Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732630
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732630/1
Beleidsregels Bijzondere bijstand en inkomensondersteuning Hoeksche Waard
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Bijzondere bijstand en inkomensondersteuning Hoeksche WaardHet college van gemeente Hoeksche Waard;
gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Participatiewet;
overwegende dat het vaststellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig;
gelezen het advies van Adviesraad Sociaal Domein Hoeksche Waard;
Besluit vast te stellen de:
Beleidsregels Bijzondere bijstand en inkomensondersteuning Hoeksche Waard
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1.Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
Artikel 2. Niet nader omschreven begrippen
Hoofdstuk 2.Bijzondere bijstand
Artikel 1. Doel
Artikel 2. Bijzondere bijstand
Artikel 3. Geldlening
Artikel 4. Terugbetaling lening
Artikel 5. Hoogte toe te kennen bijstand
Artikel 6. Terugwerkende kracht
Artikel 7. Draagkracht uit inkomen
Artikel 8. Draagkracht naar vermogen
Artikel 9. Draagkrachtperiode
Artikel 10. Voorliggende voorziening
Artikel 11. Woonkostentoeslag huurders en eigenaren
Artikel 12. Verhuisplicht
Artikel 13. Verhuis-, stofferings- en inrichtingskosten
Artikel 14. Babypakket
Artikel 15. Overbruggingsuitkering
Artikel 16. Uitstroompremie i.v.m. werkaanvaarding
Artikel 17. Kosten bewindvoering, mentorschap en curatele
Artikel 18. Eigen bijdrage rechtsbijstand en kosten griffierechten
Artikel 19. Doorbetaling vaste lasten bij verblijf instelling en/of detentie
Artikel 20. Alleenstaande Oudercompensatie (AOC)
Artikel 21. Reiskosten sociaal, medisch en inburgering
Hoofdstuk 3.Meedoen
Artikel 1. Doel
Artikel 2. Algemeen
Meedoen voor kinderen tot 18 jaar
Artikel 3. Doelgroep
Artikel 4. Bijdrage voor Maatschappelijke Participatie
Artikel 5. Vergoeding via Jeugdfonds Sport & Cultuur voor sport- en sociaal culturele activiteiten
Artikel 6. Bijdrage schoolkosten basisschool
Artikel 7. Bijdrage schoolkosten voortgezet onderwijs
Artikel 8. Bijdrage digitaal apparaat
Artikel 9. Bijdrage fiets
Meedoen voor volwassenen vanaf 18 jaar en ouder
Artikel 10. Doelgroep
Artikel 11. Bijdrage voor Maatschappelijke Participatie volwassenen
Artikel 12. Hoogte bijdrage en indexering
Artikel 13. Voorliggende voorziening
Hoofdstuk 4.Dal-vrij busabonnement OV
Artikel 1. Doel
Artikel 2. Deelname en algemeen (nadere bepalingen)
Artikel 3. Inkomens- en vermogenstoets
Artikel 4. Aanvraag
Artikel 5. Werking Dal-Vrij-busabonnement
Hoofdstuk 5. Collectieve zorgverzekering en bijdrage zorgkosten
Artikel 1. Doel
Artikel 2. Bijdrage aannemelijke zorgkosten (forfaitair bedrag)
Artikel 3. Deelname aan de collectieve zorgverzekering
Artikel 4. Bijdrage in de premie aanvullende zorgverzekering
Artikel 5. Bijdrage in de premie van de collectieve zorgverzekering
Artikel 6. Beëindiging
Hoofdstuk 6. Overige bepalingen en inwerkingtreding
Artikel 1. Algemeen
Artikel 2. Hardheidsclausule
Artikel 3. Overgangsrecht
Artikel 4. Inwerkingtreding
Artikel 5. Citeerartikel
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- 1.
De Wet: de Participatiewet;
- 2.
AOC: de alleenstaande oudercompensatie;
- 3.
Bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de wet;
- 4.
Bijzondere omstandigheden: situaties die afwijken van het normale en vragen om extra ondersteuning;
- 5.
het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard;
- 6.
Collectieve zorgverzekering: het Rotterdampakket van VGZ;
- 7.
Aannemelijke zorgkosten: kosten waarvan aannemelijk is dat ze gemaakt worden ten gevolge van (chronische) ziekte of beperking;
- 8.
Deelnemer: de inwoner en/of zijn ten laste komend kind(eren) vanaf de leeftijd van 12 jaar;
- 9.
Dal-Vrij-busabonnement: een jaarabonnement voor Openbaar Vervoer, geldig op werkdagen vanaf 9:00 uur en in de weekenden of op feestdagen de gehele dag, voor het reizen binnen de vervoersregio zoals de vervoerder heeft beschreven in zijn minimaproduct;
- 10.
Digitaal apparaat: zoals een desktop, laptop of tablet met toebehoren zoals software en/of een printer/smartphone;
- 11.
Fiets: een fiets met toebehoren zoals een helm en fietstassen;
- 12.
Huurtoeslag: een bijdrage in de huurkosten;
- 13.
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet; of het inkomen waarover redelijkerwijs beschikt kan worden als er sprake is van een beslaglegging of getroffen betalingsregeling en de schuldsituatie hierdoor onder controle is; of het inkomen wordt gelijk gesteld aan de hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm als: men professionele hulp door schulddienstverlening krijgt; of als er sprake is van een Minnelijke schuldregeling natuurlijke personen (Msnp) of Wettelijke schuldregeling natuurlijke personen (Wsnp);
- 14.
Inrichtingskosten: kosten voor een gebruikelijke inboedel;
- 15.
Instelling: een zorgorganisatie, zoals bijvoorbeeld een WLZ-instelling, GGZ en beschermd wonen;
- 16.
Inwoner: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet;
- 17.
Kalenderjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december;
- 18.
Kindpakket: bijdrage schoolkosten en maatschappelijk participatie kinderen;
- 19.
Maatschappelijke participatie: het kunnen meedoen in de samenleving, door deelname aan sportieve- en sociaal-culturele activiteiten;
- 20.
Maximale huurgrens: is een vastgesteld bedrag dat bepaalt dat de woning een sociale of een vrijesectorwoning is;
- 21.
Msnp: Minnelijke schuldregeling natuurlijke personen;
- 22.
Norm: de toepasselijke norm (exclusief vakantiegeld) zoals bedoeld in artikel 20, 21,22,22a,23 en 24 van de wet. Bij hoofdstuk 3 Meedoen, hoofdstuk 4 Dal-vrij busabonnement OV en hoofdstuk 5 Collectieve zorgverzekering is voor kostendelers en 18 tot 21- jarigen de norm als bedoeld in artikel 21 van de wet van toepassing;
- 23.
“Om niet”: de bijdrage die wordt gegeven en niet terugbetaald hoeft te worden;
- 24.
Peildatum: datum van aanvraag, tenzij bij het hoofdstuk anders staat aangegeven;
- 25.
Peilmaand: de maand voorafgaande aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, tenzij bij het hoofdstuk anders aangegeven;
- 26.
Persoonlijk openbaar vervoersbewijs: persoonlijk bewijs op naam van de inwoner waarmee men kan reizen met het openbaar vervoer;
- 27.
Rekenhuur: kale huur plus servicekosten conform de regels van de huurtoeslag;
- 28.
Schooljaar: periode van 1 augustus tot en met 31 juli;
- 29.
Inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid van de wet;
- 30.
Stofferingskosten: kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en raambekleding met toebehoren;
- 31.
Ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;
- 32.
Vermogen: het vermogen als bedoeld artikel 34 van de wet;
- 33.
Vervoerder: vervoersbedrijf;
- 34.
Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen.
Artikel 2 – Niet nader omschreven begrippen
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis in de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hoofdstuk 2 - Bijzondere bijstand
Artikel 1 - Doel
Aan de inwoner die niet beschikt over de middelen om te voorzien in de, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en deze kosten, naar oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en/of het vermogen, kan bijzondere bijstand worden gegeven.
Artikel 2 - Bijzondere bijstand
-
1. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van bijzonder noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van de inwoner bepalen de bijzonderheid van de kosten.
-
2. De inwoner kan een aanvraag bijzondere bijstand schriftelijk of digitaal indienen volgens het daarvoor bestemde aanvraagformulier. Dit formulier wordt beschikbaar gesteld op onze website of kan (telefonisch) worden aangevraagd.
-
3. Bijzondere bijstand wordt in beginsel “om niet” gegeven, tenzij deze regeling anders vermeldt
-
4. De bijzondere bijstand kan alleen worden gegeven als uit de beoordeling blijkt dat de kosten niet kunnen worden voldaan uit de aanwezige draagkracht op grond van de draagkrachtbepalingen zoals vastgelegd in artikel 7 tot en met 9.
Artikel 3 - Geldlening
-
1. Bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.
-
2. Als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de onder lid 1 genoemde bijstand “om niet” worden gegeven.
Artikel 4 - Terugbetaling lening
-
1. Bijzondere bijstand die wordt gegeven in de vorm van een lening moet worden terugbetaald.
-
2. Voor de regels over aflossing, de aflossingsduur en terugvordering wordt verwezen naar artikel 10 van de “Beleidsregels debiteuren Hoeksche Waard”.
Artikel 5 - Hoogte toe te kennen bijstand
Bij vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand is het uitgangspunt dat het gaat om de goedkoopst meest geschikte voorziening.
Artikel 6 - Terugwerkende kracht
Geen bijzondere bijstand voor bijzondere kosten door bijzondere omstandigheden wordt gegeven als de, in Hoofdstuk 2, artikel 2 lid 1 van deze beleidsregels, bedoelde kosten gemaakt zijn op een eerder tijdstip dan 6 maanden voorafgaand aan de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Voorwaarde is dat de noodzaak nog kan worden vastgesteld.
Artikel 7 - Draagkracht uit inkomen
-
1. Geen draagkracht hebben inwoners:
- a.
met een inkomen tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag), zoals bedoeld in hoofdstuk 1, artikel1, lid 21, met uitzondering van artikel 7 lid 4 van dit artikel;
- b.
die voorafgaande een schuldbemiddelingstraject de professionele hulp van een bewindvoerder nodig hebben. Dit is uitsluitend van toepassing voor de bewindvoeringskosten;
- c.
die professionele hulp van schulddienstverlening krijgen voor het regelen van schulden of waarvoor een Wsnp of een Msnp is getroffen;
- d.
met een saneringskrediet waarvan het inkomen niet is gestegen gedurende de looptijd van de aflosperiode.
- a.
-
2. Van inwoners met een inkomen hoger dan genoemd in lid 1, wordt verwacht dat zij zelf een deel van de bijzonder noodzakelijke kosten betalen. De berekening van de draagkracht is als volgt:
- a.
De helft van het inkomen, hoger dan 110%, maar lager dan 120% is draagkracht.
- b.
Naast de draagkracht genoemde onder lid 2a, is het volledige inkomen boven120% van de van toepassing zijnde norm draagkracht. In de toelichting wordt een voorbeeldberekening gegeven.
- a.
-
3. Bij bijzondere bijstand voor woonkosten (als genoemd in artikel 11) is het volledige inkomen boven 100% van de van toepassing zijnde norm draagkracht.
Artikel 8 - Draagkracht naar vermogen
-
1. Het college merkt het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet, volledig aan als draagkracht.
-
2. Bij bijzondere bijstand voor verhuis-, stoffering- en inrichtingskosten (als genoemd in artikel 13) wordt het vermogen zover dat meer bedraagt dan 50% van de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet, aangemerkt als draagkracht.
Artikel 9 - Draagkrachtperiode
-
1. De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt voor een periode van 12 maanden vastgesteld.
-
2. De draagkrachtperiode gaat in op de eerste dag van de maand waarop de kosten betrekking hebben.
-
3. Bij daling gedurende de draagkrachtperiode wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld. Deze wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand waarin de verlaging van het inkomen plaatsvindt voor een periode van 12 maanden. Stijging van het inkomen of vermogen gedurende de draagkrachtperiode heeft geen invloed op de vastgestelde draagkracht.
Artikel 10 - Voorliggende voorziening
-
1. Er wordt geen bijzondere bijstand gegeven als voor de kosten een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals vastgelegd in artikel 5 onder e van de wet en artikel 15 van de wet.
-
2. In vervolg op het onder lid 1 gestelde wordt geen bijzondere bijstand in de (eigen) bijdrage van medische kosten gegeven. Dit geldt ook voor kosten in het kader van de alternatieve geneeskundige zorg.
-
3. Van het onder lid 1 en 2 gestelde kan worden afgeweken als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid.
Artikel 11 - Woonkostentoeslag huurders en eigenaren
-
1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen in de woonkosten, als het inkomen van de inwoner buiten zijn schuld is gedaald, waardoor de woonkosten in verhouding tot het inkomen te hoog zijn geworden en de inwoner geen beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag.
-
2. De rekenhuur is de basis voor de berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag. Voor een huurder is dit de kale huur + de servicekosten, voor de woningeigenaar zijn dit de woonkosten. Een teruggave Belastingdienst wegens aftrek hypotheekrente wordt in mindering gebracht op het bedrag aan woonkostentoeslag.
-
3. Tot woonkosten wordt gerekend:
- a.
hypotheekrente van de bewoonde woonruimte;
- b.
het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;
- c.
de premie voor de opstalverzekering;
- d.
de erfpachtcanon;
- e.
de omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten), voor zover geen kwijtschelding is verleend;
- f.
het eigenaarsdeel van de afvalstoffenheffing en rioolheffing, voor zover geen kwijtschelding is verleend;
- g.
een forfaitair bedrag voor normale periodieke onderhoudskosten, zoals opgenomen in Stimulansz (‘woonkosten koopwoning WKT’).
- a.
-
4. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt per maand toegekend volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag.
-
5. Als de rekenhuur minder of gelijk is aan de maximale huurgrens en er door omstandigheden geen recht is op huurtoeslag kan de inwoner jaarlijks woonkostentoeslag aanvragen.
-
6. Als de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag tot het bedrag van de maximale huurgrens vastgesteld. Daarnaast wordt de woonkostentoeslag verhoogd met het verschil tussen de maximale huurgrens en de rekenhuur.
-
7. Als de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt voor maximaal één jaar woonkostentoeslag toegekend. De inwoner krijgt een verhuisplicht opgelegd en moet alles in het werk stellen om een goedkopere woonruimte te verkrijgen.
-
8. Als passende woonruimte wordt niet aangemerkt een woning, waar in tegenstelling tot de huidige woning, de benodigde aanpassingen voor een gehandicapte bewoner niet aanwezig zijn of de benodigde aanpassingen in de nieuwe woning meer kosten met zich meebrengt dan de te verstrekken woonkostentoeslag gerekend over de periode van vijf jaar.
-
9. Als de inwoner onvoldoende inspanningen heeft verricht, als bedoeld in lid 7 van dit artikel, om passende woonruimte te verkrijgen, kan de vervolgaanvraag woonkostentoeslag worden afgewezen.
Artikel 12 - Verhuisplicht
-
1. Het college legt volgens artikel 11 lid 7 de inwoner een verhuisplicht op tenzij;
- a.
aan de inwoner algemene bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening in verband met een krediethypotheek, tot het moment dat het kredietplafond is bereikt;
- b.
de inwoner die als zelfstandige wordt aangemerkt en algemene bijstand ontvangt op grond van artikel 2, lid 1, onder a en b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 en de bijstandsverlening naar verwachting niet langer dan 12 maanden duurt en er sprake is een woonruimte gekoppeld aan een bedrijfsruimte.
- a.
Artikel 13 - Verhuis-, stofferings- en inrichtingskosten
-
1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor verhuis-, stofferings- en inrichtingskosten als aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is.
-
2. Onder verhuiskosten wordt verstaan: de kosten van de eerste maandhuur als er sprake is van één maand dubbele huurlasten, administratiekosten, een waarborgsom, de transportkosten van de in de woning aanwezige inboedel of de opslag van de inboedel.
-
2. Bij dubbele huurkosten komt het laagste huurbedrag in aanmerking voor bijzondere bijstand.
-
3. De hoogte van verhuiskosten wordt vastgesteld op basis van de feitelijke kosten waarbij het uitgangspunt is de goedkoopste geschikte oplossing en wordt “om niet” gegeven als de verhuizing niet verwijtbaar is.
-
4. De hoogte van de bijzondere bijstand voor stoffering en inrichting wordt afgestemd op de woon- en gezinssituatie. Stofferingskosten wordt “om niet” gegeven en inrichtingskosten wordt in de vorm van een geldlening gegeven.
-
5. De hoogte van de bijdragen wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het percentage waarmee de gemeentebegroting wordt aangepast. Bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
-
6. De hoogte van de bijzondere bijstand voor losse duurzame gebruiksgoederen bedraagt de standaardbedragen, zoals vastgesteld in de actuele Prijzengids van het Nibud en wordt in de vorm van een geldlening gegeven.
-
7. Bijzondere bijstand voor een waarborgsom wordt gegeven in de vorm van een geldlening. Dit omdat deze geldsom door de inwoner terugontvangen wordt bij de opzegging van de huur.
-
8. Als de inwoner toegelaten is tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject en voldoet aan de voorwaarden van dat traject en het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een lening het slagen van het traject in gevaar brengt dan wordt bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, losse duurzame gebruiksgoederen en een waarborgsom “om niet’ verstrekt.
Artikel 14 - Babypakket
-
1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van een babypakket als er bijzondere omstandigheden zijn en de inwoner niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten. Deze kosten worden in principe eenmalig vergoed.
-
2. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf de 6e maand van de zwangerschap. Er dient een zwangerschapsverklaring overgelegd te worden.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt het bedrag van de nota, met een maximum van de bedragen zoals vastgesteld in de Prijzengids van het Nibud.
-
4. Bijzondere bijstand voor babyspullen wordt in de vorm van een lening gegeven, tenzij artikel 3 lid 2 van toepassing is.
-
5. Als er een beroep kan worden gedaan op Stichting BabySpullen dan dient men hier gebruik van te maken. Stichting BabySpullen wordt gezien als een voorliggende voorziening.
Artikel 15 - Overbruggingsuitkering
-
1. Het college kan ter overbrugging, tot de eerste maandbetaling van bijstand, bijzondere bijstand geven, als door bijzondere omstandigheden niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien.
-
2. De overbruggingsuitkering wordt vastgesteld op de toepasselijke bijstandsnorm van een volledige maand, exclusief vakantietoeslag, als er voorafgaand aan het recht op een (bijstands)uitkering geen inkomen was.
-
3. Als er voorafgaand aan het recht op bijstand wel inkomen is, maar dat inkomen is ontoereikend om volledig te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, dan wordt de overbruggingsuitkering vastgesteld op de van toepassing zijnde norm, exclusief vakantietoeslag, onder aftrek van dat inkomen.
-
4. De bijzondere bijstand voor de overbrugging wordt “om niet” verstrekt.
Artikel 16 - Uitstroompremie i.v.m. werkaanvaarding
-
1. Het college verstrekt aan de inwoner een uitstroompremie bij uitstroom uit de bijstandsuitkering als:
- a.
de inwoner 12 maanden of langer een bijstandsuitkering heeft ontvangen; en
- b.
het loon uit werken niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
- a.
-
2. De uitstroompremie wordt direct toegekend in de beëindigingsbeschikking.
-
3. De uitstroompremie bedraagt eenmalig € 300,-.
-
4. De uitstroompremie wordt jaarlijks aangepast met het percentage waarmee de gemeentebegroting wordt aangepast (prijsindex). De actuele bijdragen worden jaarlijks op de website van gemeente Hoeksche Waard vermeld.
Artikel 17 - Kosten bewindvoering, mentorschap en curatele
-
1. Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor de noodzakelijke kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatele als er sprake is van een rechterlijke uitspraak en hier een beschikking voor is afgegeven.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand, bedraagt het bedrag van de nota, met een maximum van de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde bedragen.
Artikel 18 - Eigen bijdrage rechtsbijstand en kosten griffierechten
-
1. Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van griffierechten en daarnaast voor de eigen bijdrage voor rechtsbijstand als er sprake is van een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand.
-
2. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt altijd rekening gehouden met de korting op de eigen bijdrage die verkregen kan worden.
Artikel 19 - Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een instelling en/of detentie
-
1. In beginsel vallen de vaste lasten voor het aanhouden van een woning onder de gebruikelijke kosten van het bestaan. In bijzondere situaties kan het college hiervoor bijzondere bijstand verlenen.
-
2. De kosten die aangemerkt worden als vaste lasten zijn, de huur (minus eventueel recht huurtoeslag) of hypotheekrente, het vastrecht van de elektra en gas en de doorlopende kosten van bewindvoering. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald aan de verhuurder en/of hypotheekverstrekker, bewindvoerder en nutsbedrijven.
-
3. De bijzondere bijstand wordt aan woninghuurders ‘om niet’ gegeven. Voor woningeigenaren wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ gegeven als er geen sprake is van vermogen in de eigen woning. Is er wel sprake van vermogen in de eigen woning, hoger dan het vrijgestelde vermogen, dan wordt de bijzondere bijstand verstrekt als geldlening.
-
4. Personen die in een instelling verblijven wegens medische of sociale omstandigheden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als:
- a.
de inwoner niet zelf in de kosten kan voorzien; en
- b.
het aanhouden van de woning of kamer noodzakelijk is omdat verwacht wordt dat de inwoner, na zijn opname in de instelling, zal terugkeren naar zijn woning/kamer.
- a.
-
5. De periode waarover bijzondere bijstand aan personen verblijvend in een instelling wordt gegeven bedraagt zes maanden en kan eenmaal worden verlengd met zes maanden.
-
6. Personen die in detentie verblijven hebben geen recht op bijstand voor levensonderhoud (artikel 13 PW), maar er kan wel bijzondere bijstand worden gegeven voor doorbetaling van de vaste lasten, zoals bedoeld in lid 2 als:
- a.
de inwoner niet zelf in de kosten kan voorzien; en
- b.
de detentieduur niet langer is dan drie maanden; en
- c.
het aanhouden van de woning of kamer noodzakelijk is; en
- d.
het verblijf in detentie in Nederland plaats vindt; en
- e.
in de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag niet eerder bijzondere bijstand in verband met de doorbetaling van de huur bij verblijf in detentie is gegeven.
- a.
Artikel 20 - Alleenstaande Oudercompensatie (AOC)
-
1. Het college kan aan de alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder op grond van artikel 18, lid 1 van de wet bijstand verstrekken voor het ontbreken van de extra tegemoetkoming Kindgebonden budget van de Belastingdienst de’ Alleenstaande Ouder-kop’ als:
- a.
de inwoner niet in aanmerking komt voor de ALO-kop bij de Belastingdienst, omdat hij een toeslagpartner heeft; en
- b.
het inkomen lager is dan: de toepasselijke bijstandsnorm plus het maximumbedrag van de ALO-kop, omgerekend naar een maandbedrag.
- a.
-
2. De bijstand wordt bepaald op het verschil tussen:
- a.
de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder, verhoogd met het maximumbedrag van de ALO enerzijds; en
- b.
het eigen inkomen anderzijds, waarbij onder inkomen ook wordt verstaan een bijstandsuitkering.
- a.
-
3. De hoogte van de bijstand bedraagt echter niet meer dan de ALO-kop omgerekend naar een maandbedrag. De AOC wordt maandelijks betaalbaar gesteld.
-
4. De bijstand wordt beëindigd zodra een beroep gedaan kan worden op de alleenstaande ouderkop of zodra het inkomen meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm plus het maximale bedrag van de alleenstaande ouderkop.
Artikel 21 - Reiskosten sociaal, medisch en inburgering
-
1. Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor reiskosten als er bijzondere omstandigheden zijn en er geen gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening. Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan:
- a.
het bezoek aan medisch specialisten;
- b.
het bezoeken van familieleden in 1e en 2 graad die verpleegd of verzorgd worden;
- c.
het bezoeken van familieleden in de 1e graad die uit huis geplaatst of gedetineerd zijn;
- d.
het volgen van voortgezet onderwijs van een ten laste komend kind, als voor hem
het noodzakelijk onderwijs niet aanwezig is in gemeente Hoeksche Waard. Er mag geen recht bestaan op een reisproduct van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) of op studiefinanciering dan wel een prestatiebeurs en de te volgen opleiding mag geen BBL-opleiding zijn.
- a.
-
2. Onder familieleden in de 1e of 2e graad wordt verstaan:
1e graad: de partner, (schoon) ouders, kinderen (schoon) zoons of dochters.
2e graad: broers, zussen, kleinkinderen, opa’s en oma’s, schoonzussen, zwagers, stiefzussen en stiefbroers
-
3. De frequentie van het bezoek aan medisch specialisten, verpleegden/verzorgden en uit huis geplaatste familieleden wordt op individuele gronden bepaald.
-
4. Aan de inwoner die verplichte scholing volgt, zoals bedoeld in de Wet Inburgering, om de Nederlandse taal te leren, kan bijzondere bijstand worden verleend voor reiskosten. Dit traject mag geen deel uitmaken van een re-integratie traject, omdat de reiskosten dan worden bekostigd uit het re-integratie budget.
-
5. De hoogte van de reiskostenvergoeding voor het reizen per openbaar vervoer wordt vastgesteld volgens de belastingvrije kilometervergoeding zoals vastgesteld door de Belastingdienst.
-
6. De bijdrage in de reiskosten wordt berekend op basis van de kortste route, gemeten van huis tot plaats van bestemming, volgens de routeplanner van de ANWB.
-
7. Het is mogelijk dat het tarief van het openbaar vervoer hoger is dan de kilometervergoeding. Als deze situatie zich voordoet dan, wordt op verzoek de daadwerkelijke kosten van het openbaar vervoer vergoed.
-
8. Als de inwoner recht heeft op het Dal-Vrij busabonnement zoals genoemd in hoofdstuk 4 van deze beleidsregels, wordt dit vervoer aangemerkt als een voorliggende voorziening voor de reizen die gemaakt kunnen worden op werkdagen na 9 uur, in het weekend of op feestdagen. Er dient altijd een overweging gemaakt te worden welke reiskostenvergoeding het voordeligst is. Hierbij mag ook gekeken worden naar een vergoeding voor andere abonnementsvormen.
-
9. Voor reiskosten naar voortgezet onderwijs wat niet in de Hoeksche Waard aanwezig is, geldt het Dal-Vrij busabonnement niet als voorliggende voorziening. Uitgangspunt blijft dat de meest voordelige vorm wordt vergoed.
Hoofdstuk 3 - Meedoen
Artikel 1 - Doel
Het college kan een bijdrage geven aan inwoners en hun ten laste komende kinderen voor de kosten van maatschappelijk participeren. Hoogte van de actuele bijdragen worden vermeld op de website van de gemeente.
Artikel 2 - Algemeen (nadere bepalingen)
-
1. Het inkomen van de inwoner, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1, lid 13 van deze beleidsregels mag niet hoger zijn dan 130% van de van toepassing zijnde norm exclusief vakantietoeslag en het vermogen mag niet hoger zijn dan het vrij te laten vermogen, ingevolge artikel 34 van de wet.
-
2. Voor het bepalen van het gezinsinkomen gaan we uit van het inkomen in de peilmaand.
-
3. De inwoner kan verzoeken om een andere peilmaand als aangetoond wordt dat het inkomen over de peilmaand niet representatief is voor het inkomen in het aangevraagde jaar. De peilmaand mag dan worden gekozen uit de voorliggende zes maanden voorafgaande aan de aanvraag.
-
4. De inkomen- vermogenstoets wordt niet toegepast als de inwoner:
- a.
op het moment van aanvraag een Participatiewet uitkering voor levensonderhoud of een IOAW of IOAZ uitkering ontvangt;
- b.
op het moment van de aanvraag in een Msnp of Wsnp zit en verklaart dat er in de tussenliggende periode geen wijzigingen zijn in het inkomen of de gezinssamenstelling.
- a.
-
5. De bijdrage wordt aan de inwoner uitbetaald tenzij anders vermeld.
-
6. De bijdragen beschreven in dit hoofdstuk worden “om niet” gegeven.
-
7. De inwoner kan een aanvraag, volgens deze regeling, schriftelijk of digitaal indienen volgens het daarvoor bestemde aanvraagformulier. Dit formulier wordt beschikbaar gesteld op onze website of kan (telefonisch) worden aangevraagd.
Meedoen voor kinderen tot 18 jaar
Artikel 3 - Doelgroep
Het ten laste komend kind dat ten tijde van de aanvraag woonachtig is in de Hoeksche Waard en waarvan de ouders voldoen aan de voorwaarden gesteld onder artikel 2, lid 1.
Artikel 4 - Bijdrage voor Maatschappelijke Participatie
-
1. Kinderen van 0 tot 18 jaar kunnen jaarlijks in aanmerking komen voor een bijdrage per kind in de kosten van maatschappelijke participatie.
-
2. De bijdrage voor maatschappelijke participatie kan één keer per kalenderjaar worden aangevraagd in het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
-
3. De bijdrage, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt periodiek verstrekt aan inwoners die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet ontvangen.
-
4. De periodieke bijdrage, als bedoeld in lid 3 van dit artikel, eindigt als de inwoner geen recht meer heeft op een uitkering voor levensonderhoud of als zijn/haar kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
-
5. De bijdrage wordt zonder aantoonplicht van de gemaakte kosten uitbetaald en er vindt geen controle achteraf plaats. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage en het doel van de verstrekking maakt het aannemelijk dat de bijdrage volledig wordt besteed aan de kosten van het maatschappelijke participeren.
Artikel 5 - Vergoeding via Jeugdfonds Sport & Cultuur voor sport- en sociaal culturele activiteiten
-
1. Naast de in artikel 4 genoemde bijdrage kan een bijdrage voor sport- of culturele activiteiten voor de ten laste komende kinderen van 4 tot 18 jaar, zoals genoemd in artikel 2 van dit artikel, worden aangevraagd via de intermediairs van het Jeugdfonds Sport & Cultuur Zuid-Holland.
-
2. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur Zuid-Holland zorgt dat de bijdrage rechtstreeks aan de vereniging, sportclub of cultuurorganisatie wordt uitbetaald.
Artikel 6 - Bijdrage schoolkosten basisschool
-
1. Kinderen uit groep 1 tot en met groep 8 van de basisschool, kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage voor schoolkosten per schooljaar.
-
2. De bijdrage voor schoolkosten kan één keer per schooljaar worden aangevraagd in het schooljaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
-
3. De bijdrage als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt jaarlijks periodiek verstrekt aan inwoners die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet ontvangen.
-
4. De periodieke bijdrage, zoals bedoel in lid 3 van dit artikel, eindigt als de inwoner geen recht meer heeft op een uitkering voor levensonderhoud of als zijn/haar kind geen basisschoolleerling meer is.
-
5. De bijdrage, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel, wordt zonder aantoonplicht van de gemaakte kosten uitbetaald en er vindt geen controle achteraf plaats. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage en het doel van de verstrekking maakt het aannemelijk dat de bijdrage volledig wordt besteed.
-
6. Kinderen in groep 7 en 8 van de basisschool kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage In de kosten -van de eigen bijdrage- voor een schoolkamp en/of excursie tot een maximaal bedrag per schooljaar. En wordt uitbetaald nadat aangetoond is dat het kind meegaat op schoolkamp en/of excursie.
-
7. De bijdrage, zoals genoemd in lid 6 van dit artikel, kan uiterlijk drie maanden na afloop van het schooljaar, waarop de nota betrekking heeft worden aangevraagd.
Artikel 7 - Bijdrage schoolkosten voortgezet onderwijs
-
1. Kinderen die voor de eerste keer zijn toegelaten tot het voortgezet onderwijs (brugklas), kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige bijdrage.
-
2. Kinderen die voortgezet onderwijs volgen, uitgezonderd kinderen in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs, kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de schoolkosten per schooljaar.
-
3. Kinderen die tijdens het eerste schooljaar van het voortgezet onderwijs huiswerkbegeleiding krijgen, kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in deze kosten gedurende maximaal 6 maanden.
-
4. Kinderen die tweetalig voortgezet onderwijs volgen kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in deze kosten per schooljaar.
-
5. Kinderen die voortgezet onderwijs volgen, kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten -van de eigen bijdrage- voor een schoolkamp en/of excursie.
-
6. De bijdrage, zoals genoemd in 1 tot en met 5 van dit artikel kan één keer per schooljaar worden aangevraagd, in het schooljaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
-
7. De bijdrage zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel wordt uitbetaald als aangetoond wordt dat het kind voortgezet onderwijs volgt, lid 3, 4 en 5 wordt uitbetaald nadat aangetoond wordt dat voor het kind de betreffende kosten gemaakt (gaan) worden.
-
8. Het is aannemelijk dat de bijdrage, als genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel, volledig wordt besteed. Er vindt geen controle achteraf plaats of de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.
Artikel 8 - Bijdrage digitaal apparaat
-
1. Kinderen op het voortgezet onderwijs of kinderen in groep 8 van de basisschool kunnen eenmaal per vijf jaar in aanmerking komen voor een bijdrage van een digitaal apparaat, als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 lid 10 van deze beleidsregels.
-
2. De bijdrage wordt uitbetaald na overleg van een aanschafbewijs of op voorschotbasis met de voorwaarde dat het aanschafbewijs binnen een te bepalen termijn wordt ingeleverd.
Artikel 9 - Bijdrage fiets
-
1. Kinderen op het voortgezet onderwijs of kinderen in groep 8 van de basisschool, kunnen eenmaal per vijf jaar een bijdrage krijgen voor een fiets, als bedoeld in hoofdstuk 1 artikel 1, lid 11 van deze beleidsregels.
-
2. De bijdrage wordt uitbetaald na overleg van een aanschafbewijs of op voorschotbasis met de voorwaarde dat het aanschafbewijs binnen een te bepalen termijn wordt ingeleverd.
Meedoen voor volwassenen van 18 jaar en ouder
Artikel 10 - Doelgroep
De inwoner van 18 jaar en ouder die woonachtig is in de Hoeksche Waard en voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2, lid 1 van dit hoofdstuk.
Artikel 11 - Bijdrage voor Maatschappelijke Participatie volwassenen
-
1. Volwassen inwoners kunnen jaarlijks in aanmerking komen voor een bijdrage in de kosten van maatschappelijke participatie.
-
2. De bijdrage voor maatschappelijke participatie kan één keer per kalenderjaar worden aangevraagd in het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
-
3. De bijdrage, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt periodiek verstrekt aan inwoners die een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet ontvangen.
-
4. De periodieke bijdrage, zoals bedoeld in lid 3 eindigt als de inwoner geen recht meer heeft op een uitkering voor levensonderhoud.
-
5. De bijdrage wordt zonder aantoonplicht van de gemaakte kosten uitbetaald en er vindt geen controle achteraf plaats. De hoogte van de jaarlijkse bijdrage en het doel van de verstrekking maakt het aannemelijk dat de bijdrage volledig wordt besteed aan de kosten van het maatschappelijke participeren.
Artikel 12 - Hoogte bijdrage en indexering
De bijdragen zoals genoemd in artikel 4,6,7,8,9 en 11 van dit hoofdstuk worden elk jaar op 1 januari aangepast met het percentage waarmee de gemeentebegroting wordt aangepast (prijsindex). De actuele bijdragen worden jaarlijks op de website van gemeente Hoeksche Waard vermeld.
Artikel 13 - Voorliggende voorziening
Er wordt geen bijzondere bijstand gegeven als voor de kosten een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals vastgelegd in artikel 5 onder e van de wet en artikel 15 van de wet.
Hoofdstuk 4 Dal-Vrij busabonnement OV
Artikel 1 - Doel
Het Dal-Vrij busabonnement is bedoeld voor inwoners van de Hoeksche Waard, die ouder zijn dan 18 jaar en hun minderjarige kinderen vanaf 12 jaar. Het Dal-Vrij busabonnement heeft als doel het participeren in de samenleving van inwoners van de Hoeksche Waard met een laag inkomen te bevorderen.
Artikel 2 - Deelname en algemeen (nadere bepalingen)
-
1. Inwoners en/of diens ten laste komende kind(eren), in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, kunnen, eenmaal per 12 maanden in aanmerking komen voor een Dal-Vrij busabonnement als het inkomen, als bedoeld in hoofdstuk 1 artikel 1, lid 13 van deze beleidsregels, niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.
-
2. Uitgesloten van deelname zijn inwoners die:
- a.
op grond van een studie recht hebben op een studentenreisproduct;
- b.
op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een Wmo-vervoersindicatie hebben.
- a.
Artikel 3 - Inkomens- en vermogenstoets
-
1. Voor het bepalen van het gezinsinkomen gaan we uit van het inkomen in de peilmaand.
-
2. De inwoner kan verzoeken om een andere peilmaand als aangetoond wordt dat het inkomen over de peilmaand niet representatief is voor het inkomen in het aangevraagde jaar. De peilmaand mag dan worden gekozen uit de voorliggende zes maanden voorafgaande aan de aanvraag.
-
3. De inkomenstoets wordt niet toegepast als de inwoner:
- a.
op het moment van aanvraag een Participatiewet uitkering voor levensonderhoud of een Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) ontvangt;
- b.
op het moment van de aanvraag in een Msnp of Wsnp zit en verklaart dat er in de tussenliggende periode geen wijzigingen zijn in het inkomen of de gezinssamenstelling.
- a.
-
4. Het vermogen, als bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4 - Aanvraag
-
1. De inwoner kan een aanvraag voor een Dal-Vrij busabonnement, schriftelijk of digitaal indienen volgens het daarvoor bestemde aanvraagformulier. Dit formulier wordt beschikbaar gesteld op onze website of kan (telefonisch) worden aangevraagd.
-
2. Bij de aanvraag overlegt de inwoner een bewijs van het gezinsinkomen, tenzij sprake is van de situatie zoals beschreven onder artikel 3, lid 3 van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel, en geeft inzage in het persoonlijke vervoersbewijs op naam van de betreffende deelnemer(s).
-
3. In het geval dat een inwoner ten tijde van de aanvraag nog niet in bezit is van een persoonlijk vervoersbewijs dan informeert de gemeente de aanvrager op grond van de toelatingscriteria of deze in aanmerking komt voor deelname aan het Dal-Vrij busabonnement. Zo wordt voorkomen dat inwoners kosten maken die niet noodzakelijk zijn.
-
4. Op grond van een positief besluit geeft de gemeente de opdracht aan de vervoerder om de deelnemer(s) een Dal-Vrij-busabonnement te verstrekken. Dit kan tot op de laatste dag van de overeenkomst.
Artikel 5 - Werking Dal-Vrij-busabonnement
-
1. De gemeente vergoedt de kosten voor het Dal-Vrij busabonnement en deze kosten worden rechtstreeks overgemaakt aan de vervoerder.
-
2. De aanvrager dient zelf een persoonlijk vervoersbewijs op naam aan te vragen.
-
3. De kosten voor een persoonlijk vervoersbewijs of een vervangend vervoersbewijs worden niet door de gemeente vergoed.
-
4. Reizen via het Dal-Vrij busabonnement is beschikbaar vanaf de ingangsdatum die in de beschikking van de gemeente staat. Het Dal-Vrij busabonnement eindigt automatisch twaalf maanden na de ingangsdatum van het busabonnement.
-
5. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor het activeren van het Dal-Vrij busabonnement op het persoonlijk vervoersbewijs. Latere activering heeft geen invloed op de einddatum van het busabonnement.
-
6. Bij verlies of diefstal van het persoonlijk vervoersbewijs dient de deelnemer zelf zorg te dragen voor een blokkering van het verloren of gestolen persoonlijk vervoersbewijs en de aanschaf van een vervangend vervoersbewijs. Daarbij dient de deelnemer zelf de vervoerder te verzoeken de resterende abonnementsduur op het vervangend vervoersbewijs over te zetten.
Hoofdstuk 5 Collectieve zorgverzekering en bijdrage zorgkosten
Artikel 1 - Doel
Inwoners toegang bieden tot een uitgebreid zorgverzekeringspakket, waarbij wij inwoners met een laag inkomen financieel ondersteunen bij zorgkosten. Hoogte van de bijdragen worden vermeld op de website van de gemeente.
Artikel 2 - Bijdrage aannemelijke zorgkosten (forfaitair bedrag)
-
1. De inwoner kan een bijdrage aanvragen als het inkomen, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1 lid 13 van deze beleidsregels, niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.
-
2. Voor het bepalen van het gezinsinkomen gaan we uit van het inkomen in de peilmaand.
-
3. De inwoner kan verzoeken om een andere peilmaand als aangetoond wordt dat het inkomen over de peilmaand niet representatief is voor het inkomen in het aangevraagde jaar. De peilmaand mag dan worden gekozen uit de voorliggende zes maanden voorafgaande aan de aanvraag.
-
4. De inkomenstoets wordt niet toegepast als de inwoner:
- a.
op het moment van aanvraag een Participatiewet uitkering voor levensonderhoud of een Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) ontvangt;
- b.
op het moment van de aanvraag in een Msnp of Wsnp zit en verklaart dat er in de tussenliggende periode geen wijzigingen zijn in het inkomen of de gezinssamenstelling.
- a.
-
5. De inwoner kan een maximale bijdrage aannemelijke zorgkosten krijgen als deze voldoet aan lid 1 van dit artikel en niet verzekerd is via de collectieve zorgverzekering en voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden:
- a.
hij heeft een bijdrage betaald voor een voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); of
- b.
hij heeft een bijdrage betaald in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz); of
- c.
hij heeft voor zijn ten laste komend kind een indicatie voor intensieve ondersteuning bij (dag)behandeling, herstel en/of rehabilitatie, vanuit Jeugdhulp; of
- d.
hij heeft een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder of passagier;
- e.
hij heeft in het betreffende kalenderjaar het volledige wettelijk eigen risico van de zorgverzekering betaald.
- a.
-
6. De bijdrage wordt één keer per kalenderjaar op aanvraag toegekend.
-
7. Aanvragen kunnen worden ingediend tot 1 november van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kosten gemaakt zijn.
-
8. Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3 - Deelname aan de collectieve zorgverzekering
Deelname aan de collectieve zorgverzekering is mogelijk voor personen van 18 jaar of ouder die hun woonplaats, zoals bedoeld in artikel 40 van de wet, hebben in de Hoeksche Waard.
Artikel 4 - Bijdrage in de premie aanvullende zorgverzekering
-
1. De inwoner die een aanvullende verzekering heeft afgesloten, anders dan de collectieve zorgverzekering, en een inkomen heeft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van dit hoofdstuk kan in aanmerking komen voor een bijdrage in de premie van deze verzekering.
-
2. Voor het bepalen van het gezinsinkomen gaan we uit van het inkomen in de peilmaand.
-
3. De inwoner kan verzoeken om een andere peilmaand als aangetoond wordt dat het inkomen over de peilmaand niet representatief is voor het inkomen in het aangevraagde jaar. De peilmaand mag dan worden gekozen uit de voorliggende zes maanden voorafgaande aan de aanvraag.
-
4. De inkomenstoets wordt niet toegepast als de inwoner:
- a.
op het moment van aanvraag een Participatiewet uitkering voor levensonderhoud of een Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) ontvangt;
- b.
op het moment van de aanvraag in een Msnp of Wsnp zit en verklaart dat er in de tussenliggende periode geen wijzigingen zijn in het inkomen of de gezinssamenstelling.
- a.
-
5. De hoogte van de bijdrage zijn de daadwerkelijke kosten tot een maximale bijdrage per maand per persoon.
-
6. De bijdrage wordt toegekend met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar waarin wordt aangevraagd of de datum van het afsluiten van een aanvullende verzekering in het jaar van aanvraag.
-
7. Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5 - Bijdrage in de premie van de collectieve zorgverzekering
-
1. De inwoner die verzekerd is via de collectieve zorgverzekering en een inkomen heeft zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van dit hoofdstuk, komt in aanmerking voor een maandelijkse bijdrage in de premie van deze verzekering. Deze bijdrage wordt uitbetaald aan de collectieve zorgverzekeraar.
-
2. Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 van de wet, wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 6 - Beëindiging
-
1. Het recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering eindigt uiterlijk op 31 december van het kalender jaar waarin de persoon niet meer in de Hoeksche Waard woonachtig is.
-
2. Het recht op de bijdrage in de premie van een aanvullende zorgverzekering, anders dan de collectieve zorgverzekering, eindigt:
- a.
als de persoon niet meer in de Hoeksche Waard woonachtig is.
- b.
als de persoon is opgehouden zijn aanvullende zorgverzekering te betalen.
- c.
uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het inkomen hoger is dan 130% van de norm.
- a.
-
3. Het recht op de bijdrage in de premie van de collectieve zorgverzekering eindigt:
- a.
wanneer de aanvullende verzekering van de inwoner door VGZ is beëindigd wegens betalingsachterstand.
- b.
31 december van het kalenderjaar waarin de persoon niet meer in de Hoeksche Waard woonachtig is.
- c.
31 december van het kalenderjaar waarin het inkomen door stijging hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
- a.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen en citeerartikel
Artikel 1. Algemeen
-
1. Er wordt geen bijstand gegeven als voor de kosten een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals vastgelegd in artikel 5 onder e van de wet en artikel 15 van de wet.
-
2. Van het onder lid 1 gestelde kan worden afgeweken als er dringende redenen zijn.
-
3. Op grond van de inlichtingenplicht is de inwoner gehouden het college direct te informeren over wijzigingen in zijn situatie.
Artikel 2. Hardheidsclausule
Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner worden afgeweken van deze beleidsregels, als het gevolg van toepassing hiervan tot een onvoorzien en onredelijk benadelend gevolg zou leiden voor de betreffende inwoner.
Artikel 3. Overgangsrecht
-
1. Besluiten genomen voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijven van kracht tot aan het moment dat deze besluiten worden ingetrokken, beëindigd of van rechtswege vervallen.
-
2. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2025, en waarop nog niet beslist is bij de inwerkingtreding van de “Beleidsregels bijzondere bijstand en inkomensondersteuning Hoeksche Waard” worden afgehandeld volgens de op het moment van de aanvraag geldende Beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard (2022) en/of de Beleidsregels Meedoen Hoeksche Waard 2022 en/of de Beleidsregels OV Minima Hoeksche Waard 2023 en/of de Beleidsregels Tegemoetkoming zorgkosten Hoeksche Waard 2022.
Artikel 4. Inwerkingtreding
-
1. Deze beleidsregels treden in werking, na publicatie, per 1 januari 2025.
-
2. Op de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels worden onderstaande beleidsregels ingetrokken:
- -
Beleidsregels Bijzondere bijstand Hoeksche Waard (2022) (vastgesteld op 21-9- 2021)
- -
Beleidsregels Meedoen Hoeksche Waard 2022 (vastgesteld op 27-9-2022)
- -
Beleidsregels OV Minima Hoeksche Waard 2023 (vastgesteld op 29-8-2023)
- -
Beleidsregels Tegemoetkoming zorgkosten Hoeksche Waard 2022 (vastgesteld op 1-10-2022)
- -
Artikel 5. Citeerartikel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bijzondere bijstand en inkomensondersteuning Hoeksche Waard 2025.
Ondertekening
Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard, d.d. 12 november 2024,
De secretaris
de burgemeester,
Toelichting Hoofdstuk 2- Bijzondere bijstand
Artikel 1 - Doel
Op grond van artikel 35 van de wet heeft een alleenstaande of een gezin recht op bijzondere bijstand, als zij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en naar het oordeel van het college deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de inwoner. Dit betekent dat zij zelf bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. De vrijlatingsbepalingen ex artikel 34 (vermogen) zijn daarom niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand. Ook de vaststelling van de draagkracht in het inkomen van de inwoner is een bevoegdheid van het college.
De verlening van bijzondere bijstand betekent in alle gevallen maatwerk. Individualisering blijft het belangrijkste aspect in de concrete toepassing van het beleid.
Artikel 2 - Bijzondere bijstand
Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke kosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaat, heeft recht op bijzondere bijstand.
Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kunnen dan ook per situatie verschillen.
Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan met uitzondering van kosten waarbij er sprake is van een voorliggende voorziening zoals gesteld in artikel 5onder e van de wet en 15 van de wet.
Het betreft hier dus bij uitstek een kwestie van maatwerk; een landelijke normering van de bijzondere bijstand is niet aan de orde.
Bijzondere bijstand kan worden aangevraagd door iedere inwoner van 18 jaar of ouder. Dus ook voor de inwoner met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering. Uitgangspunt is wel dat dit inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere bestaanskosten te kunnen voldoen.
Artikel 3 - Geldlening
De kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals koelkast, wasmachine, meubels en televisie en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Als er door omstandigheden niet gereserveerd kon worden voor deze kosten, kan er op grond van artikel 51 van de wet voor deze kosten bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt. De terugbetaling van deze bijstand is vastgelegd in het debiteurenbeleid.
Alleen in bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand als gift worden gegeven. Hierbij denken we aan personen die in een schuldenregeling zitten; zij mogen namelijk geen nieuwe schulden maken.
Artikel 5 - Hoogte toe te kennen bijstand
Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand is het uitgangspunt dat het gaat om de goedkoopst meest geschikte voorziening.
Artikel 6 - Terugwerkende kracht
Het is bij bijzondere bijstand mogelijk dat bijstand wordt verleend voor kosten die eerder zijn gemaakt. Voorwaarde is dat de noodzaak nog kan worden vastgesteld. Om te voorkomen dat kosten nog jarenlang kunnen worden aangevraagd, wordt deze periode begrensd op 6 maanden voorafgaande aan de datum van aanvraag.
Artikel 7 - Draagkracht uit inkomen
Artikel 35 van de wet geeft als voorwaarde voor de verlening van bijzondere bijstand dat de noodzakelijke kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele Inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Er wordt rekening gehouden met de draagkracht in het inkomen als het inkomen hoger is dan 110%:
- a.
Bij het inkomen hoger dan 110%, maar lager dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, is de helft van dat inkomen draagkracht.
- b.
Bij het inkomen hoger dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt het volledige inkomen boven 120% gezien als draagkracht.
- c.
Het totaalbedrag aan draagkracht is a + b.
Voorbeeld draagkrachtberekening met een inkomen boven de 120% van de van toepassing zijnde norm:
Hierbij wordt uitgegaan van een gehuwd echtpaar met zelfstandig inkomen. De van toepassing zijnde bijstandsnorm is dan de gehuwdennorm.
In dit voorbeeld:
- 1.
Zelfstandig inkomen van aanvragend echtpaar € 2.380,00
- 2.
110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm € 1.953,32
- 3.
120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm € 2.130,90
Het inkomen is meer dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De draagkracht is dan als volgt opgebouwd:
- 4.
50% van het verschil tussen het bedrag 110% en 120% => 50% van € 2.130,90 -/- € 1.953,32 = 50% van € 177,58 = € 88,79
- 5.
100% van het verschil tussen het inkomen en 120% => 100% van € 2.380,00 -/- € 2.130,90 = € 249,10
- 6.
Totale draagkracht per maand is dan € 88,79 + € 249,10 = € 337,89
Voorbeeld draagkrachtberekening met een inkomen boven de 110% maar onder de 120% van de van toepassing zijnde norm:
Hierbij wordt uitgegaan van een gehuwd echtpaar met zelfstandig inkomen. De van toepassing zijnde bijstandsnorm is dan de gehuwdennorm.
In dit voorbeeld:
- 7.
Zelfstandig inkomen van aanvragend echtpaar € 2.020,00
- 8.
110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm € 1.953,32
Het inkomen is meer dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De draagkracht is dan als volgt opgebouwd:
- 9.
50% van het verschil tussen het inkomen en 110% => 50% van € 2.020,00 -/- € 1.953,32 = 50% van € 66,68 = € 33,34, wat direct de totale draagkracht per maand is.
Het bedrag aan draagkracht moet de inwoner gebruiken voor zijn bijzonder noodzakelijke kosten. Zijn de uitgaven hoger, kan er voor dit hogere bedrag bijzondere bijstand worden verleend.
De bijdrage wordt “om niet ”gegeven.
Rekenvoorbeelden draagkrachtverrekening
In de volgende rekenvoorbeelden zijn steeds de volgende fictieve gegevens van toepassing:
|
1. Verrekening draagkracht bij incidentele bijzondere bijstand
Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over het hele draagkrachtjaar in aanmerking genomen. Bij kosten hoger dan de draagkracht wordt de draagkracht over dat jaar in eenmaal verrekend met de uit te keren bijzondere bijstand.
Uitwerking incidenteel
Aanvraag ingediend voor incidentele bijzondere bijstand van € 1.800,00.
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
1.800,00 |
1.200,00 |
600,00 |
Bij kosten lager dan de draagkracht blijft het restant van de draagkracht staan voor eventuele verdere kosten in het draagkrachtjaar.
2. Twee aanvragen incidentele bijzondere bijstand op verschillende tijdstippen
Uitwerking:
Kosten ad. € 900,00 op 14 maart 2024 en incidentele kosten ad. € 800,00 op 12 september 2024
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
900,00 |
1200,00 |
0,00 |
April |
2 |
- |
- |
- |
Mei |
3 |
- |
- |
- |
Juni |
4 |
- |
- |
- |
Juli |
5 |
- |
- |
- |
Augustus |
6 |
- |
- |
- |
September |
7 |
800,00 |
300,00 |
500,00 |
Oktober |
8 |
- |
- |
- |
November |
9 |
- |
- |
- |
December |
10 |
- |
- |
- |
Januari |
11 |
- |
- |
- |
Februari |
12 |
- |
- |
- |
Uitwerking periodiek
3. Verrekening draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand uitsluitend voor Bewindvoeringskosten en woonkostentoeslag.
Kosten zijn alleen periodiek te noemen, als gedurende een aaneengesloten periode maandelijks kosten worden gemaakt die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, zoals bewindvoeringskosten en woonkostentoeslag.
De draagkracht wordt voor een jaar (draagkrachtjaar) vastgesteld. Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht per maand verrekend als voorzien is dat deze kosten in het draagkrachtjaar maandelijkse zullen terugkeren.
Voorbeeld
Periodieke bijzondere bijstand ad. € 175,00 per maand ingaande 1 maart 2024
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
April |
2 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Mei |
3 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Juni |
4 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Juli |
5 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Augustus |
6 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
September |
7 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Oktober |
8 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
November |
9 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
December |
10 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Januari |
11 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Februari |
12 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Als er sprake is van een (tussentijdse) beëindiging van de kosten, dan blijft het resterend bedrag aan draagkracht staan voor eventuele overige bijzondere kosten die zich nog kunnen voordoen in het betreffende draagkrachtjaar.
Voorbeeld als de kosten stoppen na 6 maanden
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
April |
2 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Mei |
3 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Juni |
4 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Juli |
5 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Augustus |
6 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
September |
7 |
100,00 |
||
Oktober |
8 |
100,00 |
||
November |
9 |
100,00 |
||
December |
10 |
100,00 |
||
Januari |
11 |
100,00 |
||
Februari |
12 |
100,00 |
Er is nog € 600,- aan draagkracht te benutten gedurende het draagkrachtjaar
Zijn er geen extra bijzondere kosten meer tijdens het draagkrachtjaar en is het bedrag van draagkracht niet volledig benut dan wordt de periodiek betaalde bijstand niet teruggevorderd.
In bijzondere situaties kan maatwerk worden toegepast.
4. Verrekening draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand van wisselende hoogte
Als sprake is van periodieke kosten die per maand verschillen, kan het gebeuren dat de kosten in een bepaalde maand lager zijn dan de berekende draagkracht per maand. In dat geval wordt over die maand geen bijzondere bijstand uitbetaald. De draagkracht over die maand wordt de volgende maand extra verrekend.
Uitwerking
Periodieke kosten zijn wisselend van hoogte.
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
April |
2 |
75,00 |
100,00 |
00,00 (niet verrekende draagkracht 25,00) |
Mei |
3 |
175,00 |
100,00 + 25,00 uit periode 2 |
50,00 |
Juni |
4 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Juli |
5 |
60,00 |
100,00 |
00,00 (niet verrekende draagkracht 40,00) |
Augustus |
6 |
175,00 |
100,00 + 40,00 uit periode 5 |
35,00 |
September |
7 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Oktober |
8 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
November |
9 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
December |
10 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Januari |
11 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
Februari |
12 |
175,00 |
100,00 |
75,00 |
5. Incidentele en periodieke bijzondere bijstand voor het gehele draagkrachtjaar
Bij toekenning van incidentele bijzondere bijstand gedurende de looptijd van een periodieke bijzondere bijstand hoeft geen rekening meer te worden gehouden met de draagkracht. De draagkracht is of wordt immers verrekend met de periodieke bijzondere bijstand gedurende het lopende draagkrachtjaar.
Uitwerking
Incidentele kosten ad. € 400,00 op 14 maart 2024.
Periodieke kosten ad. € 250,00 per maand ingaande 1 maart 2024
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
650,00 |
100,00 |
550,00 |
April |
2 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Mei |
3 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Juni |
4 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Juli |
5 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Augustus |
6 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
September |
7 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Oktober |
8 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
November |
9 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
December |
10 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Januari |
11 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
Februari |
12 |
250,00 |
100,00 |
150,00 |
5.1 Voor incidentele en periodieke bijzondere bijstand op verschillende tijdstippen
Uitwerking
Periodieke bijzondere bijstand ad. € 200,00 per maand ingaande 1 maart 2024
Incidentele bijzondere bijstand ad. € 800,00 op 2 mei 2024
Maand |
Nr. |
Kosten |
Draagkracht |
Bijzondere bijstand |
Maart |
1 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
April |
2 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Mei |
3 |
1.000,00 |
100,00 |
900,00 |
Juni |
4 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Juli |
5 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Augustus |
6 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
September |
7 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Oktober |
8 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
November |
9 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
December |
10 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Januari |
11 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
Februari |
12 |
200,00 |
100,00 |
100,00 |
6. Bijhouden verrekenen draagkracht en uitbetalen bijzondere bijstand.
Het verrekenen van de draagkracht wordt bijgehouden door de klantmanager Inkomen als sprake is van periodieke bijzondere bijstand of periodieke bijzondere bijstand in combinatie met incidentele bijzondere bijstand. De klantmanager Inkomen geeft per maand door aan de uitkeringsadministratie wat er uitbetaald kan worden. Als het verrekenen kan worden ingericht in het softwaresysteem dan heeft dit de voorkeur.
Artikel 8 - Draagkracht naar vermogen
Artikel 35 van de wet geeft als voorwaarde voor de verlening van bijzondere bijstand dat de noodzakelijke kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele Inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Er wordt rekening gehouden met de draagkracht naar vermogen als het vermogen hoger is dan de van toepassing zijnde vermogensgrens. Al het vermogen daarboven wordt gezien als draagkracht.
Bij bijzondere bijstand voor verhuis-, stoffering- en inrichtingskosten (als genoemd in artikel 13) wordt het vermogen meer dan 50% van de toepasselijke vermogensgrens aangemerkt als draagkracht.
Voorbeeld draagkrachtberekening voor een aanvraag verhuis- en inrichtingskosten ad € 1.200,00 voor een alleenstaande met een vermogen van € 4.100,00
50% van de van toepassing zijnde vermogensgrens: € 3.787,50
Draagkracht naar vermogen: € 4.100,00 -/- € 3.787,50 € 312,50
Vergoeding € 1.200,00 -/- € 312,50 € 887,50
Artikel 9 - Draagkrachtperiode
De draagkracht wordt vastgesteld over een draagkrachtperiode van 12 maanden gerekend vanaf de eerste maand waarop de aanvraag betrekking heeft. Verrekening van draagkracht vindt plaats zoals genoemd onder artikel 7 van de toelichting van hoofdstuk 2.
De inwoner dient de gegevens te overleggen van zijn inkomen over de maand waarin de kosten zijn/worden gemaakt.
Bij elke volgende aanvraag bijzondere bijstand binnen de draagkrachtperiode (jaar) blijft de vastgestelde draagkracht van toepassing. Er hoeft dan ook niet opnieuw een draagkrachtberekening worden uitgevoerd gedurende de draagkrachtperiode, tenzij er sprake is van inkomensdaling.
Artikel 10 - Voorliggende voorziening
In artikel 15 van de wet is vastgelegd dat, als er sprake is van een voorliggende voorziening geen bijzondere bijstand kan worden gegeven. Het begrip voorliggende voorziening is gedefinieerd artikel 5 onder e van de wet:
‘voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de inwoner of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven’.
Voor medische kosten wordt de Zorgverzekeringswet met de aanvullende verzekering, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de zorgtoeslag samen als voorliggende voorziening beschouwd. Hierover zijn ook diverse uitspraken van Centrale Raad van Beroep geweest.
De enige reden om toch iets te kunnen doen voor medische kosten is als sprake is van zeer
dringende redenen. Denk daarbij aan dreiging van blijvende invaliditeit (artikel 16 van
de wet).
Artikel 11 - Woonkostentoeslag huurders en eigenaren
Als huurders of eigenaar van een woning door daling van inkomsten de woonkosten niet meer kunnen betalen dan kunnen zij woonkostentoeslag aanvragen. Waarbij de huurder geen of onvoldoende een beroep kan doen op huurtoeslag.
- a.
Voor de berekening van de woonkostentoeslag wordt voor de huurder uitgegaan van de kale huur + de servicekosten.
- b.
Voor de woningeigenaar zijn dit de woonkosten. De te verkrijgen teruggave hypotheekrente via de Belastingdienst wordt in mindering gebracht op de berekende woonkostentoeslag. Woonkostentoeslag wordt in principe voor maximaal 1 jaar toegekend tenzij het ondanks inspanningen niet gelukt is om een andere woonruimte te krijgen.
Artikel 12 - Verhuisplicht
De inwoner die woonkostentoeslag krijgt wordt de verplichting opgelegd om zo snel mogelijk, echter binnen 1 jaar te verhuizen. Ook de inwoner met aangepaste woonvoorzieningen krijgt de verplichting te verhuizen, maar als de kosten van aanpassingen nieuwe woning de woonkostentoeslag ver te boven gaan dan hoeft hij de nieuwe woning niet te aanvaarden en heeft hij wel aan zijn inspanningsverplichtingen voldaan.
Artikel 13 - Verhuis- stofferings- en inrichtingskosten
Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten uit het inkomen, het vermogen of individuele inkomenstoeslag worden betaald. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden waarbij de gemeente de noodzaak heeft vastgesteld, kan bijzondere bijstand verleend worden. Verhuis-, stofferings- en inrichtingskosten worden verstrekt als dit noodzakelijk is en de inwoner voor deze kosten niet heeft kunnen reserveren. Verhuis- en stofferingskosten worden ‘om niet’ gegeven en inrichtingskosten en waarborgsom in de vorm van een geldlening, tenzij de inwoner in een schuldhulpverleningstraject zit en een lening het slagen van het traject in gevaar brengt.
Voorbeeld noodzaak verhuizen:
Sociale noodzaak |
|
Medische noodzaak |
|
Bijzondere situaties inrichtingskosten |
|
Tabel inrichting en stofferingskosten
Aantal personen |
Stoffering (om niet) |
Inrichting (lening) |
Totaal |
1 persoon, kamerbewoning |
€ 285,00 |
€ 1.303,00 |
€ 1.588,00 |
1 persoon |
€ 698,00 |
€ 2.180,00 |
€ 2.878,00 |
2 personen, echtpaar |
€ 698,00 |
€ 2.464,00 |
€ 3.162,00 |
2 personen, geen echtpaar |
€ 1.052,00 |
€ 2.464,00 |
€ 3.516,00 |
3 personen, echtpaar |
€ 1.052,00 |
€ 2.748,00 |
€ 3.800,00 |
3 personen, geen echtpaar |
€ 1.406,00 |
€ 2.748,00 |
€ 4.154,00 |
4 personen |
€ 1.406,00 |
€ 3.032,00 |
€ 4.438,00 |
5 personen |
€ 1.721,00 |
€ 3.355,00 |
€ 5.076,00 |
6 personen |
€ 1.970,00 |
€ 3.640,00 |
€ 5.610,00 |
meer personen, per persoon extra |
€ 250,00 |
€ 285,00 |
€ 535,00 |
Artikel 14 - Babypakket
Bij Stichting BabySpullen kan de inwoner een babypakket aanvragen. Dit is een voorliggende voorziening.
“Het eerste babystartpakket bestaat uit circa 110 items met kleding in de maten 50 t/m 68 (meerdere items per maat), bed- en badtextiel en diverse verzorgingsproducten. Het tweede babystartpakket bestaat uit circa 95 items met kleding in de maten 74 t/m 92 (meerdere items per maat) en diverse verzorgingsproducten.”
Inwoners kunnen dit niet zelf aanvragen, dit moet via een intermediair, zoals een verloskundige.
Op dit moment (2024) verstrekken zij nog geen meubels, zoals ledikantje en kinderstoel. Hiervoor kunnen inwoners bijzondere bijstand aanvragen. Dit kan dan verstrekt worden als lening tenzij artikel 3 lid 2 van toepassing is.
Artikel 15 - Overbruggingsuitkering
Er kan een overbruggingsuitkering “om niet” worden gegeven als de inwoner niet (volledig) kan voorzien in de kosten van het bestaan tot aan de eerste uitbetaling van de bijstandsuitkering.
Te denken valt aan de volgende doelgroepen, dit is niet limitatief:
- a.
Statushouders
- b.
Inwoners die van een zak- en kleedgeldnorm overgaan naar een volledige norm.
- c.
Ex-gedetineerden.
- d.
Inwoners waarvan de relatie onlangs is beëindigd.
Artikel 16 - Uitstroompremie i.v.m. werkaanvaarding
Inwoners die uit de bijstand uitstromen naar werk en er sprake is van een geringe inkomensstijging, tot maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, krijgen bij uitstroom naar betaald werk een premie.
Artikel 17 - Kosten bewindvoering, mentorschap en curatele
Als er een rechterlijke uitspraak is kan een inwoner, als deze voldoet aan de overige voorwaarden, de bovengenoemde kosten vergoed krijgen. Deze kosten worden periodiek verstrekt aan uitkeringsgerechtigden zodat dit niet jaarlijks hoeft te worden aangevraagd, wel moet er jaarlijks een heronderzoek plaatsvinden om te beoordelen of de inwoner nog aan de voorwaarden voldoet.
Artikel 18 - Eigen bijdrage rechtsbijstand en kosten griffierechten
Er moet altijd een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand zijn voor de eigen bijdrage rechtsbijstand. De overheid betaalt dan een deel van de kosten. Voor het deel wat de inwoners zelf moet betalen, de eigen bijdrage, kan bijzondere bijstand voor worden gegeven.
Artikel 19 - Doorbetaling vaste lasten bij verblijf instelling en/of detentie
Om te voorkomen dat de inwoner na terugkeer uit een instelling of detentie geen huisvesting meer heeft, kan in bijzondere omstandigheden tijdelijk bijzondere bijstand worden gegeven voor de vaste lasten.
Artikel 20 - Alleenstaande Oudercompensatie (AOC)
Als de alleenstaande ouder geen recht heeft op de Alleenstaande ouder kop van de Belastingdienst doordat het begrip “alleenstaande ouder” in de toeslagenwetgeving een andere betekenis heeft dan in de Participatiewet, dan kan er bijstand worden gegeven ter compensatie van het ontbreken van de ALO-kop.
Dit kan als er sprake is van een partner die in het buitenland woont, of een partner die niet rechtmatig in Nederland woont.
Voorbeeld berekening ALO-kop
Alleenstaande ouder |
Wettelijke norm art. 24 PW |
ALO-kop via Belastingdienst |
Compensatie ALO-kop art. 18 PW |
Totaal per maand |
Alleenstaande ouder (zonder partner) |
€ 1.308,45 |
€ 290,00 |
n.v.t. |
€ 1.598,45 |
Alleenstaande ouder met een in het buitenland verblijvende huwelijkspartner. |
€ 1.308,45 |
Geen recht |
€ 290,00 |
€ 1.598,45 |
Artikel 20 - Reiskosten sociaal, medisch en inburgering
De inwoner kan bijzondere bijstand voor reiskosten krijgen als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor hij moet reizen. Hierbij geldt dat voor reizen na 09.00 uur het OV Dal-Vrij busabonnement een voorliggende voorziening is.
Toelichting hoofdstuk 3 - Meedoen
Het is van belang dat volwassene en kinderen zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de samenleving, ook als er een laag inkomen of schulden zijn. Inwoners met een inkomen tot 130% van de toepasselijke bijstandsnorm en hun ten laste komende kinderen kunnen een bijdrage krijgen voor de kosten van maatschappelijk participeren, maar ook een bijdrage voor schoolkosten.
En het vermogen mag niet hoger zijn dan het vrij te laten bedrag zoals vermeld in artikel 34 van de wet.
Tabel bijdrage maatschappelijke participatie en schoolkosten
Meedoen |
|
Regelingen per persoon (jaarlijks geïndexeerd) |
Bedrag p.p. per 01-07-2024 |
Maatschappelijke participatie volwassene |
€ 111,00 |
Maatschappelijke participatie kind |
€ 111,00 |
Schoolkosten basisschool en voortgezet onderwijs |
€ 56,00 |
Schoolkosten brugklas |
€ 332,00 |
Huiswerkbegeleiding (per maand, brugklas eerste ½ jaar) |
€ 56,00 |
Schoolreisje groep 7, 8 en voortgezet onderwijs |
€ 111,00 |
Tweetalig onderwijs |
€ 277,00 |
Computer (1 x per 5 jaar) |
€ 388,00 |
Fiets (1 x per 5 jaar) |
€ 277,00 |
Maatschappelijke participatie volwassene |
Per 01-01-2025 : € 150,00 |
Bijdrage voor Maatschappelijke Participatie
Deze bijdrage is bedoeld voor deelname aan maatschappelijke activiteiten, in de breedste zin van het woord. Hierbij kan worden gedacht aan (niet limitatief): tijdschriften, boeken, abonnement bibliotheek, Rotterdampas, internetaansluiting, telefoonkosten, kabeltelevisie, kaartjes voor toneel-, theater- en/of muziekuitvoeringen, bioscoop, excursies enz.
Vergoeding voor sport en culturele activiteiten
Via het Jeugdfonds sport en Cultuur (JFSC) kunnen kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar sporten of een culturele activiteit gaan doen. Ook zwemles voor het A-diploma is mogelijk. De inwoner kan niet zelf de aanvraag doen, dat kan alleen een door het JFSC aangewezen intermediair(s) doen.
De bijdrage wordt direct overgemaakt naar de vereniging of instelling.
Bijdrage schoolkosten
Het is voor kinderen belangrijk om zich te kunnen ontwikkelen en deel te kunnen nemen aan activiteiten op school.
Daarom kunnen ouders een bijdrage krijgen in de schoolkosten van hun kind(eren) zoals: kosten van een agenda, multomap, gymkleding, kaftpapier, schoolkamp, excursie, huiswerkbegeleiding, kosten tweetalig onderwijs, een digitaal apparaat en fiets.
Bijdragen voor:
Kinderen op de basisschool
- •
Een jaarlijks bedrag voor algemene schoolkosten.
- •
In groep 7 en 8 een bedrag voor schoolreis/kampweek.
- •
In groep 8 ook een bijdrage voor een fiets en/of digitaal apparaat mogelijk, let op de termijn van verstrekking.
Kinderen op het voortgezet onderwijs
- •
Een jaarlijks bedrag voor algemene schoolkosten.
- •
Een bedrag voor excursie/schoolreis/schoolkamp.
- •
In de brugklas huiswerkbegeleiding.
- •
Tweetalig onderwijs.
- •
Een digitaal apparaat.
- •
Een fiets.
Ook leerlingen die onderwijs volgen via een Internationale schakelklas komen in aanmerking voor de vergoedingen schoolkosten zoals bedoeld in dit hoofdstuk.
De jaarlijkse maatschappelijke participatie, zo ook de jaarlijkse schoolkosten basisschool worden periodiek uitbetaald aan inwoners met een bijstandsuitkering. De overige bijdragen moeten aangevraagd worden via het aanvraagformulier.
Voor de jaarlijkse maatschappelijke participatie en de jaarlijkse schoolkosten hoeft geen bewijsstuk te worden overgelegd. Het is aannemelijk dat het bedrag volledig wordt besteed aan het doel.
Voor de overige kosten is er een aantoonplicht. De uitbetaling van de bijdrage vindt plaats na overleg van een betalingsbewijs en of een deelname bewijs. Omdat het voor mensen met een laag inkomen meestal onmogelijk is een dergelijk bedrag voor te schieten kan ook volstaan worden met een pro forma nota. In dat geval wordt de bijdrage uitbetaald aan de leverancier. Het verstrekken van een voorschot is een andere mogelijkheid.
Toelichting hoofdstuk 4 - Dal-vrij busabonnement OV
Inwoners van 18 jaar of ouder en hun minderjarige kinderen vanaf 12 jaar kunnen een Dal-Vrij busabonnement krijgen als het inkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Zij hebben wel een persoonlijk OV vervoersbewijs nodig om het product te kunnen activeren.
Het vermogen blijft buiten beschouwing.
Toelichting hoofdstuk 5 - Collectieve zorgverzekering en bijdrage zorgkosten
Elke inwoner van de Hoeksche Waard kan gebruik maken van de collectieve zorgverzekering VGZ “Rotterdampakket” die de gemeente aanbiedt.
Om zorg enigszins betaalbaar te houden voor inwoners met een laag inkomen (130% van de bijstandsnorm) wordt er maandelijks een bijdrage in de aanvullende premie gegeven van €40,- per maand en is het wettelijke eigen risico voor deze inwoners meeverzekerd.
Inwoners melden zich via de website van VGZ aan voor het Rotterdam-Pakket Hoeksche Waard, zij hoeven geen aanvraag bij de gemeente in te dienen. De premiebijdrage wordt direct betaald aan VGZ. Eenmaal per jaar wordt door de uitkeringsadministratie gecontroleerd of de inwoner (nog) tot de doelgroep behoort. De maand november wordt als peilmaand aangegeven om te controleren of de inwoner op grond van zijn inkomen nog tot de doelgroep behoort voor het opvolgende jaar.
Inwoners die deelnemen aan de collectieve verzekering hebben geen recht op een bijdrage in de aannemelijke zorgkosten, omdat het “Rotterdampakket” in grote mate voorziet in een ruime vergoeding van zorgkosten en zij krijgen al een bijdrage in de premie 12x€40 en het eigen risico is meeverzekerd.
Bijdrage in de premie van een aanvullende verzekering, anders dan het Rotterdampakket
Om ook inwoners, met een laag inkomen, die elders verzekerd zijn tegemoet te komen in de premie voor een aanvullende verzekering wordt hen een bijdrage van de daadwerkelijke kosten tot maximaal € 16,50 per betalende deelnemer per maand gegeven.
Een aanvraag wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar van de aanvraag toegekend of met terugwerkende kracht tot de datum van het afsluiten van een aanvullende verzekering.
Bijdrage aannemelijke zorgkosten.
Inwoners, met een laag inkomen, die niet deelnemen aan de collectieve verzekering, kunnen een bijdrage van € 300,- krijgen als zij te maken hebben met hoge zorgkosten of dat het aannemelijk is dat zij hoge zorgkosten maken.
De inwoners kunnen een aanvraag in de bijdrage van een aanvullende zorgverzekeringspremie, anders dan VGZ, en/of een bijdrage zorgkosten indienen via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.
Beëindiging collectieve zorgverzekering
Omdat het niet mogelijk is om gedurende het jaar te veranderen van zorgverzekering eindigt deelname aan de collectieve zorgverzekering in de meeste situatie op 31 december van het kalenderjaar.
Bijdrage zorgkosten |
Bedrag p.p. per 01-07-2024 |
Aannemelijke zorgkosten (niet verzekerd via VGZ Rotterdampakket) |
€ 300,00 per jaar |
Kosten aanvullende zorgverzekering (niet verzekerd via VGZ Rotterdampakket) |
€ 16,50 per maand (max. bijdrage) |
Premiebijdrage van de collectieve zorgverzekering |
€ 40,00 per maand |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl