Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732843
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732843/1
Openstelling Programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2021-2027 Noord-Nederland (EFRO)Openstelling: Structurele samenwerking kennisinstellingen en ondernemers in Noord-Nederland
Geldend van 10-12-2024 t/m heden
Intitulé
Openstelling Programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2021-2027 Noord-Nederland (EFRO)Openstelling: Structurele samenwerking kennisinstellingen en ondernemers in Noord-NederlandDe openstelling in het kort
Kennisinstellingen in Noord-Nederland spelen een cruciale rol in het innovatie-ecosysteem en het valoriseren van kennis. Het zijn bij uitstek de plekken waar onderzoek en ontwikkeling plaatsvindt. Om de noordelijke innovatiekracht te versterken is het noodzakelijk dat de kennis die op dit gebied ligt bij kennisinstellingen beter te verbinden met Noord-Nederlandse mkb’ers. Hierbij gaat het zowel om koplopers op het gebied van innovatie, als ondernemers die (nu nog) minder innovatief zijn. Op deze manier ontstaat kennisdeling- en uitwisseling en dit helpt ondernemers innovatiever te worden en versterkt hiermee het hele innovatie-ecosysteem. Om dit te bewerkstelligen ligt een belangrijke rol bij de kennisinstellingen, maar ook zeker bij (vertegenwoordigers van) het mkb-bedrijfsleven. In gezamenlijkheid en op noordelijke schaal kunnen hier stevige plannen voor ontwikkeld worden.
Momenteel is de samenwerking tussen ondernemers en kennisinstellingen niet altijd vanzelfsprekend. Specifiek in Noord-Nederland wordt deze samenwerking vaak gekenmerkt door onzekerheden en risico's. Dit heeft te maken met de sociaaleconomische en ruimtelijke structuur van het noorden. Nog een te klein deel van de mkb’ers maakt op dit moment onderdeel uit van innovatie- en bedrijvenclusters en innovatie-ecosystemen. Op dit gebied liggen belangrijke kansen die tot nu toe onbenut blijven. Meer samenwerking tussen het bedrijfsleven en kennisinstellingen draagt onder andere bij aan meer en betere kennisvalorisatie in de regio. Het is daarom belangrijk dat (bestaande) samenwerkingsverbanden op dit gebied versterkt worden, zodat er een (sterker) systeem ontstaat waarin gezamenlijk leren en continu verbeteren centraal staan. Op deze manier kan het innovatie-ecosysteem op een duurzame en structurele wijze versterkt worden. Er ligt een investeringsbehoefte in het verbeteren van verbindingen en het creëren van meer openheid, bijvoorbeeld door het in contact brengen van mkb’ers met kennisinstellingen, gericht op ‘peer exchange’ en ‘peer learning’.
Vervolg ‘REACT-EU: Innovatie-ecosysteem Kennisinstellingen’
In 2021 is voor het eerst een uitvraag gedaan ten behoeve van het innovatie-ecosysteem van kennisinstellingen in Noord-Nederland. Vanuit het programma REACT-EU is toen een financiële impuls gegeven aan de regio om kennisinstellingen en (vertegenwoordigers van) het mkb in Noord-Nederland dichter bij elkaar te brengen. Met deze openstelling wordt een vervolg op de activiteiten die eerder zijn uitgevoerd beoogd. We vragen partijen voort te bouwen op de geboekte resultaten en leeruitkomsten. Met het EFRO-programma 2021-2027 willen we kennisinstellingen en (vertegenwoordigers van) het mkb in Noord-Nederland ondersteunen bij het verder aanpakken van inefficiënties en het effectiever vervullen van hun valorisatierol.
Doelstelling
Deze openstelling bouwt voort op bestaande initiatieven die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld op dit gebied. Het belangrijkste doel is het verbinden van kennisinstellingen aan (innovatief) mkb in Noord-Nederland en hiermee de kennisvalorisatie (verder) op gang te brengen. Andere doelen die met deze openstelling beoogd worden zijn:
De afstand tussen kennisinstellingen en het mkb verkleinen d.m.v. een structurele samenwerking die gericht is op vernieuwing;
Meer mkb’ers deel laten uitmaken van het innovatie-ecosysteem;
Fragmentatie in het systeem tegengaan en actoren en initiatieven onderling beter met elkaar laten verbinden;
Partijen stimuleren te experimenteren, kennis uit te wisselen en van elkaar te leren.
Bestaande initiatieven (beter) inrichten op de taak van kennisvalorisatie.
De samenwerking en kennisuitwisseling tussen verschillende kennisniveaus verbeteren.
Programma-doelstellingen EFRO 2021-2027
Het EFRO-programma 2021-2027 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) voor Noord-Nederland kent meerdere doelstellingen. De drie belangrijkste doelstellingen uit het programma zijn:
Het benutten van kansen.
Het verbeteren van het innovatie-ecosysteem.
Het versterken van de randvoorwaarden voor het innovatie-ecosysteem.
Deze openstelling draagt bij aan de tweede doelstelling. Het betreft een versterking van het innovatie-ecosysteem op het gebied van kennisinstellingen en (vertegenwoordigers van) het mkb in Noord-Nederland. Een nieuwe en/of vervolg impuls op het gebied van de verbinding tussen kennisinstellingen en noordelijke mkb’ers zorgt ervoor dat het innovatie-ecosysteem versterkt en dus verbeterd wordt. Het gaat hierbij om activiteiten die gericht zijn op het versterken en verbeteren van (netwerk-) verbindingen (onder andere gericht op meer samenwerking) en de dynamiek tussen innovaties en het verbeteren van het klimaat (en proces) waarin ondernemers en andere partijen continu worden getriggerd om ideeën en kansen te herkennen en te benutten.
De groep ondernemers in Noord-Nederland die zich bezighoudt met innovatie, ook wel koplopers genoemd, is klein. Deze groep willen we vergroten. Het EFRO-programma wil ondernemers die nog geen koploper zijn, maar wel de ambitie hebben om te innoveren, stimuleren om innovatiever te worden. Tegelijkertijd willen we koplopers helpen met het versterken van hun innovaties. Naast koplopers zien we ook ontwikkelaars en toepassers in het veld. Deze ondernemers zijn gebaat bij verbeteringen van innovatiecompetenties van de onderneming zelf. Met deze verbeteringen kunnen zij ‘opklimmen’ en (door)ontwikkelen en zich uiteindelijk voegen bij de groep koplopers. Het is van belang dat in een mogelijk programma dat wordt ontwikkeld op het gebied van de samenwerking tussen kennisinstellingen en innovatieve ondernemers rekening wordt gehouden met verschillende type ondernemers, met verschillende niveaus van innovatie.
Uitdagingen voor de regio
Als het gaat om kennisvalorisatie in Noord-Nederland zijn er verschillende uitdagingen te identificeren. Het Joint Research Center van de Europese Commissie (JRC) heeft in 2019 en 2020 uitgebreid onderzoek gedaan naar de rol van kennisinstellingen in innovatieprocessen in Noord-Nederland. Uit dit ‘HESS’-onderzoek kwam onder meer naar voren dat veel Noord-Nederlandse mkb’ers nog op grote afstand staan van de kennisinstellingen en dat kenniscirculatie die plaatsvindt veelal een lokaal karakter heeft. JRC constateert dat de kennisinstellingen in de afgelopen jaren meerdere waardevolle initiatieven hebben ontplooid, bijvoorbeeld op het gebied van het koppelen van studenten aan bedrijven en het samenwerken tussen kennisinstellingen op verschillende niveaus. Tegelijkertijd constateert JRC dat initiatieven vaak fragmentarisch zijn en kortlopend van aard, dat netwerken die worden gecreëerd onvoldoende open en toegankelijk zijn voor anderen en er nog te weinig systematisch wordt toegewerkt naar het stap voor stap, aanhaken van beperkt-innovatieve bedrijven bij ‘kennisgemeenschappen’ met meer innovatieve bedrijven.
Uit het Adviesrapport KONNECT blijkt dat er nog een hoop winst te behalen valt in het huidige ondernemerslandschap. Er wordt veel en vaak samengewerkt, maar tot dusver ontbreekt een gezamenlijke, integrale, overkoepelende aanpak. Daarbij komt dat ondernemers aangeven zich weinig vertegenwoordigd te voelen in de huidige samenwerkingsstructuren. Voornamelijk in trajecten rondom afstemming en besluitvorming wordt nauwelijks geparticipeerd door bedrijven. Veel, vooral kleinere ondernemers, blijven (te) veel buiten beeld voor zowel kennisinstellingen als dienstverleners (eerste- en tweedelijnsorganisaties). Dit heeft er mee te maken dat er momenteel vanuit wetenschappelijk onderwijs veel focus ligt op hoogtechnologische en complexe innovaties waar kleine(re) ondernemers (nog) niet altijd in mee kunnen komen. Om het aantal innovatieve ondernemers in de regio te vergroten en de groep ondernemers die al innovatief zijn beter te betrekken, is het daarnaast van belang dat de vraagarticulatie van (groepen) ondernemers duidelijker wordt. Hier kunnen zowel kennisinstellingen als (vertegenwoordigers en dienstverleners van) mkb’ers een belangrijke rol in spelen.
Een ander probleem dat wordt gesignaleerd is het gebrek aan duidelijkheid op het gebied van rolverdeling. Ondernemers en kennisinstellingen spreken niet altijd dezelfde taal en hebben vaak andere belangen en/of verwachtingen. Het is belangrijk om hier voldoende aandacht aan te besteden in voorstellen van samenwerkingen in de toekomst. Heldere afspraken over rollen, verantwoordelijkheden, belangen en verwachtingen zijn hierbij van essentieel belang. Op dit moment is er een gebrek aan synergie, wat ervoor zorgt dat dingen dubbel en/of zonder afstemming gebeuren. Dit veroorzaakt onderlinge concurrentie, aangezien mensen en middelen vaak schaars zijn. Meer synergie, een integrale samenwerking en aanpak en heldere afspraken zorgen ervoor dat mensen en middelen efficiënt(er) worden ingezet. Daarnaast is het belangrijk dat de betrokken partijen werken aan de benodigde competenties voor de uitdagingen die hier geschetst worden. Het aantal professionals op het gebied van kennisvalorisatie in Noord-Nederland moet vergroot worden om succes in de toekomst te kunnen garanderen.
Aansluiting op ander instrumentarium in de regio
Zoals hierboven wordt omschreven, staan we als regio voor behoorlijke opgaves. Parallel aan deze openstelling wordt gewerkt aan een overkoepeld programma op het gebied van mkb dienstverlening in Noord-Nederland. Dit programma heeft raakvlakken met het onderhavige onderwerp van kennisvalorisatie. Het is van belang dat beide programma’s elkaar gaan versterken en dat overlap wordt voorkomen. De openstelling die in dit document gepresenteerd wordt ziet primair toe op kennisvalorisatie en de samenwerking en kennisdeling tussen mkb’ers en kennisinstellingen, maar ook kennisinstellingen onderling.
De ambities van Noord-Nederland
Hoewel er genoeg uitdagingen liggen, zijn er ook succesverhalen te benoemen die de ambities van de regio onderschrijven. Ondernemers geven aan succesvol aansluiting te vinden bij lokale, thematische bedrijvenclusters zoals Samenwerkende Bedrijven Eemsmond (SBE), Innovatiecluster Drachten (ICD), Circular Plastics en Greenwise Campus. Deze openstelling is geen oproep tot de ontwikkeling van nieuwe clusters of hubs, maar vraagt een betere uitwerking van de organisatie rondom deze samenwerkingsverbanden. Wanneer er meer grip is op de vragen en behoeften van ondernemers en hier een overkoepelend en compleet beeld van is, kan er beter ingespeeld worden op wat de sector nodig heeft. Met name via/rondom campussen, regionale hubs, proeftuinen en living labs, met nadrukkelijke deelname van het noordelijke mkb en met een doorlopend en divers aanbod (van mbo tot wo) dat voorziet in de behoefte van het bedrijfsleven. Daarnaast kan de kennisdeling tussen hubs onderling (meer) gestimuleerd worden.
Dit kan ook zorgen voor het aantrekkelijker en toegankelijker maken van (hybride) onderzoeksgroepen voor het mkb, op zowel mbo, hbo als wetenschappelijk niveau. Alsmede het beter gebruik maken van de inzet van studenten, promovendi, docenten en onderzoekers bij en met het mkb en het actief inzetten van (gebundelde) onderzoeksvraagstukken van het mkb bij de kennisinstellingen. Dit vraagt een vorm van samenwerking met een experimenterend en onderzoekend karakter. Helaas ontbreekt dit in het huidige curriculum van kennisinstellingen op dit moment nog op veel plekken.
Samenvattend liggen er verschillende ambities in Noord-Nederland op dit gebied. De belangrijkste zijn:
Verhogen van de effectiviteit van kennisinstellingen:
Ontwikkelen en implementeren van innovatieve onderwijs- en onderzoeksmethoden ten behoeve van het regionale mkb.
Versterken van de verbinding tussen onderzoek en praktijk door (meer) samenwerkingen met thematische bedrijvenclusters.
Bevorderen van interdisciplinair onderzoek en samenwerking ten behoeve van het regionale mkb.
Vergroten van kennisvalorisatie:
Ontwikkelen van strategieën en processen om onderzoeksresultaten om te zetten in commerciële producten, diensten of toepassingen.
Ondersteunen van de overdracht van kennis en technologie naar het bedrijfsleven en de maatschappij.
Versterken van de vraagarticulatie van mkb’ers:
Faciliteren van samenwerking tussen mkb’ers en kennisinstellingen om innovatiebehoeften te identificeren en te adresseren.
Ontwikkelen van platforms of netwerken die mkb’ers helpen hun onderzoeks- en ontwikkelingsvragen beter te formuleren.
Organiseren van workshops, seminars en andere activiteiten om de communicatie tussen mkb’ers en kennisinstellingen te verbeteren.
Met het EFRO-programma wordt voor deze ambities een integrale, noordelijke aanpak beoogd. Hierin spelen zowel kennisinstellingen als (vertegenwoordigers) van het mkb een grote rol – in nieuwe samenwerkingsverbanden en met een gezamenlijke aanpak kan gezorgd worden voor: (1) betere verbindingen met het mkb, (2) meer aansluiting op het mkb, (3) interactie met andere relevante actoren in het veld, en (4) vergroting van de samenhang, samenwerking en synergie tussen de kennisinstellingen onderling.
Beoogd resultaat
Het beoogde resultaat van deze openstelling is een versterkt innovatie-ecosysteem voor zowel kennisinstellingen als innovatieve mkb’ers. Een programma dat als reactie op deze openstelling ontwikkeld wordt moet bijdragen aan de verbinding tussen mkb’ers en kennisinstellingen, tussen kennisinstellingen onderling en met relevante andere actoren uit het veld.
Waar zijn wij naar op zoek?
Voor de aanpak van bovengenoemde uitdagingen nodigen we bestaande samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven uit met integrale voorstellen te komen die zijn gericht op het oplossen van knelpunten ten aanzien van het valoriseren van kennis. Het gaat om integraal ontwikkelde voorstellen met een noordelijk karakter die structureel bijdragen aan een grotere effectiviteit van kennisinstellingen in het Noord-Nederlandse innovatie-ecosysteem, kennisvalorisatie verbeteren, de vraagarticulatie van bedrijven versterken en de potentiële impact vergroten van initiatieven die inspelen op kansen rond de RIS3 Transities.
De subsidie is bedoeld om samenwerkende kennisinstellingen en ondernemers te ondersteunen bij de realisatie van een nieuwe aanpak die structureel bijdraagt aan een grotere effectiviteit van kennisinstellingen en de valorisatie van kennis vergroot. Daarnaast moet het project bijdragen aan het versterken van de vraagarticulatie van bedrijven in lijn met de ambities van de Regionale Innovatie Strategie Noord-Nederland (RIS3).
Een evaluatie van eerdere activiteiten en een langetermijnvisie dienen als basis voor het nieuwe inhoudelijke projectplan. Hierbij dient het project als één van de stappen om de opgestelde visie te verwezenlijken.
Wat maakt een project een goed project?
Een goed project is opgezet vanuit een sterke, strategische, evidence-based visie en integrale benadering en kent een langjarig perspectief en meerjarige uitvoering. Van belang zijn het genereren van blijvende impact, business-gerichtheid, samenhang en samenwerking, breed draagvlak op Noord-Nederlandse schaal en resulterend in de aantoonbare verbetering van het innovatie-ecosysteem. Daarnaast vragen we projectaanvragers te letten op de volgende zaken:
De aanvraag stimuleert samenwerking en kennisdeling tussen mkb’ers en kennisinstellingen en kennisinstellingen onderling. Daarnaast is het van belang dat de activiteiten onderbouwd worden met data en dat toekomstige resultaten op een passende manier gemonitord worden, zodat we inzicht krijgen in de ontwikkeling en de werking van het ecosysteem in Noord-Nederland.
Wij verwachten een gezamenlijk en breed gedragen voorstel van de Noord-Nederlandse kennisinstellingen op MBO-, HBO- en WO-niveau en de (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven. Wij vinden het belangrijk dat organisaties die een rol hebben in het innovatie-ecosysteem in het verbinden van ‘kennis en business’, niet in de laatste plaats de Noord-Nederlandse eerstelijnsorganisaties, direct betrokken zijn bij de ontwikkeling van de visie en deze in gezamenlijkheid met de kennisinstellingen opstellen.
Bouwt u verder op bestaande activiteiten of samenwerkingen? Evalueer deze dan en licht toe waarom bepaalde keuzes voor de toekomst gemaakt worden, op basis van deze resultaten. Zorg dat de lessen uit het verleden uw keuzes voor de toekomst onderbouwen. Omschrijf ook waar vernieuwing of verdieping van de activiteiten plaatsvindt ten opzichte van de al uitgevoerde activiteiten.
Onderbouw op welke activiteiten EFRO-subsidie van toepassing is en waarom.
Wat bieden wij?
De totale subsidie binnen deze openstelling bedraagt €5.000.000,- (EFRO & Rijkscofinanciering) voor de periode van maximaal 5 jaar. Projecten kunnen een minimale subsidie van €1.500.000,- en een maximale subsidie van €5.000.000,- aanvragen. Het maximale subsidiepercentage bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.
Openstellingsperiode
De subsidie wordt opengesteld van 10 december 2024 12:00 tot en met 31 maart 2025 12:00. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen.
Let op:
Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-webportaal (klik hier).
De verplichte documenten voor deze openstelling zijn:
Projectplan;
Begroting;
Evaluatie vorige fase (indien van toepassing);
Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
Beoordeling
Alle aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie. Dit doen zij op basis van de landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Er geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord.
Gelijktijdig met de beoordeling door de Deskundigencommissie wordt door het SNN ook de subsidie-technische toets opgestart. Hierbij toetst het SNN de aanvraag op regelgeving, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. Het SNN kan tijdens de subsidie-technische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doet het SNN wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking.
Wijze van projectselectie
Aanvragen worden beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland.
Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium vijf verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximumaantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht.
De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld:
A. De bijdrage van een project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 en de openstelling.
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief oordeel te geven over het project in relatie tot wat met het programma, de betreffende specifieke doelstelling en de openstelling wordt beoogd. Hierbij gaat het onder meer om:
De mate waarin, aan de hand van een sterke, strategische onderbouwde visie en een gezamenlijke, integrale, overkoepelende aanpak, door kennisinstellingen en (vertegenwoordigers van) het mkb in Noord-Nederland met een langjarig perspectief en meerjarige uitvoering wordt gewerkt aan het (verder) aanpakken van inefficiënties en het effectiever vervullen van de valorisatierol van kennisinstellingen. En daarmee de aanwas en pool innovatieve ondernemers in Noord-Nederland te vergroten;
De mate waarin (bestaande) samenwerkingsverbanden tussen (georganiseerd) mkb en kennisinstellingen (ook onderling) wordt verbeterd en (mede daarmee) de afstand tussen kennisinstellingen en het mkb wordt verkleint;
De mate waarin het noordelijke innovatie-ecosysteem op het vlak van kennisvalorisatie meer gaat denken én werken voor Noord-Nederland. Het tegengaan van overlap, fragmentatie, onwenselijke regionale verschillen én het invullen van ontbrekende schakels in het systeem zijn daarbij belangrijke elementen (zowel op inhoud als op verbinding);
De bijdrage aan de doelstellingen ten opzichte van de gevraagde bijdrage (‘value for money’), alsmede de noodzaak van de subsidie (‘additionaliteit’);
De score op van toepassing zijnde resultaatindicatoren en outputindicatoren.
B. De bijdrage van een project aan maatschappelijke impact en duurzame ontwikkeling.
Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre het project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen; dus in hoeverre een project gunstige (randvoorwaardelijke) omstandigheden creëert om in te spelen op maatschappelijke uitdagingen – de RIS3-transities –, daar economisch voordeel uit weet te creëren en tevens maatschappelijke impact genereert. Bij de beoordeling van maatschappelijke wordt meegenomen:
De impact hier en elders;
Impact nu en in de toekomst;
Mate van kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de maatschappelijke impact en de haalbaarheid hiervan;
En in hoeverre het project bijdraagt aan het creëren van gunstige omstandigheden ten aanzien van duurzame ontwikkeling, hierbij gaat het onder meer om:
Ecologische duurzaamheid (‘planet’), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit; en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
Sociale duurzaamheid (‘people’), hierbij valt te denken aan bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie, (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid en onderwijs;
Economische duurzaamheid (‘profit’), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden, circulariteit van de economie en verbetering van de economische structuur.
Dit dient in overeenstemming te zijn met de definitie in het Brundtland Rapport2: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. Alsmede dat het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin.
C. Het financieel en economisch toekomstperspectief van een project.
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het perspectief en de potentiële economische impact (op de langere termijn) als gevolg van een beter functionerend innovatie-ecosysteem op het vlak van kennisvalorisatie en de vervolginitiatieven die daarmee worden gegenereerd, veranderingen die teweeg worden gebracht en/of andere partijen die worden geënthousiasmeerd en geïnspireerd. Hierbij gaat het onder meer om:
De mate waarin, door inzet van het consortium en de uit te voeren activiteiten op het vlak van kennisvalorisatie, er sprake is van (blijvende) economische impact en business gerichtheid. Waaronder: de mate waarin het bedrijfsleven beter vertegenwoordigd is binnen (huidige) samenwerkingsstructuren, de openheid en toegankelijkheid wordt verbeterd en de vraagarticulatie van (groepen) ondernemers duidelijker wordt. Resulterend in meer grip op de vragen en behoeften van ondernemers, het verkrijgen van een overkoepelend en compleet beeld van wat de sector nodig heeft en er daarop beter ingespeeld wordt en systematisch wordt toegewerkt naar het, stap voor stap, aanhaken van beperkt-innovatieve bedrijven bij ‘kennisgemeenschappen’ met meer innovatieve bedrijven (structurele veranderingen);
Onderbouwing op basis van best practices (elders) en/of resultaten en evaluaties uit het verleden alsmede keuzes voor de toekomst (in de vorm van aanpassingen en/of op- of afschaling van activiteiten en/of structuren/samenwerkingsvormen) spelen hierbij een belangrijke rol;
De mate van (financieel) commitment (binnen de projectperiode én daarna) van het consortium en de regio voor dit project én de verwezenlijking van lange termijnvisie.
D. De innovativiteit van een project.
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het vernieuwende karakter. Het gaat om vernieuwing in brede zin, binnen het project zelf en/of vernieuwing die het project teweegbrengt. Hierbij gaat het onder meer om:
De mate waarin gunstige omstandigheden worden gecreëerd waardoor een (sterker) systeem ontstaat waarin gezamenlijk leren en continu verbeteren centraal staat, onder andere door:
het creëren van meer openheid (onder meer door (meer) ‘peer exchange’ en ‘peer learning’ – ook tussen kennishubs);
bestaande initiatieven (beter) inrichten op de taak van kennisvalorisatie;
de samenwerking en kennisuitwisseling tussen verschillende kennisniveaus te verbeteren. Onder andere met een doorlopend, vernieuwend en divers aanbod (van mbo tot wo) dat voorziet in de behoefte van het bedrijfsleven.
Ook hier speelt onderbouwing op basis van best practices (elders) en/of resultaten, en evaluaties uit het verleden alsmede keuzes voor de toekomst (in de vorm van aanpassingen en/of op- of afschaling van activiteiten en/of structuren/samenwerkingsvormen) een belangrijke rol;
De vernieuwende manier waarop het project is opgezet of wordt uitgevoerd, zoals concepten, werkvormen en manieren van werken die worden ontwikkeld en getest en die een project-overstijgende betekenis en impact kunnen hebben. En/of de mate waarin sprake is van een experimentele aanpak waardoor het consortium effectiever kan samenwerken (bijvoorbeeld door het spreken van één taal) en/of waardoor andere partijen bij het project zijn/worden betrokken (‘unusual suspects’ of verrassende combinaties van partijen).
E. De kwaliteit van een aanvraag.
Bij dit criterium wordt beoordeeld op de kwaliteit van de aanvrager(s) en de kwaliteit van het projectplan.
Bij de kwaliteit van de aanvrager(s) gaat het onder meer om:
Is het een aanvrager of een consortium toevertrouwd de geschetste projectdoelstellingen daadwerkelijk te realiseren en de risico’s, die met projectuitvoering gepaard gaan, te beheersen?;
Zijn de juiste (keten)partijen (zowel vanuit de kennisinstellingen als (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven) voor dit gezamenlijke initiatief, gericht op Noord-Nederland, betrokken? En vervult iedere partij een logische rol in het geheel? Waardoor meer synergie wordt bereikt alsmede een integrale samenwerking en aanpak met heldere afspraken die er voor zorgen dat mensen en middelen efficiënt(er) worden ingezet?
Bij de kwaliteit van het projectplan gaat het onder meer om:
Is er sprake van en logisch geheel van activiteiten in relatie tot de beoogde resultaten? Bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten die zijn voorzien en het doel dat wordt beoogd?;
Doelstellingen zijn objectief en meetbaar geformuleerd, de planning is realistisch en haalbaar;
Biedt het project een basis voor een goede (toekomstige) koppeling met een overkoepeld programma op het gebied van mkb dienstverlening in Noord-Nederland?;
Is er sprake van gedegen, evidence-based monitoring? Waarmee op Noord-Nederlandse schaal de impact en output van de beoogde activiteiten kan worden gestaafd? (aan de hand van gedegen kwalitatieve en kwantitatieve evaluaties) Waarmee opgedane kennis en leereffecten openlijk worden gedeeld? Bijsturing van een effectief en efficiënt noordelijk innovatie-ecosysteem gericht op kennisvalorisatie mogelijk is? Waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke structurele verandering op ecosysteemniveau teweeg zijn gebracht. En waarmee doorlopend inzicht ontstaat voor verdere vervolgstappen;
Er is een sluitende begroting die helder en effectief is opgezet, en risico’s en de manier waarop deze worden beheerst, zijn helder en uitputtend beschreven
Puntenscore per beoordelingscriteria:
Onderdeel A |
Onderdeel B |
Onderdeel C |
Onderdeel D |
Onderdeel E |
25 punten |
20 punten |
20 punten |
20 punten |
15 punten |
19 punten |
15 punten |
15 punten |
15 punten |
11 punten |
13 punten |
10 punten |
10 punten |
10 punten |
8 punten |
6 punten |
5 punten |
5 punten |
5 punten |
4 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
0 punten |
Besluitvorming en beschikking
Vervolgens wordt de subsidieaanvraag met een zwaarwegend advies van de Deskundigencommissie ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN). Na het besluit van het DB SNN volgt de subsidiebeschikking. De beslisperiode voor het geven van een beschikking is 26 weken. Deze tijd loopt vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beslisperiode wordt opgeschort als aanvullende informatie wordt gevraagd.
Nadere bepalingen
Subsidie
Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFRO-programma. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de GB-kaderverordening en de Algemene wet bestuursrecht.
Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer:
Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening);
Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd;
Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als:
Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd;
De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben;
Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling;
Uit de GB-verordening, Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht;
In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten.
Penvoerderschap
De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.
Begunstigden
Deze subsidie is in de basis bedoeld voor samenwerkende partijen uit Noord-Nederland die de verbinding tussen zowel kennisinstellingen en mkb’ers, kennisinstellingen onderling en andere relevante actoren uit het veld bewerkstelligen en hiermee het innovatie-ecosysteem in Noord-Nederland versterken en verbeteren.
Samenwerkingsovereenkomst
Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.
Afwijzen van een aanvraag
Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de GB-verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:
Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;
Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel of op andere wijze obstakelvrij is;
Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en 5 jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;
De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;
De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;
De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;
Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord;
Het project minder dan 70 punten heeft gescoord.
Projectperiode en kosten
Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale projectperiode is 5 jaar. Die termijn gaat in als de verleningsbeschikking is afgegeven. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.
Doorgeven van wijzigingen
Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.
Rapportage en bevoorschotting
De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd.
Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 20% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert.
Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald.
Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.
Vaststelling van de subsidie
Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.
De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening.
Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is.
Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 10 december 2024 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvindt na 10 december 2024.
De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Structurele samenwerking kennisinstellingen en ondernemers in Noord-Nederland.
Wet-, regelgeving en algemene informatie
GB-verordening nr. 2021/1060 (Klik hier).
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (Klik hier).
Uitvoeringswet EFRO (Klik hier).
Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014 (Klik hier).
De-minimis steun Nr. 1407/2013 (Klik hier).
RIS3 (Klik hier).
Publiekssamenvatting EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland (Klik hier). Algemene wet bestuursrecht (Klik hier).
Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken:
GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
Financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 58, eerste en tweede lid, van de GB-verordening;
Deelnemer: persoon die een activiteit volgt of deelneemt aan een project;
Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;
REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.
Programma EFRO 2021-2027: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland. RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord-Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;
SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;
Samenwerkingsproject: een project dat wordt uitgevoerd door minimaal twee onafhankelijke partijen, die een aantoonbaar belang hebben bij het project. Onafhankelijke samenwerkende ondernemingen zijn geen partnerondernemingen van elkaar of verbonden met elkaar zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014.
Projectpartner: Projectpartners zijn samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het samenwerkingsproject die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014. Partijen die partnerondernemingen zijn en/ of verbonden ondernemingen zijn worden gezien als een (1) projectpartner binnen een samenwerkingsproject.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl