Financiële verordening Gelderland 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening Gelderland 2025

Provinciale Staten van Gelderland

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 29 oktober 2024 tot het vaststellen van de Financiële verordening Gelderland 2025;

Gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

Besluiten

  • A.

    In het kader van de Beleidskaders per 1 januari 2025 vast te stellen:

    • 1.

      dat de Nota weerstandsvermogen en risicomanagement voortaan Beleidskader weerstandsvermogen en risicomanagement genoemd wordt;

    • 2.

      dat de Nota reserves en voorzieningen voortaan Beleidskader reserves en voorzieningen genoemd wordt;

    • 3.

      dat de Nota verbonden partijen voortaan Beleidskader verbonden partijen genoemd wordt;

    • 4.

      dat de Nota grondbeleid voortaan Beleidskader grondbeleid genoemd wordt;

  • B.

    de Financiële verordening Gelderland 2025 als volgt vast te stellen:

Hoofdstuk 1 uitgangspunten voor het financiële beleid

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • 2. begroting: begroting als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het BBV;

  • 3. bestuursrapportage: tussentijdse rapportage van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten over de afwijkingen in de beleidsuitvoering;

  • 4. investeringskredieten: uitgaven waarvoor financiële middelen door Provinciale Staten worden of zijn ingezet en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • 5. jaarstukken: jaarstukken als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van het BBV;

  • 6. programma: programma als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het BBV;

  • 7. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen provinciale verordeningen en besluiten van Provinciale Staten.

Artikel 2 Programma-indeling

Provinciale Staten stellen bij aanvang van een nieuwe Statenperiode de programma-indeling vast voor de planning & controlcyclus.

Artikel 3 Inrichting stukken planning & controlcyclus

  • 1. In de Kadernota worden tenminste de rentevisie, de indexering van de lasten en de opcenten motorrijtuigenbelasting en daarnaast inhoudelijke ontwikkelingen voor het komende jaar weergegeven.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken worden tenminste de lasten en baten minimaal per programma weergegeven.

  • 3. In de begroting wordt tenminste bij de geprognosticeerde balans bij de nieuwe investeringskredieten per categorie het benodigde investeringsbudget weergegeven en wordt bij de lopende investeringskredieten het geautoriseerde investeringsbudget weergegeven.

  • 4. In de bestuursrapportage wordt tenminste een algehele bijstelling van de budgetten van het lopend jaar, de wijzigingen met betrekking tot de investeringskredieten, de financiële ruimte en alsook een actualisatie van beschikbaarstellingen en begrotingssubsidies weergegeven.

  • 5. In de jaarstukken wordt tenminste van de investeringskredieten de uitputting en het restant investeringskrediet weergegeven.

Hoofdstuk 2 uitgangspunten voor het financiële beheer

Artikel 4 Autorisatie begroting, investeringskredieten en wijzigingen

  • 1. Provinciale Staten autoriseren de budgetten op programmaniveau.

  • 2. Gedeputeerde Staten bieden de Kadernota, begroting, bestuursrapportages en jaarstukken ter vaststelling aan.

  • 3. Investeringskredieten worden per krediet beschikbaar gesteld door het vaststellen van de jaarlijkse begroting of van de begrotingswijziging, waarin het voorstel tot het doen van de investering en de financiële gevolgen daarvan is opgenomen op basis van concrete uitvoeringsplannen.

  • 4. In aanvulling op het eerste lid geldt het volgende inzake budgetoverheveling als activiteiten in een jaar nog niet of niet geheel zijn uitgevoerd:

    • a.

      bij activiteiten die gedekt worden door incidentele middelen loopt de dekking via de reserves.

    • b.

      bij activiteiten die gedekt worden uit de exploitatieruimte valt het niet bestede bedrag vrij in het rekeningresultaat bij de jaarstukken.

    • c.

      vrijval van middelen dient te lopen via de begroting, bestuursrapportage of jaarstukken.

    • d.

      hernieuwde inzet van middelen dient te lopen via de begroting, bestuursrapportage of jaarstukken.

    • e.

      met incidentele middelen worden geen subsidies verstrekt waarop artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

  • 5. Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten als

    • a.

      de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden;

    • b.

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden; of

    • c.

      de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 6. Bij de informatie bedoeld in het vorige lid en bij bestuursrapportages doen Gedeputeerde Staten voorstellen tot het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

Artikel 5 Grondslagen waardering en afschrijving

  • 1. Alle vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. Directe personeelslasten worden toegerekend aan de vaste activa volgens een vast percentage van 5%. De overhead (indirecte personeelslasten) wordt niet geactiveerd.

  • 2. Activa worden lineair afschreven tot nihil. De afschrijving van activa begint op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van het in gebruik nemen daarvan. Bij de afschrijving wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

  • 3. Gronden en terreinen worden gewaardeerd tegen aanschafwaarde of lagere marktwaarde.

  • 4. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven, met uitzondering van de grond onder infrastructurele werken of parkeerterreinen, op het moment dat de kosten van de aanleg van het betreffende werk of parkeerterrein worden geactiveerd.

  • 5. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6. Een met financiële vaste activa verband houdend positief saldo van (dis)-agio vermindert met de afschrijvingen daarop wordt verantwoord onder immateriële vaste activa.

  • 7. Een met vaste schuld verband houdend positief saldo van (dis-)agio vermindert met de afschrijvingen daarop en agio wordt verantwoord onder immateriële vaste activa.

  • 8. (Dis-)agio op financiële vaste activa of op vaste schuld wordt gedurende de looptijd van het betreffende actief of passief afgeschreven. De afschrijving start op het moment van activering.

  • 9. Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd mits wordt voldaan aan de eisen van artikel 61 van het BBV. Als bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd, worden deze afgeschreven overeenkomstig de geldende termijnen. Hierbij wordt geen langere afschrijvingsduur gehanteerd dan de afschrijvingsduur die gehanteerd wordt bij de betreffende derde.

  • 10. Materiële vaste activa met een economisch nut met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 of een economische levensduur van minder dan vijf jaar worden niet geactiveerd.

  • 11. De materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden niet geactiveerd als de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs minder dan € 500.000 bedraagt, exclusief de direct toe te rekenen personeelslasten.

  • 12. In afwijking van de vorige twee leden worden gronden en terreinen altijd zonder ondergrens geactiveerd.

  • 13. De hierna genoemde materiële vaste activa worden afgeschreven in de daarbij vermelde periode:

    • a.

      50 jaar: civiele kunstwerken.

    • b.

      40 jaar: nieuwbouw bedrijfsgebouwen.

    • c.

      25 jaar: nieuwbouw en renovatie van wegen.

    • d.

      20 jaar: Renovatie, restauratie en aankoop bedrijfsgebouwen.

    • e.

      15 jaar: Technische installaties.

    • f.

      10 jaar: Voorzieningen in bedrijfsgebouwen.

    • g.

      5 jaar: Transportmiddelen en apparatuur.

Artikel 6 Lokale heffingen

  • 1. Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een legesverordening ter vaststelling aan.

  • 2. In de legestarieven wordt een opslag voor indirecte kosten opgenomen.

  • 3. De opslag voor indirecte kosten wordt bepaald op de totale indirecte lasten, gedeeld door de directe lasten, vermenigvuldigd met 100 procent.

  • 4. Voor de berekening worden de meest actuele ramingen gebruikt en worden de kosten van besluitvorming door een bestuursorgaan niet in de opslag meegenomen.

  • 5. De directe kosten bestaan uit de werkzaamheden die direct te maken hebben met vergunningverlening en de administratieve voorbereiding en afhandeling van de vergunning.

  • 6. Tarieven van leges worden zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de leges maximaal kostendekkend zijn.

Artikel 7 Weerstandsvermogen en risicomanagement

Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een beleidskader weerstandsvermogen en risicomanagement ter vaststelling aan.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een beleidskader reserves en voorzieningen ter vaststelling aan.

Artikel 9 Financieringsfunctie

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het uitvoeringskader Treasury Statuut met nadere regels voor treasury vast.

  • 2. Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten het Treasury Statuut aan met een voorhangprocedure.

  • 3. Gedeputeerde Staten zorgen bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de doelen binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren.

    • b.

      het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, kredietrisico's en koersrisico's.

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen.

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4. Gedeputeerde Staten nemen bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend conform de Wet Financiering decentrale overheden via het verplicht Schatkistbankieren bij het Ministerie van Financiën, met uitzondering van uitzettingen vanuit de publieke taak van de provincie, alsmede het uitlenen aan andere decentrale overheden die niet onder toezicht staan van de provincie.

    • b.

      het is niet toegestaan te beleggen in derivaten.

    • c.

      voor het aantrekken van geldmiddelen met een looptijd langer dan één jaar worden bij tenminste twee verschillende financiële instellingen prijsopgaven gevraagd.

    • d.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

    • e.

      gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten als de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te overschrijden.

    • f.

      gedeputeerde Staten bedingen bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties zekerheden, voor zover dit mogelijk is.

    • g.

      bij besluitvorming over het verstrekken van een geldlening, waartoe ook gerekend wordt voorfinanciering, wordt expliciet meegenomen de dekking van eventuele rentekosten of rentederving op provinciaal vermogen en de dekking van de debiteurenrisico’s verbonden aan de lening.

    • h.

      Gedeputeerde Staten geven Provinciale Staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid tot het aantrekken van financieringen voor langer dan één jaar en een hoofdsom groter dan € 20 miljoen.

    • i.

      De renteopbrengst wordt toegevoegd aan de reserve “Algemene dekkingsmiddelen”.

    • j.

      Het percentage van de (omslag)rente wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld volgens de notitie rente van de commissie BBV. De uitkomst van dit percentage wordt naar beneden afgerond op 1 cijfer achter de komma. Deze rente wordt op consistente en eenduidige wijze toegerekend aan de individuele posten. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage.

Artikel 10 Verbonden partijen en andere participaties

Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een Beleidskader verbonden partijen ter vaststelling aan.

Artikel 11 Grondbeleid

Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een Beleidskader grondbeleid ter vaststelling aan.

Artikel 12 Paragrafen

  • 1. De begroting en het jaarverslag bevatten tenminste de paragrafen die verplicht zijn volgens het BBV.

  • 2. In de begroting en het jaarverslag wordt in afzonderlijke paragrafen de beleidlijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten.

Hoofdstuk 3 uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie

Artikel 13 Financiële administratie en organisatie

  • 1. Gedeputeerde Staten zorgen voor een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden en leggen deze vast, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • 2. Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen.

  • 3. Gedeputeerde Staten specificeren jaarlijks in de begroting en de jaarrekening de afzonderlijke incidentele baten en lasten met een omvang groter dan € 1 miljoen.

  • 4. Lastneming van verstrekte subsidies vindt plaats volgens het BBV. Wat betreft projectsubsidies vindt hierbij, bij (her)beschikkingen afgegeven na 1 januari 2021, meerjarige lastneming plaats als het project boekjaar overschrijdend is en het individuele subsidiebedrag hoger is dan € 2,5 miljoen.

  • 5. Bij subsidies met meerjarige lastneming worden bij significante wijzigingen in de uitgavenplanning (tot en met het huidige boekjaar) de subsidiebeschikkingen herzien even als de te nemen last. Onder een significante wijziging wordt verstaan een wijziging van meer dan 20% van het verleende subsidiebedrag of meer dan € 1 miljoen.

Hoofdstuk 4 borging aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle

Artikel 14 Rechtmatigheid, voorwaarden- en begrotingscriterium

  • 1. Als in de jaarrekening afwijkingen ten opzichte van de begroting over dat boekjaar worden gemeld, dan is dat tijdig in het kader van rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren Gedeputeerde Staten over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de provincie, inclusief de toevoeging aan de reserves. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen, fouten of onduidelijkheden groter dan € 600.000 nader toegelicht.

  • 3. Het voorwaardencriterium heeft betrekking op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur. Gedeputeerde Staten bieden jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan.

  • 4. Het begrotingscriterium heeft betrekking op de grenzen van de baten en lasten in de vastgestelde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 5. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting is vastgesteld, zoals is opgenomen in artikel 2.

  • 6. De begrotingsrechtmatigheid wordt bij investeringsprojecten beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording, voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden, maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 15: Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en provinciale eigendommen bij financiële beheershandelingen.

Hoofdstuk 5 Nadere regels

Artikel 16 Nadere regels

Gedeputeerde Staten stellen nadere regels vast:

  • a.

    voor de uitvoering van deze verordening.

  • b.

    voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen.

  • c.

    voor de uitvoering van het Grondbeleid.

  • d.

    voor het waarborgen dat de uitvoering van de Begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • e.

    voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. De Financiële verordening Gelderland 2021 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening Gelderland 2025.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland

voorzitter

griffier

TOELICHTING

Onderdeel A

In deze verordening worden vier verschillende Beleidskaders genoemd: weerstandsvermogen en risicomanagement, reserves en voorzieningen, verbonden partijen, grondbeleid. Deze worden op het moment van schrijven van dit voorstel Nota’s genoemd. Provinciale Staten besluiten hiermee dat deze Nota’s voortaan aangehaald worden als Beleidskaders.

Onderdeel B

Artikel 1 Begripsbepalingen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten worden veel definities gegeven. Daarom is het niet nodig om in de Financiële verordening Gelderland 2024 deze definities uit te schrijven. Hieronder toch een korte toelichting op enkele begripsbepalingen:

Begroting: deze bestaat ten minste uit de beleidsbegroting en de financiële begroting.

Jaarstukken: deze bestaat ten minste uit het jaarverslag en de jaarrekening.

Programma: Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten.

Bestuursrapportage: De voorjaarsnota en najaarsnota zijn voorbeelden van bestuursrapportages.

Artikel 2 Programma-indeling

Van belang is dat de programma-indeling toekomstbestendig is. Bij een wijziging gaat de vergelijkbaarheid met een voorgaande indeling verloren.

Artikel 3 Inrichting stukken planning & controlcyclus

De Kadernota die in dit artikel opgenomen is, is de start van de planning & controlcyclus voor het betreffende begrotingsjaar. Hierin worden de kaders opgenomen voor de begroting van het komende jaar.

Met financiële ruimte wordt in dit artikel de exploitatieruimte en incidentele ruimte bedoeld.

Voorbeelden van een bestuursrapportage zijn de voorjaarsnota en najaarsnota.

Artikel 4 Autorisatie begroting, investeringskredieten en wijzigingen

In dit artikel wordt in lid 1 gesproken over programmaniveau. Die term is gerelateerd aan het BBV. In Gelderland zijn dat op dit moment de ambities.

Met budgetoverheveling wordt in dit artikel bedoeld de budgetten die niet of niet volledig zijn uitgegeven in enig jaar en waarbij de prestatie niet of niet volledig is geleverd gaan over van het ene jaar naar het andere jaar.

Met exploitatieruimte wordt in dit artikel bedoeld de ruimte die structureel beschikbaar is, zoals bedoeld in artikel 193 van de Provinciewet lid 2: “Provinciale staten zien erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kunnen zij afwijken als aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht.”

Artikel 5 Grondslagen waardering en afschrijving

In dit artikel wordt gesproken over een ondergrens voor verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Met dit lid 11 wordt bedoeld dat als de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs zonder de te activeren uren lager dan € 500.000 ligt, er niet geactiveerd wordt.

In lid 13 wordt gesproken over diverse afschrijvingspercentages. Hieronder volgen de voorbeelden:

  • f.

    Voorbeelden van civiele kunstwerken zijn bruggen, tunnels, viaducten en ecoducten.

  • g.

    Voorbeelden van nieuwbouw en renovatie van wegen zijn parkeerterreinen, nieuwe wegen, nieuwe fietspaden en volledige renovatie van wegen.

  • h.

    Voorbeelden van technische installaties zijn investeringen in energietransitie, zonnepanelen en grijswatersystemen.

  • i.

    Voorbeelden van voorzieningen in bedrijfsgebouwen zijn veiligheidsvoorzieningen, telefooninstallaties en kantoormeubilair.

  • j.

    Voorbeelden van transportmiddelen en apparatuur zijn aanhangwagens, personenauto’s, (lichte) motorvoertuigen en technische hulpmiddelen, laadpalen en automatiseringsapparatuur en automatiseringsprogrammatuur

Artikel 6, vierde lid Leges

In dit artikel staat welke kosten toe te rekenen zijn aan de directe kosten. Uit die definitie volgt dat de volgende kosten niet worden toegerekend aan de leges: werkzaamheden van de betrokken vergunningverleners die geen betrekking hebben op vergunningverlening, beleidswerkzaamheden met betrekking tot vergunningverlening, werkzaamheden noodzakelijk voor bezwaar en beroep, toezicht en handhaving, vooroverleg, software- en opleidingskosten. Deze kosten mogen -juridisch gezien- geheel of soms gedeeltelijk toegerekend worden aan leges.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

In de nota reserves en voorzieningen wordt mede ingegaan op het budgetrecht en de informatievoorziening van de reserves en voorzieningen.

Artikel 9 Financieringsfunctie

Met uitzettingen wordt in dit artikel bedoeld het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 11 Grondbeleid

In het Beleidskader Grondbeleid wordt mede ingegaan op de kaders en uitgangspunten voor het grondbeleid, de informatievoorziening aan Provinciale Staten en de borging en risicobeheersing.

Artikel 12 Paragrafen

Het jaarverslag maakt samen met de jaarrekening onderdeel uit van de jaarstukken, zoals in artikel 24 van het BBV.

Artikel 13 Financiële administratie en organisatie

Met administratie wordt in dit artikel bedoeld het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de provincie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Om te voorkomen dat er onnodig zware administratieve lasten ontstaan voor de subsidieontvanger en de subsidieverstrekker dient het grensbedrag zoals genoemd in lid 4 niet te laag te worden vastgesteld. Door provincies is in eerste instantie in samenspraak met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken en accountants een bandbreedte van tussen de 0,25 % en 0,5 % van het totaal aan totale provinciale lasten conform de primaire begroting als richtlijn aangegeven voor de bepaling van het grensbedrag.

Op 16 december 2020 is die bandbreedte - op basis van nadere afspraken tussen commissie BBV, accountants en IPO - gewijzigd naar tussen 0% en 0,25% van het totaal aan lasten (van de totale provinciale begroting in de primaire begroting) plus de toevoegingen aan reserves.

Bij subsidies moet rekening gehouden worden met het feit dat hogere regelgeving zwaardere verantwoording kan eisen. Dit komt bijvoorbeeld voor op beleidsvelden waar Europees recht ons daartoe soms verplicht. Een ander voorbeeld betreft specifieke uitkeringen of provinciale middelen die via SiSa worden verantwoord.

Artikel 14 Rechtmatigheid, voorwaarden- en begrotingscriterium

Met normenkader rechtmatigheid wordt in dit artikel bedoeld het jaarlijks door Provinciale Staten vastgesteld kader bestaande uit alle relevante hogere wet- en regelgeving en besluiten van Provinciale Staten waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Met rechtmatigheidsverantwoording wordt in dit artikel bedoeld: de rapportage van Gedeputeerde Staten waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving. Voor de rechtmatigheidsverantwoording in de jaarstukken van de decentrale overheden is door de commissie BBV in de Kadernota rechtmatigheid 2023 een standaard tekst voorgeschreven.

In dit artikel wordt in lid 2 gesproken over de verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de provincie, inclusief de toevoeging aan de reserves voor de rechtmatigheidsverantwoording. Op 23 augustus 2024 zijn de wijzigingen in het BBV en BADO in verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording, voor advisering voorgelegd aan de Raad van State. De wijzigingen hebben voor de jaarrekening 2024 en de accountantscontrole nog geen gevolgen, zodat bijvoorbeeld de materialiteit ongewijzigd blijft waarmee gecontroleerd wordt, namelijk 1% voor fouten en 3% voor onzekerheden. Ook de bandbreedte voor de verantwoordingsgrens blijft ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande verslagjaar. Maar in deze wijziging wordt voorgesteld de percentages op 2% te zetten.