Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732965
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732965/1
Beleidsregels werk, inkomen en bijzondere vergoedingen Lingewaard 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels werk, inkomen en bijzondere vergoedingen Lingewaard 2025Het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard heeft op 17 december 2024 de Beleidsregels werk, inkomen en bijzondere vergoedingen Lingewaard 2025 vastgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;
gelet op:
- •
artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
- •
de Participatiewet;
- •
de Verordening sociaal domein Gemeente Lingewaard 2025.
besluit vast te stellen de volgende
Beleidsregels werk, inkomen en bijzondere vergoedingen Lingewaard 2025
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk staan regels en uitgangspunten die voor alle onderwerpen in de volgende hoofdstukken gelden.
artikel 1.1. Begripsbepalingen
- 1.1.1.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
- 1.1.2.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
college / wij
burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard
draagkracht
het bedrag dat de inwoner zelf kan betalen als zich bijzondere noodzakelijke kosten voordoen
Bbz 2004
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
IOAW
wet Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers
IOAZ
wet Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
Nibud
Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
verordening
de Verordening Sociaal Domein gemeente Lingewaard 2025
wet
de Participatiewet
woning
een woning als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag (artikel 1), een woonwagen of een woonschip
woonkosten
bij een huurwoning: de per maand geldende huurprijs volgens de Wet op de huurtoeslag (artikel 1, onder d)
bij een koopwoning: het naar een maand omgerekende totaalbedrag van
- ○
de hypotheekrente
- ○
het rioolrecht
- ○
het eigenaarsdeel van de onroerendezaakbelasting
- ○
de premie van de opstalverzekering
- ○
het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en
- ○
een bij de omstandigheden passend bedrag voor groot onderhoud.
- ○
artikel 1.2. Maatwerk en hardheidsclausule
- 1.2.1..
Bij de uitvoering van deze beleidsregels wil het college een voorziening bieden die de betrokken inwoner nodig heeft om vooruit te komen. Daarom onderzoeken we eerst hoe de situatie van de inwoner is en wat de inwoner wil bereiken. Pas daarna kijken we of de wet en daarmee samenhangende andere regelgeving een instrument kunnen zijn om de inwoner daarbij te helpen.
- 1.2.2.
Het college hanteert deze beleidsregels als richtlijn omdat zij voor de meeste situaties redelijk zijn. Als we vinden dat een besluit volgens deze regels in het geval van de aanvrager niet redelijk zou zijn en/of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van de gemeente, kunnen we van de regels afwijken. We leggen dan in de beschikking uit waarom we dat doen.
artikel 1.3. Vertrouwen en controle
- 1.3.1.
Bij de uitvoering van deze regels gaan we uit van het vertrouwen dat de inwoner juiste en volledige informatie geeft en dat de inwoner een ontvangen voorziening gebruikt voor het doel waarvoor die gegeven is.
- 1.3.2.
Het college kan op ieder moment, zowel tijdens de aanvraag als achteraf, van de inwoner vragen om de juistheid van gegeven informatie en gegevens over de besteding aan te tonen of voldoende aannemelijk te maken.
- 1.3.3.
Het college zal jaarlijks achteraf een steekproefcontrole op rechtmatige ontvangst uitvoeren.
Hoofdstuk 2. Maandelijkse uitkeringen
In dit hoofdstuk staan regels die we gebruiken bij het vaststellen van uitkeringen. De regels lopen uiteen van de vaststelling van het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering en de beëindiging van de uitkering tot de terugvordering van te veel verstrekte uitkering.
Als de regels ook betrekking hebben op andere uitkeringen dan bijstand vermelden we dat.
artikel 2.1. Lagere bijstand vanwege de woonsituatie (artikel 27 van de wet)
- 2.1.1..
Voor een inwoner in de leeftijd van 21 tot de pensioengerechtigde leeftijd verlagen wij de geldende bijstandsnorm met 18%
- •
als hij in een woning zonder woonkosten woont,
- •
als een ander de woonkosten voor hem betaalt of
- •
als hij geen woning heeft.
- •
artikel 2.2. Tijdelijke opname
- 2.2.1.
Als een alleenstaande inwoner voor verpleging en/of verzorging tijdelijk in een inrichting verblijft en het volgens het college belangrijk is dat de inwoner na het verblijf kan terugkeren naar zijn woning, houden we de bijstandsuitkering maximaal zes maanden even hoog als die voor de opname was.
- 2.2.2.
Als duidelijk is dat de opname langer gaat duren dan zes maanden wordt de uitkering direct aangepast naar de norm die geldt bij verblijf in een inrichting (artikel 23 van de wet).
artikel 2.3. Waarschuwing inlichtingenplicht
- 2.3.1.
Als een inwoner de aan de uitkering verbonden inlichtingenplicht niet nakomt zonder dat hij daardoor te veel uitkering krijgt, legt het college geen boete op. In plaats daarvan krijgt de inwoner een schriftelijke waarschuwing.
- 2.3.2.
Dit geldt alleen als de inwoner in de laatste 24 maanden niet eerder een waarschuwing of boete heeft gekregen voor het niet nakomen van de inlichtingenplicht.
artikel 2.4. Herziening verlaging
- 2.4.1..
Artikel 18 van de wet noemt in lid 4 acht verplichtingen die bij een uitkering van de gemeente horen. Als de inwoner deze verplichtingen niet nakomt, moeten wij de uitkering verlagen. Dat staat in lid 5 tot en met 8. De inwoner krijgt een brief toegestuurd over de verlaging.
Als de inwoner de verplichtingen alsnog gaat nakomen, kan hij ons vragen de verlaging minder streng te maken.
Wij laten de verlaging in stand als die opgelegd is voor het niet naleven van de verplichtingen in artikel 18 lid 4
- •
onder a. het aanvaarden of het houden van een baan;
- •
onder f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden die nodig zijn om een baan te krijgen en te houden;
- •
onder g. het krijgen en houden van een baan niet belemmeren uw kleding, uw gedrag of een gebrek aan persoonlijke verzorging.
- •
-
Wij halen 50% van de verlaging af als de inwoner er om vraagt binnen een maand nadat hij de brief ontvangen heeft en aantoont (of voldoende aannemelijk maakt) dat hij aan alle verplichtingen voldoet. De halvering van de verlaging gaat in vanaf het moment dat de inwoner aangetoond heeft dat hij aan de verplichtingen voldoet.
artikel 2.5. Commerciële prijs kamerhuur of kostgang
- 2.5.1.
Een overeenkomst voor kamerhuur wordt voor het bepalen van de toepasselijke uitkeringsnorm als commercieel aangemerkt als de betaling per maand hoger is dan
- •
€ 450,00, of
- •
75% van de volgens de methodiek van de Huurcommissie berekende maximale huurprijs (www.huurcommissie.nl, huurprijscheck onzelfstandige woonruimte).
- •
- 2.5.2.
Een overeenkomst voor kost en inwoning van een kostganger wordt voor het bepalen van de toepasselijke norm als commercieel aangemerkt als de betaling per maand hoger is dan
- •
€ 700,00, of
- •
75% van de volgens de methodiek van de Huurcommissie berekende maximale huurprijs, verhoogd met 30 maal de toepasselijke Nibud-norm voor voeding per persoon per dag.
- •
artikel 2.6. Inkomsten kamerverhuur of kostgang
- 2.6.1.
Als de inwoner die een uitkering ontvangt optreedt als kamerverhuurder of kostgever zonder dat dit leidt tot het toepassen van de kostendelersnorm, worden de inkomsten daaruit verrekend bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand (artikel 19 in samenhang met paragraaf 3.4 van de wet).
- 2.6.2.
. De kosten die de inwoner maakt voor de kamerverhuur of het kostgeven worden alleen op de inkomsten in mindering gebracht als de inwoner de hoogte van die kosten aantoont of voldoende aannemelijk maakt.
artikel 2.7. Vrijlating inkomsten
- 2.7.1.
Wij vinden dat een vrijlating van inkomsten uit arbeid, zoals die geregeld is in artikel 31, lid 2, onder n. en onder r. van de wet, altijd bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Wij passen deze vrijlatingen in alle gevallen toe.
- 2.7.2.
In afwijking van het eerste lid passen wij geen inkomstenvrijlating toe als de inkomsten in strijd met de inlichtingenplicht niet of niet tijdig zijn gemeld aan het college.
- 2.7.3.
Giften worden buiten beschouwing gelaten tot een bedrag van € 1200 per kalenderjaar.
artikel 2.8. Vaststellen vermogen
- 2.8.1.
Bij het vaststellen van het vermogen laten we de waarde van algemeen gebruikelijke goederen, zoals de inboedel van de woning, buiten beschouwing. We houden daarom geen rekening met
de waarde van een
tot een bedrag van
niet opneembare reservering voor een uitvaart
5000
auto of motor
4500
scooter of fiets met ondersteuning
1500
banksaldo op de betaalrekening
bijstandsnorm zonder vakantietoeslag, naar boven afgerond op € 5
- 2.8.2.
Als de waarde hoger is dan het genoemde bedrag rekenen we het meerdere bij het vermogen. Als de inwoner meerdere vervoermiddelen heeft binnen dezelfde categorie wordt de vrijlating maar bij één toegepast.
artikel 2.9. Gebruik bevoegdheid
- 2.9.1.
Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid, om:
- •
een besluit tot toekenning van bijstand op grond van de wet of uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ te herzien of in te trekken als dat vereist is om over te kunnen gaan tot terugvordering;
- •
bijstand terug te vorderen op grond van de artikelen 58 tot en met 60 van de wet;
- •
uitkering terug te vorderen op grond van de artikelen 25, 26 en 28 IOAW;
- •
uitkering terug te vorderen op grond van de artikelen 25, 26 en 28 IOAZ.
- •
- 2.9.2.
Te veel verstrekte bijstand vorderen wij terug inclusief de door ons betaalde loonheffing en premies, als die niet verrekend kunnen worden met de nog door het college af te dragen loonheffing en premies voor dezelfde inwoner.
- 2.9.3.
We vorderen de loonheffing en premies niet terug als de vordering is ontstaan buiten toedoen van de inwoner en hem niet kan worden verweten dat de vordering niet voldaan is in het kalenderjaar waarop de loonheffing en premies betrekking hebben.
artikel 2.10. Kruimelbedragen
- 2.10.1.
Als het terug te vorderen bedrag lager is dan € 250,00 zien wij af van terugvordering.
- 2.10.2.
Wij zien af van verdere invordering als
- •
er sprake is van een restantvordering lager dan € 250,00, en
- •
het treffen van (verdere) invorderingsmaatregelen niet doelmatig is, en
- •
er geen andere vorderingen meer openstaan.
- •
artikel 2.11. Invordering
- 2.11.1.
Als een inwoner een ontvangen uitkering terug moet betalen houden wij rekening met de beslagvrije voet van artikel 475c van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
- 2.11.2.
Bij een inkomen dat gelijk is aan de toepasselijke bijstandsnorm stellen wij de betalingsverplichting vast op 5% van die norm.
- 2.11.3.
Bij een inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt de aflossing van 5% verhoogd met de helft van het inkomen boven de norm.
- 2.11.4.
Als het gaat om de terugbetaling van een lening volgt het aflossingsbedrag uit de afspraken die gemaakt zijn bij het aangaan van de lening. Ook hierbij kan de beslagvrije voet ertoe leiden dat een lager bedrag wordt ingevorderd.
- 2.11.5.
Het college hanteert voor het terugbetalen van leningen meestal 36 maandelijkse termijnen. Voor leningen op grond van het Bbz 2004 kunnen andere termijnen gelden.
artikel 2.12. Kwijtschelding
- 2.12.1.
Het college verleent medewerking aan schuldregelingen voor zover dat niet uitgesloten is in artikel 60c van de wet, artikel 29a van de IOAW of artikel 29a van de IOAZ.
- 2.12.2.
Wij zien af van verdere invordering als zich één van de situaties voordoet van artikel 58, lid 7 van de wet, artikel 25, lid 6 van de IOAW of artikel 25, lid 6 van de IOAZ.
Hoofdstuk 3. Werk
In dit hoofdstuk staan regels over werk en over het aanbieden van hulp om aan het werk te komen en te blijven.
artikel 3.1. Termijn ontheffing arbeidsverplichtingen
- 3.1.1.
Wij kunnen op grond van dringende redenen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om werk te aanvaarden en/of de verplichting om onbetaald nuttige werkzaamheden te verrichten (artikel 9 van de wet, 37a van de IOAW en 37a van de IOAZ).
- 3.1.2.
De duur van een ontheffing stellen we op de periode dat de dringende redenen naar verwachting zullen bestaan.
- 3.1.3.
Een ontheffing wordt niet verleend voor een periode van langer dan vijf jaar.
artikel 3.2. Termijn taaltoets
- 3.2.1.
Voor het afnemen van de taaltoets (artikel 18b, tweede lid van de wet) en voor het informeren van de inwoner over het resultaat van de taaltoets (artikel 18b, vierde lid van de wet) hanteert het college een termijn van acht weken.
artikel 3.3. Werkervaringsplaats
- 3.3.1.
Als wij een werkervaringsplaats aanbieden volgens artikel 2.3.4 van de verordening doen wij dat in overleg met de werkgever voor een periode van maximaal drie maanden.
- 3.3.2.
De periode van drie maanden kan zo nodig eenmaal verlengd worden met maximaal drie maanden.
artikel 3.4. Nazorg
- 3.4.1.
Nazorg na het vinden van betaald werk (artikel 2.3.14 van de verordening) verlenen wij voor een periode van zes maanden.
- 3.4.2.
Bij nazorg zijn er tenminste drie contactmomenten: bij de aanvang, bij afloop van de proeftijd en na zes maanden.
artikel 3.5. Participatieplaats
- 3.5.1.
De premie voor het vervullen van een participatieplaats wordt ambtshalve toegekend en uitbetaald.
Hoofdstuk 4. Bijzondere bijdragen
Dit hoofdstuk gaat over bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten die de inwoner zelf niet kan betalen en over vergoedingen die het college wenselijk vindt om te zorgen dat een inwoner in staat is om actief en gezond mee te doen in de samenleving. Als we het in dit hoofdstuk over bijstand hebben bedoelen we de bijzondere bijstand volgens artikel 35 van de wet. Wat er in de wet staat over bijstand en de uitleg die rechters daaraan geven, gaat altijd boven wat er in deze beleidsregels staat.
artikel 4.1. Draagkracht uit inkomen en vermogen
- 4.1.1.
Voor de berekening van het inkomen volgens dit hoofdstuk vergelijken we inkomsten inclusief vakantietoeslag altijd met de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag en inkomsten zonder vakantietoeslag met de norm zonder vakantietoeslag. Bij een combinatie van inclusief en exclusief rekenen we één van beide om.
- 4.1.2.
Recht op bijzondere bijstand bestaat alleen als iemand de kosten niet zelf kan betalen. Het bedrag dat de inwoner zelf kan betalen, noemen we draagkracht.
- 4.1.3.
Om de draagkracht te berekenen kijken we naar inkomen en vermogen.
- 4.1.4.
De draagkracht uit inkomen stellen we vast op het inkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij een aanvraag om woonkostentoeslag of woninginrichting stellen we de draagkracht vast op het inkomen boven 100% van de bijstandsnorm.
- 4.1.5.
We gaan bij de berekening uit van het inkomen in de maand vóór de aanvraag. Bij erg wisselende inkomsten gaan we uit van het gemiddelde over de laatste drie maanden. Het bedrag boven 120% (100% bij woonkostentoeslag en woninginrichting) rekenen we om naar een jaarbedrag.
- 4.1.6.
Als de inwoner in een schuldregelingstraject zit, of als er beslag gelegd op het inkomen van de inwoner, gaan we bij de berekening van de draagkracht uit van het werkelijk beschikbare inkomen.
- 4.1.7.
De draagkracht uit vermogen bepalen we op de waarde van het vermogen boven 50% van de in artikel 34 van de wet gestelde grens. Bij de vaststelling van het vermogen passen we de regels toe die we in hoofdstuk 2 hebben opgeschreven.
- 4.1.8.
De berekende totale draagkracht geldt voor een jaar, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag gedaan is. Als de draagkracht € 0,00 is en het inkomen van de inwoner naar verwachting niet zal veranderen, hanteren we deze vaststelling drie jaar vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag gedaan is.
- 4.1.9.
De draagkracht kan tussentijds opnieuw vastgesteld worden als er een wijziging in inkomen en/of vermogen plaatsvindt, waardoor de draagkracht meer dan 10% hoger of lager wordt.
- 4.1.10.
We verrekenen de totale jaardraagkracht in één keer. Alleen als we periodieke bijzondere bijstand toekennen en de inwoner in financiële problemen raakt door verrekening ineens kunnen we de draagkracht verdelen over meerdere maanden en in delen verrekenen.
artikel 4.2. Drempelbedrag
- 4.2.1.
Het college past geen drempelbedrag toe bij aanvragen om bijzondere bijstand.
artikel 4.3. Terugwerkende kracht
- 4.3.1
Artikel 44 van de wet regelt dat bijstand pas gegeven kan worden vanaf het moment dat een inwoner zich gemeld heeft om een aanvraag in te dienen. Bij de toekenning van bijzondere bijstand houdt het college ook rekening met kosten die ten hoogste twee maanden vóór het indienen van de aanvraag gemaakt zijn.
artikel 4.4. Voorwaarden
- 4.4.1.
Tegemoetkomingen moeten worden besteed aan het doel waarvoor ze toegekend zijn.
- 4.4.2.
Het college kan ook andere voorwaarden aan de tegemoetkomingen verbinden.
artikel 4.5. Uitbetaling
- 4.5.1.
Bij het uitbetalen van tegemoetkomingen kiest het college welke manier van uitbetalen het beste is. We willen het liefste dat elke inwoner zelfstandig de regie over zijn leven voert en zelf zijn geld beheert. Als het nodig is kijken we of de inwoner ondersteuning kan krijgen door hulp bij het beheer en de besteding. Het is ook mogelijk om gespreid uit te betalen. Tenslotte kunnen we de inwoner ook volledig ontzorgen door rechtstreeks te betalen aan een aanbieder/leverancier.
artikel 4.6. Rechtsbijstand / griffierecht
- 4.6.1.
Als een inwoner in een gerechtelijke procedure gebruik maakt van een door de overheid betaalde advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand, komen de te betalen eigen bijdrage, de kantoorkosten en het griffierecht in aanmerking voor bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt altijd rekening gehouden met de korting die toegepast wordt na advies bij Het Juridisch Loket (www.juridischloket.nl). Dat gebeurt ook als de inwoner ervoor kiest om rechtstreeks contact met een advocaat op te nemen.
- 4.6.2.
We spreken met de inwoner af dat hij de gemeente informeert als de rechter de tegenpartij veroordeelt in de kosten van de procedure. De inwoner moet de bijstand dan terugbetalen aan de gemeente.
artikel 4.7. Uitvaart
- 4.7.1.
Soms kan een uitvaart niet betaald worden uit de nalatenschap of door de erfgenamen. Als bijzondere bijstand aan een erfgenaam noodzakelijk is, hanteert het college voor afzonderlijke kostenposten de normbedragen van het Nibud.
- 4.7.2.
In totaal wordt voor een uitvaart niet meer dan € 5.250 vergoed.
- 4.7.3.
Als de kosten verdeeld kunnen worden over meerdere erfgenamen, wordt ook dit maximum omgerekend naar een maximumbedrag per persoon.
artikel 4.8. Verblijfsvergunning
- 4.8.1.
De inwoner moet de legeskosten van een verblijfsvergunning zelf betalen.
- 4.8.2.
Er is één uitzondering mogelijk: als het gaat om een hereniging van een erkende vluchteling met zijn gezinsleden en daardoor het recht op gezinsleven volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens uitgeoefend kan worden, kan bijzondere bijstand worden verleend voor de vergunning van de gezinsleden.
- 4.8.3.
Bij verlenging van een verblijfsvergunning moet de inwoner de legeskosten altijd zelf betalen.
artikel 4.9. Verhuizing en woninginrichting
- 4.9.1.
Kosten van verhuizing en woninginrichting moet de inwoner zelf betalen. Alleen als er iets bijzonders is, kan er bijstand worden verleend. Dat kan bijvoorbeeld als een noodzakelijke verhuizing niet redelijkerwijs voorzienbaar was en er geen mogelijkheid is geweest om te reserveren. Ook als een asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt en zich vanuit de asielopvang in Lingewaard vestigt, kan het college bijzondere bijstand verlenen.
- 4.9.2.
De kosten van een verhuizing kunnen erg verschillen. Als we bijstand verlenen doen we dat alleen voor de goedkoopste oplossing.
- 4.9.3.
Voor de vergoeding van inrichtingskosten wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame gebruiksgoederen, zoals meubels en apparaten, en goederen die verbruikt worden, zoals verf en behang.
- 4.9.4.
Voor de kosten van aanschaf, reparatie of vervanging van duurzame gebruiksgoederen wordt alleen bijstand verleend als de inwoner niet heeft kunnen reserveren en de kosten niet uit het inkomen en/of vermogen kan betalen.
- 4.9.5.
Als een inwoner drie jaar geleefd heeft van een inkomen dat niet hoger was dan de toepasselijke bijstandsnorm nemen we aan dat hij niet heeft kunnen reserveren voor duurzame gebruiksgoederen.
- 4.9.6.
We geven de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van borgstelling voor een lening bij de Stadsbank, een geldlening bij de gemeente, of als er geen afbetalingscapaciteit is, een bedrag om niet.
- 4.9.7.
Wij vinden het noodzakelijk dat een huishouden kan beschikken over een kooktoestel, een koelkast, een wasmachine, woonkamermeubilair, slaapkamermeubilair en een computer.
- 4.9.8.
Een vergoeding voor verbruiksgoederen en verhuiskosten hoeft niet terugbetaald te worden.
- 4.9.9.
Voor de hoogte van de bijstand houdt het college rekening met de normen van het Nibud. Zowel bij een volledige inrichting als voor afzonderlijke duurzame gebruiksgoederen vergoeden we maximaal 60% van de normbedragen, omdat veel goederen ook goedkoper en/of tweedehands gekocht kunnen worden.
- 4.9.10.
Bij vervanging van duurzame gebruiksgoederen is het aan de behandelend medewerker om vast te -laten- stellen of reparatie een acceptabele oplossing biedt. De medewerker let hierbij op de kosten van reparatie, de globale levensduur van het goed en de kosten van vervanging. Voor de globale levensduur sluiten we aan bij de door het Nibud vermelde afschrijvingstermijn.
- 4.9.11.
Bij een eerste zelfstandige huisvesting vanuit het ouderlijk huis geeft het college geen bijzondere bijstand voor verhuizing en inrichting.
artikel 4.10. Reiskosten / vervoer
- 4.10.1.
Reiskosten moet de inwoner zelf betalen.
- 4.10.2.
Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Wij verlenen wel bijzondere bijstand voor noodzakelijke reiskosten
- •
naar een arts, therapeut of ziekenhuis buiten de gemeente, of
- •
voor bezoek aan een familielid in het ziekenhuis, in een inrichting of in detentie.
- •
- 4.10.3.
Voor het aantal familiebezoeken dat vergoed wordt, kijken we naar de familiegraad en naar de mogelijkheden voor het te bezoeken familielid om zelf op bezoek te komen.
- 4.10.4.
De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de goedkoopste manier van reizen. Bij gebruik van een privéauto wordt de tegemoetkoming berekend volgens de onbelaste kilometervergoeding (2024: € 0,23 per kilometer).
- 4.10.5.
Voor afstanden tot 10 kilometer vindt het college een fiets een geschikt vervoermiddel. Als een inwoner niet of niet voldoende heeft kunnen reserveren voor de aanschaf van een (tweedehands) fiets kan eenmalig bijstand worden gegeven. We vergoeden maximaal 60% van het normbedrag van het Nibud voor een gewone fiets.
artikel 4.11. Alarmsysteem
- 4.11.1.
Wanneer de inwoner op grond van een sociale indicatie gebruik maakt van personenalarmering kan het college bijzondere bijstand geven voor het aanschaffen van een sleutelkluis, de aansluitkosten en de maandelijkse abonnementskosten.
artikel 4.12. Bewind
- 4.12.1.
Bij het onder bewind stellen bepaalt de rechter ook de beloning van de bewindvoerder. De noodzaak en de hoogte van de kosten staan daarmee vast. Als de inwoner deze kosten niet zelf betalen kan, wordt bijzondere bijstand verleend.
artikel 4.13. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
- 4.13.1.
Het college biedt inwoners de mogelijkheid om zich collectief aanvullend te verzekeren bij Menzis. Dat kan met een gemeentepolis in de pakketten GarantVerzorgd 1, GarantVerzorgd 2 en GarantVerzorgd 3 met verschillende aanvullende verzekeringen, bijvoorbeeld voor tandartskosten.
- 4.13.2.
Het college geeft een bijdrage in de premie voor de gemeentepolis. De hoogte van de bijdrage is gekoppeld aan de extra vergoedingen in de gemeentepolis en wordt jaarlijks vastgesteld in overleg met Menzis.
- 4.13.3.
Het nemen van een aanvullende verzekering is een vrije keuze en de verzekering kan niet gezien worden als een voorliggende voorziening in de zin van de Participatiewet. Wel volgen wij de uitspraken van rechters: medische kosten worden passend en voldoende vergoed vanuit de voorliggende voorzieningen Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor medische kosten die de wetgever bewust buiten de Zvw en de Wlz gelaten heeft, kan geen beroep op bijzondere bijstand worden gedaan.
- 4.13.4.
In uitzonderlijke gevallen kan op grond van de hardheidsclausule van artikel 1.2 toch een tegemoetkoming verleend worden aan een inwoner die geen gebruik maakt van een aanvullende ziektekostenverzekering. Dan wordt wel rekening gehouden met de vergoeding die van de aanvullende verzekering ontvangen zou zijn.
artikel 4.14. Dieetkosten
- 4.14.1.
Dieetkosten zijn de meerkosten ten opzichte van normale voedingskosten, ontstaan door het volgen van een medisch noodzakelijk dieet. Bij de aanvraag moet een recent, op naam gesteld dieetvoorschrift meegestuurd te worden.
- 4.14.2.
Voor de hoogte van de meerkosten vergelijken we met de Nibud-normen voor normale voeding.
artikel 4.15. Woonkosten
- 4.15.1.
Het college verleent bijzondere bijstand voor woonkosten als:
- •
de inwoner in een gehuurde woning of woonwagen woont en door bijzondere omstandigheden nog geen beroep kan doen op huurtoeslag volgens de Wet op de huurtoeslag;
Deze bijzondere bijstand eindigt zodra de inwoner wel een beroep op huurtoeslag kan doen.
- •
de inwoner in een gehuurde woning of woonwagen woont en een huur betaalt die hoger is dan de maximale huur volgens de Wet op de huurtoeslag.
- •
de inwoner in een eigen woning woont en alleen vanwege die eigen woning geen beroep op huurtoeslag kan doen.
- •
- 4.15.2.
De hoogte van de bijstand wordt vastgesteld volgens de rekenregels van de Wet op de huurtoeslag.
- 4.15.3.
Als de woonkosten hoger zijn dan de maximale huur volgens de Wet op de huurtoeslag wordt het berekende bedrag verhoogd met het deel van de werkelijke woonkosten boven de maximale huur. De bijzondere bijstand wordt dan toegekend voor de duur van maximaal een jaar. De inwoner krijgt daarbij de verplichting opgelegd om op zoek te gaan naar een andere woning, waarvan de kosten beter passen bij zijn inkomen. Zodra de inwoner een goedkopere woning heeft kunnen accepteren eindigt de bijzondere bijstand. Als de inwoner voldoende moeite heeft gedaan, maar geen beter geschikte woning gevonden heeft, kan de bijstandverlening met een jaar worden verlengd.
artikel 4.16. Kortdurende detentie
- 4.16.1.
Als een alleenstaande uitkeringsontvanger kortdurend gedetineerd wordt, beoordelen wij of het voor het slagen van het nazorgtraject belangrijk is dat hij na afloop van de detentie kan terugkeren naar zijn woning.
- 4.16.2.
Met 'kortdurend’ in lid 1 bedoelen wij een periode van maximaal zes maanden.
- 4.16.3.
. Als wij na afweging van alle omstandigheden en verwachtingen vinden dat een terugkeer voldoende belangrijk is, kunnen wij in afwijking van artikel 13 van de wet bijzondere bijstand geven voor de kosten van huur van de woning en vastrecht voor energie- en waterlevering.
- 4.16.4.
Bij deze bijstand laten wij geen vermogen vrij. De inwoner zal eerst zelf zijn vermogen moeten gebruiken om de kosten te voldoen voordat wij bijstand geven.
artikel 4.17. Aanvullend levensonderhoud jongvolwassenen
- 4.17.1.
Een zelfstandig wonende inwoner van 18 tot 21 jaar die hogere kosten van levensonderhoud heeft dan hij uit de voor hem geldende bijstandsnorm of zijn eigen inkomsten uit andere bron kan betalen, moet een beroep doen op zijn onderhoudsplichtige ouders.
- 4.17.2.
Als een beroep op de ouders onmogelijk of erg onwenselijk is, verleent het college bijzondere bijstand. De hoogte van deze bijstand wordt zo vastgesteld dat de periodieke bijstand of de eigen inkomsten worden aangevuld tot de bijstandsnorm voor een zelfstandig wonende van 21 jaar of ouder. Indien nodig verlenen wij ook een woonkostentoeslag volgens artikel 4.15.
artikel 4.18. Alleenstaande ouders
- 4.18.1.
De alleenstaande ouder, die algemene bijstand ontvangt en van de Belastingdienst in het kindgebonden budget geen alleenstaande-ouderkop (artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget) ontvangt omdat:
- •
de alleenstaande ouder -nog- een partner heeft als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, of
- •
de alleenstaande ouder recent naar Nederland gekomen is en door de Sociale Verzekeringsbank -nog- niet gezien wordt als verzekerde voor de Algemene Kinderbijslagwet, of
- •
een co-oudersituatie bestaat waarin het kind/de kinderen op het adres van de andere co-ouder ingeschreven is/zijn, de andere co-ouder het kindgebonden budget ontvangt en een regeling van de kosten tussen de beide ouders niet mogelijk is,
- •
-
heeft recht op bijzondere bijstand ter hoogte van het bedrag van artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget, omgerekend naar een bedrag per maand.
- 4.18.2.
Voor de co-ouder wordt de bijstand vastgesteld naar evenredigheid van het aantal dagen per week dat hij als alleenstaande ouder wordt aangemerkt.
artikel 4.19. Meedoen
- 4.19.1.
De inwoner van Lingewaard heeft recht op een tegemoetkoming voor actief meedoen in de samenleving als hij op de datum aanvraag:
- •
een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120% van de voor hem of haar van toepassing zijnde netto uitkeringsnorm;
- •
een vermogen heeft dat niet hoger is dan de toepasselijke vermogensgrens volgens artikel 34 van de wet;
- •
volgens de Basisregistratie personen (BRP) woonachtig is in de gemeente Lingewaard;
- •
geen vreemdeling is, en
- •
18 jaar of ouder is.
- •
- 4.19.2.
Als de inwoner in een schuldregelingstraject zit, of als er beslag is gelegd op het inkomen van de inwoner, gaan we uit van het werkelijk beschikbare inkomen.
- 4.19.3.
De inwoner kan een aanvraag indienen via de website www.meedoeninlingewaard.nl.
- 4.19.4.
Een aanvraag kan uiterlijk worden ingediend op 15 december van het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben.
- 4.19.5.
. De tegemoetkoming is persoonsgebonden en bestemd voor aantoonbare kosten.
- 4.19.6
De inwoner kan kiezen voor een geldbedrag van € 125,00 of voor een tegemoetkoming in punten met een waarde van maximaal € 250,00. Een gekozen puntensaldo kan benut worden voor de aankoop van een lidmaatschap via de webwinkel op www.meedoeninlingewaard.nl. Als na aankoop nog een aantal punten overblijft, kan dit in geld worden uitbetaald tot een maximum van € 125,00. Ook dit bedrag is bedoeld voor meedoen in de samenleving.
- 4.19.7.
Het college kan de in het vorige genoemde bedragen ieder jaar opnieuw vaststellen.
artikel 4.20. Kindpakket
- 4.20.1.
Kinderen in de leeftijd van –9 maanden tot 18 jaar, van wie de ouders in aanmerking komen voor de meedoenregeling (zie vorig artikel), kunnen gebruik maken van het kindpakket.
- 4.20.2.
Het kindpakket kan worden aangevraagd via www.meedoeninlingewaard.nl.
- 4.20.3.
Voor elk kind is een puntensaldo van 600 per jaar beschikbaar, te besteden via de webwinkel op www.meedoeninlingewaard.nl. De besteding moet gebeuren vóór 15 december van het betreffende jaar.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
In dit hoofdstuk staat wanneer de regels ingaan en welke oude regels er worden ingetrokken. Verder staat er een regeling voor de situatie dat een inwoner volgens de oude regels een gunstiger besluit zou krijgen.
artikel 5.1. Inwerkingtreding
- 5.1.1.
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2025.
- 5.2.2.
Met ingang van dezelfde datum worden ingetrokken:
- •
de in het Handboek Participatiewet van Schulinck opgenomen richtlijnen (voorzover dat feitelijk geen werkafspraken zijn)
- •
de Beleidsregel Inkeerregeling Participatiewet gemeente Lingewaard 2023-1
- •
de Beleids- / uitvoeringsregel Wet taaleis gemeente Lingewaard 2016
- •
de Beleidsregel re-integratie en participatie gemeente Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregels werkgevers-job coaching Participatiewet gemeente Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregel verlagen uitkering in verband met de woonkostensituatie, inkomsten uit commerciële verhuur en geen schoolverlaterskorting Participatiewet gemeente Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregel studietoeslag Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregel terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Lingewaard 2023-1
- •
de Beleidsregel inkomensdraagkracht bijzondere bijstand Participatiewet 2023-1
- •
de Beleidsregel Meedoenregeling gemeente Lingewaard 2023-1
- •
artikel 5.2. Overgangsregeling
- 5.2.1.
Als een inwoner op grond van de regels die in het vorige artikel worden ingetrokken een gunstiger besluit zou krijgen dan volgens de nieuwe regels kunnen wij in kalenderjaar 2025 nog de oude regels toepassen.
artikel 5.3. Citeertitel
- 5.3.1.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels werk, inkomen en bijzondere vergoedingen Lingewaard 2025’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op 17 december 2024,
burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,
de secretaris,
drs. I.P. van der Valk
de burgemeester,
dr. P.T.A.M. Kalfs
Toelichting:
Het college van burgemeester en wethouders heeft de opdracht om inwoners te helpen als die inwoners niet zelf voor hun levensonderhoud kunnen zorgen. Het college doet dat door maandelijks bijstand te geven zodat de inwoner over een inkomen kan beschikken. Ook probeert het college er voor te zorgen dat de inwoner aan het werk kan, om op die manier zelf voor voldoende inkomen te zorgen. Als er door bijzondere omstandigheden kosten ontstaan die de inwoner niet zelf kan betalen, kan het college extra bijstand geven. Tot slot kan het college nog hulp bieden bij actief en gezond meedoen in de samenleving.
Veel regels voor deze taak van het college staan al in de wet en in de verordening. Voor de keuzes die aan het college overgelaten zijn, bestaan tot nu toe meerdere richtlijnen en beleidsregels, die op verschillende momenten en in verschillende documenten zijn vastgelegd. Het college wil graag zorgen voor meer toegankelijkheid en meer duidelijkheid over die regels, onder meer door alles op te nemen in één document. Daarom worden deze beleidsregels vastgesteld.
Bij het opstellen van de beleidsregels heeft het college bestaande regels zoveel mogelijk overgenomen. Daarbij zijn regels uit wetten en verordeningen weggelaten, omdat die de omvang en de ontoegankelijkheid vergroten en onbedoeld de indruk kunnen wekken dat het college die regels zou kunnen veranderen.
Waar het college op basis van de huidige visie en uitvoeringsinzichten een verandering van de beleidsregels noodzakelijk of wenselijk vond en een keuze eenvoudig gemaakt kon worden, is die wijziging doorgevoerd. In een bijlage bij het collegevoorstel is vermeld bij welke onderwerpen dit gebeurd is.
Waar een keuze minder voor de hand ligt en beter onderzocht moet worden heeft het college de bestaande regels gevolgd. Wel heeft het college, in een andere bijlage bij het collegevoorstel, vastgelegd dat op die onderwerpen nog nader onderzoek moet plaatsvinden.
Bij de vaststelling van deze beleidsregels realiseert het college zich dat de andere weergave van bestaande regels, die in een zeer kort tijdsbestek tot stand gekomen is, kan leiden tot interpretatieverschillen. Het college kiest er desondanks voor de regels op deze manier vast te stellen om de toegankelijkheid en duidelijkheid voor inwoners en uitvoerders. In de loop van 2025 zullen tenminste twee evaluatiemomenten vastgelegd worden, waarbij ook klaarblijkelijke missers gecorrigeerd kunnen worden. In de jaren na 2025 zal tenminste eenmaal per jaar een actualisering van de beleidsregels plaatsvinden.
Omdat in de meeste gevallen de bestaande regelgeving is overgenomen, wordt er geen artikelsgewijze toelichting bij deze beleidsregels opgenomen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl