie – naar oordeel van het college – met deze voorziening kan verminderen of wegnemen.

  • 2. Een algemene voorziening is gericht op alle inwoners of voor een specifieke doelgroep. Deze is toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 3. De basisondersteuning is een algemene voorziening voor inwoners die niet (volledig) op eigen kracht kunnen meedoen aan de maatschappij én er geen of een beperkt netwerk is om te helpen. De basisondersteuning is daarmee voorliggend op individuele- of maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo. Basisondersteuning is groepsgewijs waar het kan en individueel waar nodig (of in combinatie). Ook de basisondersteuning is toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling. De volgende diensten vallen in ieder geval onder de basisondersteuning:

    • a.

      Toegang en toeleiding van inwoners;

    • b.

      Preventie op alle leefgebieden;

    • c.

      Informatie en advies;

    • d.

      Inloop;

    • e.

      Buurtbemiddeling;

    • f.

      Versterken regie, netwerk en zelfredzaamheid van de inwoner;

    • g.

      Individuele- of groepsondersteuning/begeleiding;

      • i.

        Structureren van de dag;

      • ii.

        Praktische ondersteuning;

      • iii.

        Bevorderen zelfredzaamheid;

      • iv.

        Dagbesteding.

    • h.

      Gemengd en geclusterd wonen;

      • i.

        Niet planbare ondersteuning organiseren;

      • ii.

        Ondersteuning buiten kantoortijden;

      • iii.

        Begrenzing in gedrag;

      • iv.

        Ondersteuning met een voordeur achter de voordeur.

    • i.

      Uitstroom maatschappelijke opvang en beschermd wonen;

      • i.

        Nazorg zoals vormgegeven vanuit het transferpunt;

      • ii.

        Een jaar (verplichte) ambulante begeleiding.

    • j.

      Ondersteuning en uitvoering rol casuscoördinator bij tijdelijk huisverbod;

    • k.

      Mantelzorgondersteuning;

    • l.

      Vrijwilligerswerk en -ondersteuning

    • m.

      Versterken van de sociale basis;

    • n.

      Ondersteuning bij het kunnen aangaan en onderhouden van sociale relaties en/of maatschappelijk participeren;

    • o.

      Ondersteuning bij het zelfstandig leven het zo lang mogelijk zelfredzaam zijn in en om het huis;

    • p.

      Activiteiten gericht op ontmoeten, ook cultuursensitief;

    • q.

      Ondersteuning bij financiële huishouding;

    • r.

      Vervoer van en naar o.a. dagbestedingslocaties, door middel van bijvoorbeeld OV-ambassadeurs, GO-OV, Smart Cab of Automaatje.

    • s.

      Toekomstplannen voor jongvolwassenen (16-27 jaar)

  • 4. De gemeente kan voor het gebruik van algemene voorzieningen een zogenaamd gebruikstarief of een bijdrage in de kosten vragen.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Paragraaf 4.1. Voorwaarden maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1.1. Voorwaarden maatwerkvoorzieningen beperking zelfredzaamheid of participatie

  • 1. Het college neemt het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 en 2.7 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Een cliënt komt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking ter compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen - naar het oordeel van het college - niet kan wegnemen of verminderen:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg;

    • d.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen;

    • f.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3. Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot de zelfredzaamheid of participatie.

Artikel 4.1.2. Voorwaarden maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang

  • 1. Een cliënt met psychische of psychosociale problemen, een lichtverstandelijke beperking en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen - naar het oordeel van het college - niet kan wegnemen of verminderen:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg;

    • d.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen;

    • f.

      Met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • 2. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het door het CIMOT uitgevoerde onderzoek, gebaseerd op de bepalingen van de Verordening van de centrumgemeente Enschede, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 4.1.3. Aanvullende voorwaarden

  • 1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven:

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning en dit niet te voorzien was.

  • 2. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 3. Nadat is vastgesteld dat een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan de cliënt vrij kiezen uit de gecontracteerde zorgaanbieders of leveranciers die de betreffende voorziening leveren.

  • 4. Een maatwerkvoorziening wordt niet toegekend:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten voor middelen of diensten die cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening of dienst noodzakelijk was en als goedkoopst adequate voorziening aan te merken valt;

    • b.

      indien cliënt niet de medewerking heeft verleend die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet;

    • c.

      indien de maatwerkvoorziening onveilig is.

Paragraaf 4.2. Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 4.2.1. Voorwaarden voor een pgb

  • 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde aanvraag in, samen met een ondersteuning- en budgetplan, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente volgens de cliënt niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      op welke wijze de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning is gewaarborgd;

    • c.

      welke ondersteuning de cliënt in wil kopen met een pgb, wat het beoogde resultaat is en wanneer en hoe wordt geëvalueerd;

    • d.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de ondersteuning georganiseerd wordt;

    • e.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

    • f.

      indien van toepassing, welke ondersteuning de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk;

    • g.

      en de motivatie aan de hand van de tien punten pgb-vaardigheid, als bedoeld in lid 2 van dit artikel, waarom de budgethouder of budgetbeheerder in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2. Om aan de voorwaarden voor pgb-vaardigheid te voldoen dient de beoogd budgethouder, al dan niet met hulp vanuit het sociaal netwerk of, indien van toepassing, een budgetbeheerder in ieder geval:

    • a.

      een duidelijk beeld te hebben van de hulpvraag;

    • b.

      op de hoogte te zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of deze zelf (online) weten te vinden;

    • c.

      in staat te zijn om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;

    • d.

      voldoende vaardig te zijn om te communiceren met de gemeente, de SVB en de zorgverleners;

    • e.

      in staat te zijn zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;

    • f.

      in staat te zijn om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan het college;

    • g.

      in staat te zijn om te beoordelen en te beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

    • h.

      in staat te zijn de inzet van zorgverleners te coördineren, waardoor de zorg door kan gaan ook bij verlof en ziekte;

    • i.

      in staat te zijn om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

    • j.

      voldoende kennis te hebben over het werk- of opdrachtgeverschap of deze kennis weten te vinden.

  • 3. Een pgb wordt verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6. van de wet.

    • a.

      Het college gebruikt het door de cliënt, eventueel met behulp van zijn of haar budgetbeheerder, ingevulde ondersteuning- en budgetplan om te beoordelen of de ondersteuning van voldoende kwaliteit en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is.

  • 4. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet,, verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening of dienst noodzakelijk was.

  • 5. Het college kan een pgb weigeren te verstrekken:

    • a.

      voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura of;

    • b.

      indien het college voorafgaand aan de aanvraag van de cliënt een beslissing ten aanzien van die cliënt heeft herzien of ingetrokken, omdat:

      • i.

        de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

      • ii.

        de cliënt niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

      • iii.

        de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

  • 6. Een pgb kan niet worden verstrekt:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde ondersteuning- en budgetplan;

    • c.

      voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

    • d.

      als er sprake is van ondersteuning van een pgb-aanbieder die fraude heeft gepleegd;

    • e.

      indien er twijfels zijn over de integriteit van de zorgverlener en/of pgb-aanbieder, wat zich in ieder geval voordoet indien de zorgverlener en/of pgb-aanbieder:

      • i.

        betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;

      • ii.

        verdacht is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest;

      • iii.

        bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;

      • iv.

        bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;

      • v.

        er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

      • vi.

        zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.

  • 7. Een pgb-beheerder wordt alleen geacht cliënt te kunnen helpen bij het beheer van het pgb, als:

    • a.

      hij/zij niet ook de uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht of geen (financiële) relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning. Tenzij het college dit gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, wel passend vindt;

    • b.

      er geen belangenverstrengeling is tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder;

    • c.

      hij/zij de belangen van de cliënt voldoende kan behartigen;

    • d.

      hij/zij aan een pgb verbonden taken kan uitvoeren.

  • 8. Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een Pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 9. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

Artikel 4.2.2. Professionele ondersteuning

Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener beschikt over een Verklaring omtrent gedrag (VOG) die na of kort voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de ondersteuning is afgegeven, als bepaald in artikel 5.1.1. lid 2 sub d:

  • 1.

    De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve, voorwaarden:

    • a.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden ondersteuning bij het huishouden, ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden, ondersteuning wonen en ondersteuning gericht op woningaanpassingen, ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving, ondersteuning in de vorm van beschermd wonen en ondersteuning in de vorm van (maatschappelijke) opvang;

    • b.

      biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

    • c.

      de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan de aanbieders van zorg in natura en de medewerkers ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

    • d.

      beschikt voor de ondersteuning die groepsgericht wordt ingezet, ondersteuning wonen en verblijf en beschermd wonen over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk ondersteund kunnen worden dan wel kunnen verblijven.

  • 2.

    Een zelfstandig werkende hulpverlener voldoet aan alle volgende, cumulatieve voorwaarden:

    • a.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden ondersteuning bij het huishouden, ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden, ondersteuning wonen en verblijf, ondersteuning gericht op woningaanpassing en ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving;

    • b.

      de belastingdienst beschouwt de hulpverlener in het kader van de hulpverlening aan de cliënt als ondernemer;

    • c.

      de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

    • d.

      beschikt voor de resultaatsgebieden ondersteuning die groepsgericht wordt ingezet en ondersteuning wonen en verblijf over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • 3.

    Er is in ieder geval sprake van informele ondersteuning wanneer wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ondersteuning geboden wordt door personen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.2.2. lid 1 en 2;

    • b.

      de ondersteuning wordt geboden door personen die tot het sociaal netwerk van de aanvrager behoren;

    • c.

      de ondersteuning gericht is op praktische zaken. Hierbij kan gedacht worden aan overname van taken van de cliënt in de wetenschap dat die taken niet meer door de cliënt aangeleerd kunnen worden. Deze voorwaarde is enkel van toepassing wanneer sub a en/of sub b aan de orde zijn.

Artikel 4.2.3. Tarief Pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van het onder 4.2.1 lid 1 bedoelde ondersteuning- en budgetplan voor zover dit het maximale tarief niet overschrijdt als bedoeld in het lid 4 van dit artikel;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woning- aanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning uit het sociale of informele netwerk.

  • 3. Voor zover de cliënt door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijn situatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten in mindering te brengen op het pgb.

  • 4. De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een hulpmiddel wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als het hulpmiddel in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening zou betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening zou betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting;

    • b.

      bij huishoudelijke hulp: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • c.

      bij begeleiding: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • d.

      dienstverlening bedraagt bij:

      • i.

        professionele ondersteuning ten hoogste 80% voor een zzp’er en ten hoogste 100% voor een organisatie van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten. Hiervoor wordt bij de geldende CAO aangesloten.

      • ii.

        ondersteuning door het sociale netwerk, met uitzondering van ondersteuning bij het huishouden;

      • iii.

        maximaal € 20,- per uur en minimaal het wettelijk minimumloon;

      • iv.

        de maximale tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van het tarief zoals opgenomen in bijlage 1 onderdeel A van deze verordening.

      • v.

        ondersteuning door het sociale netwerk bij ondersteuning bij het huishouden ten hoogste 80% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopst adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

    • e.

      Het tarief is een all-in tarief. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief.

Paragraaf 4.3. Financiële tegemoetkoming

Artikel 4.3.1. Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1. Ter realisatie van een passende bijdrage zoals genoemd in artikel 4.1.1. lid 2 kan het college aan een cliënt een financiële tegemoetkoming verstrekken.

  • 2. Het college kan een tegemoetkoming verstrekken in geval van:

    • a.

      verhuis- en inrichtingskosten;

    • b.

      vergoeding van woningaanpassing in de vorm van een uitbreiding;

    • c.

      aanpassingen van woonwagens en woonschepen;

    • d.

      woningsanering;

    • e.

      vervoersvoorzieningen;

    • f.

      sportvoorzieningen;

    • g.

      bezoekbaar maken van de woning.

  • 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van het tarief zoals opgenomen in bijlage I onderdeel B van deze verordening.

Paragraaf 4.4. Bijdrage voor gebruik maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.4.1. Eigen bijdrage

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel in de vorm van een pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. Het bedrag per maand is gelijk aan die genoemd in artikel 2.1.4a lid 4 van de wet, waarbij het de bedoeling is dat de maximale bijdrage wordt geheven die de wetgever beoogd heeft.

  • 2. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3. Op grond van artikel 3.8. lid 4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo is voor bepaalde categorieën geen eigen bijdrage verschuldigd. Dit geldt onder andere voor:

    • a.

      rolstoelen;

    • b.

      voorzieningen ten behoeve van cliënten onder de 18 jaar, met uitzondering van woningaanpassingen.

  • 4. De cliënt is geen eigen bijdrage in de kosten verschuldigd in het geval het college een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.3.1. verstrekt.

  • 5. Het college brengt de eigen bijdrage in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in de bijdrageperiode enige ondersteuning is gegeven;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en indien van toepassing: tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

    • c.

      bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere bijdrageperiode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt;

    • d.

      voor een eenmalig verstrekte voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget: tot de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget is voldaan.

  • 6. De kostprijs van een maatwerkvoorziening is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de maat- werkvoorziening afneemt of aanschaft van (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.

  • 7. De kostprijs van een pgb is gelijk aan het bedrag van het pgb.

  • 8. Binnen de basisondersteuning, als bedoeld in artikel 3.1. lid 3, wordt voor de diensten waarvoor anders naar de Wmo verwezen wordt een eigen bijdrage geheven wanneer er sprake is ven een duurzame ondersteuningsrelatie (mits er geen sprake is van een Wmo-indicatie waarvoor al een eigen bijdrage wordt geheven).

    • a.

      Bij een duurzame ondersteuningsrelatie heeft de cliënt in ieder geval een relatie met een (vaste) (zorg)medewerker voor een langere periode, waarbij het persoonlijke aspect een rol speelt. Er is dus geen sprake van een duurzame hulpverleningsrelatie wanneer u tijdelijk hulp krijgt na bijvoorbeeld een ziekenhuisopname.

    • b.

      De aanbieder van de basisondersteuning levert de benodigde gegevens bij de gemeente aan, zodat de gemeente de informatie kan aanleveren bij het CAK.

  • 9. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Artikel 4.4.2. Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang

  • 1. Een cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd in de kosten voor verblijf in een maatschappelijke- en vrouwenopvang of beschermd wonen. De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.11 tot en met 3.20 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij het de bedoeling is dat de maximale bijdrage wordt geheven die de wetgever beoogd heeft.

  • 2. Als de cliënt afwezig is uit de maatschappelijke- en vrouwenopvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging van de opvang of beschermd wonen, wordt de eigen bijdrage wel in rekening gebracht.

  • 3. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Artikel 4.4.3. Ritbijdrage CVV

  • 1. Het gebruik van het collectief vervoer is enkel voor de inwoner aan wie een beschikking hiervoor is afgegeven. De afgegeven beschikking voor collectief vervoer is

  • 2. Voor het gebruik van het collectief vervoer wordt een ritbijdrage gevraagd die bestaat uit een opstaptarief en een kilometertarief.

  • 3. De tarieven zijn:

    • a.

      opstaptarief (starttarief): € 1,083

    • b.

      tarief per afgelegde kilometer: € 0,223

  • 4. De bedragen die vermeld staan onder lid 2, worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aan- gepast, gelijk aan de tariefwijziging van het openbaar vervoer, zoals die door de Provincie Overijssel wordt vastgesteld.

  • 5. Enkel ritten tot maximaal 25 kilometer (enkele rit) met de regiotaxi worden gereisd. Langere ritten dienen geboekt te worden met de Valys.

Paragraaf 4.5. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 4.5.1. Waardering mantelzorgers

  • 1. De ondersteuning en waardering van mantelzorgers wordt vormgegeven door middel van maatwerk. Samen met de mantelzorger wordt gekeken welke ondersteuning nodig is en hoe dit bijdraagt tot ontlasting van de mantelzorger.

  • 2. Het college voorziet niet in een vaste financiële tegemoetkoming of standaard waardering voor alle mantelzorgers.

Hoofdstuk 5. Kwaliteit, klachten en inspraak

Paragraaf 5.1. Kwaliteitseisen

Artikel 5.1.1. Kwaliteitseisen

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen conform artikel 3.1. van de wet, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Om na te gaan of de kwaliteit van de ondersteuning voldoende geborgd is, wordt onder meer gekeken naar de volgende punten:

    • a.

      de professional beschikt over de juiste kwalificaties om de ondersteuning te kunnen leveren, d.w.z. relevante opleiding, kennis en ervaring. Indien van toepassing registratie in een relevant beroepsregister;

    • b.

      het type zorg sluit aan bij de ondersteuningsbehoefte;

    • c.

      de professional die cliëntgebonden hulp levert, dient een door de overheid erkende, afgeronde zorg-gerelateerde opleiding (gericht op mensen) te hebben afgerond. Dit, naar uitsluitend oordeel van de gemeente.

      • i.

        De opleiding dient passend zijn bij de te verrichten activiteiten en bij de persoonlijke kenmerken en omstandigheden, complexiteit en aard van de problematiek van de inwoner en het gezin en/of systeem.

      • ii.

        Professionals op hbo of hoger niveau zijn BIG geregistreerd en/of ingeschreven in het Registerplein.

    • d.

      Bij indiensttreding dient de professional die de ondersteuning levert en de bestuurder(s) van een zorgorganisatie te beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) met screeningsprofiel 45 ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’. De VOG dient specifiek voor de betreffende functie die door de medewerker wordt uitgevoerd te zijn afgegeven. De VOG mag niet eerder zijn afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene bij de aanbieder in dienst is getreden en niet ouder te zijn dan drie jaar. Na indiensttreding zorgt de aanbieder ervoor dat er voor de medewerker per drie jaar een nieuwe VOG wordt aangevraagd en verkregen. Een VOG is niet nodig bij zorg door familie (eerste of tweedegraads) of partner.

    • e.

      De zorgaanbieder dient adequaat verzekerd te zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid en de verzekering biedt in voldoende mate dekking tegen schade, die kan ontstaan bij of als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden.

    • f.

      Een verklaring van de Belastingdienst inzake betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen (VOFG) waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de verplichtingen tot het betalen van belasting en sociale zekerheidspremies kan worden uitgevraagd;

    • g.

      De zorgaanbieder dient financieel gezond te zijn en er dient aan financiële verplichtingen voldaan te worden, zodat de continuïteit van de zorg voor de cliënt voldoende gewaarborgd is. De zorgaanbieder kan worden gevraagd de meest recente jaarrekening over te leggen. In het geval van een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid kan om een balans en resultatenrekening gevraagd worden, waaruit in ieder geval de gerealiseerde omzet en kosten gesplitst naar personele kosten en materiële kosten is opgenomen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig met de cliënt controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 4. De aanbieder beschikt over een onafhankelijke klachtencommissie en een vertrouwenspersoon. Cliënten dienen dor de aanbieder actief geïnformeerd te worden over de klachtenregeling. De klachtenregeling dient eveneens terug te vinden zijn op de website van de aanbieder.

Artikel 5.1.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en;

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in lid 1 hij een overeenkomst aangaat.

Paragraaf 5.2. Klachten, medezeggenschap en meldingen

Artikel 5.2.1. Klachtregeling en medezeggenschapsregeling

  • 1. Het college behandelt klachten van cliënten - dan wel hun gemachtigden, vertegenwoordigers of mantelzorgers - die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Procedureregeling Klachtbehandeling gemeente Hengelo.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoeken.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoeken.

Artikel 5.2.2. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de ver- strekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De zorgaanbieder dient een onderzoek te doen naar de calamiteiten en geweldsincidenten en dit te melden bij de gemeente. De toezichthoudend ambtenaar onderzoekt en/of controleert of aan deze verplicht is voldaan.

  • 4. Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Paragraaf 5.3. Betrekken ingezetenen bij beleid

Artikel 5.3.1. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3. Het uitvoering geven aan de lokale medezeggenschap wordt in handen gelegd van de adviesraad en cliëntenraad.

  • 4. De inspraak en medezeggenschap vindt plaats in overeenstemming met de bepalingen van de Verordening Adviesraad Sociaal Domein en de Cliëntenraad Minima en Wmo.

Artikel 5.3.2. Recht op uitdagen

  • 1. Het college wijst de ingezetenen op de mogelijkheid initiatieven te ontplooien die het uitvoeren van taken van het college op grond van de wet betreffen, zoals vastgelegd in artikel 2.6.7 van de wet.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de in lid 1 beschreven mogelijkheid om initiatieven te ontplooien.

Hoofdstuk 6 Bestrijding, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet

Artikel 6.1. Nieuwe feiten en omstandigheden

Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

Artikel 6.2. Herziening of intrekking

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing betreffende een maatwerk- voorziening of pgb intrekken dan wel herzien als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • d.

      de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt, of

    • f.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • g.

      een indicatie voor een langdurig verblijf vallend onder de Wet Langdurige Zorg (Wlz afgegeven is. Hierbij is de ingangsdatum van deze Wlz indicatie leidend.

  • 2. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling nog niet is aangewend voor bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.3. Terugvordering

  • 1. Als het college een beslissing op grond van artikel 6.2., eerste lid 1, onder a, heeft ingetrokken dan wel herzien en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk door de cliënt heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 2. Als het college heeft vastgesteld dat de zorg die de aanbieder levert niet voldoet aan de kwaliteits- eisen volgend uit de wet en/of de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in de verordening en het college op basis daarvan een beslissing heeft ingetrokken dan wel herzien, kan het college van de cliënt en of de aanbieder, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 3. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 4. Ingeval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd dan wel teruggehaald.

Artikel 6.4. Onderzoek naar besteding van pgb

Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1. Intrekking oude verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 7.2. Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 worden aangemerkt als besluiten op grond van deze Verordening.

  • 2. Aanvragen, die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 wordt beslist met inachtneming van deze Verordening.

Artikel 7.3. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na de bekendmaking.

Artikel 7.4. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2024,

De griffier,

De voorzitter,

BIJLAGE I

Onderdeel A.

I.Tegemoetkoming voor hulp uit het sociaal netwerk op grond van artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015

1.1

De hoogte voor een vergoeding voor ondersteuning maatschappelijke deelname OB 1 en OB 2 groepsgericht bedraagt per dagdeel;

€ 20,-

Per dagdeel

1.2

De hoogte van een vergoeding voor ondersteuning wonen en verblijf bedraagt per etmaal

€ 30,-.

Per etmaal

Onderdeel B.

I.Verhuis- en inrichtingskosten en primaat verhuizen

1.1

De hoogte van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal

€ 2.500,-

Maximaal

1.2

De hoogte van een vergoeding voor verhuiskosten voor het vrijmaken van een woning bedraagt maximaal

€ 5.265,-.

Maximaal

II.Woningaanpassing in de vorm van uitbreiding

  • 2.1

    Wanneer de aanpassing van een woning bestaat uit het aanbouwen bij een bestaande woning of groter bouwen van een nieuwe woning dan wanneer er geen aanpassingen nodig zouden zijn geweest, is de vergoeding maximaal gelijk aan het bedrag voor het aantal meters zoals is aangegeven in de tabel onder 2.2 en een gedeelte van de buitenruimte bij een woning zoals vermeld onder 2.3.

  • 2.2

    Aantal m² waarvoor een vergoeding kan worden verleend, aangegeven per vertrek

    Soort vertrek

    Aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in het geval van aanbouw van een vertrek

    Aantal m² waarvoor ten hoogste een vergoeding wordt verleend in geval van uitbreiding

     

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eenpersoons slaapkamer

    10

    4

    Tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    Baderkamer

    • -

      Wastafelruimte

    • -

      Doucheruimte

    2

    3

    1

    2

    Entree/gang/hal

    5

    2

    Berging

    6

    4

  • 2.3

    Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een vergoeding in aanmerking komt bedraagt 20 m².

  • 2.4

    Een vergoeding gericht op extra te verwerven grond wordt verleend voor de aankoop van ten hoogste het aantal vierkante meters dat gelijk is aan de vloeroppervlakte van de op te richten aanbouw of bijgebouw of de extra meters in verband met de aanpassingen bij een nieuw te bouwen woning.

    • 2.4.1

      De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal €400,- per m3

    • 2.4.2

      De hoogte van de vergoeding voor bergingen bedraagt maximaal €300,- per m3

III.Aanpassingen woonwagens en woonschepen

3.1

De maximale vergoeding voor aanpassingen van woonwagens en woonschepen bedraagt

€ 2.500,-.

Maximaal

IV.Woningsanering

  • 4.1

    Wanneer de aanpassing van de woning bij het saneren van vloerbedekking en vervanging van de gordijnen betreft, bedraagt de vergoeding maximaal:

    4.1.1.

    Voor vervanging van de vloerbedekking in de slaapkamer

    € 265,-.

    Maximaal

    4.1.2.

    Voor vervanging van de gordijnen in de slaapkamer

    €105,-

    Maximaal

  • 4.2

    Indien er in het gezin kinderen zijn jonger dan vier jaar, kan tevens een vergoeding worden verstrekt in de kosten van sanering als bedoeld in 4.1 voor de woonkamer. De hoogte hiervan bedraag maximaal:

    4.2.1.

    Voor vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer

    € 525,-.

    Maximaal

    4.2.2.

    Voor vervanging van de gordijnen in de woonkamer

    € 210,-

    Maximaal

  • 4.3

    De hoogte van de vergoeding is mede afhankelijk van de leeftijd van de te vervangen middelen. Als een voorziening is afgeschreven (termijn: 8 jaar) wordt geen vergoeding verleend.

V.Vervoersvoorziening

  • 5.1

    De hoogte van een vergoeding voor een maatwerkvoorziening gericht op het verplaatsen in de leefomgeving bedraag ten hoogste per jaar voor:

    5.1.1.

    Gebruik van eigen auto

    € 955,-.

    Maximaal per jaar

    5.1.2.

    Gebruik van een bruikleenauto voor vervoer

    € 330,-

    Maximaal per jaar

    5.1.3.

    Bij combinatie van een aanvullende vervoersvoorziening en een vergoeding voor de kosten voor vervoer wordt een korting van 25% op de hoogte van de vergoeding toegepast.

     
     
  • 5.2

    De hoogte van een voergoeding voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) bedraagt per jaar maximaal:

    5.2.1.

    Voor gebruik individuele taxi voor vervoer

    € 2.100,-.

    Maximaal per jaar

    5.2.2.

    Voor gebruik individuele rolstoeltaxi voor vervoer

    € 2.500,-

    Maximaal per jaar

  • 5.3

    De hoogte van een vergoeding voor het aanpassen van een auto wordt vastgesteld op basis van de leeftijd van de auto en de werkelijk kosten van de autoaanpassingen bedraagt maximaal €4.000,-. Hierbij wordt uitgegaan van een levensduur van de auto van 10 jaar.

  • 5.4

    Een uitzondering op 5.3 geldt voor autostoelen die overplaatsbaar zijn . De berekening van deze vergoeding wordt niet gebaseerd op de leeftijd van de auto. De aanpassing (autostoel en andere autoaanpassingen samen) wordt volledig vergoed tot een maximum van €4.000,-. De kosten van overplaatsing van de autostoel in een nieuwe auto zijn voor kosten van de cliënt.

  • 5.5

    De hoogte van een vergoeding voor vervoer van en naar de dagbesteing bedraag maximaal per kilometer: €0,19 per kilometer. De afstand van woning-dagbesteding wordt bepaald via de ANWB routeplanner volgens de kortste route met de auto. De afstand wordt berekend in kilometers afgerond op 1 cijfers achter de komma (100 meter).

VI.Sportvoorziening

  • 6.1

    De hoogte van de vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal €2.800,-.

  • 6.2

    Het is 6.1. genoemde bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

VII.Bezoekbaar maken van een woning

  • 7.1

    De hoogte van een vergoeding voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal €1.500,-