Verordening financieel beleid, beheer en organisatie

Geldend van 31-12-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie

De raad van de gemeente Houten;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;

gelet op de bepalingen in artikel 212 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Houten en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b)

    Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op voorstel van het college een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a)

      de taakvelden, en

    • b)

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 4. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante beleidsindicatoren vast.

  • 5. De beleidsindicatoren bevatten tenminste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 tweede lid, onder a, van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde krediet weergegeven. Voor vervangingsinvesteringen wordt een totaalbedrag in de begroting opgenomen.

  • 3. In de jaarrekening en begroting wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 5. In de begroting en jaarstukken worden incidentele baten en lasten hoger dan € 75.000 weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Het college biedt aan de raad een perspectiefnota aan met beleids- en financiële kaders voor de begroting van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze perspectiefnota vervolgens vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting, kredieten en (maandelijkse) begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en de baten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de raad de nieuwe vervangingsinvesteringen. De raad kan tijdens de begrotingsbehandeling aangeven, dat zij over een bepaalde specifieke nieuwe vervangingsinvestering op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het krediet wil ontvangen. Dit geldt ook voor alle nieuwe investeringen, welke tijdens de begrotingsbehandeling nog niet bekend waren.

  • 3. Bij de behandeling van de bestuursrapportages en separate voorstellen in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en nieuwe kredieten en bijstelling van het bestaande beleid.

  • 4. Voor investeringen/ wijziging geautoriseerde budgetten in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen en uitgaan boven de grens zoals genoemd in het Algemeen delegatiebesluit, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel of een voorstel tot wijziging van het geautoriseerde budget aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 5 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Bestuursrapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van bestuursrapportages over de verwachte afwijkingen in de realisatie van de begroting van de gemeente. De momenten waarop dat gebeurt volgen uit de planning- en controlcyclus. De raad stelt deze bestuursrapportage(s) vervolgens vast.

  • 2. De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting van de bijstelling van het bestaande beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a)

      de lasten en de baten per programma;

    • b)

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c)

      het effect op het saldo van lasten en baten, volgend uit de onderdelen a en b;

    • d)

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e)

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d;

    • f)

      investeringskredieten.

  • 3. In de bestuursrapportages worden afwijkingen van de lasten en de baten op de oorspronkelijke begroting van programma’s en investeringskredieten groter dan € 150.000 toegelicht. Administratieve wijzigingen tussen de programma’s worden in één bedrag gepresenteerd.

  • 4. In de tweede bestuursrapportage wordt gerapporteerd over de stand van zaken van de prestatie-indicatoren.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college uiterlijk in december van het betreffende jaar de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 8. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen groter dan de verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan of gelijk aan de rapportagegrens van € 75.000 gerapporteerd.

Artikel 9. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 10 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en de lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totale krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting (i.c. overschrijding van de lasten) als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a)

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b)

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c)

      De overschrijding past binnen het bestaande beleid van de raad.

  • 5. Begrotingsafwijkingen zoals overschrijdingen van baten en/of onderschrijdingen van de lasten en de baten zijn op zichzelf niet onrechtmatig. Deze zijn alleen onrechtmatig als die niet tijdig tot een begrotingswijziging hebben geleid of te laat aan de raad zijn gemeld. Deze worden als begrotingsonrechtmatigheden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Afwijkingen worden als tijdig aangemerkt als de (verwachte) afwijking is opgenomen in een bestuursrapportage of in een raadsinformatiebrief uiterlijk in december van het betreffende begrotingsjaar.

  • 6. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 11 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor en legt de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen vast.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 12. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt de raad een nota investeringen, waardering en afschrijving aan. De raad stelt deze nota vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a)

      de wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

    • b)

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • c)

      het moment van starten met afschrijven;

    • d)

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • e)

      de componentenbenadering;

    • f)

      de restwaarde.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks inzicht in de investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende jaren.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt deze nota vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a)

      de vorming en besteding van reserves;

    • b)

      de vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c)

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a)

      het specifieke doel van de reserve;

    • b)

      het bestedingsplan van de reserve

    • c)

      de voeding van de reserve;

    • d)

      de maximale hoogte van de reserve en

    • e)

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen, gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de voor rioolrechten en afvalstoffenheffing compensabele BTW.

  • 3. Voor de rentetoerekening aan de activa wordt het vastgestelde rekenrentepercentage gebruikt dat bij de begroting wordt berekend.

  • 4. Overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie (zoals bij grondexploitaties) worden apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 5. Overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid betreffen, wordt uitgegaan van een percentage van de totale apparaatskosten. Dit percentage wordt jaarlijks tijdens het begrotingsproces berekend.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de onroerendezaakbelastingen, de toeristenbelasting, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten, leges en lijkbezorgingsrechten. De raad stelt deze tarieven vast.

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a)

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b)

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c)

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d)

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a)

      overtollige liquide middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten;

    • b)

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is.

    • c)

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten;

    • d)

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 3 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e)

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 5. De Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad een water- en rioleringsplan aan. Dit beheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen, alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt het beheerplan vast, dat als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

  • 2. Het college biedt de raad een beeldkwaliteitskader openbare ruimte aan. Dit beheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt het beheerplan vast, dat als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

  • 3. Het college biedt de raad een meerjarenonderhoudsplan en vervangingsinvesteringen gemeentelijke accommodaties aan. Dit beheerplan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en buitensportaccommodaties en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt het beheerplan vast, dat als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

  • 4. Het college biedt de raad een meerjarenonderhoudsplan beheer openbare ruimte aan. Dit beheerplan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan het beheer van de openbare ruimte en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt het beheerplan vast, dat als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

Artikel 18. Financiering

Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a)

    de kasgeldlimiet (Wet fido);

  • b)

    de renterisiconorm (Wet fido);

  • c)

    de liquiditeitsplanning voor het begrotingsjaar en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d)

    de rentevisie;

  • e)

    de rapportage over het EMU-saldo (Ministeriële richtlijn).

Artikel 19. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a)

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b)

    de kosten van inhuur derden;

  • c)

    de huisvestingskosten;

  • d)

    de automatiseringskosten;

  • e)

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f)

    een toelichting op de afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens overschrijden, zoals bedoeld in artikel 8 en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g)

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h)

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i)

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b)

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c)

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d)

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

    • e)

      de wijze waarop met projectspecifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.

  • 2. Het college biedt de raad een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. De raad stelt de nota vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1. Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      het beleid en een verslag van de ontwikkelingen omtrent de grondexploitatie;

    • b)

      een waardering van het weerstandsvermogen grondexploitaties aan de hand van de ratio weerstandsvermogen.

  • 2. Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd.

  • 3. De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

Artikel 22. Lokale heffingen

Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a)

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b)

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en soortgelijke informatie;

  • c)

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en kredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d)

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e)

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f)

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Interne controle

  • 1) Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheids-verantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen zoals beschreven in artikel 19 onder f.

  • 2) Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college draagt in ieder geval zorg voor:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d)

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e)

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f)

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g)

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h)

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan, en

  • i)

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ‘Financiële verordening’ vastgesteld door de raad op 9 mei 2023 wordt ingetrokken.

Deze nieuwe verordening is van toepassing op het jaarverslag, de jaarrekening en bijbehorende stukken met ingang van het begrotingsjaar 2024.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad 10 december 2024.

De raad van de gemeente Houten,

de griffier,

C.M.S. Visser

de voorzitter,

G.P. Isabella