Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732817
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732817/1
Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Heeze- Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Someren en Son en Breugel.
Overwegende,
dat intergemeentelijke samenwerking bij de vervulling van overheidstaken op het vlak van inzameling, sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen, gladheidsbestrijding en reiniging met een particuliere partner - die de ontbrekende kennis en ervaring kan inbrengen, waarbij uitgegaan wordt van transparantie en marktconformiteit - leidt tot een maatschappelijke meerwaarde;
dat door het aangaan van casu quo het toetreden tot de regeling door de deelnemende gemeenten zij op basis van een gemeentelijk aanwijzingsbesluit Blink de bevoegdheid hebben gegeven over te gaan tot de inzameling van huishoudelijk afvalstoffen, als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en artikel 10.22 eerste lid Wet milieubeheer;
dat de Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025 tot 31 december 2024 bestond uit deelnemende gemeenten die tezamen met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PreZero Gemeentelijke Dienstverlening B.V. (hierna: “PreZero")
dat zowel de Raad van Bestuur van PreZero als gemeenteraden van de deelnemende gemeenten hebben besloten de samenwerking te willen beëindigen,
dat als gevolg hiervan een wijziging van deze regeling noodzakelijk is geworden, met dien verstande dat PreZero per 31 december 2024 geen deel meer uitmaakt van de gemeenschappelijke regeling;
dat voor de wijziging van de gemeenschappelijke regeling een zienswijzeprocedure is vereist op grond van artikel 1 Wgr, waarbij de raden worden uitgenodigd hun standpunten kenbaar te maken.
dat de gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het geven van een bestemming van de ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen en zij daarvoor momenteel ieder voor zich met derden overeenkomsten gesloten hebben;
dat de ontwikkelingen op het vlak van de verwerking van grof en fijn huishoudelijk afval in een stroomversnelling raken, mede als gevolg van het streven naar meer duurzaamheid;
dat Blink zich naast de inzameltaak van huishoudelijk afval op contractbasis met de deelnemende gemeenten ook bezig zal mogen houden met de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen;
gelet op;
de artikelen 21 en 22 eerste lid Grondwet, op titel 10.4 Wet milieubeheer, op de betreffende gemeentelijke Afvalstoffenverordeningen, op artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
gezien:
de toestemming van de onderscheidenlijke gemeenteraden voor het treffen van deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling, overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluiten:
tot het treffen van de navolgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling Blink, die als citeertitel krijgt: de Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025.
Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025
HOOFDSTUK I (ALGEMENE BEPALINGEN)
Artikel 1 Instelling en plaats van vestiging
-
1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd “Blink”.
-
2. Het openbaar lichaam Blink is gevestigd in Helmond.
Artikel 2 Begripsbepalingen
-
1. In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- b.
Gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Blink
- c.
Openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid;
- d.
Blink: openbaar lichaam,
- e.
Deelnemende gemeenten: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1 vierde lid Awb waartoe onderscheidelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a.,Someren en Son en Breugel behoren;
- f.
Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
- g.
Programmakosten: de kosten vastgesteld door het Algemeen Bestuur die voortvloeien uit de per deelnemende gemeente te verrichten werkzaamheden door Blink
- h.
Wmb: Wet milieubeheer;
- i.
Afvalstoffenverordening: de door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten vastgestelde verordening zoals benoemd in artikel 10:21 Wmb;
- j.
Brengdepot: milieustraat als bedoeld in artikel 10:28 Wmb;
- k.
KWD-bedrijfsafvalstoffen: kantoor-winkel- en dienstenafval;
- l.
Personeel Blink B.V.: 100% deelneming van Blink(verbonden partij)
- m.
RHCe: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.
- a.
-
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, enige andere wet of gemeentelijke verordening van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen voor de gemeente, respectievelijk de gemeenteraad, burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester gelezen: Blink, respectievelijk het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, respectievelijk de voorzitter.
HOOFDSTUK II (TAAKOPDRACHT, DOELOMSCHRIJVING EN INSTRUMENTEN)
Artikel 3 Belang en doel
-
1. De colleges hebben deze regeling getroffen ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten op het terrein van milieu, zoals benoemd in de Wmb, bij het reinigen van de openbare ruimte en bij de gladheidsbestrijding.
-
2. De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van de afvalinzameling en reinigingstaken die bij wet - in het bijzonder de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer - aan de deelnemende gemeenten zijn opgedragen en/of die voortvloeien uit de aan de gemeenten op grond van de Gemeentewet toevertrouwde zorg voor de eigen huishouding op het terrein van het milieu, zoals benoemd in de Wmb.
-
3. De gezamenlijke uitvoeringsorganisatie heeft mede tot het doel zorg te dragen voor gemeentelijke uitvoeringstaken op het vlak van de inzameling, sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen, de gladheidsbestrijding en de reiniging van de openbare ruimte van de deelnemende gemeenten.
-
4. De colleges dragen tezamen zorg voor de besturing van de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.
-
5. Het openbaar lichaam kan daarnaast van een of meer deelnemende gemeenten opdrachten aannemen voor de uitvoering of ondersteuning bij de uitvoering van met name te benoemen gemeentelijke taken op het terrein van het milieu zoals benoemd in de Wmb, mits dat gebeurt op een budgettair neutrale wijze voor de andere deelnemende gemeenten.
Artikel 4 Bevoegdheden
-
1. Het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur hebben verordenende en regelgevende bevoegdheden met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen.
-
2. De colleges hebben op basis van het bepaalde in de Afvalstoffenverordening, ieder voor zich, besloten Blink aan te wijzen als inzameldienst voor het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen en KWD- bedrijfsafvalstoffen, zoals bedoeld in de Afvalstoffenverordening. Blink is dientengevolge bevoegd tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en artikel 10:22 eerste lid Wet milieubeheer.
-
3. Het Algemeen Bestuur is bevoegd met een of meer deelnemende gemeenten overeenkomsten te sluiten met betrekking tot de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen. Voorts kan het Algemeen Bestuur op grond van een door een of meer deelnemende gemeenten verstrekte volmacht overeenkomsten sluiten met derden met betrekking tot sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen.
-
4. Het Algemeen Bestuur is bevoegd met het oog op het in artikel 3 benoemd belang tot het vaststellen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling.
-
5. Het Algemeen Bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen Bestuur kenbaar te maken.
-
6. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten of met privaatrechtelijke rechtspersonen samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening voor taken waarmee het openbaar lichaam belast is.
Artikel 5. Taken
-
1. Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van de deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand die belast is met:
- a.
de zorg voor de uitvoering van de inzameling, het vervoer, de sortering en overslag en de eventuele opslag van afvalstoffen, een en ander als bedoeld in de artikelen 10.21 eerste lid en 10.22 eerste lid Wmb, met inachtneming van nadere regelgeving en besluitvorming van de betrokken gemeente(n) gebaseerd op de desbetreffende wettelijke bepalingen;
- b.
de zorg voor de uitvoering van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, en KWD- bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in titel 10.4 Wet milieubeheer voor zover deze aan de gemeente is opgedragen en door de deelnemende gemeente(n) uitdrukkelijk met Blink contractueel is overeengekomen;
- c.
de zorg voor de uitvoering van reinigingstaken, inclusief gladheidbestrijding, een en ander voor zover deze door de deelnemende gemeente(n) uitdrukkelijk met Blink contractueel is overeengekomen.
- d.
de sortering, vermarkting en (eind)verwerking van (grondstoffen in) grof en fijn huishoudelijke afvalstoffen afkomstig uit de deelnemende gemeenten.
- a.
-
2. Het verlenen van andere diensten op contractbasis aan de deelnemende gemeenten gezamenlijk, aan een afzonderlijke deelnemende gemeente of aan derden, passend binnen de in artikel 3 gegeven doelomschrijving.
HOOFDSTUK III (Organen)
Artikel 6. Organen.
Het openbaar lichaam kent de volgende organen:
- a.
het Algemeen Bestuur
- b.
het Dagelijks Bestuur
- c.
de voorzitter
- d.
de door het Algemeen of Dagelijks Bestuur ingestelde commissies.
HOOFDSTUK IV (Algemeen Bestuur)
Artikel 7. Samenstelling Algemeen Bestuur.
-
1. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen ieder uit hun midden een lid van het Algemeen Bestuur aan. Ook wijzen zij ieder uit hun midden een plaatsvervangend lid aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis vervangt.
-
2. De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van het lid en het plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
-
3. Wanneer het lidmaatschap van het college van burgemeester en wethouders eindigt, eindigt ook het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het Algemeen Bestuur.
-
4. Een lid van het Algemeen Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Algemeen Bestuur.
-
5. Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college zo spoedig mogelijk een nieuw (plaatsvervangend) lid aan.
-
6. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 10.
-
7. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van een medewerker van een deelnemende gemeente, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Artikel 8. Werkwijze Algemeen Bestuur.
-
1. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden.
-
2. Het Algemeen Bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks Bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 2 leden van het Algemeen Bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.
-
3. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer 1/5 gedeelte der aanwezige leden hierom verzoekt en het Algemeen Bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht en het Algemeen Bestuur dienovereenkomstig besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing
-
4. In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:
- a.
de vaststelling en wijziging van de begroting;
- b.
de vaststelling van de jaarrekening;
- c.
de vaststelling van het liquidatieplan;
- d.
de vaststelling of wijziging van regelingen;
- e.
het verlenen van ontslag aan een lid van het Dagelijks Bestuur;
- f.
de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;
- g.
de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan;
- h.
en het voorlopig vaststellen van de bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 29.
- a.
-
5. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 19 tweede lid Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving voor zijn vergaderingen op de gebruikelijke wijze.
-
6. Derden kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij te wonen. Zij hebben geen stemrecht. De plaatsvervangende leden kunnen als toehoorder eveneens ter vergadering aanwezig zijn. Zij hebben in die hoedanigheid geen stemrecht.
-
7. Het Algemeen bestuur kan over alle onderwerpen met uitzondering van de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Artikel 9. Besluitvorming
-
1. Bij het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur brengen de leden per lid één stem uit.
-
2. De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het derde lid plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.
-
3. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen en jaarstukken behoeven unanieme instemming van de leden van het Algemeen Bestuur.
-
4. Het Algemeen Bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen Bestuur aanwezig is.
-
5. Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en jaarrekening worden behandeld.
-
6. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.
Artikel 10. Bevoegdheden
-
1. Aan het Algemeen Bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van het openbaar lichaam alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.
-
2. Het Algemeen Bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens
-
3. door hem te stellen regelen overdragen aan het Dagelijks Bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:
- a.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen van de jaarrekening;
- c.
het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de wet.
- d.
het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 31a van de wet.
- e.
het vaststellen van de jaarlijkse vergoeding welke door de deelnemende gemeenten aan Blink moet worden voldaan voor de uitvoering van de werkzaamheden;
- f.
het jaarlijks vaststellen van het ondernemingsplan alsmede het investeringsplan;
- g.
het uitoefenen van de vennootschapsrechtelijke bevoegdheden voortvloeiend uit het aandeelhouderschap van Blink in Personeel Blink B.V.
- a.
HOOFDSTUK V (Dagelijks Bestuur)
Artikel 11. Samenstelling Dagelijks Bestuur.
-
1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit drie leden, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen Bestuur.
-
2. De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders. De leden kunnen opnieuw worden benoemd. Zij blijven hun functie waarnemen totdat voorzien is in hun opvolging.
-
3. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen Bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks Bestuur.
-
4. Het lid van het Dagelijks Bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur.
-
5. Een lid kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen Bestuur.
-
6. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.
Artikel 12. Taak Dagelijks Bestuur.
-
1. Het Dagelijks Bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen Bestuur.
-
2. Het Dagelijks Bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden van de orde van de vergadering van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13. Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
-
1. Het Dagelijks Bestuur oefent de taken en bevoegdheden die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks Bestuur zijn opgedragen uit.
-
2. In het bijzonder is het Dagelijks Bestuur belast met
- a.
het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen Bestuur hiermee is belast;
- b.
beslissingen van het Algemeen Bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
- c.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
- d.
medewerkers aan te nemen, te schorsen en te ontslaan;
- e.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten;
- f.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover het het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
- g.
het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;
- h.
het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekening courantovereenkomsten of de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van het openbaar lichaam aangaat;
- i.
het beoordelen van de voordracht van de directeur als bedoeld in artikel 25 of bij indienstname: de benoeming, de schorsing of het ontslag van de directeur;
- j.
de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;
- k.
de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
- a.
-
3. Het Dagelijks Bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 14. Vergaderingen Dagelijks Bestuur.
-
1. Het Dagelijks Bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar en zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
-
2. Besluiten van het Dagelijks Bestuur vinden plaats op basis van volstrekte meerderheid van stemmen. Bij gelijke stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
-
3. Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing evenals het bepaalde in artikel 52 tot en met 60 van de Gemeentewet.
HOOFDSTUK VI (De voorzitter en plaatsvervangend-voorzitter)
Artikel 15.
-
1. De voorzitter van het openbaar lichaam wordt door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen. Het Algemeen Bestuur wijst het lid afkomstig uit de qua inwoneraantal grootste gemeente tot voorzitter aan.
-
2. De voorzitter wordt bij zijn afwezigheid vervangen door een door het Algemeen Bestuur aan te wijzen andere lid van het Dagelijks Bestuur.
-
3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur naar behoren worden uitgevoerd.
-
4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot een gemeente die partij is in een geding, waarbij Blink is betrokken, machtigt hij de vice-voorzitter of een ander lid van het Algemeen Bestuur, wiens gemeente geen partij is bij het geschil.
-
5. De voorzitter tekent samen met de secretaris-directeur de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.
Hoofdstuk VII (De secretaris- directeur)
Artikel 16.
-
1. Het openbaar lichaam heeft een secretaris-directeur. De secretaris-directeur is algemeen directeur van de gemeenschappelijke regeling en de rechtspersonen die uitsluitend door de gemeenschappelijke regeling is dan wel zijn opgericht of overgenomen.
-
2. De secretaris-directeur wordt benoemd door het Dagelijks Bestuur.
-
3. Het Algemeen Bestuur stelt voor de secretaris-directeur een instructie vast.
-
4. De secretaris-directeur heeft tot taak het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en eventuele commissies in hun opgedragen taken ter zijde te staan. De secretaris-directeur heeft in de vergadering van het Algemene en Dagelijks Bestuur geen stemrecht.
-
5. Alle stukken die van het Algemeen en Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door de secretaris-directeur mede ondertekend.
-
6. De secretaris-directeur is verantwoordelijk voor het opmaken van de notulen van de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.
-
7. Schorsing en ontslag van personeel dat in dienst is van Blink, geschiedt door de secretaris-directeur.
HOOFDSTUK VIII (Commissies, tegemoetkoming) Bestuurscommissies
Artikel 17.
-
1. Het Algemeen Bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen Bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.
-
2. Een lid van het Dagelijks Bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.
-
3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:
- a.
de samenstelling;
- b.
de bevoegdheid of bevoegdheden;
- c.
de werkwijze;
- d.
de openbaarheid van vergaderingen;
- e.
het toezicht van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
- f.
de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
- g.
de verantwoording aan het Algemeen Bestuur;
- h.
wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld.
- a.
Artikel 18. Commissies van advies
-
1. Het Algemeen Bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen ten behoeve van de uitvoering van de hen opgedragen taken conform artikel 24 van de wet.
-
2. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur.
-
3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:
- a.
de samenstelling;
- b.
de bevoegdheid /bevoegdheden;
- c.
de werkwijze;
- d.
de openbaarheid van vergaderingen;
- e.
het toezicht van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
- f.
de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
- g.
de verantwoording aan het Algemeen Bestuur.
- a.
-
4. Andere commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter worden door het Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
Artikel 19. Werkgroepen, overleg
Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.
Artikel 20. Tegemoetkoming
-
1. Het Algemeen Bestuur kan voor zijn leden, de leden van het Dagelijks Bestuur dan wel de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.
-
2. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van een van de deelnemende gemeenten.
-
3. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
-
4. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.
HOOFDSTUK IX (Informatie en verantwoordingsplicht)
Artikel 21 Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid Dagelijks Bestuur
-
1. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.
-
2. Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
-
3. Het Algemeen Bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
-
4. Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.
Artikel 22 Externe Inlichtingenplicht
-
1. Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt schriftelijk aan de colleges en de raden de door een of meer leden van die colleges en raden gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk
-
2. De inlichtingen worden in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het Dagelijks Bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het Algemeen Bestuur of de voorzitter worden verlangd.
-
3. De colleges informeren de raden - volgens het Reglement van Orde - actief over alles wat in het Algemeen Bestuur gebeurt, voor zover het college dit van belang acht voor de gemeenteraden.
Artikel 23 Zienswijze raden
-
1. Het Algemeen Bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden het Dagelijks Bestuur hierom verzoekt. In spoedeisende gevallen kan het Dagelijks Bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het Dagelijks Bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.
-
2. Indien het eerste lid wordt toegepast, dan hebben de raden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het Dagelijks Bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven is stelt het Dagelijks Bestuur de raden en het Algemeen Bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Artikel 24 Inspraak
-
1. Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan het Dagelijks Bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.
-
3. Het eerste lid vindt ook toepassing wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden het Dagelijks Bestuur hierom verzoeken.
-
4. Het Dagelijks Bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.
Artikel 25 Externe verantwoordingsplicht lid Algemeen Bestuur
-
1. Het lid van het Algemeen Bestuur is aan het college dat dit lid heeft aangewezen verantwoording schuldig over het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.
-
2. Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt aan het college die hem heeft aangewezen de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.
-
3. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.
-
4. Het college kan een door hem aangewezen lid van het Algemeen Bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.
-
5. Het reglement van orde van het Algemeen Bestuur regelt de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.
-
6. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de raden.
HOOFDSTUK XI (Personeel, Materieel, Rechtspositie)
Artikel 26 Inzet personeel en materieel
-
1. Blink heeft de beschikking over personeel en het materieel ten behoeve van de uitvoering van de kernactiviteiten van Blink, die door de deelnemende gemeenten aan Blink zijn opgedragen.
-
2. Het personeel werkzaam voor het openbaar lichaam is in dienst van Personeel Blink B.V., en wordt naar behoefte op detacheringsbasis te werk gesteld bij Blink.
-
3. Het Algemeen Bestuur kan besluiten dat het openbaar lichaam zelf personeel in dienst neemt op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
HOOFDSTUK XII (Financiële bepalingen)
Artikel 27 Financiële informatieplicht
Het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam zendt voor 30 april van het jaar voorafgaande aan waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 28 Begroting
-
1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het bepaalde in artikel 186 tot en met 213 Gemeentewet alsmede het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
-
2. De ontwerpbegroting geeft inzicht in de operationele kosten en de programmakosten per deelnemende gemeente, zodanig dat deelnemende gemeenten deze kosten in hun eigen begroting kunnen opnemen.
-
3. De ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen worden door het Dagelijks Bestuur minimaal 12 weken voordat deze worden aangeboden aan het Algemeen Bestuur aan de raden gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.
-
4. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.
-
5. Het Dagelijks Bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting door het Algemeen Bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid van artikel 35 Wgr, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
-
6. Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting vóór 15 september van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient op aan gedeputeerde staten.
-
7. Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.
-
8. In afwijking van het onder het derde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur.
Artikel 29 De middelen
-
1. Het openbaar lichaam verkrijgt zijn middelen van de deelnemende gemeenten.
-
2. De hoogte van de bijdrage wordt gebaseerd op de programmakosten van de uitvoering van de werkzaamheden welke door de desbetreffende gemeente aan Blink zijn opgedragen en wordt jaarlijks in de ontwerpbegroting opgenomen.
-
3. Wijziging van de omvang van het grondgebied van een of meer van de deelnemende gemeenten kan van invloed zijn op de afspraken tussen de betreffende gemeente(n) en Blink met betrekking tot de uitvoering van de opgedragen taken en de daarvoor verschuldigde programmakosten
-
4. De verschuldigde bijdrage dient tijdig betaald te worden op de door het Algemeen Bestuur te benoemen tijdstippen.
Artikel 30 Jaarrekening
-
1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar de ontwerp jaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op. Deze wordt voor 30 april toegezonden aan de raden.
-
2. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.
-
3. Het Algemeen Bestuur neemt het initiatief tot het toelichten van de vastgestelde jaarrekening in een gezamenlijke bijeenkomst van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.
-
4. Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening geldt aan gedeputeerde staten en aan de colleges.
-
5. Het Dagelijks Bestuur informeert de colleges tijdig over de gerealiseerde programmakosten en nadere informatie die noodzakelijk is voor de door de deelnemende gemeenten op te stellen jaarrekeningen.
Artikel 31 Jaarverslag
-
1. Uiterlijk 1 juli van elk jaar stelt het Algemeen Bestuur een verslag vast omtrent de werkzaamheden van Blink in het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
-
2. Het Algemeen Bestuur zendt het jaarverslag zo spoedig mogelijk daarna toe aan gedeputeerde staten en aan de deelnemende gemeenten.
-
3. Het jaarverslag bevat de hoofdlijnen van de op het betreffende verslagjaar betrekking hebbende jaarrekening en voldoet aan de vereisten voor een beredeneerd jaarverslag.
-
4. Het Algemeen Bestuur neemt het initiatief tot het toelichten van het jaarverslag in een bijeenkomst aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 32 Verplichte uitgaven
Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 29, doet het Algemeen Bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.
Artikel 33 Financiële gegoedheid
-
1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
-
2. Indien aan het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.
-
3. De deelnemende gemeenten verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Artikel 34 Financiële voorschriften
-
1. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
-
2. Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:
- a.
waardering en afschrijving van activa;
- b.
algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.
- a.
-
3. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
-
4. Het Algemeen Bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 30 genoemde jaarrekening.
-
5. De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen Bestuur.
-
6. De verordeningen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten en aan de colleges.
-
7. Het openbaar lichaam verzekert zich tenminste tegen:
- a.
burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;
- b.
wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
- c.
Als de verzekering een voor rekening van het openbaar lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het openbaar lichaam.
- a.
HOOFDSTUK XIII (Archief)
Artikel 35 Archiefzorg
-
1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.
-
2. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet.
Artikel 36 Archiefbeheer
-
1. Het Dagelijks Bestuur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
2. Het Dagelijks Bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
Artikel 37 Archiefbewaarplaats
Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het RHCe.
Artikel 38 Toezicht
Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de streekarchivaris van het RHCe.
Artikel 39 Verantwoording
-
1. De archivaris van RHCe brengt tweejaarlijks aan het Dagelijks Bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
-
2. Het Dagelijks Bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het Algemeen Bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.
Artikel 40 Terbeschikkingstelling
-
1. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.
-
2. In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.
-
3. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.
Hoofdstuk XIV (Evaluatie)
Artikel 41 Evaluatie
-
1. Het openbaar lichaam zal periodiek een cyclisch evaluatieonderzoek doen uitvoeren. De daaruit voortvloeiende rapportage zal tezamen met een voorstel omtrent de wenselijkheid van voortzetting van de regeling op een zodanig tijdstip aan de deelnemende gemeenten toegezonden worden, dat zij uiterlijk op 1 juli 2028 en vervolgens steeds uiterlijk op 1 juli na het verstrijken van een periode van drie jaar over de rapportage van het onderzoek met voorstel zullen beschikken. Het evaluatieonderzoek bevat in ieder geval een onderzoek naar de prijs - kwaliteitsverhouding van de door Blink verrichte diensten alsmede onderzoek naar het juridisch functioneren (o.a. aanbestedingsrechtelijk, milieurechtelijk, arbeidsrechtelijk).
-
2. De deelnemende gemeenten aan deze regeling zullen uiterlijk op 1 januari 2019 en vervolgens uiterlijk op 1 januari volgend op het jaar waarin de opvolgende driejaars-evaluatierapportage als bedoeld in het eerste lid beslissen of de evaluatie voor hen aanleiding is om uit te treden.
-
3. Het Algemeen Bestuur wordt per aangetekende brief van een beslissing tot uittreding in kennis gesteld vóór de 1 januari data als bedoeld in het tweede lid.
Hoofdstuk XV (toetreding, uittreding, wijziging, opheffing)
Artikel 42 Toetreding
-
1. Toetreding tot de gemeenschappelijke regeling is mogelijk nadat de raden van de deelnemende gemeenten unaniem met deze toetreding hebben ingestemd. Toetreding kan plaatsvinden op schriftelijk verzoek van het college van burgemeester en wethouders na verkregen toestemming van de gemeenteraad van die gemeente.
-
2. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.
-
3. Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, het college van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen Bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.
-
4. Op verzoek van het college van de toetredende gemeente kan het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in het derde lid besluiten dat de toetreding gebeurt op een andere datum.
Artikel 43 Uittreding
-
1. Uittreding van een aan de regeling deelnemende gemeente vereist onder meer toezending van het daartoe strekkende besluit van het college van burgemeester en wethouders na verkregen toestemming van de gemeenteraad van die gemeente aan het Algemeen Bestuur van Blink.
-
2. Uittreden uit de regeling kan alleen per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het besluit tot uittreding dient een opzegtermijn van minstens één jaar in acht genomen te worden.
-
3. Het Algemeen Bestuur wijst een onafhankelijke externe deskundige aan om een concept-uittredingsplan op te stellen. Het uittredingsplan bepaalt voorts de overige financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding. Het Algemeen Bestuur stelt het uittredingsplan vast.
-
4. In het uittredingsplan wordt de uittreedsom berekend op basis van de principes van goed koopmanschap en de principes van accounting. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding voor frictiekosten en desintegratiekosten en kan slechts zien op kosten die tot vijf jaar na de datum van uittreding ontstaan.
-
5. De uittreedsom wordt bepaald op basis van de volgende uitgangspunten:
- –
in het eerste jaar van uittreding is een volledige bijdrage zoals bedoeld in artikel 30 verschuldigd;
- –
in het tweede jaar van uittreding is 80% van de volledige bijdrage zoals bedoeld in artikel 30 verschuldigd;
- –
in het derde jaar van uittreding is 60% van de volledige bijdrage zoals bedoeld in artikel 30 verschuldigd;
- –
in het vierde jaar van uittreding is 40% van de volledige bijdrage zoals bedoeld in artikel 30 verschuldigd;
- –
in het vijfde jaar van uittreding is 20% van de volledige bijdrage zoals bedoeld in artikel 30 verschuldigd
- –
na het zesde jaar is geen bijdrage meer verschuldigd.
- –
-
6. Bij en na uittreding geldt het volgende over diensten, die door het openbaar lichaam worden verricht voor en eventueel namens de uitgetreden gemeente:
- a.
voor afgenomen diensten wordt een integrale kostprijs in rekening gebracht, op basis van een overeenkomst;
- b.
het totaal van de afbouwregeling en de kosten voor dienstverlening is nooit hoger dan de bijdrage, die verschuldigd zou zijn wanneer de deelnemer niet was uitgetreden.
- c.
in de afbouwregeling worden geen kosten opgenomen voor diensten die na uittreding worden afgenomen op basis van een overeenkomst.
- a.
-
7. De uittredende deelnemer heeft bij en na uittreding geen recht op afkoop, uitbetaling of uitkoop van enige activa, eigen vermogen en stille reserves.
-
8. Wanneer feiten en omstandigheden dat vereisen, kan het Algemeen Bestuur afwijken van de bepalingen in dit artikel.
Artikel 44 Wijziging
-
1. Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur, door de colleges van ten minste twee van de deelnemende gemeenten.
-
2. De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe, met toestemming van de raden, unaniem besluiten. Het Algemeen Bestuur stelt de colleges en raden van de deelnemende gemeenten, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid, van de Wgr, in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerp van de onderhavige gewijzigde regeling.
-
3. Het Algemeen Bestuur biedt de colleges en raden in het kader van de in het tweede lid genoemde een termijn van minimaal twaalf weken om een zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 45 Opheffing
-
1. Een voorstel tot opheffing kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de raden van tenminste twee gemeenten.
-
2. De regeling wordt opgeheven, nadat de colleges van burgemeester en wethouders na verkregen toestemming van de raden, daartoe unaniem besluiten. Het Algemeen Bestuur stelt de colleges en raden, in lijn met artikel 1, tweede en derde lid van de Wgr, in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.
-
3. Het Algemeen Bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in afwikkeling van alle financiële, juridische, organisatorische en personele gevolgen. Het liquidatieplan wordt unaniem vastgesteld door het Algemeen Bestuur nadat het de deelnemende gemeenten omtrent het plan heeft gehoord. Indien een voorstel voor een liquidatieplan niet unaniem wordt aanvaard door het Algemeen Bestuur wordt het geacht te zijn verworpen.
-
4. Bij de opheffing van de regeling neemt het Algemeen Bestuur de maatregelen die nodig zijn voor liquidatie en vereffening met voor zover mogelijk overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen 2:23 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Een eventueel negatief of positief saldo wordt aan de deelnemende gemeenten toegerekend dan wel toebedeeld in de verhouding van de gemiddelde bijdragen van de deelnemende gemeenten in de laatste drie jaar voor de vereffening.
-
5. De deelnemende gemeenten nemen bij liquidatie al het door hen ingebrachte personeel en materieel terug van het openbaar lichaam.
-
6. De deelnemende gemeenten verplichten zich in geval van een toekomstige liquidatie, elk naar rato van het budgettair beslag, tot een uiterste inspanning om het personeel in dienst van Personeel Blink B.V. in te schakelen bij een nieuwe inzamelings- en reinigingsorganisatie.
-
7. De liquidatie heeft plaats door het alsdan fungerende Algemeen Bestuur, dat na het tijdstip van opheffing van de regeling formeel in functie blijft, totdat de liquidatie is voltooid.
-
8. De opheffing gaat niet eerder in dan met ingang van de dag volgende op die waarop het opheffingsbesluit door de deelnemende gemeenten is bekendgemaakt.
HOOFDSTUK XVI (Geschillen, klachten)
Artikel 46 Geschillen.
-
1. Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 Wet Gemeenschappelijke Regeling, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.
-
2. De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:
- a.
één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;
- b.
één lid, aan te wijzen door het Algemeen Bestuur;
- c.
één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.
- a.
-
3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.
-
4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.
Artikel 47 Klachten
Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen Bestuur een voorziening getroffen.
HOOFDSTUK XVII (OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN)
Artikel 48 Samenstelling bestuursorganen
-
1. Zolang niet is voorzien in de samenstelling van de bestuursorganen als genoemd in artikel 6 van de regeling treden als zodanig op de bestuursorganen van het openbaar lichaam, zoals die bestonden vóór de inwerkingtreding van wijziging van de regeling.
-
2. In afwijking van het gestelde in artikel 7 van deze regeling is de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur beperkt tot de periode gelegen tussen de wijziging van de regeling en het tijdstip van het aftreden van de raad van de betreffende gemeente.
Artikel 49 Inwerkingtreding
-
1. Deze regeling is een voortzetting van de regeling Reiniging Blink 2022 en treedt in werking na bekendmaking op 1 januari 2025.
-
2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
-
3. Het college van de gemeente Helmond draagt zorg voor tijdige bekendmaking van de regeling in alle gemeenten, in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad.
Artikel 50 Aanhaling
Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling reiniging Blink 2025”
Ondertekening
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 17 september 2024
Na verkregen voorafgaande toestemming van de gemeenteraad van Asten d.d. 18 juni 2024 Burgemeester en wethouders van Asten,
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 17 december 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Deurne d.d. 14 oktober 2024 Burgemeester en wethouders van Deurne,
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 28 mei 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Gemert-Bakel d.d. 4 juli 2024 Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 22 augustus 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Heeze-Leende d.d. 14 oktober 2024
Burgermeester en wethouders van Heeze-Leende
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 17 december 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Helmond d.d. 2 juli 2024 Burgemeester en wethouders van Helmond
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 22 oktober 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Laarbeek d.d. 22 oktober 2024 Burgemeester en wethouders van Laarbeek
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 22 juli 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Nuenen d.d. 19 september 2024 Burgemeester en wethouders van Nuenen c.a.
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 8 oktober 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Someren d.d. 4 juli 2024 Burgemeester en wethouders van Someren
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 14 mei 2024
Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Son en Breugel d.d. 30 mei 2024 Burgemeester en wethouders van Son en Breugel
De burgemeester
de secretaris
Aldus vastgesteld op 14 oktober 2024
De directie van PREZERO gemeentelijke Dienstverlening B.V
De directeur,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl