Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733153
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR733153/1
Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2025
Geldend van 07-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2025Nijverdal, 17 december 2024, kenmerk 2024-016693
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2024;
gelet op de artikelen 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.9, 2.10, 2.11 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;
overwegende dat:
- •
het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
- •
de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;
- •
het op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is om regels vast te stellen over:
- -
de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;
- -
de afbakening van de Jeugdwet in relatie tot andere wetgevende kaders;
- -
de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
- -
de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;
- -
de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
- -
de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet;
- -
de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
- -
- •
naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1095/1096/1097 het nodig is om in de verordening duidelijk te regelen wanneer er sprake is van ‘eigen kracht’;
- •
per 1 januari 2025 de voorzieningen nieuw zijn ingekocht;
b e s l u i t :
vast te stellen de
Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
- 1.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
algemene voorziening: aanbod van diensten en activiteiten dat rechtstreeks (vrij) toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of ouder(s);
- b.
andere voorziening: een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;
- c.
cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid, participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werken en inkomen;
- d.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- e.
fraude: het opzettelijk en structureel onjuist handelen, en daarmee handelen in strijd met de geldende regelgeving, met het oog op eigen of andermans financieel gewin;
- f.
individuele voorziening: een op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden, niet vrij toegankelijke voorziening waarvoor het college een beschikking afgeeft;
- g.
jeugdhulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen;
- h.
ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of ouder(s) is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociaal netwerk hieraan kunnen leveren;
- i.
pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of ouder(s), dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- j.
pgb-aanbieder: een derde die de jeugdige en/of ouder(s) heeft/hebben betrokken om ondersteuning en/of hulp in te kopen. Dit kan een professionele aanbieder of een niet-professionele aanbieder zijn;
- k.
pgb-beheerder: een persoon die de belangen van de jeugdige en/of ouder(s) behartigt en de aan het pgb verbonden taken uitvoert, indien de jeugdige en/of ouder(s) ondersteuning en/of hulp heeft/hebben (of wenst/wensen te ontvangen) in de vorm van een pgb;
- l.
sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere persoon met wie de jeugdige en/of ouder(s) een sociale relatie onderhoudt;
- m.
VOG: een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, welke relevant is voor de uit te voeren werkzaamheden. In deze verordening wordt bedoeld een VOG met algemeen screeningsprofiel 08 ‘personen’, functieaspect 84 ‘Belast zijn met de zorg voor minderjaren’, en specifiek screeningsprofiel 45 ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’;
- n.
wet: de Jeugdwet;
- o.
Wmo 2015: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- p.
zorg- en budgetplan: een plan waarin de jeugdige en/of ouder(s) aangeeft/aangeven gebruik te willen maken van een pgb en hoe zij dit willen besteden. Dit plan draagt bij aan de beoordeling of de jeugdige en/of ouder(s) in aanmerking komen voor een pgb;
- q.
zorgverlener: hiermee wordt zowel de aanbieder, de professionele aanbieder als de niet-professionele aanbieder aangeduid.
- a.
- 2.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2.1 Beschikbare algemene voorzieningen
De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
informatie en opvoedadvies: organisaties die informatie en adviezen geven over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen;
- b.
preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning (individueel en groepsgewijs): organisaties die preventieve cursussen en trainingen geven aan jeugdigen en/of het gezinssysteem over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen;
- c.
begeleiding van jeugdigen en/of het gezinssysteem (ambulant):
- d.
organisaties die gedurende een korte periode (lichte) ondersteuning geven in of gericht op het gezinssysteem;
- e.
lichte kortdurende opvoed- en opgroeiondersteuning;
- f.
kinderopvang, sport, scouting, bibliotheek, muziekschool en jongerenwerk.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Artikel 3.1 Beschikbare individuele voorzieningen
De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:
- a.
ambulante jeugdhulp in de vorm van:
- 1.
begeleiding individueel;
- 2.
vaktherapie;
- 3.
behandeling individueel;
- 4.
forensische behandeling;
- 5.
medicatiecontrole exclusief medische comorbiditeit;
- 6.
medicatiecontrole inclusief medische comorbiditeit;
- 7.
begeleiding groep basis;
- 8.
begeleiding groep intensief;
- 9.
behandeling groep basis;
- 10.
behandeling groep intensief;
- 11.
kinderdagcentrum (KDC)/orthopedagogisch dagcentrum (ODC) groep basis;
- 12.
kinderdagcentrum (KDC)/orthopedagogisch dagcentrum (ODC) groep intensief;
- 13.
ernstige dyslexiezorg;
- 14.
screening;
- 1.
- b.
ambulante alternatieven voor verblijf in de vorm van:
- 1.
Zeer Intensieve Traumabehandeling (ZIT);
- 2.
Flexibele Assertive Community Treathment (FACT);
- 3.
Multisysteem Therapie (MST);
- 4.
Crisis Systeem Interventie (CSI);
- 1.
- c.
wonen in de vorm van:
- 1.
pleegzorg;
- 2.
gezinshuis;
- 3.
woongroep;
- 4.
hoogspecialistische (kleinschalige) woonvoorzieningen;
- 1.
- d.
verblijf in de vorm van:
- 1.
kamertraining;
- 2.
ouder-kind groep;
- 3.
behandelgroep;
- 4.
driemilieuvoorziening;
- 5.
jeugd GGZ verblijf;
- 6.
JeugdzorgPlus;
- 7.
deeltijd verblijf/logeren;
- 8.
extra verblijfsbegeleiding;
- 1.
- e.
crisiszorg in de vorm van:
- 1.
crisisdienst GGZ-Jeugd;
- 2.
ambulante crisiszorg in de vorm van:
- I.
Families First;
- II.
Ambulante Spoedhulp (ASH);
- I.
- 3.
crisisverblijf in de vorm van:
- I.
crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB);
- II.
crisisverblijf Jeugd- en opvoedhulp (J&O);
- III.
crisisverblijf Jeugd GGZ;
- IV.
crisispleegzorg;
- I.
- 1.
- f.
advies en expertise;
- g.
jeugdhulpvervoer.
HOOFDSTUK 4 TOEGANG TOT JEUGDHULP
Artikel 4.1 Toegang tot jeugdhulp via de gemeente
- 1.
Een jeugdige en/of ouder(s) kan/kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.
- 2.
Een jeugdige en/of ouder(s) kan/kunnen een jeugdhulpvraag stellen bij het college. Op verzoek van de jeugdige en/of ouder(s) zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de jeugdhulpvraag.
- 3.
Het college bevestigt de ontvangst van een aanvraag voor jeugdhulp schriftelijk en wijst de jeugdige en/of ouder(s) voor het onderzoek, zoals genoemd in artikel 5.2, op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
- 4.
Het college wijst de jeugdige en/of ouder(s) op de mogelijkheid om binnen twee weken na ontvangst van de ontvangstbevestiging, zoals genoemd in het derde lid, een familiegroepsplan in te dienen Op verzoek van de jeugdige en/of ouder(s), zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
- 5.
In spoedeisende gevallen beslist het college na een jeugdhulpvraag onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige en/of ouder(s) of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
Artikel 4.2 Overige toegangsmogelijkheden jeugdhulp
- 1.
Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat de inzet van jeugdhulp nodig is. De jeugdhulpaanbieder dient zich bij het beoordelen van de jeugdhulpvraag na een verwijzing te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie en met de regels die daarover zijn neergelegd in deze verordening en/of de daarop gebaseerde nadere regelgeving.
- 2.
Het college legt de in te zetten jeugdhulp, zoals genoemd in het eerste lid, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.
- 3.
Het college zorgt voor inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling, de rechter, het openbaar ministerie of de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en de uitvoering van jeugdreclassering.
- 4.
Ook als een verwijzing zoals genoemd in het eerste lid aanwezig is, is het college niet verplicht jeugdhulp te vergoeden geleverd door een jeugdhulpaanbieder waarmee de gemeente geen contract- of subsidierelatie heeft, tenzij het college met de gecontracteerde of gesubsidieerde jeugdhulpaanbieders niet in staat is de bij de verwijzing passende jeugdhulp te laten leveren.
Hoofdstuk 5 Procedurele bepalingen toegang via gemeente
Artikel 5.1 Aanvraag
- 1.
Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk worden ingediend door of namens een jeugdige en/of ouder(s) bij het college.
- 2.
Als de jeugdhulp betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de jeugdige en/of ouder(s) waarop de aanvraag betrekking heeft.
- 3.
Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.
Artikel 5.2 Onderzoek en opstellen ondersteuningsplan
- 1.
Het college kan de jeugdige en/of ouder(s) verplichten zich te legitimeren door middel van een identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht.
- 2.
Het college onderzoekt naar aanleiding van een melding of aanvraag in een gesprek met de jeugdige en/of ouder(s) zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
- a.
wat de hulpvraag is van de jeugdige en/of ouder(s);
- b.
of het college verantwoordelijk is op grond van het woonplaatsbeginsel op grond van artikel 2:3, eerste lid van de wet;
- c.
of de jeugdige en/of ouder(s) tot de doelgroep van de wet behoort;
- d.
welke beperkingen en/of problematiek de jeugdige en/of ouder(s) ondervinden;
- e.
welke ondersteuning en/of hulp nodig is;
- f.
in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn;
- g.
of de jeugdige en/of ouder(s) aanspraak kunnen maken op een andere voorziening;
- h.
of de jeugdige en/of ouder(s) aanspraak kunnen maken op een algemene voorziening.
- a.
- 3.
Als de jeugdige en/of ouder(s) een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.
- 4.
De jeugdige en/of ouder(s) verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
- 5.
Bij het onderzoek wordt aan jeugdige en/of ouder(s) medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of ouder(s) wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- 6.
Het onderzoek, zoals bedoeld in het tweede lid, wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan. Het college verstrekt aan de jeugdige en/of ouder(s) een schriftelijke weergave van het ondersteuningsplan, tenzij zij ondubbelzinnig kenbaar hebben gemaakt dit niet te willen. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.
Artikel 5.3 Eigen kracht en gebruikelijke hulp
- 1.
Jeugdige en/of ouder(s) komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de jeugdhulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- a.
gebruikelijke hulp van ouder(s) en/of andere verzorger(s) of opvoeder(s);
- b.
bovengebruikelijke hulp van ouder(s) voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de bovengebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan;
- c.
de ondersteuning vanuit het sociale netwerk;
- d.
het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.
- a.
- 2.
Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouder(s) en/of andere verzorger(s) of opvoeder(s). Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.
- 3.
Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:
- a.
de leeftijd van de jeugdige;
- b.
de mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft;
- c.
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;
- d.
de mate van planbaarheid van de hulp;
- e.
de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige.
- a.
- 4.
Als sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouders door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
- 5.
Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, dan is/zijn de ouder(s) in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze bovengebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouder(s) verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in het eerste lid staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:
- a.
kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar;
- b.
langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.
Het college verwacht van ouder(s) dat zij in kortdurende situaties de bovengebruikelijke hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouders door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
- a.
- 6.
Bij de beoordeling in langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:
- a.
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;
- b.
de mate van planbaarheid van de hulp;
- c.
het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouder(s);
- d.
de manier van omgaan van ouders met de problemen van de jeugdige;
- e.
vaardigheden van de ouders om zelf hulp te bieden (bijvoorbeeld een verpleegachtergrond);
- f.
of sprake is van problematiek bij de ouder(s), zoals relationele problemen of schulden;
- g.
welke verplichtingen de ouders hebben, bijvoorbeeld voor werk en in het kader van sociale verplichtingen;
- h.
het belang van ouder(s) om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen;
- i.
de woonsituatie;
- j.
de samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden (bijvoorbeeld of er sprake is van een wettelijke stiefouder of niet);
- k.
is er een sociaal netwerk en zo ja, wat zijn de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk om de jeugdige en/of ouder(s) te ondersteunen;
- l.
overige individuele omstandigheden die door jeugdige en/of ouder(s) worden ingebracht.
- a.
- 7.
Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouder(s), bij de beschikbaarheid van de ouder(s) voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouder(s) en bij de financiële situatie van de ouder(s) wordt van hen verwacht dat zij de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
- 8.
Bij (dreigende) overbelasting geldt nog het volgende:
- a.
er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg aan de jeugdige;
- b.
als de overbelasting ziet op spanningen door het werk (bijvoorbeeld door te veel uren werken of stress) of door andere factoren buiten de zorg van de jeugdige om, moet de ouder eerst een oplossing zoeken in de oorzaak van die spanningen;
- c.
bij een aanvraag voor een individuele voorziening tot jeugdhulp bekijkt het college wat wordt gedaan om die spanningen te verminderen;
- d.
als de (dreigende) overbelasting kan worden verminderd door het herinrichten van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten wordt dit eerst van de ouder verwacht;
- e.
het verlenen van hulp aan je kind gaat voor op sociale/maatschappelijke activiteiten;
- f.
een pgb voor het verlenen van hulp aan een jeugdige door een ouder wordt beëindigd als er sprake is van (dreigende) overbelasting. Een andere zorgverlener moet het verlenen van hulp overnemen om de overbelasting te stoppen.
- a.
- 9.
Als ouder(s) een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
- 10.
Als de jeugdige en/of de ouder(s) een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van ouder(s) verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.
Artikel 5.4 Deskundig oordeel en advies
Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Artikel 5.5 Criteria individuele voorzieningen
- 1.
Een algemene voorziening die passend en toereikend is, is voorliggend op een individuele voorziening. In elke individuele situatie moet worden beoordeeld of een algemene voorziening passend en toereikend is voor de gestelde jeugdhulpvraag. Als dit zo is, komen jeugdige en/of ouder(s) niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit geldt als de algemene voorziening:
- a.
daadwerkelijk beschikbaar is voor jeugdige en/of ouder(s);
- b.
passend en toereikend is voor jeugdige en/of ouder(s).
- a.
- 2.
Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende, tijdig beschikbare voorziening. Als een jeugdige toch een duurdere voorziening wil die eveneens passend is, komen de meerkosten voor rekening van de jeugdige en/of ouder(s). In dergelijke situaties zal, mits aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb wordt voldaan, de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.
- 3.
Als de aanvraag ook betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag heeft/hebben gemaakt, verstrekt het college hier slechts een voorziening voor als:
- a.
op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet; en
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- a.
- 4.
De voorziening als bedoeld in het derde lid heeft slechts betrekking op de gemaakte kosten over een periode vanaf maximaal één maand voorafgaand aan de aanvraag, gerekend vanaf de ontvangstdatum van de aanvraag.
- 5.
Een individuele voorziening kan in de vorm van natura, pgb of financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen over de financiële tegemoetkoming, zoals genoemd in het vijfde lid.
Artikel 5.6 Inhoud en geldigheidsduur beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
de ingangsdatum en de duur van de individuele voorziening;
- c.
of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt; en
- d.
indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn.
- a.
- 2.
Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking naast de in het eerste lid genoemde zaken bovendien:
- a.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- b.
de hoogte van het pgb en hoe hiertoe is gekomen;
- c.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
- 3.
Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking.
Hoofdstuk 6 Pgb
Artikel 6.1 Voorwaarden pgb
- 1.
Om in aanmerking te komen voor een pgb, moet een pgb-beheerder aangesteld zijn.
- 2.
De jeugdige en/of ouder(s) krijg(t)(en) maximaal drie keer de mogelijkheid om een pgb-beheerder aan te dragen. Indien geen geschikte pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een pgb worden afgewezen.
- 3.
De jeugdige en/of ouder(s) die een individuele voorziening in de vorm van een pgb wensen te ontvangen, dienen daarvoor een door het college ter beschikking gesteld zorg- en budgetplan in. Hierin is in elk geval opgenomen:
- a.
(indien van toepassing) wie de jeugdige en/of ouder(s) heeft/hebben gemachtigd om de belangen te behartigen ten aanzien van het pgb en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;
- b.
wat de persoonlijke situatie is, welke hulpvraag de jeugdige en/of ouder(s) heeft/hebben en hoe zij denken die hulpvraag te kunnen beantwoorden;
- c.
wat de te behalen resultaten zijn;
- d.
de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;
- e.
wie de directe zorgverlener(s) is/zijn;
- f.
wat de deskundigheid is van de directe zorgverlener(s);
- g.
wie de directe zorgverlener(s) kan vervangen bij afwezigheid;
- h.
waar, wanneer en hoe de ondersteuning gaat plaatsvinden;
- i.
op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;
- j.
op welke wijze de directe zorgverlener(s) in de praktijk wordt aangestuurd;
- k.
op welke wijze de zorg wordt gecontroleerd;
- l.
op welke wijze er een juiste administratie wordt bijgehouden;
- m.
welke zorgovereenkomst van toepassing is;
- n.
hoe om wordt gegaan met geconstateerde onjuistheden.
- a.
- 4.
Het college betrekt de pgb-beheerder in het onderzoek en heeft ten minste één keer een gesprek met de pgb-beheerder voordat het college beslist op de aanvraag.
- 5.
Het college beoordeelt of de jeugdige en/of ouder(s) voldoen aan de in artikel 8.1.1, tweede lid van de wet gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb. Dit gebeurt aan de hand van het zorg- en budgetplan, zoals omschreven in het derde lid van dit artikel.
- 6.
De jeugdige, ouder(s) of pgb-beheerder krijg(t)(en) maximaal drie keer de mogelijkheid om een veilig, doeltreffend en cliëntgericht zorg- en budgetplan aan te leveren. Indien, ook na een redelijke hersteltermijn, geen passend zorg- en budgetplan wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een pgb worden afgewezen.
- 7.
De kwaliteit van de met het pgb ingekochte professionele ondersteuning en/of hulp voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning en/of hulp leveren. Dit betekent dat de pgb-aanbieder in ieder geval:
- a.
ingeschreven moet staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
- b.
voldoet aan de norm van verantwoorde werktoedeling, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;
- c.
gebruik maakt van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
- d.
beschikt over systematische kwaliteitsbewaking;
- e.
in het bezit is van een VOG;
- f.
de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling hanteert;
- g.
voldoet aan de meldplicht calamiteiten en geweld;
- h.
voldoet aan de verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;
- i.
een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kan tonen;
- j.
een afschrift van de meest recente jaarrekening kan tonen;
- k.
verzekerd is tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid.
- a.
- 8.
De kwaliteit van de met het pgb ingekochte niet-professionele ondersteuning en/of hulp voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan een niet-professionele hulpverlener. Dit betekent dat de niet-professionele hulpverlener in ieder geval:
- a.
beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;
- b.
gebruik maakt van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
- c.
in het bezit is van een VOG;
- d.
zorgt dat het leefklimaat en de fysieke omgeving schoon, veilig en passend zijn voor jeugdige en/of zijn ouder. Met passend wordt bedoeld dat het leefklimaat past bij de leeftijd en ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouder;
- e.
een deugdelijke administratie en goede registratie voert, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming en geeft hier op verzoek van het college inzage in.
- a.
- 9.
Naast de in het zevende en achtste lid genoemde criteria mag de pgb-aanbieder geen fraude hebben gepleegd in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag.
- 10.
Naast de in het zevende, achtste en negende lid genoemde criteria mogen er geen twijfels zijn over de integriteit van de pgb-aanbieder. Deze twijfels doen zich in ieder geval voor als de pgb-aanbieder:
- a.
betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag die de veiligheid en kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;
- b.
verdachte is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag;
- c.
bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;
- d.
bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;
- e.
sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;
- f.
zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is in ieder geval sprake indien de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.
- a.
- 11.
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.
- 12.
In afwijking van het elfde lid kan de jeugdhulp niet betrokken worden van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
- a.
voor zover het gaat om op het individu toegesneden voorzieningen in het gedwongen kader, behandeling of voorzieningen tweedelijns ggz;
- b.
als sprake is van (dreigende) overbelasting bij die persoon.
- a.
- 13.
De pgb-beheerder kan niet tegelijkertijd de niet-professionele hulp zijn in de zin van artikel 6.3.
- 14.
Blijkt uit onderzoek dat er niet voldaan wordt aan de in dit artikel gestelde voorwaarden, dan wordt de individuele voorziening niet verstrekt in de vorm van een pgb.
Artikel 6.2 Professionele hulp
- 1.
Van professionele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s):
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of
- b.
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of
- c.
personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.
- a.
- 2.
Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid, onder a, b of c, is sprake van niet-professionele hulp.
- 3.
Als de hulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad of persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s), is altijd sprake van niet-professionele hulp.
- 4.
Het college kent een pgb voor professionele hulp alleen toe als:
- a.
voldaan wordt aan de vereisten van hoofdstuk 4 van de wet;
- b.
voldaan wordt aan de vereisten zoals genoemd in artikel 6.1;
- c.
voldaan wordt aan de vereisten zoals genoemd in hoofdstuk 10.
- a.
Artikel 6.3 Niet-professionele hulp
- 1.
Het college kent een pgb voor niet-professionele hulp alleen toe als:
- a.
er wordt gemotiveerd waarom de inzet van niet-professionele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van professionele hulp;
- b.
de persoon die de niet-professionele hulp verleent voldoet aan de minimale kwaliteitseisen zoals genoemd in artikel 6.1, achtste lid;
- c.
de hulpverlener actief samenwerkt met andere jeugdhulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of het welzijn van de jeugdige en/of ouder(s) of andere betrokkenen;
- d.
de persoon die de niet-professionele hulp verleent geen deel uitmaakt van de complexe problematiek waarvoor de jeugdhulp ingezet wordt;
- e.
er gewerkt wordt op basis van een zorg- en budgetplan.
- a.
- 2.
Het college weigert een pgb voor iemand uit het sociaal netwerk als de hulp op grond van het afwegingskader in het door Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) vastgestelde Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.
Artikel 6.4 Weigeringsgronden pgb
- 1.
Het college verstrekt geen pgb als het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken op grond van artikel 9.2.
- 2.
Het college verstrekt geen pgb als sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie dan wel ondersteuning die ambtshalve wordt verleend.
- 3.
Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een pgb-aanbieder die fraude heeft gepleegd zoals gesteld in artikel 6.1, negende lid.
- 4.
Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een pgb-aanbieder indien er twijfels zijn over de integriteit, wat zich in ieder geval voordoet indien de pgb-aanbieder:
- a.
betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;
- b.
verdachte is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag;
- c.
bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;
- d.
bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;
- e.
er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;
- f.
zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is in ieder geval sprake als de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.
- a.
Artikel 6.5 Voorwaarden pgb-beheerder
- 1.
Het college acht een pgb-beheerder niet in staat de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien bij hem sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
- a.
jonger dan achttien jaar;
- b.
problematische schuldenproblematiek;
- c.
ernstige verslavingsproblematiek;
- d.
aangetoonde fraude begaan in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag;
- e.
een aanmerkelijke verstandelijke beperking;
- f.
een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;
- g.
een vastgestelde en blijvende cognitieve stoornis;
- h.
het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;
- i.
twijfels op overige gronden over de pgb-vaardigheid.
- a.
- 2.
Een pgb-beheerder kan zijn:
- a.
een eerste of tweedegraadsbloed- of aanverwant van de jeugdige en/of ouder(s);
- b.
iemand die tot het sociaal netwerk behoort;
- c.
een professionele pgb-beheerder;
- d.
een door de rechtbank aangestelde mentor, curator of bewindvoerder.
- a.
- 3.
Een pgb-beheerder wordt geacht alleen de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren, indien:
- a.
hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning en/of hulp die met het pgb wordt ingekocht of geen relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning en/of hulp, tenzij dit gezien de situatie van de jeugdige en/of ouder(s), de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;
- b.
geen sprake is van een (financiële) relatie tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder;
- c.
geen sprake is van belangenverstrengeling tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder;
- d.
sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;
- e.
hij de belangen van de jeugdige en/of ouder(s) voldoende kan behartigen;
- f.
hij de aan een pgb verbonden taken kan uitvoeren.
- a.
Artikel 6.6 Hoogte pgb
- 1.
De hoogte van het pgb voor professionele hulp bedraagt 90% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of ouder(s) ingediende zorg- en budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.
- 2.
Als het op basis van het eerste lid vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.
- 3.
De hoogte van het pgb voor niet-professionele hulp is:
- a.
bij het bestaan van een dienstbetrekking, oftewel een overeenkomst van opdracht, gelijk aan de hoogste periodiek van FWG 30 van de CAO VVT, inclusief vakantiebijslag en de tegenwaarde van verlofuren op basis van een fulltime dienstverband. Dit tarief is ongeacht de diploma’s en werkervaring van de niet-professionele aanbieder; of
- b.
indien geen sprake is van een dienstbetrekking, oftewel een overeenkomst van opdracht, maximaal de hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor ondersteuning en/of hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab, eerste lid van de Regeling Jeugdwet, ongeacht de feitelijke omvang van de voorziening;
- c.
de tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten ten behoeve van de hulp zoals bedoeld in artikel 8ab, eerste lid van de Regeling Jeugdwet. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de door het college vastgestelde vergoedingenlijst die waar mogelijk gebaseerd is op richtbedragen van het Nibud.
- a.
Artikel 6.7 Besteding pgb
- 1.
De gemeente Hellendoorn kent geen vrij besteedbaar deel.
- 2.
De volgende kosten zijn toegestaan vanuit een pgb:
- a.
alle bijkomende overheadskosten voor de zorgverlener(s) als sprake is van individuele begeleiding;
- b.
vervoerskosten als sprake is van begeleiding in dagdelen, samen met een indicatie voor vervoer van en naar de dichtstbijzijnde plek waar die begeleiding geboden wordt;
- c.
maximaal 13 weken pgb in EU-landen. Wanneer een jeugdige en/of ouder(s) langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen de Europese Unie) gaa(t)(n), dan moet er vóóraf toestemming worden gevraagd aan het college om het pgb in het buitenland (binnen de Europese Unie) te besteden of dit op te nemen in het zorg- en budgetplan.
- a.
- 3.
De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
- a.
kosten voor tussenpersonen en/of belangenbehartigers;
- b.
bemiddelingskosten;
- c.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- d.
kosten voor ondersteuning en/of hulp bij het aanvragen en beheren van het pgb;
- e.
contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgen van cursussen over het pgb en kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;
- f.
zorg, hulp en ondersteuning die onder een andere wet dan de wet vallen;
- g.
zorg, hulp en ondersteuning die onder een algemene voorziening vallen;
- h.
ondersteuning en/of hulp buiten EU-landen, tenzij hiervoor vooraf toestemming wordt verleend door het college;
- i.
reiskosten van de zorgverlener;
- j.
kosten voor feestdagenuitkering of een eenmalige uitkering;
- k.
huur;
- l.
eten en drinken;
- m.
kosten eigen bijdrage.
- a.
- 4.
De jeugdige en/of ouder(s) moeten kunnen aantonen dat het budget is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt. Daarbij moet de jeugdige, ouder(s) en/of pgb-beheerder controleren of de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals gesteld in artikel 6.1, zevende of achtste lid.
Artikel 6.8 Uitbetaling van het pgb
- 1.
Het pgb wordt niet rechtstreeks aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) overgemaakt. De Sociale Verzekeringsbank doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgverlener. De overeenkomst die de jeugdige en/of zijn ouder(s) afsluit met de zorgverlener dient door het college en de Sociale Verzekeringsbank goedgekeurd te zijn voordat de desbetreffende zorgverlener kan declareren.
- 2.
Het pgb wordt uitbetaald na het indienen van facturen of declaraties. De declaratie of factuur dient te worden ingediend binnen zes weken na de maand waarin de zorg is geleverd. Het pgb wordt niet meer betaalbaar gesteld als de declaratie of de factuur na deze termijn van zes weken wordt ingediend.
- 3.
Het pgb moet worden besteed aan een individuele voorziening waarmee de in het ondersteuningsplan gestelde doelen kunnen worden behaald.
Artikel 6.9 Verplichtingen pgb-beheerder
- 1.
De pgb-beheerder besteedt het pgb binnen zes maanden na toekenning aan het doel waarvoor het is verstrekt.
- 2.
De pgb-beheerder besteedt het pgb uitsluitend aan een veilige, doeltreffende en cliëntgerichte voorziening(en).
- 3.
De pgb-beheerder zorgt voor een goede en controleerbare administratie en houdt deze gedurende vijf jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van de toekenning van het pgb.
- 4.
De pgb-beheerder verantwoordt desgevraagd de besteding van het pgb conform artikel 6.7.
- 5.
De pgb-beheerder dient desgevraagd de volledige administratie over te leggen waar in ieder geval de volgende documenten toe behoren:
- a.
zorg- en budgetplan;
- b.
ondersteuningsplan;
- c.
de (gedeeltelijke) toekenningsbeschikking;
- d.
de ondertekende overeenkomst zoals ingediend bij de SVB;
- e.
de urenverantwoording;
- f.
evaluatieverslagen;
- g.
overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.
- a.
HOOFDSTUK 7 AFSTEMMING MET ANDERE VOORZIENINGEN
Artikel 7.1 Overgang naar volwassenheid
- 1.
Het college draagt er zorg voor dat met jeugdigen die de leeftijd van achttien jaar bereiken en ook na hun achttiende jaar een ondersteuningsvraag hebben, tijdig afstemming plaatsvindt welke andere voorzieningen benodigd zijn.
- 2.
In het geval er sprake is van verlengde jeugdhulp, vindt de afstemming op latere leeftijd, maar in ieder geval voordat de jeugdige de leeftijd van drieëntwintig jaar bereikt, plaats.
Artikel 7.2 Afstemming gezondheidszorg en langdurige zorg
- 1.
Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in de wet en deze verordening, plaatsvindt.
- 2.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van achttien jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
- 3.
Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige en/of ouder(s) ondersteund worden richting het Centrum Indicatiestelling Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Artikel 7.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
- 1.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming met de contactpersonen van de locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
- 2.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in het eerste lid genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaar.
- 3.
Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of ouder(s).
Artikel 7.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning
Het college draagt zorg voor een goede afstemming indien een jeugdige en/of ouder(s) naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wmo 2015.
Artikel 7.5 Afstemming werk en inkomen
- 1.
Het college ziet erop toe dat financiële belemmeringen voor het slagen van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd.
- 2.
Het college spant zich daarnaast er voor in dat jeugdige en/of ouder(s), waar nodig, de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen krijgen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – om de financiële belemmeringen weg te nemen.
Hoofdstuk 8 Evaluatie en controle
Artikel 8.1 Administratie pgb-aanbieder
- 1.
De pgb-aanbieder zorgt voor een juiste cliëntenadministratie. Deze bevat minimaal:
- a.
het zorg- en budgetplan;
- b.
evaluatieverslag(en);
- c.
rapportage(s) van de verleende ondersteuning;
- d.
de getekende zorgovereenkomst;
- e.
de factu(u)r(en);
- f.
ondertekende aanwezigheidslijst(en).
- a.
- 2.
Bij overdracht van de jeugdige en/of ouder(s) vraagt de nieuwe aanbieder het cliëntendossier op bij de vorige aanbieder. Indien de jeugdige en/of ouder(s) ondersteuning ontvang(t)(en) in de vorm van een pgb, dient de jeugdige, ouder(s) en/of pgb-beheerder zorg te dragen voor overdracht van het dossier naar de nieuwe aanbieder.
Artikel 8.2 Controle
- 1.
Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed voor het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
- 2.
Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verwijzingen door derden zoals bedoeld in artikel 4.2, rechtmatig zijn.
- 3.
Een ieder is verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de toezichthoudende ambtenaar.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.
Artikel 8.3 Meldingsplicht en inlichtingenplicht zorgverlener
- 1.
Het college gaat uit van continuïteit in de dienstverlening. Wanneer de zorgverlener de afgesproken prestaties niet of vertraagd uitvoert, meldt zij dat per direct aan het college.
- 2.
Een rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dient uiterlijk zes weken na verzoek te worden gedeeld met het college.
- 3.
Afhankelijk van de situatie gaat het college met de (pgb) aanbieder in gesprek om tot een oplossing te komen om de eventuele negatieve maatschappelijke effecten van de prestaties van de (pgb) aanbieder te voorkomen of te minimaliseren.
Artikel 8.4 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
- 1.
Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- 2.
Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet voor zover het de rechtmatigheid betreft.
- 3.
Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de personen bedoeld in het tweede lid.
Hoofdstuk 9 Herziening, intrekking en terugvordering
Artikel 9.1 Nieuwe feiten en omstandigheden
Degene aan wie op grond van deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.
Artikel 9.2 Wijzigen, beëindigen en terugvordering
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 8.1.4, eerste lid van de wet, kan het college ook een besluit over een individuele voorziening, genomen op grond van deze verordening, wijzigen of beëindigen als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige, ouder(s) en/of pgb-aanbieder onjuiste en/of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige, en/of ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige, ouder(s) en/of pgb-aanbieder niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb;
- e.
de jeugdige en/of ouder(s) de individuele voorziening en/of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;
- f.
de pgb-aanbieder geld heeft ontvangen voor zorg die (gedeeltelijk) niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend en hij niet binnen 72 uur melding heeft gedaan bij de pgb-beheerder om dit te crediteren; of
- g.
een individuele voorziening zonder toestemming van het college in het buitenland is ingezet.
- a.
- 2.
Als het college een besluit over een individuele voorziening heeft herzien of ingetrokken overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.1.4 van de wet, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde terug- en invorderen van het ten onrechte genoten pgb en/of de ten onrechte genoten zorg in natura.
- 3.
In geval van terugvordering die te wijten is aan het handelen van de pgb-aanbieder stuurt het college een factuur naar de pgb-aanbieder, die binnen vier weken moet worden voldaan.
- 4.
Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
Artikel 9.3 Opschorting betaling uit het pgb
- 1.
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of ouder(s) een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, b, d of e van de wet.
- 2.
Het college stelt de jeugdige en/of ouder(s) schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.
Hoofdstuk 10 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 10.1 Kwaliteitseisen jeugdhulp
- 1.
Zorgverleners zorgen voor een goede kwaliteit van jeugdhulp, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
- a.
de jeugdhulp af te stemmen op de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of ouder(s);
- b.
de jeugdhulp op andere vormen van zorg, ondersteuning en/of hulp af te stemmen;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten aantoonbaar deskundig zijn en het opleidingsniveau en de werkervaring passend zijn bij de hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s). Hiervoor moet er ten minste een diploma van een zorg-gerelateerde opleiding aan ten grondslag liggen;
- d.
te voldoen aan de norm van verantwoorde werktoedeling, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;
- e.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van jeugdhulp handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
- f.
voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de jeugdhulp en de deskundigheid van beroepskrachten ten minste voldoet aan de voorwaarden die de beroepsgroep stelt om in aanmerking te komen voor de in het vakgebied erkende keurmerken.
- a.
-
Een en ander in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1.1 van de wet.
- 2.
Als het niet voldoen aan de kwaliteitseisen het gevolg is van verwijtbaar handelen of er is sprake van voortdurende wanprestatie, kan het college een waarschuwing met een redelijke hersteltermijn geven of de aanbieder niet (langer) meer accepteren.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de zorgverleners, een cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) ter plaatse controleren van de geleverde jeugdhulp.
Artikel 10.2 Verhouding prijs en kwaliteit zorgverleners jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
- 1.
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
reis- en opleidingskosten van het personeel;
- f.
indexatie van loon binnen een overeenkomst.
- a.
- 2.
Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een zorgverlener korten met maximaal het bedrag waarmee bezoldigingen en uitgekeerde ontslagvergoedingen aan al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders over dat jaar (naar rato) meer bedragen dan de normen, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering topinkomens.
- 3.
Wanneer de zorgverlener op enige wijze bedragen onttrekt aan de bedrijfsvoering op een voor de branche niet gebruikelijke, niet integere, dan wel niet marktconforme wijze wordt dit gezien als schending van de integriteit. Dit staat het leveren van ondersteuning en/of hulp in de weg en heeft tot gevolg dat het college de zorgverlener kan uitsluiten van het leveren van de ondersteuning en/of hulp, zoals omschreven in artikel 10.1, tweede lid en op basis van contracten met de aanbieders.
- 4.
Het college is verplicht om bij door hem gecontracteerde of gesubsidieerde zorgverlener van preventie, jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen te bedingen dat zij het verlenen van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering alleen aan derden uitbesteden indien zij die derden daarvoor een reële prijs betalen, die tot stand is gekomen met gebruikmaking van de kostprijselementen, bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 11 Medezeggenschap
Artikel 11.1 Betrekken ingezetenen bij ontwikkelen beleid
- 1.
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
- 2.
Het college stelt de jeugdige en/of ouder(s) en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid om voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 3.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
- 4.
Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Hoofdstuk 12 Slotbepalingen
Artikel 12.1 Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule
- 1.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.
- 2.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of ouder(s) afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 12.2 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2023 wordt ingetrokken.
- 2.
Een jeugdige en/of ouder(s) houden recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2023 totdat:
- a.
het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken; of
- b.
de periode waarvoor deze voorziening is verstrekt, is geëindigd.
- a.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2023 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens de Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2025.
- 4.
Beslissen op bezwaarschriften tegen een beschikking op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2023 geschiedt op grond van die verordening.
- 5.
Van het vierde lid kan worden afgeweken, mits het ten gunste van de jeugdige en/of ouder(s) is.
Artikel 12.3 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de dag, volgende op die van haar bekendmaking.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2025.
Ondertekening
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl