Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732612
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732612/1
Parkeerverordening Amsterdam 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Parkeerverordening Amsterdam 2025De gemeenteraad van Amsterdam besluit
gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;
mede gezien het aangenomen amendement 605 van het lid Moeskops inzake geen voertuigcategorie instellen voor de gebiedsgebonden autodeelvergunning;
gelet op de artikelen 149, 216 en 225, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet;
- 1.
de Parkeerverordening Amsterdam 2025, zoals opgenomen in bijlage 1, vast te stellen. De belangrijkste punten zijn:
- a.
het vereenvoudigen van de parkeerregelgeving. De Parkeerverordening 2013 en de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024 worden geïntegreerd tot de nieuwe Parkeerverordening Amsterdam 2025;
- b.
het toevoegen van de voertuigcategorie M1 (personenauto) aan de vereisten van een gebiedsgebonden autodeelvergunning. Hiermee worden de eisen van de gebiedsgebonden autodeelvergunning op dit punt gelijkgetrokken met de eisen van een stadsbrede autodeelvergunning;
- c.
het laten vervallen van het vereiste dat een autodeelorganisatie houder moet zijn van een voertuig;
- d.
het verruimen van de herhuisvestersregeling;
- e.
het indexeren van de parkeervergunningtarieven met 3,5%;
- f.
het indexeren van de kortparkeertarieven met 3,5%;
- g.
het verhogen van het tarief van de naheffingsaanslag van € 76,70 naar € 78,50;
- h.
het vaststellen van het tarief voor het plaatsen van een wielklem op € 158,00;
- i.
het aanscherpen van de schoner parkeren regeling voor de verlening van een parkeervergunning. Dieselvoertuigen met een emissieklasse 5 of hoger en benzine- en andere fossiel aangedreven voertuigen met een emissieklasse van 4 of hoger komen vanaf 1 januari 2025 in aanmerking voor een parkeervergunning;
- j.
het gelijktrekken van het parkeertarief in de Sluisbuurt, Baaibuurten en omgeving Diemerzeedijk met naastgelegen Sportheldenbuurt van € 2,80 naar € 4,04 per uur;
- k.
de verplaatsing van 25 adressen aan het Nieuwendammer Molenpad en -Sluispad van het vergunninggebied Noord-7 naar het vergunninggebied Noord-10;
- l.
herstel omissie invoeren betaald parkeren bij sportpark Durgerdam, conform raadsbesluit van 24 april 2024;
- a.
- 2.
kennis te nemen dat het college van B en W vernieuwde nadere parkeerregelgeving vaststelt die voortvloeit uit de Parkeerverordening Amsterdam 2025.
Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam houdende regels over de heffing en invordering van parkeerbelasting (Parkeerverordening Amsterdam 2025)
De raad van de gemeente Amsterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;
overwegende dat:
- -
de raad streeft naar een inrichting van de openbare ruimte waarin de dominantie van autoparkeren wordt gereduceerd en meer ruimte wordt vrijgespeeld ten gunste van andere doelgroepen en doeleinden, zoals: de voetganger, de fietser, het fietsparkeren, openbaar vervoer en groenvoorzieningen;
- -
de parkeerdruk hoog is binnen de gemeente en dat parkeercapaciteit schaars is en schaarser zal worden;
- -
de raad om die reden het parkeren binnen de gemeente reguleert door middel van een belastingheffing. Met belastingheffing - en het instrumentarium dat hieraan verbonden is, zoals vergunningproducten, tarifering, tijdvensters en vergunningenplafonds, wordt vraag naar - en aanbod van parkeercapaciteit in balans gebracht;
- -
bewoners en bedrijven onder strikte voorwaarden in aanmerking komen voor een parkeervergunning waarmee tegen een halfjaarlijks tarief kan worden geparkeerd in een gebied;
- -
het aantal te verlenen parkeervergunningen wordt gemaximeerd per gebied, adres en bedrijf. Parkeren dient op eigen terrein te geschieden en in geval van nieuwbouw en in geval van (voldoende) parkeergelegenheid op eigen terrein wordt vergunningverlening uitgesloten;
- -
een bewoner of bedrijf niet voor ieder voertuig in aanmerking kan komen voor een parkeervergunning en dat
- -
de raad inziet dat dit mogelijk tot hogere kosten of praktische uitdagingen kan leiden voor bewoners en bedrijven, maar dat de raad dit belang niet vindt opwegen tegen het belang van een hoogwaardige openbare ruimte en de ontwikkeling van nieuwe woon- en bedrijvengebieden
besluit de volgende verordening vast te stellen:
Parkeerverordening Amsterdam 2025
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
§ 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
adres: adres als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, niet zijnde een nevenadres;
ambulante handelaar: markthandelaar en de houder van een staanplaatsvergunning als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten;
belanghebbendenparkeerplaats: een parkeerplaats aangeduid door bord E9 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
bedrijf of beroep:
- -
elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht;
- -
de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep; of
- -
een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld;
en met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, en sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft;
bewoner: degene die:
- -
een leeftijd heeft van achttien jaar of ouder en is ingeschreven als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Amsterdam op het adres dat hij bewoont; of
- -
is ingeschreven in de protocollaire basisadministratie op het adres binnen de gemeente Amsterdam dat hij bewoont en beschikt over een identiteitsbewijs van het ministerie van Buitenlandse Zaken waaruit blijkt dat er sprake is van een geprivilegieerde status;
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;
deelvergunninggebied : krachtens artikel 1.8, eerste lid, aangewezen deel van een vergunninggebied;
elektronische parkeerapparatuur: alle hardware- en sofwarecomponenten, met inbegrip van de centrale computer van de gemeente of een rechtspersoon met wie de gemeente een daartoe strekkende overeenkomst heeft gesloten, die in werking worden gesteld met behulp van diensten op het gebied van betaald parkeren door een telefoon of ander communicatiemiddel voor het voldoen op aangifte van parkeerbelasting;
houder van een motorvoertuig: degene:
- -
aan wie een kenteken van het motorvoertuig is opgegeven in het kentekenregister als bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;
- -
die blijkens een leaseovereenkomst gebruikmaakt van het motorvoertuig; of
- -
die blijkens de inhoud en strekking van de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever en een verklaring van de werkgever waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik, gebruikmaakt van een door zijn werkgever beschikbaar gestelde motorvoertuig;
mantelzorg: niet-beroepsmatige zorg die met regelmaat wordt verleend door familie, vrienden of kennissen van de persoon die de zorg krijgt;
markthandelaar: degene die beroepsmatig markthandel uitoefent als bedoeld in artikel 1.1, onder m, van de Marktverordening;
motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of brommobiel als bedoeld in dat artikel;
overloopgebied: vergunninggebied of een deel van een vergunninggebied dat als zodanig is aangewezen voor aanvragers van een bewonersvergunning of een bedrijfsvergunning die voor hun eigen vergunninggebied op de wachtlijst staan;
parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
parkeerapparatuur: parkeerapparatuur bij de parkeerplaats of elektronische parkeerapparatuur;
parkeerapparatuur bij de parkeerplaats: parkeerautomaat, verzamelparkeermeter, parkeermeter of andere parkeerapparatuur die door of vanwege de gemeente in de nabijheid van een parkeerplaats beschikbaar is gesteld voor het voldoen op aangifte van parkeerbelasting;
parkeerplaats: plaats op een weg die, of een terrein dat, openstaat voor het openbaar verkeer waar het niet krachtens wettelijk voorschrift is verboden te parkeren;
stallingsplaats:
- a.
plaats die juridisch, feitelijk of planologisch is bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk waarbij geldt dat een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox ten minste 2,35 meter breed en ten minste 5,00 meter lang is en een toegangsdeur heeft van ten minste 2,20 meter breed; of
- b.
plaats die aan de omschrijving onder a voldeed op het moment waarop in een beleidsvoorstel bekend is gemaakt dat betaald parkeren wordt ingevoerd op het adres van degene die over de plaats kon beschikken en na de bekendmaking van het beleidsvoorstel aard- en nagelvast is verbouwd waardoor deze niet meer voldoet aan de omschrijving onder a;
tariefgebied: krachtens artikel 1.3, eerste lid, onder a, aangewezen gebied waar voor het parkeren parkeerbelasting wordt geheven;
vergunninggebied : krachtens artikel 1.8, eerste lid, gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend, inclusief het in dat lid bedoelde deelvergunninggebied;
vergunninghouder: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;
werknemer: persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week, waarbij personen die deeltijd werken worden herleid tot voltijdse equivalenten.
Artikel 1.2 Parkeerplaatsen
-
1. Deze verordening is van toepassing op het gebruik van parkeerplaatsen.
-
2. Deze verordening is mede van toepassing op het gebruik van plaatsen in parkeergarages die bij nadere regeling door het college zijn aangewezen voor het parkeren door houders van een parkeervergunning in een daarbij aangewezen postcodegebied.
§ 2. Betaald parkeren algemeen
Artikel 1.3 Parkeerplaatsen met parkeerbelasting
-
1. Onder de naam parkeerbelasting vindt heffing plaats ter zake van het parkeren:
- a.
op een bij besluit van het college aangewezen parkeerplaats, in een gebied dat in bijlage I bij deze verordening is aangewezen als tariefgebied;
- b.
gedurende een tijdvak dat in bijlage II bij deze verordening is aangewezen als bloktijd; en
- c.
met gebruik van parkeerapparatuur overeenkomstig deze verordening.
- a.
-
2. De tijdvakken, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden bij nadere regeling van het college uitgewerkt per onderdeel van de tariefgebieden, bedoeld in het eerste lid, onder a.
Artikel 1.4 Parkeerplaatsen zonder parkeerbelasting
Geen parkeerbelasting als bedoeld in artikel 1.3 wordt geheven voor het parkeren van een voertuig op:
- a.
een gehandicaptenparkeerplaats, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- b.
een belanghebbendenparkeerplaats, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- c.
een laad- en losplaats, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- d.
een taxistandplaats, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; of
- e.
een parkeerplaats in een parkeerschijfzone, aangeduid door bord E10 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Artikel 1.5 Tarief en maatstaf van de heffing
-
1. Het tarief van de heffing, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, bedraagt het in bijlage III bij deze verordening opgenomen tarief per tijdseenheid van parkeren voor een tariefgebied. De tijdseenheid wordt bepaald in minuten, dagen, avonden of nachten.
-
2. Het tarief van de naheffingsaanslag is opgenomen in bijlage IV bij deze verordening.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelasting.
Artikel 1.6 Belastingplichtige en tijdstip verschuldigdheid
-
1. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, wordt geheven van degene die door artikel 225, derde tot en met zesde lid, van de Gemeentewet, is aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
-
2. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, is verschuldigd bij aanvang van het parkeren.
Artikel 1.7 Wijze van heffing
-
1. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, wordt voldaan bij wege van voldoening op aangifte overeenkomstig artikel 234, tweede lid, van de Gemeentewet.
-
2. Aangifte wordt gedaan bij aanvang van het parkeren door het kenteken van het voertuig en de duur van het parkeren te registreren in het digitale parkeerbelastingbestand door gebruik van parkeerapparatuur.
-
3. Bij gebruik van parkeerapparatuur bij de parkeerplaats wordt het verschuldigde bedrag overeenkomstig de aangifte bij aanvang van het parkeren voldaan op de wijze zoals is aangegeven op de parkeerapparatuur en met inachtneming van de voorschriften die bij de verstrekking van of het toestaan van deze apparatuur zijn gesteld.
-
4. Bij gebruik van elektronische parkeerapparatuur wordt het verschuldigde bedrag overeenkomstig de aangifte betaald binnen één maand na het tijdstip waarop het parkeren is beëindigd en met inachtneming van de voorschriften die bij de verstrekking van of het toestaan van deze apparatuur zijn gesteld.
§ 3. Betaald parkeren met een parkeervergunning
Artikel 1.8 Parkeervergunning met parkeerbelasting
-
1. Onder de naam parkeerbelasting vindt een heffing plaats ter zake van een krachtens de hoofdstukken 3 tot en met 7 verleende parkeervergunning voor het parkeren van een voertuig op een parkeerplaats in een gebied dat is aangewezen als vergunninggebied in bijlage V bij deze verordening of in een door het college in nadere regels aangewezen deelvergunninggebied of overloopgebied.
-
2. Ter zake van het parkeren met een geldige parkeervergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt geen parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, geheven.
-
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op parkeren door een bezoeker als bedoeld in artikel 3.9 en 3.12.
Artikel 1.9 Tarief en geldigheidsduur parkeervergunning
-
1. Het tarief van de heffing, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, bedraagt het in bijlage VI bij deze verordening opgenomen tarief per parkeervergunning per zes maanden, wat verschillend kan zijn voor een eerste, tweede of opvolgende vergunning voor eenzelfde adres.
-
2. Een parkeervergunning treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand waarvoor de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, is voldaan, tenzij de parkeervergunning op of na deze dag is verleend, in welk geval de parkeervergunning in werking treedt op het moment dat de parkeerbelasting is voldaan.
-
3. Een parkeervergunning vervalt indien de parkeerbelasting bij verlenging van de geldigheidsduur niet is voldaan.
-
4. Indien de parkeervergunning wordt beëindigd voor het verstrijken van de geldigheidsduur, wordt voor het onbenutte aantal hele kalendermaanden na het moment van beëindigen naar rato de betaalde belasting gerestitueerd.
Artikel 1.10 Belastingplichtige: vergunningparkeren
-
1. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, wordt overeenkomstig artikel 225, zevende lid, van de Gemeentewet geheven van degene die de parkeervergunning heeft aangevraagd.
-
2. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, is verschuldigd vanaf het moment van het verlenen van de parkeervergunning.
Artikel 1.11 Wijze van heffing
-
1. De parkeerbelasting, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte bij het verlenen van de parkeervergunning.
-
2. De voldoening op aangifte geschiedt:
- a.
door automatische incasso van het verschuldigde bedrag; of
- b.
door bijschrijving van het verschuldigde bedrag op een daartoe bestemde bankrekening van de gemeente Amsterdam.
- a.
§ 4. Tariefreductie en vrijstellingen
Artikel 1.12 Gereduceerd tarief bezoekersparkeren
-
1. Indien voor een bezoekersvergunning als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, de heffing, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, is voldaan voor het parkeren van een bezoeker, wordt tot een door het college te bepalen maximaal aantal uren parkeren per tijdseenheid in afwijking van artikel 1.5, eerste lid, een gereduceerd tarief geheven.
-
2. Het gereduceerde tarief is per gebied opgenomen in bijlage VII bij deze verordening.
-
3. De bloktijden, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder b, waarbinnen het gereduceerde tarief wordt geheven, kunnen door het college worden beperkt.
Artikel 1.13 Gereduceerd tarief kraskaartparkeren
-
1. Indien voor een kraskaartvergunning als bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, de heffing, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, is voldaan voor het parkeren van een bezoeker, wordt daarvoor in afwijking van artikel 1.5, eerste lid, tot maximaal 150 uren parkeren per kwartaal een gereduceerd tarief geheven.
-
2. Het gereduceerde tarief is per gebied opgenomen in bijlage VIII bij deze verordening.
-
3. Als in een kwartaal minder dan 150 uren tegen gereduceerd tarief is geparkeerd, wordt het aantal onbenutte uren meegenomen naar het volgende kwartaal.
§ 5. Invordering en wanbetalen
Artikel 1.14 Wielklem en wegsleepregeling
-
1. Een wielklem wordt aangebracht of verwijderd in de gevallen die het college in nadere regels heeft bepaald.
-
2. Het college wijst aan op welke terreinen of weggedeelten een wielklem wordt toegepast.
-
3. Indien na het aanbrengen van de wielklem ten minste 24 uur zijn verstreken, wordt het voertuig door de in artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar naar een aangewezen plaats overgebracht en daar in bewaring gesteld.
-
4. De hoogte van de in rekening te brengen kosten voor het aanbrengen en verwijderen van een wielklem en het overbrengen en bewaren van het voertuig zijn opgenomen in bijlage IV bij deze verordening.
-
5. De hoogte van de in rekening te brengen kosten voor aanbrengen en verwijderen van de wielklem en voor het overbrengen en bewaren van het voertuig, wordt door het college bij beschikking vastgesteld.
Artikel 1.15 Kwijtschelding
Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN OVER PARKEERVERGUNNINGEN
Artikel 2.1 Vergunningenplafonds
-
1. Het college kan bij nadere regeling het aantal te verlenen parkeervergunningen beperken of op nul stellen:
- a.
binnen een vergunninggebied voor een parkeervergunning voor bewoners, bedrijven of volkstuincomplexen, als bedoeld in artikel 5.6, eerste lid;
- b.
voor autodeelorganisaties die stadsbreed opereren;
- c.
binnen een overloopgebied als bedoeld in artikel 2.9.
- a.
-
2. Bij toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met minimaal 10 procent noodzakelijke leegstand overdag per vergunninggebied.
-
3. Bij de toepassing van het eerste lid kan het beschikbare aantal vergunningen voor bewoners of bedrijven of een gedeelte daarvan worden voorbehouden aan motorvoertuigen die tenminste voldoen aan de door het college bij nadere regeling vast te stellen eisen.
Artikel 2.2 Wachtlijsten
-
1. Aanvragen van parkeervergunningen worden behandeld op volgorde van datum en tijdstip van ontvangst van de volledige aanvraag, tenzij dit voor vergunningen voor autodelen door het college in nadere regeling anders is bepaald.
-
2. Een aanvraag van een vergunning voor bedrijven, volkstuincomplexen of een aanvraag van een eerste vergunning voor bewoners die wordt geweigerd omdat in dat vergunninggebied geen vergunningen beschikbaar zijn, wordt door het college op een bij het betreffende vergunninggebied behorende wachtlijst geplaatst, tenzij het aantal te verlenen vergunningen in dat gebied op nul is gesteld.
-
3. Wanneer een parkeervergunning voor verlening beschikbaar komt in een vergunninggebied waar een wachtlijst bestaat, wordt deze verleend op volgorde van de plaats op de wachtlijst naar de datum en het tijdstip, bedoeld in het eerste lid.
-
4. Als de persoon die op een wachtlijst is geplaatst of beschikt over een vergunning voor bewoners, of als het bedrijf dat op een wachtlijst is geplaatst of beschikt over een vergunning voor bedrijven, verhuist naar een ander vergunninggebied, wordt de aanvraag van een vergunning voor dat nieuwe vergunninggebied behandeld naar de datum en het tijdstip waarop de volledige aanvraag van de vergunning voor het aanvankelijke vergunninggebied was ontvangen.
-
5. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd als:
- a.
de aanvrager daarom verzoekt;
- b.
blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;
- c.
niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor een aanvraag of voor de verlening van een vergunning, bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 7;
- d.
de vergunning is verleend voor het vergunninggebied waarvoor de aanvrager op de wachtlijst stond.
- a.
Artikel 2.3 Aanvraag van een vergunning
-
1. Een parkeervergunning wordt aangevraagd voor het adres waarop de bewoner woonachtig of het bedrijf of beroep gevestigd is.
-
2. Aanvragen voor parkeervergunningen worden gedaan op de door het college ter beschikking gestelde formulieren.
-
3. Indien het college voor de betreffende aanvraag geen formulier ter beschikking heeft gesteld, kan de aanvraag schriftelijk worden ingediend.
Artikel 2.4 Inhoud van de vergunning
-
1. Een parkeervergunning geldt voor:
- a.
het daarin beschreven kenteken van het motorvoertuig of kentekens van motorvoertuigen die gebruik kunnen maken van parkeren met de parkeervergunning, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald;
- b.
het daarin beschreven gebied;
- c.
de daarin beschreven duur; en
- d.
de daarin beschreven parkeertijden.
- a.
-
2. Aan een parkeervergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van:
- a.
het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte;
- b.
het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade en van de gevolgen voor het milieu;
- c.
overige belangen in verband met regulering van het gebruik van plaatsen.
- a.
Artikel 2.5 Wijziging van kenteken door de vergunninghouder
Het college kan nadere regels vaststellen over het wijzigen van het kenteken waarvoor een vergunning is verleend.
Artikel 2.6 Intrekken van de vergunning
-
1. Het college trekt een vergunning in indien:
- a.
de vergunninghouder daarom verzoekt;
- b.
blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;
- c.
niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
- d.
de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten.
- a.
-
2. Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen indien:
- a.
de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;
- b.
zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen het in stand laten van de verleende vergunning;
- c.
de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
- d.
de vergunninghouder de vergunning gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend;
- e.
het college, nadat de vergunning is verleend, heeft besloten het maximaal aantal te verlenen vergunningen voor het vergunningengebied waarvoor de vergunning is verleend op nul vast te stellen met inachtneming van een redelijke termijn;
- f.
de vergunningverlening onjuist was;
- g.
het een tweede of derde vergunning op een adres betreft, terwijl het aantal voor verlening beschikbare vergunningen, bedoeld in artikel 2.1, is bereikt.
- a.
-
3. Als toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, onder g, kan de houder van de vergunningen de keuze maken welke vergunning wordt ingetrokken. Als er geen voorkeur wordt aangegeven, wordt de laatst verleende vergunning(en) ingetrokken.
Artikel 2.7 Overdraagbaarheid van vergunningen
-
1. Een vergunning voor bewoners, bedoeld in artikel 3.2, kan op aanvraag van de vergunninghouder overgaan op een ander als:
- a.
de persoon op wie de vergunning overgaat op het moment van ontvangst van de aanvraag voor overgang van de vergunning ten minste zes maanden op hetzelfde adres als de vergunninghouder woonachtig is; en
- b.
de persoon en het voertuig waarvan die de houder is, op wie de vergunning overgaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.2.
- a.
-
2. Een vergunning voor bedrijven, bedoeld in artikel 4.2, kan overgaan op een ander bedrijf als:
- a.
het bedrijf waarop de vergunning overgaat, gevestigd is op hetzelfde adres als het bedrijf dat de vergunning heeft;
- b.
het bedrijf waarop de vergunning overgaat volgens de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel dezelfde bedrijfsactiviteiten heeft als het bedrijf dat de vergunning heeft; en
- c.
het bedrijf waarop de vergunning overgaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.2.
- a.
-
3. Andere parkeervergunningen dan bedoeld in het eerste en tweede lid zijn persoonlijk en niet overdraagbaar.
Artikel 2.8 Beperking gebruik vergunningen
-
1. Het college kan nadere regels stellen over de beperking van geldigheid van parkeervergunningen naar plaats en tijd binnen een vergunninggebied.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
de hulpverlenersvergunning, bedoeld in artikelen 5.9 en 5.13;
- b.
parkeervergunningen voor gehandicapten, bedoeld in artikelen 7.1, 7.6 en 7.11; en
- c.
de stadsbrede vergunningen voor autodeelorganisaties, bedoeld in artikel 6.5.
- a.
Artikel 2.9 Overloopgebieden
-
1. Het college kan voor een vergunninggebied een ander vergunninggebied of een deel van dat vergunninggebied als overloopgebied aanwijzen.
-
2. Indien de aanvrager van een vergunning voor bewoners of bedrijven op de wachtlijst is geplaatst als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, kan aan die persoon een parkeervergunning worden verleend voor het parkeren in het voor het vergunninggebied aangewezen overloopgebied.
-
3. Als de parkeervergunning voor het overloopgebied wordt geweigerd omdat in dat overloopgebied geen vergunningen beschikbaar zijn, wordt de aanvrager op een bij het betreffende overloopgebied behorende wachtlijst geplaatst.
-
4. Artikel 2.2, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing voor de wachtlijsten van een overloopgebied.
-
5. De vergunning voor het overloopgebied vervalt:
- a.
als de vergunning voor bewoners of bedrijven wordt verleend in het eigen vergunninggebied;
- b.
als de aanvrager wordt verwijderd van de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.
- a.
-
6. De vergunning voor het overloopgebied kan worden ingetrokken als in het vergunninggebied of het deel van het vergunninggebied dat als overloopgebied is aangewezen geen vergunning voor verlening meer beschikbaar is.
HOOFDSTUK 3. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR BEWONERS
§ 1. Vergunningen voor bewoners
Artikel 3.1 Aantal per woonadres
-
1. Het aantal vergunningen dat per woonadres voor verlening beschikbaar is, wordt door het college bij nadere regeling op nul, één of twee gesteld.
-
2. Een voor een bewoner op enig moment beschikbare stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats telt voor de toepassing van het eerste lid als verleende vergunning. Het college kan hetzelfde bepalen voor een op het woonadres verleende bedrijfsvergunning.
-
3. Een tweede vergunning voor een adres waarop het tweede lid, eerst volzin, van toepassing is, kan alleen worden verleend als de bewoners houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.
-
4. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, telt een voor een bewoner beschikbare solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox die in open verbinding staat, eventueel afsluitbaar door een deur, met de woonruimte op het adres in het stadsgebied Weesp, niet als verleende vergunning.
Artikel 3.2 Aanvraag door bewoners
-
1. Een bewoner kan, met inachtneming van artikel 3.1, een bewonersvergunning aanvragen voor het parkeren in het vergunninggebied waar hij woont, als:
- a.
het motorvoertuig ten minste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft;
en
- b.
de bewoner houder is van het motorvoertuig.
- a.
-
2. De bewonersvergunning kan aangevraagd worden als milieuparkeervergunning voor bewoners, als het motorvoertuig voldoet aan de door het college bij nadere regeling vast te stellen eisen.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over de wijze van uitgifte van de vergunning bedoeld in het tweede lid.
-
4. De weigeringsgrond van artikel 3.3, aanhef en onder b, is niet van toepassing bij de aanvraag van de vergunning bedoeld in het tweede lid.
-
5. De gestelde emissiestandaard, als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt niet voor een aanvraag in een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
Artikel 3.3 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de bewonersvergunning of de milieuparkeervergunning voor bewoners als:
- a.
de aanvrager niet voldoet aan artikel 2.3, artikel 3.2 of de krachtens dat artikel gestelde regels;
- b.
in het vergunninggebied geen vergunning voor verlening beschikbaar is; of
- c.
op het woonadres geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 3.4 Bijzondere omstandigheden
-
1. De aanvraag van een bewoner die voorafgaand aan een project van stedelijke vernieuwing beschikte over een parkeervergunning terugkeert in een gerenoveerde of nieuwbouwwoning in hetzelfde stadsdeel en niet kan beschikken over een stallingsplaats, wordt niet geweigerd op grond van artikel 3.3, aanhef en onder b, wanneer het aantal vergunningen in het vergunninggebied op nul is gesteld.
-
2. Artikel 3.3, aanhef en onder b, is niet van toepassing als:
- a.
de aanvrager in een periode van maximaal drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, voor hetzelfde adres over een vergunning beschikte en deze op verzoek van de aanvrager is ingetrokken; en
- b.
de aanvraag minimaal zes maanden na de intrekking is ontvangen; en
- c.
het maximaal aantal te verlenen vergunningen die beschikbaar zijn in het vergunninggebied niet op nul is gesteld.
- a.
-
3. Artikel 3.3 is niet van toepassing op de aanvraag van een vergunning van een persoon die kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats, wanneer die stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats als gevolg van wegwerkzaamheden door of in opdracht van de gemeente tijdelijk niet toegankelijk is. De aanvrager hoeft in dit geval geen houder te zijn van het voertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en hoeft ook niet te wonen in het vergunninggebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.
Artikel 3.5 Geldigheidsduur
-
1. Een bewonersvergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd zolang de vergunninghouder voldoet aan artikel 3.2.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
-
3. Een vergunning als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, geldt tot de stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats weer toegankelijk is.
§ 2. Vergunningen voor mantelzorgers van bewoners
Artikel 3.6 Aanvraag voor mantelzorger
-
1. Een bewoner die naar objectieve maatstaven is aangewezen op mantelzorg kan een vergunning aanvragen voor het parkeren door diens mantelzorger, in het vergunninggebied waar de bewoner wel en de mantelzorger niet zijn woonadres heeft volgens de basisregistratie personen en als de mantelzorger houder is van het motorvoertuig.
-
2. Het is mogelijk om bij de vergunning, bedoeld in het eerste lid, drie kentekens van mantelzorgers op te geven. De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijk worden gebruikt.
-
3. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag worden gedaan door een wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige bewoner die naar objectieve maatstaven is aangewezen op mantelzorg, indien de wettelijk vertegenwoordiger op hetzelfde adres staat ingeschreven als de minderjarige bewoner.
Artikel 3.7 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikelen 2.3 en 3.6; of
- b.
op het woonadres al een vergunning voor het parkeren door mantelzorgers is verleend.
Artikel 3.8 Geldigheidsduur
-
1. De mantelzorgersvergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat:
- a.
de geldigheidsduur eenmalig met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 3.6 wordt voldaan; of
- b.
de geldigheidsduur telkens met zes kalendermaanden wordt verlengd zolang de indicatie mantelzorgverklaring nog geldig is, en tot maximaal vijf jaar na het overleggen van de indicatie mantelzorgverklaring en de belasting, bedoeld in artikel 1.8, is voldaan.
- a.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 3. Bezoekersparkeren en kraskaartparkeren
Artikel 3.9 Aanvraag bezoekersvergunning
-
1. Een bewoner kan een vergunning aanvragen voor het parkeren van diens bezoek in het vergunninggebied waar de bewoner volgens de basisregistratie personen zijn woonadres heeft, voor zover het gaat over een vergunninggebied dat daartoe door het college bij nadere regeling is aangewezen.
-
2. De vergunning wordt niet verleend op een vast kenteken.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over het verlenen van de vergunning.
Artikel 3.10 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 2.3, artikel 3.9 of krachtens dat artikel gestelde regels;
- b.
op het woonadres al een vergunning als bedoeld in artikel 3.9 is verleend; of
- c.
aan de aanvrager al een vergunning als bedoeld in artikel 3.12 is verleend.
Artikel 3.11 Geldigheidsduur
De bezoekersvergunning geldt gedurende maximaal twee jaar, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met twee jaar wordt verlengd zolang aan de voorwaarden van artikel 3.9 wordt voldaan.
Artikel 3.12 Aanvraag kraskaartvergunning
-
1. Een bewoner kan een vergunning aanvragen voor het parkeren van diens bezoek in het vergunninggebied waar de bewoner volgens de basisregistratie personen zijn zelfstandige woonadres heeft, als:
- a.
de bewoner blijkens medische indicatie is aangewezen op het vervoer door derden; of
- b.
de bewoner 65 jaar of ouder is.
- a.
-
2. De vergunning wordt niet verleend op een vast kenteken.
-
3. De vergunning wordt niet verleend voor een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
Artikel 3.13 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikelen 2.3 en 3.12; of
- b.
aan de aanvrager al een vergunning als bedoeld in artikel 3.12 is verleend.
Artikel 3.14 Geldigheidsduur
De kraskaartvergunning geldt gedurende maximaal twee jaar, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met twee jaar wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 3.12 wordt voldaan.
HOOFDSTUK 4. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR BEDRIJVEN
Artikel 4.1 Per bedrijf
-
1. Het aantal vergunningen dat per bedrijf voor verlening beschikbaar is, kan door het college op nul worden gesteld of beperkt tot één vergunning:
- a.
per nader bepaald aantal werknemers dat daadwerkelijk bij het bedrijf is gestationeerd op het adres waarvoor de vergunning wordt verleend; of
- b.
per nader bepaalde locatie van een bedrijf.
- a.
-
2. Een bij het bedrijf behorende, op de bedrijfslocatie beschikbare of, als het een woonadres betreft, voor de bewoner beschikbare stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats telt voor de toepassing van het eerste lid als verleende vergunning.
-
3. Het college kan bepalen dat bewonersvergunningen en hulpverlenersvergunningen, als bedoeld in artikelen 3.2, 5.9 en 5.13, voor de toepassing van het eerste lid tellen als verleende vergunning.
Artikel 4.2 Aanvraag door bedrijven
-
1. Een bedrijf in de gemeente Amsterdam kan, met inachtneming van artikel 4.1, een vergunning aanvragen voor het parkeren in het vergunninggebied waar het bedrijf zijn vestigingsadres heeft, als het voertuig tenminste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als:
- a.
dit nodig is vanwege de bedrijfsvoering omdat het bedrijf een volcontinu bedrijfsproces heeft of sprake is van een voortdurend en onvermijdelijk wisselend bestand aan voertuigen; en
- b.
het college in nadere regels heeft bepaald dat dit mogelijk is.
- a.
-
3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt voor stadsgebied Weesp gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken.
-
4. De vergunning kan aangevraagd worden als milieuparkeervergunning voor bedrijven als het motorvoertuig voldoet aan de door het college bij nadere regeling vast te stellen eisen en een vast kenteken wordt opgegeven.
-
5. De gestelde emissiestandaard, als bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor een aanvraag voor in een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
-
6. Als vijftien of minder werknemers in dienstverband zijn, kan een bedrijf, als bedoeld in het eerste lid, additioneel maximaal drie vergunningen aanvragen voor een voertuig dat een bedrijfsvoertuig is volgens het kentekenbewijs Deel I.
Artikel 4.3 Aanvraag door ambulante handelaar
-
1. Een ambulante handelaar kan een vergunning, als bedoeld in artikel 4.2, aanvragen voor het parkeren in het vergunninggebied waar hij werkzaam is, als het voertuig tenminste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft.
-
2. Het college kan in nadere regels bepalen dat aan een ambulante handelaar als extra voorwaarde wordt gesteld dat hij een minimumaantal dagen per week werkzaam is in het betrokken vergunninggebied.
-
3. De vergunning kan aangevraagd worden als milieuparkeervergunning voor bedrijven als het motorvoertuig voldoet aan de door het college daartoe vast te stellen regels.
Artikel 4.4 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikelen 2.3, 4.2 en 4.3 of de krachtens deze artikelen gestelde regels;
- b.
in het vergunninggebied geen vergunning voor verlening beschikbaar is; of
- c.
voor het bedrijf of de ambulante handelaar geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 4.5 Bijzondere omstandigheden
Artikel 4.4 is niet van toepassing op de aanvraag om een vergunning van een bedrijf dat of ambulante handelaar die kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats, maar die als gevolg van wegwerkzaamheden door of in opdracht van de gemeente tijdelijk niet toegankelijk is.
Artikel 4.6 Geldigheidsduur
-
1. De bedrijfsvergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 4.2 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
-
3. Een vergunning, als bedoeld in artikel 4.5, geldt tot de stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats weer toegankelijk is.
HOOFDSTUK 5. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR BIJZONDERE ORGANISATIES
§ 1. Vergunningen voor sportorganisaties
Artikel 5.1 Aantal per organisatie
-
1. Het aantal vergunningen dat in een vergunninggebied per sportorganisatie beschikbaar is, kan door het college op nul worden gesteld.
-
2. Het college kan bepalen dat in een vergunninggebied per sportorganisatie één of meer parkeervergunningen voor verlening beschikbaar zijn met maximaal:
- a.
één per 50 leden in de vergunninggebieden Centrum-1 en Centrum-2;
- b.
één per 10 leden in vergunninggebieden Centrum-3 en Centrum-4 en in de vergunninggebieden van de stadsdelen Oost, West en Zuid, met uitzondering van de vergunninggebieden West-5, West-6 en Zuid-7;
- c.
één per 5 leden in de vergunninggebieden West-5, West-6 en Zuid-7 en in de vergunninggebieden van stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost.
- a.
-
3. Het aantal bij de sportorganisatie behorende of zich op het grondgebied van de sportorganisatie bevindende stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen tellen voor de toepassing van het eerste lid als verleende vergunning.
Artikel 5.2 Aanvraag door sportorganisaties
-
1. Een niet-commerciële sportorganisatie die is aangesloten bij een door het NOC*NSF erkende sportbond en is gevestigd in de gemeente Amsterdam kan, met inachtneming van artikel 5.1, een vergunning aanvragen voor het parkeren in het vergunninggebied waarin het adres van de sportorganisatie is gelegen.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als dit door het college in nadere regels is bepaald.
Artikel 5.3 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 5.2 of krachtens dat artikel gestelde regels; of
- b.
voor de sportorganisatie geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 5.4 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 5.2 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 2. Vergunningen voor volkstuincomplexen
Artikel 5.5 Aantal per volkstuincomplex
-
1. Het college kan bepalen dat in een vergunninggebied een of meer parkeervergunningen voor verlening beschikbaar zijn voor een volkstuincomplex, met maximaal één vergunning per drie percelen.
-
2. Het aantal bij het volkstuincomplex behorende of zich op het grondgebied van het volkstuincomplex bevindende stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen tellen voor de toepassing van het eerste lid als verleende vergunning.
Artikel 5.6 Aanvraag door volkstuincomplex
-
1. Een rechtspersoon die blijkens zijn statuten tot doel heeft een volkstuincomplex te beheren kan, met inachtneming van artikel 5.5, een vergunning aanvragen voor het parkeren in het vergunninggebied waar het volkstuincomplex zijn adres heeft.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als dit door het college in nadere regels is bepaald.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over het verlenen van de vergunning.
Artikel 5.7 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 2.3, artikel 5.6 of krachtens dat artikel gestelde regels;
- b.
in het vergunninggebied geen vergunning voor verlening beschikbaar is; of
- c.
op het adres van het volkstuincomplex geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 5.8 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 5.6 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 3. Vergunningen voor hulpverleners
Artikel 5.9 Aanvraag door hulpverlener
-
1. Een huisarts of verloskundige kan een vergunning aanvragen voor het parkeren in alle vergunninggebieden, als:
- a.
de meerderheid van de patiënten van de huisarts of verloskundige hun woonadres hebben in een gebied waar betaald parkeren is ingevoerd;
- b.
het motorvoertuig gebruikt wordt voor de uitoefening van de praktijk; en
- c.
het motorvoertuig ten minste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft.
- a.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als het college dat in nadere regels heeft vastgesteld of als het gaat over een aanvraag voor stadsgebied Weesp.
-
3. De gestelde emissiestandaard, als bedoeld in het eerste lid, onder c, geldt niet voor een aanvraag voor in een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
Artikel 5.10 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als
- a.
niet is voldaan aan artikelen 2.3 en 5.9; of
- b.
al een vergunning aan de huisarts of verloskundige is verleend.
Artikel 5.11 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 5.9 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 4. Vergunningen voor hulpverleningsinstellingen
Artikel 5.12 Aantal per instelling
Het aantal beschikbare vergunningen dat per vestigingslocatie van een hulpverlenersinstelling voor verlening beschikbaar is bedraagt maximaal één vergunning per vijf werknemers, met een maximum van vijftien vergunningen per instelling.
Artikel 5.13 Aanvraag door hulpverleningsinstellingen
-
1. Een professionele zorg- of hulpverleningsinstelling kan, met inachtneming van artikel 5.12, een vergunning aanvragen voor het parkeren in alle vergunninggebieden, als:
- a.
de professionele zorg- of hulpverleningsinstelling is vermeld op een daartoe door het college vastgestelde lijst;
- b.
het motorvoertuig nodig is vanwege het geregeld met spoed of met groot materieel zorg of hulp verlenen aan personen of dieren op wisselende plaatsen in een gebied waar betaald parkeren is ingevoerd; en
- c.
het motorvoertuig ten minste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft.
- a.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als het college dat in nadere regels heeft vastgesteld of als het gaat over een aanvraag voor stadsgebied Weesp.
-
3. De gestelde emissiestandaard, als bedoeld in het eerste lid, onder c, geldt niet voor een aanvraag voor in een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
Artikel 5.14 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikelen 2.3 en 5.13; of
- b.
voor de instelling geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 5.15 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning voor hulpverleningsinstellingen geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 5.13 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 5. Vergunningen voor maatschappelijke organisaties
Artikel 5.16 Aantal per maatschappelijke organisatie
-
1. Het aantal vergunningen dat in een vergunninggebied per maatschappelijke organisatie beschikbaar is, is afhankelijk van het aantal werknemers van deze organisatie, wordt door het college vastgesteld en bedraagt maximaal:
- a.
één per vijftig werknemers in de vergunninggebieden Centrum-1, Centrum-2 en Centrum-3;
- b.
één per tien werknemers in vergunninggebied Centrum-4 en de vergunninggebieden van de stadsdelen Oost, West en Zuid, met uitzondering van de vergunninggebieden West-5, West-6 en Zuid-7; en
- c.
één per vijf werknemers in de vergunninggebieden West-5, West-6 en Zuid-7 en in de vergunninggebieden van de Stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost.
- a.
-
2. Een bij het bedrijf behorende, op de bedrijfslocatie beschikbare of, als het een woonadres betreft, voor de bewoner beschikbare stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats telt voor de toepassing van het eerste lid als verleende vergunning. Een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats telt voor de toepassing van het eerste lid niet als verleende vergunning indien deze als verleende vergunning voor bedrijven als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, is geteld als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
-
3. Het college kan bepalen dat andere vergunningen voor de toepassing van het eerste lid tellen als verleende vergunningen.
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen over het verlenen van de vergunning.
Artikel 5.17 Aanvraag door maatschappelijke organisaties
-
1. Het college kan in nadere regels bepalen dat een maatschappelijke organisatie, met inachtneming van artikel 5.16, een vergunning kan aanvragen voor het parkeren in een vergunninggebied waarin de organisatie zijn vestigingsadres heeft en als het motorvoertuig tenminste een in bijlage IX gestelde emissiestandaard heeft en het gaat over:
- a.
een instelling in de curatieve zorg welke op basis van de Wet toetreding zorgaanbieders is toegelaten tot het leveren van zorg die valt binnen de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;
- b.
onderwijsinstelling voor basisonderwijs;
- c.
onderwijsinstelling voor voortgezet onderwijs; of
- d.
een bureau van de Regionale Eenheid Amsterdam van de Nationale Politie is.
- a.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als het college dat in nadere regels heeft vastgesteld of als het gaat over een aanvraag voor stadsgebied Weesp.
-
3. De gestelde emissiestandaard, als bedoeld in het eerste lid, onder c, geldt niet voor een aanvraag voor in een vergunninggebied in stadsgebied Weesp.
Artikel 5.18 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 2.3, artikel 5.17 of krachtens dat artikel gestelde regels; of
- b.
voor de betreffende maatschappelijke organisatie geen vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 5.19 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning voor maatschappelijke organisaties geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 5.17 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 6. Vergunningen voor belanghebbenden
Artikel 5.20 Aanvraag door belanghebbenden
-
1. Een belanghebbende kan een vergunning aanvragen voor het parkeren op de in de vergunning omschreven belanghebbendenparkeerplaats of belanghebbendenparkeerplaatsen indien deze belanghebbende is opgenomen op een lijst vastgesteld door het college.
-
2. De lijst, bedoeld in het eerste lid, bevat een opsomming van houders van motorvoertuigen, bedrijven, categorieën van houders van motorvoertuigen en categorieën bedrijven.
-
3. Voor één belanghebbendenparkeerplaats kan meer dan één belanghebbendenvergunning worden verleend.
-
4. Het college kan in nadere regels bepalen dat een belanghebbendenvergunning op verzoek van de aanvrager niet op vast kenteken wordt verleend.
-
5. Het college kan in nadere regels beperkingen stellen aan het verlenen van een vergunning, zoals bedoeld in het eerst lid, ten aanzien van de voertuigclassificatie en het maximumaantal vergunningen dat per aanvrager kan worden verleend.
-
6. De belanghebbendenvergunning geldt gedurende maximaal twee jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.
Artikel 5.21 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 5.20 of krachtens dat artikel gestelde regels;
- b.
de aanvrager kan beschikken over een stallingsplaats behorende bij het adres waarvoor de aanvraag wordt ingediend
- c.
in het geval dat de aanvrager een autodeelorganisatie is en deze niet voldoet aan artikel 6.1 of krachtens dat artikel gestelde regels.
HOOFDSTUK 6. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR AUTODEELORGANISATIES
§ 1. Vergunningen voor autodelen
Artikel 6.1 Aanvraag door autodeelorganisaties
-
1. Een autodeelorganisatie kan een vergunning aanvragen voor het parkeren in een vergunninggebied naar keuze, met uitzondering van een vergunninggebied in stadsgebied Weesp, als de autodeelorganisatie voldoet aan de door het college nader gestelde voorwaarden.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als het college in nadere regels heeft bepaald dat dit mogelijk is.
-
3. Het college kan nadere regels stellen over het verlenen van de vergunning.
Artikel 6.2 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als niet is voldaan aan artikel 6.1 of krachtens dat artikel gestelde regels.
Artikel 6.3 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning geldt gedurende maximaal zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 6.1 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
§ 2. Vergunningen voor stadsbreed autodelen
Artikel 6.4 Aantal per stadsbrede autodeelorganisatie
Per autodeelorganisatie kunnen er minimaal 50 en maximaal 600 stadsbrede vergunningen worden verleend.
Artikel 6.5 Aanvraag door autodeelorganisatie
-
1. Een autodeelorganisatie kan, met inachtneming van artikel 6.4, een vergunning aanvragen voor het parkeren in alle vergunninggebieden, als:
- a.
de autodeelorganisatie voldoet aan de door het college nader gestelde voorwaarden;
- b.
het motorvoertuig ten minste de in bijlage X gestelde kenmerken heeft.
- a.
-
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan zonder het opgeven van een vast kenteken als het college in nadere regels heeft bepaald dat dit mogelijk is.
-
3. Het college kan nadere regels stellen over het verlenen van de vergunning.
Artikel 6.6 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als:
- a.
niet is voldaan aan artikel 6.5 of krachtens dat artikel gestelde regels;
- b.
geen vergunning voor verlening beschikbaar is; of
- c.
voor de autodeelorganisatie geen stadsbrede vergunning voor verlening beschikbaar is.
Artikel 6.7 Geldigheidsduur
-
1. De vergunning geldt gedurende zes maanden, met dien verstande dat de geldigheidsduur telkens stilzwijgend met zes kalendermaanden wordt verlengd als aan de voorwaarden van artikel 6.5 wordt voldaan.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunning korter of langer zijn dan zes maanden als dat nodig is om aan te sluiten aan de vaste periodieke verlenging.
-
3. Het college kan in nadere regels een datum vaststellen waarop de geldigheid van alle stadsbrede autodeelvergunningen eindigt.
HOOFDSTUK 7. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR GEHANDICAPTEN
§ 1. Vergunningen voor bewoner
Artikel 7.1 Aanvraag door bewoner met gehandicaptenparkeerkaart
-
1. Een bewoner kan een vergunning aanvragen voor het parkeren in alle vergunninggebieden wanneer de vergunning wordt gebruikt voor het vervoer van de bewoner of voor parkeren bij diens woning als aan de bewoner een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Bestuurder (B), Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag worden gedaan door een wettelijk vertegenwoordiger als die staat ingeschreven op hetzelfde adres van een minderjarige of handelingsonbekwame bewoner aan wie een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven en wanneer de vergunning wordt gebruikt voor het vervoer van de minderjarige of handelingsonbekwame bewoner of voor parkeren bij diens woning.
-
3. Er kan maximaal één vergunning worden verleend per bewoner met een gehandicaptenparkeerkaart.
Artikel 7.2 Kenteken
-
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 7.1, wordt gedaan voor een vast kenteken als de vergunning wordt aangevraagd voor een motorvoertuig waar de bewoner of een andere bewoner van hetzelfde adres houder van is.
-
2. De aanvraag, bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, kan worden gedaan voor maximaal drie verschillende kentekens als:
- a.
de vergunning wordt aangevraagd voor een motorvoertuig waar iemand die niet is ingeschreven op het adres van de bewoner houder van is; en
- b.
aan de bewoner een Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven.
- a.
-
3. De aanvraag, bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, kan worden gedaan voor maximaal drie verschillende kentekens als:
- a.
de wettelijk vertegenwoordiger en de minderjarige of de handelingsonbekwame bewoner op hetzelfde adres zijn ingeschreven; en
- b.
de vergunning wordt aangevraagd voor een motorvoertuig waar iemand die niet is ingeschreven op het adres van de wettelijke vertegenwoordiger houder van is.
- a.
-
4. Wanneer de vergunning is afgegeven voor verschillende kentekens kan de vergunning slechts voor één kenteken tegelijk worden gebruikt.
Artikel 7.3 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als niet is voldaan aan artikel 7.1 of 7.2.
Artikel 7.4 Bijzondere omstandigheden
-
1. Indien een persoon voordat hij beschikte over een Europese gehandicaptenparkeerkaart een vergunning voor bewoners of een vergunning voor bedrijven had, komt die persoon in aanmerking voor een dergelijke vergunning.
-
2. Indien een persoon beschikte over een Europese gehandicaptenparkeerkaart maar hier op grond van de geldende criteria niet meer voor in aanmerking komt kan die persoon op de wachtlijst, als bedoeld in artikel 2.2, worden geplaatst voor een vergunning voor bewoners of een vergunning voor bedrijven.
-
3. De aanvrager van de vergunning wordt op de wachtlijst geplaatst met aftrek van de tijd waarin die over een gehandicaptenparkeerkaart beschikte.
Artikel 7.5 Geldigheidsduur
De vergunning geldt zolang de Europese gehandicaptenparkeerkaart van de bewoner geldig is, gedurende maximaal vijf jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.
§ 2. Vergunningen voor bezoekers
Artikel 7.6 Aanvraag door bezoeker met gehandicaptenparkeerkaart
-
1. Een bezoeker kan een vergunning aanvragen voor het parkeren in alle vergunninggebieden wanneer de vergunning wordt gebruikt voor het vervoer van de bezoeker als:
- a.
de bezoeker geen bewoner is van de gemeente Amsterdam; en
- b.
aan de bezoeker een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Bestuurder (B), Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven.
- a.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag worden gedaan door een wettelijk vertegenwoordiger als die staat ingeschreven op hetzelfde adres van een minderjarige of handelingsonbekwame bezoeker aan wie een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven en wanneer de vergunning wordt gebruikt voor het vervoer van de minderjarige of handelingsonbekwame bezoeker.
-
3. Er kan maximaal één vergunning worden verleend per bezoeker met een Europese gehandicaptenparkeerkaart.
Artikel 7.7 Kenteken
-
1. De aanvraag, bedoeld in artikel 7.6, wordt gedaan voor een vast kenteken als de vergunning wordt aangevraagd voor een motorvoertuig waar de bezoeker of een andere ingeschrevene op hetzelfde adres houder van is.
-
2. De aanvraag, bedoeld in artikel 7.6, kan worden gedaan voor maximaal drie verschillende kentekens als:
- a.
de vergunning wordt aangevraagd voor een motorvoertuig waar iemand anders dan de bezoeker houder van is of de vergunning wordt verleend aan de wettelijk vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 7.6, tweede lid; en
- b.
aan de bezoeker een Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) is afgegeven.
- a.
-
3. Wanneer de vergunning is afgegeven voor verschillende kentekens is de vergunning geldig voor maximaal 150 uur parkeren per kwartaal en kan de vergunning slechts voor één kenteken tegelijk worden gebruikt.
Artikel 7.8 Beoordeling van de aanvraag
Het college weigert de vergunning als niet is voldaan aan artikel 7.6 of 7.7.
Artikel 7.9 Geldigheidsduur
De vergunning geldt zolang de Europese gehandicaptenparkeerkaart van de bezoeker geldig is, gedurende maximaal vijf jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.
§ 3. Vergunningen voor instellingen
Artikel 7.10 Aantal per instelling
Het aantal vergunningen dat per instelling beschikbaar is, is gelijk aan het aantal geldige Europese gehandicaptenparkeerkaarten dat aan de instelling is afgegeven.
Artikel 7.11 Aanvraag door instelling met gehandicaptenparkeervergunning
-
1. Een instelling gevestigd in de gemeente Amsterdam kan, met inachtneming van artikel 7.10, een vergunning voor maximaal drie opgegeven kentekens aanvragen voor het parkeren van een motorvoertuig in alle vergunninggebieden wanneer een bewoner van de instelling wordt vervoerd, als aan de instelling een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Instelling (I) is afgegeven.
-
2. De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijk worden gebruikt.
Artikel 7.12 Geldigheidsduur
De vergunning geldt zolang de Europese gehandicaptenparkeerkaart van de instelling geldig is, gedurende maximaal vijf jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.
HOOFDSTUK 8. STRAFBEPALING EN TOEZICHT
Artikel 8.1 Strafbepaling
-
1. Het is verboden zonder ontheffing van het college een ander voorwerp dan een motorvoertuig te plaatsen op een parkeerplaats met parkeerapparatuur, op een gehandicaptenparkeerplaats, als bedoeld in artikel 1.4, onder a, of op een belanghebbendenparkeerplaats als bedoeld in artikel 1.4, onder b.
-
2. Het is verboden het gebruik van parkeerapparatuur te belemmeren of te verhinderen door daartegen, daarop of daarbij een fiets, een bromfiets of een ander voorwerp te plaatsen, te laten staan of liggen.
-
3. Het inwerkingstellen van parkeerapparatuur bij de parkeerplaats door andere middelen dan aangewezen op of bij de parkeerapparatuur is verboden.
-
4. Het is verboden zonder een belanghebbendenvergunning en in strijd met de aan de belanghebbendenvergunning verbonden voorschriften en beperkingen een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden op een belanghebbendenparkeerplaats.
-
5. Overtreding van leden een tot en met vier, of handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
Artikel 8.2 Toezicht
Het college wijst personen of categorieën van personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN
§ 1. Experimenten en hardheidsclausule
Artikel 9.1 Experimenten
Het college kan voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd voor de duur van een te houden experiment, de werking van artikel 1.3, aanhef en onder b, of van een of meer artikelen uit hoofdstuk 2 tot en met 7 van deze verordening, voor een bepaald gebied, buiten toepassing laten, onder het stellen van nadere regels voor de duur van het experiment.
Artikel 9.2 Hardheidsclausule
Het college kan een of meer artikelen van hoofdstuk 2 tot en met 7 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang, bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
§ 2. Intrekken oude regelingen
Artikel 9.3 Intrekking Parkeerverordening 2013
De Parkeerverordening 2013 wordt ingetrokken.
Artikel 9.4 Intrekking Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024
De Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024 wordt ingetrokken.
§ 3. Overgangsbepalingen
Artikel 9.5 Gelijkstelling vergunningen en wachtlijsten Parkeerverordening 2013
-
1. Een vergunning met betrekking tot het parkeren als bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 7 van deze verordening, die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening van kracht is overeenkomstig de Parkeerverordening 2013 en de daarop gebaseerde bepalingen, wordt voor dat parkeren vanaf de inwerkingtreding gelijkgesteld met een door het college verleende parkeervergunning als bedoeld in deze verordening.
-
2. Een wachtlijst voor een parkeervergunning krachtens de Parkeerverordening 2013 die onmiddellijk voor het tijdstip van deze verordening bestaat, wordt vanaf de inwerkingtreding gelijkgesteld met een wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2 van deze verordening.
Artikel 9.6 Aanvragen Parkeerverordening 2013
Aanvragen die zijn gedaan bij of krachtens de Parkeerverordening 2013 waarover nog geen beslissing is genomen op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.
Artikel 9.7 Bezwaarschriften Parkeerverordening 2013
Bezwaarschriften tegen een beslissing krachtens de Parkeerverordening 2013 waarop nog niet is beslist, worden behandeld met inachtneming van de Parkeerverordening 2013, tenzij toepassing van deze verordening voor de bezwaarmaker gunstiger is.
Artikel 9.8 Uitzondering intrekken en weigeren vergunning en verwijderen van wachtlijst op grond van emissiestandaard
-
1. Aan een vergunning wordt geen verlenging onthouden of de vergunning wordt niet ingetrokken, op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, of aanvragen worden door het college niet geweigerd, op grond van de artikelen 3.3, 4.4, 5.10, 5.14 of 5.18, of een aanvrager wordt niet verwijderd van de wachtlijst, op grond van artikel 2.2, vijfde lid, onder c, wegens het niet voldoen aan de vereiste emissiestandaard waaraan een motorvoertuig bij de aanvraag van de vergunning volgens deze verordening moet voldoen, indien het gaat om:
- a.
aanvragen gedaan voor 1 januari 2025 waarop nog geen beslissing is genomen;
- b.
aanvragers die voor 1 januari 2025 op een wachtlijst zijn geplaatst;
- c.
aanvragen voor een vergunninggebied dat vanaf 1 januari 2025 voor het eerst als vergunninggebied is aangewezen en waarbij de aanvrager op het moment van aanwijzen reeds houder was van het motorvoertuig.
- a.
-
3. Aan een vergunning die is verleend voor 1 januari 2025 wordt geen verlenging onthouden of de vergunning wordt niet ingetrokken, op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, wegens het niet voldoen aan de emissiestandaard waaraan een motorvoertuig bij de aanvraag van de vergunning volgens deze verordening moet voldoen, tenzij het kenteken wordt gewijzigd.
-
4. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de houder van een vergunning verhuist naar een ander vergunninggebied.
-
5. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, aanhef en onder a en b, dan geldt voor die aanvragen een andere emissiestandaard, zoals gesteld in bijlage IX.
Artikel 9.9 Uitzondering intrekken sportvergunning met beschikbare stallingsplaats
Een vergunning voor een sportorganisatie die is verleend vóór 1 januari 2018, wordt niet ingetrokken, op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunning wordt geen verlenging onthouden, op grond van artikel 5.4, eerste lid, wegens het overschrijden van het maximaal aantal te verlenen vergunningen per organisatie doordat, op grond van artikel 5.1, derde lid, het aantal bij de sportorganisatie behorende of zich op het grondgebied van de sportorganisatie bevindende stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen mee zijn gaan tellen als reeds verleende vergunning.
Artikel 9.10 Uitzondering intrekken tweede bewonersvergunning verleend in stadsdeel Oost
De volgende vergunningen worden niet ingetrokken, op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunningen wordt geen verlenging onthouden, op grond van artikel 3.5, eerste lid, wegens het feit dat het maximaal aantal te verlenen vergunningen, krachtens artikel 3.1, eerste lid, is beperkt tot één vergunning per adres:
- a.
tweede bewonersvergunning die voor 1 juli 2000 is aangevraagd voor vergunninggebieden Oost-1 en Oost-2;
- b.
tweede bewonersvergunning die voor 5 april 2005 is aangevraagd voor vergunninggebied Oost-3;
- c.
tweede bewonersvergunning die voor 1 oktober 2013 is aangevraagd voor deelvergunninggebieden Oost-5a, en Oost-5d;
- d.
tweede bewonersvergunning die voor 6 maart 2017 is aangevraagd voor deelvergunninggebied Oost-5c;
- e.
tweede bewonersvergunning die tussen 6 maart 2017 en 1 januari 2018 is aangevraagd voor een adres in deelvergunninggebied Oost-5d.
Artikel 9.11 Uitzondering intrekken bewonersvergunningen met beschikbare stallingsplaats in stadsdeel Oost
Een vergunning wordt niet ingetrokken op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunning wordt verlenging niet onthouden op grond van artikel 3.5, eerste lid, wegens het door de houder van de vergunning op dat moment hebben kunnen beschikken over een stallingsplaats, als het gaat om een bewonersvergunning die voor 15 april 2011 is verleend voor een vergunninggebied in stadsdeel Oost.
Artikel 9.12 Uitzondering intrekken tweede bewonersvergunning samen met bedrijfsvoertuig in stadsdeel Oost
Een vergunning wordt niet ingetrokken op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunning wordt verlenging niet onthouden op grond van artikel 3.5, eerste lid, wegens het feit dat, krachtens artikel 3.1, eerste lid, het maximaal aantal te verlenen bewonersvergunningen op een adres wordt overschreden, als het gaat om een tweede bewonersvergunning die voor 1 januari 2017 is verleend voor een bedrijfsvoertuig op grijs kenteken voor een vergunninggebied in stadsdeel Oost.
Artikel 9.13 Uitzondering intrekken bedrijfsvergunningen verleend in stadsdeel Oost
Een vergunning wordt niet ingetrokken op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunning wordt verlenging niet onthouden op grond van artikel 3.5, eerste lid, wegens het feit dat, krachtens artikel 4.1, eerste lid, het maximaal aantal te verlenen bedrijfsvergunningen per bedrijf is overschreden, indien het, krachtens artikel 2.1, eerste lid, onder a, maximaal aantal te verlenen vergunningen voor deelvergunninggebied Oost-8c niet is bereikt, en het gaat om een bedrijfsvergunning die is aangevraagd voor 1 januari 2014.
Artikel 9.14 Uitsterfregeling in deelvergunninggebieden Zuidoost-1g en Zuidoost-1h
De aanvraag van een bewonersvergunning voor deelvergunninggebieden Zuidoost-1g en Zuidoost-1h wordt niet geweigerd op grond van artikel 3.3, onder b, indien:
- a.
de aanvrager reeds voor 1 januari 2018 bewoner is op een adres gelegen in deelvergunninggebied Zuidoost-1g of Zuidoost-1h ten tijde van de aanvraag; en
- b.
nog geen bewonersvergunning is verleend op dat adres.
Artikel 9.15 Uitzondering intrekken op basis van nulplafond in vergunninggebieden Noord-5 en Noord-8
Een bewonersvergunning of een bedrijfsvergunning die voor 1 januari 2019 is aangevraagd voor vergunninggebied Noord-5 of Noord-8, wordt niet op grond van artikel 2.6, tweede lid, onder e, ingetrokken.
Artikel 9.16 Uitzondering intrekken tweede bewonersvergunning Weesp
Een vergunning wordt niet ingetrokken op grond van artikel 2.6, eerste lid, onder c, en aan deze vergunning wordt geen verlenging onthouden, op grond van artikel 3.5, eerste lid, wegens het overschrijden van het maximaal aantal te verlenen bewonersvergunningen op een adres in vergunninggebieden Weesp-1 of Weesp-2, krachtens artikel 3.1, eerste lid, indien het gaat om een tweede bewonersvergunning die is aangevraagd voor 1 juli 2021.
Artikel 9.17 Uitzondering vergunningplafond nieuwbouwproject De Houtman
Uitsluitend aan de eerste eigenaren van de koopwoningen in het nieuwbouwproject De Houtman met de adressen Van Noordtkade 3E, 5A, 5D en 7D die bij de oplevering van dit nieuwbouwproject geen stallingsplaats hebben gekocht, kan een vergunning voor bewoners of bedrijven worden verleend als, krachtens artikel 2.1, eerste lid, onder a, het maximaal aantal te verlenen vergunningen voor het vergunninggebied al is verleend.
Artikel 9.19 Uitzondering vergunning van een bewoner die terugkeert
De aanvraag van een bewoner, zoals bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, wordt eveneens niet geweigerd op grond van artikel 3.3, aanhef en onder b en c, wanneer het aantal vergunningen in het vergunninggebied op nul is gesteld, indien ten tijde van de verhuizing nog geen betaald parkeren was ingevoerd en de aanvrager houder was van motorvoertuig.
Artikel 9.20 Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024
De Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024 blijft van toepassing op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor de inwerkingtreding van artikel 9.4.
§ 4. Inwerkingtreding
Artikel 9.21 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Artikel 9.22 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Amsterdam 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 december 2024.
De plaatsvervangend voorzitter
Kune Burgers
De raadsgriffier
Jolien Houtman
Bijlage I Tariefgebieden, als bedoeld in artikel 1.3
Tariefgebied 1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de vaargeul door het IJ, (2) het midden van de Oosterdoksdoorgang, (3) het midden van het Oosterdok ten oosten van de IJtunnel, (4) het midden van het water van de Nieuwe Herengracht, (5) het midden van het water van de Binnenamstel, (6) het midden van het water van de Singelgracht, (7) de zuidzijde van de zuidelijke spoorlijn in de richting van het Centraal Station (tot brugnummer 1901) en (8) het midden van het water van de Westerdoksluis.
Tariefgebied 2:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Nieuwe Vaart (ter hoogte van brugnummer 274 tot brugnummer 78), (2) het midden van het Lozingskanaal (vanaf brugnummer 78 tot de westzijde van de spoorbrug, (3) de westzijde van de spoorlijn in zuidelijke richting naar het Amstelstation, (4) het midden van de Ringvaart, (5) het midden van de Amstel, (6) het midden van het Amstelkanaal, (7) het midden van het Noorder Amstelkanaal, (8) het midden van de Stadiongracht, (9) het midden van het Olympiakanaal, (10) het midden van de Schinkel in noordelijke richting, (11) het midden van de Kostverlorenvaart, (12) het midden van het Westelijk Marktkanaal, (13) het midden van de Haarlemmervaart, (14) een denkbeeldige lijn in noordelijke richting ter hoogte van het westen van de schoolwerktuinen tot aan de zuidzijde van de spoorlijn Amsterdam Sloterdijk – Amsterdam CS, (15) de zuidzijde van de spoorlijn in oostelijke richting, (16) de aansluiting op de andere spoorlijn en van daaruit de spoorlijn volgend in noordwestelijke richting tot het begin van de Spaarndammerdijk, (17) de Spaarndammerdijk in noord-oostelijke richting tot de Archangelweg, (18) de westzijde van de Archangelkade (langs de bebouwing van het westelijke bedrijventerrein), (19) het verlengde van de westzijde van de Archangelkade tot aan de oever van de Mercuriushaven, (20) het midden van de Mercuriushaven, (21) het midden van het IJ, (22) het midden van de Westerdoksluis (van brugnummer 314 tot 1901) en (23) de noordzijde van de spoorlijn tot de Singelgracht;
- II.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) Zuidzijde A10 (Ringweg-Zuid), (2) de gehele Europaboulevard tot aan de De Boelelaan, (3) het midden van de De Boelelaan tot aan de Parnassusweg, (4) het westen van de Buitenveldertselaan tot aan Arent Janszoon Ernststraat, (5) het water ten noorden van de Arent Janszoon Ernststraat en Overijsselweg tot aan de Amstelveenseweg en (6) het midden van de Amstelveenseweg tot aan de zuidzijde A10 (Ringweg Zuid).
Tariefgebied 3:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de vaargeul door het IJ, (2) het midden van de mond van het Amsterdam-Rijnkanaal, (3) het midden van het Amsterdam-Rijnkanaal, (4) de A-10 (Ringweg Oost) tot de spoorlijn, (5) de westzijde van de spoorlijn tot het Galileïplantsoen, (6) het de noordzijde van het Galileïplantsoen ter hoogte van nummers 111-113 tot de Archimedesweg, (7) het midden van de Archimedesweg tot aan de Molenwetering, (8) het midden van de Molenwetering tot aan de Middenweg, (9) het midden van de Middenweg tot de noordzijde van de Hugo de Vrieslaan, (10) het noorden van de Hugo de Vrieslaan, (11) de westzijde van de Overzichtweg tot aan het spoor, (12) het spoor tot het midden van de Weespertrekvaart, (13) het midden van de Weespertrekvaart, (14) het midden van de A10 (Ringweg Oost), (15) de grens met de gemeente Ouder-Amstel, (16) de Nieuwe Utrechtseweg tot aan de afrit naar de Joan Muyskenweg, (17) een lijn tussen de Nieuwe Utrechtseweg ter hoogte van de afrit naar de Joan Muyskenweg en de Duivendrechtse Vaart, gaande tussen de adressen Joan Muyskenweg 2N en Joan Muyskenweg 4, (18) het midden van de Duivendrechtse Vaart, (19) het midden van de Amstel in zuidwestelijke richting tot aan de spoorlijn, (20) de spoorlijn tot station Amsterdam Zuid, (21) de spoorlijn tussen station Amsterdam Zuid en station Amsterdam Sloterdijk tot aan de Jan van Galenstraat, (22) het midden van de Jan van Galenstraat tot aan de ring A10 (West), (23) de A-10 (Ringweg West) in noordelijke richting tot de noordzijde van de Sloterdijkerweg, (24) de noordzijde van de Sloterdijkerweg tot aan de oostzijde van de Contactweg, (25) de oostzijde van de Contactweg tot aan het spoor, (26) de spoorlijn in oostelijke richting tot aan de Spaarndammerdijk, (27) de Spaarndammerdijk in noord-oostelijke richting tot de Archangelweg, (28) de westzijde van de Archangelweg, (29) de westzijde van de Archangelkade (langs de bebouwing van het westelijke bedrijventerrein), (30) het verlengde van de westzijde van de Archangelkade tot aan de oever van de Mercuriushaven en (31) het midden van de Mercuriushaven, met uitsluiting van het tariefgebied 1 en 2.
Tariefgebied 4:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het IJ, (2) het midden van het water ten noorden van het adres Grasweg 41Z verder in een denkbeeldige lijn in oostelijke richting tot het midden van het Tolhuiskanaal, (3) het midden van het Tolhuiskanaal in zuidelijke richting tot het noorden van de Grasweg, (4) het noorden van de Grasweg in oostelijke richting tot het midden van het Buiksloterkanaal, (5) het midden van het Buiksloterkanaal tot de Buiksloterweg,(6) de Buiksloterweg in oostelijke richting tot het midden van het Noordhollandsch Kanaal en (7) het midden van het Noordhollandsch Kanaal tot het midden van het IJ;
- II.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door alle eilanden van de wijk IJburg (Steigereiland, Haveneiland, Rieteilanden, Rieteiland Oost, Centrumeiland, Strandeiland en Buiteneiland) met inbegrip van het parkeerterrein sportpark Diemerpark ter hoogte van het Dick Hilleniuspad;
- III.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het Amsterdam-Rijnkanaal, (2) Mond van het Amsterdam-Rijnkanaal, (3) het IJ, (4) het Buiten-IJ, (5) het IJmeer onder de Enneus Heermabrug en brug 2037 tussen de Jan Olphert Vaillantlaan en de Diemerzeedijk naar de Buitenkerkerweg en (6) de oostzijde van de Buitenkerkerweg;
- IV.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de westzijde van het spoor ter hoogte van Galileïplantsoen 111-113 in zuidoostelijke richting tot aan de A-10 (Ringweg Oost), (2) westzijde A-10 (Ringweg Oost) tot aan brugnummer 1269, (3) het midden van de Weespertrekvaart vanaf brugnummer 1269 in westelijke richting tot aan de spoorbrug, (4) de westzijde van de Overzichtsweg, (5) de noordzijde van de Hugo de Vrieslaan tot aan de Middenweg, (6) vanaf de Middenweg door het midden van de Molenwetering tot het noorden van de Archimedesweg en (7) de noordwestzijde van het Galileïplantsoen (aan de zuidoostzijde van het huizenblok met nummers 111-113);
- V.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de ring A10 (West), (2) de spoorlijn Amsterdam-CS – Schiphol, (3) de oostzijde van de contactweg en (4) de spoorlijn Haarlem-Amsterdam CS;
- VI.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de westzijde van de Europaboulevard, (2) het midden van het water ten noorden van Oversinge en de Magerhorst, (3) het midden van de Buitenveldertselaan, (4) het midden van het water ten zuiden van Cannenburgh, (5) de oostzijde van de Van der Boechorststraat tot brug 815; (6) de noordzijde van het Gijsbrecht van Aemstelpark, (7) de oostzijde van de Amstelveenseweg tot aan de Van Nijenrodeweg, (8) de noordzijde van de Van Nijenrodeweg tot aan de museumspoorlijn, (9) de museumspoorlijn tot aan het zuidelijk talud van de A10 Zuid, (10) de oostzijde van de Amstelveenseweg, (11) een denkbeeldige lijn tussen Amstelveenseweg 627 en 637 naar het water ten noorden van de Overijsselweg, (12) het water ten noorden van de Arent Janszoon Ernststraat en Overijsselweg, (13) het westen van de Buitenveldertselaan tot aan de De Boelelaan en (14) het midden van de De Boelelaan tot de Europaboulevard;
- VII.
De Fizeaustraat voor zover gelegen ten zuidoosten van de brug die is gelegen tussen de adressen Fizeaustraat 35 en Fizeaustraat 37;
- VIII.
De Kruislaan voor zover gelegen ten zuidwesten van de Gooiseweg;
- IX.
Het Drie Burgpad;
- X.
De parkeerplaatsen komende van de Kruislaan voorbij het Ringslangpad.
Tariefgebied 6:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de A10 (Ringweg West) tot de noordzijde van de Jan van Galenstraat, (2) de noordzijde van de Jan van Galenstraat in westelijke richting tot de spoorlijn, (3) van de spoorlijn in noordelijke richting tot het midden van de Haarlemmerweg, (4) van het midden van de Haarlemmerweg in westelijke richting tot de oostzijde van de sportpark Spieringhorn, (5) langs de oostzijde van sportpark Spieringhorn in noordelijke richting tot de Naritaweg, (6) van de Naritaweg in westelijke richting tot het midden van de Seineweg, (7) van het midden van de Seineweg in noordelijke richting tot het bovenste spoor, (8) het bovenste spoor in noordoostelijke richting tot de Basisweg en (9) de zuidzijde van de Basisweg in oostelijke richting tot de A10 (Ringweg West);
- II.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de zuidzijde van de Noordzijde, (2) het midden van de Burgemeester Cramergracht, (3) het midden van het water ten noorden van de Jan Evertsenstraat, (4) de westelijke teen van het talud van de ringspoorbaan, (5) van de Henk Sneevlietweg, (6) het midden van de Johan Huizingalaan, (7) het midden van de Slotervaart, (8) het midden van de Christoffel Plantijngracht in noordelijke richting tot de westelijke aftakking naar de Sloterplas, (9) de westelijke aftakking van de Christoffel Plantijngracht tot het midden van de Sloterplas en (10) het midden van de Sloterplas in noordelijke richting tot de zuidzijde van de Noordzijde;
- III.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de A10 (Ringweg Zuid), (2) het water aan de westzijde van het Amstelpark, (3) het water aan de noordzijde van het Kleine Loopveld, (4) de westzijde van het Klein Loopveld, (5) de gemeentegrens van Amstelveen tot aan de Ringvaart, (6) de Ringvaart tot aan de Nieuwe Meer en (7) het midden van de Nieuwe Meer tot aan de A10, met uitzondering van de gebieden omschreven in tariefgebieden 2, 3 en 4;
- IV.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Osdorpergracht, (2) de oostzijde van de Meer en Vaart, (3) het midden van het Hoekenespad en (4) het midden van de Hoekenesgracht;
- V.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de Burgemeester De Vlugtlaan aan beide zijden tussen de Antony Moddermanstraat en de Burgemeester Eliasstraat, (2) beide zijden van het Joop van Weezelhof, (3) de Jan de Jonghstraat, (4) de Willem Kraanstraat, (5) het Sape Kuiperplantsoen, (6) het Arend Bontekoeplantsoen, (7) het Johan Schippersplantsoen, (8) de Hugo Flores Ruysstraat, (9) de Burgemeester Eliasstraat aan beide zijden (tussen de Burgemeester Van Tienhovengracht en de Burgemeester De Vlugtlaan), (10) de Krijn Breurstraat, (11) de Slotermeerlaan aan beide zijden en inclusief de ventweg, tussen de Henriëtte Roland Holststraat en de Burgemeester De Vlugtlaan, (12) de Cornelis van Vollenhovenstraat aan beide zijden, (13) de Jan de Louterstraat aan beide zijden (tussen de Slotermeerlaan en de Cornelis van Vollenhovenstraat), (14) de Van Gilsestraat, (15) de David Vosstraat, (16) de Van Hanxleden Houwerstraat en (17) de Sieg Vaz Diasstraat (tussen de Burgemeester De Vlugtlaan en de Van Hanxleden Houwerstraat);
- VI.
Het gebied bevattende het parkeerterrein bij de Transformatorweg 6 en 10;
- VII.
Het gebied dat bestaat uit het gedeelte Spaarndammerdijk vanaf het Overbrakerpad in westelijke richting, uitsluitend op het grondgebied van Westerpark;
- VIII.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Zuiderzeeweg, (2) het midden van de ring A10, (3) het midden van de Weersloot, (4) het midden van het water ten oosten van de volkstuinenparken Tuinwijck en Kweeklust, (5) de noordzijde van de Durgerdammerdijk tot aan de bebouwde kom van Durgerdam, (6) het midden van het Buiten IJ, (7) het midden van Het IJ en (8) een denkbeeldige lijn van Het IJ, via het midden van de aftakking richting de Schellingwouderbreek, naar de Zuiderzeeweg;
- IX.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Johan van Hasseltweg, (2) een denkbeeldige lijn van de Johan van Hasseltweg naar het midden van het Johan van Hasseltkanaal-West, (3) het midden van het Buiksloterkanaal tot de Buiksloterweg, (4) de Buiksloterweg in oostelijke richting tot het midden van het Noordhollandsch Kanaal, (5) het midden van het Noordhollandsch Kanaal tot het midden van Het IJ, (6) het midden van Het IJ, (7) het midden van het Motorkanaal, (8) de oostzijde van de Motorkade, (9) de Zuidzijde van de Meeuwenlaan tot aan de Hamerstraat en (10) het midden van de Meeuwenlaan tot aan de rotonde.
Tariefgebied 7:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de ring A10, (2) de oostzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg, (3) de noordelijke berm van de Nieuwe Purmerweg, (4) de Grote Die, (5) via de Kleine Die en de Grote Haven naar het midden van Zijkanaal K naar Nieuwendam, (6) het midden van Het IJ, (7) het Motorkanaal, (8) de oostzijde van de Motorkade, (9) de Zuidzijde van de Meeuwenlaan tot aan de Hamerstraat, (10) het midden van de Meeuwenlaan tot aan de rotonde, (11) het midden van de Johan van Hasseltweg, (12) een denkbeeldige lijn van de Johan van Hasseltweg, aan de zuidzijde langs Papaverweg 1-3, naar het midden van het Johan van Hasseltkanaal-West, (13) het midden van het Buiksloterkanaal tot de Grasweg, (14) het noorden van de Grasweg, (15) het midden van het Tolhuiskanaal tot achter de ligplaats met adres Grasweg 22A, (16) een denkbeeldige lijn naar water het ten noorden van het adres Grasweg 41Z, (17) het midden van Het IJ, (18) het water langs Kraanspoor, denkbeeldig doorgetrokken tot de noordzijde van de tt. Vasumweg, (19) de noordzijde van de tt. Vasumweg, (20) bij kruising tt. Vasumweg en mt. Lincolnweg langs de westzijde van de Klaprozenweg, (21) de noordzijde van de Klaprozenweg, (22) vanaf de Klaprozenweg richting het noorden langs de gevel van het stroomdistributiestation (Klaprozenweg 58) en de westelijke perceelgrens van de Buiksloterbreek 118-122 naar het water Buiksloterbreek, (23) het midden van het water Buiksloterbreek en (24) het midden van het Noordhollandsch Kanaal tot aan de Ring A10;
- II.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de ring A10, (2) de westzijde van de Beemsterstraat, (3) het midden van de Zwarte Gouw, (4) het midden van de Weersloot, (5) het midden van het water ten oosten van de volkstuinenparken Tuinwijck en Kweeklust, (6) de noordzijde van de Durgerdammerdijk, (7) het midden van de ring A10, (8) het midden van de Zuiderzeeweg, (9) een denkbeeldige lijn van de Zuiderzeeweg ter hoogte van de Schellingwouderbreek naar het midden van de aftakking tussen Sportpark Schellingwoude en de Oranjewerf naar Het IJ, (10) het midden van Het IJ, (11) het midden van Zijkanaal K naar Nieuwendam, (12) het midden van de Grote Haven, (13) het midden van de Kleine Die, (14) het midden van de Grote Die, (15) de noordelijke berm van de Nieuwe Purmerweg en (16) de oostzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg tot aan de ring A10, met inbegrip van de parkeerplaatsen ten noorden van de zuidelijke perceelgrens van adressen Durgerdammerdijk 74 en 75 en met uitzondering van het tariefgebied Flat-rate 3 uur/tariefgebied 7;
- III.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Het IJ, (2) het water langs Kraanspoor, denkbeeldig doorgetrokken tot de noordzijde van de tt. Vasumweg, (3) de noordzijde van de tt. Vasumweg, (4) bij kruising tt. Vasumweg en mt. Lincolnweg langs de westzijde van de Klaprozenweg, (5) de noordzijde van de Klaprozenweg, (6) vanaf de Klaprozenweg richting het noorden langs de gevel van het stroomdistributiestation (Klaprozenweg 58) en de westelijke perceelgrens van de Buiksloterbreek 118-122 naar het water Buiksloterbreek, (7) het midden van het water Buiksloterbreek, (8) het midden van het Noordhollandsch Kanaal tot aan de Ring A10 en (9) het midden van de Ring A10;
- IV.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het oosten van de Dubbelinkdreef, (2) het noorden van de Daalwijkdreef, (3) het oosten van de Elsrijkdreef, (4) het midden van het water ten zuiden van Strandvlietpad, (5) het midden van de Weespertrekvaart, (6) het midden van de Gaasperdammerweg, (7) het midden van de Gaasperdammertunnel, (8) het midden van het metrospoor richting het zuiden, (9) het midden van de Meibergdreef, (10) het Meibergpad, (11) de westelijke teen van het talud van de A2, (12) het midden van de Burgemeester Stramanweg, (13) het midden van de Holterbergweg, (14) het water ten noorden van De Loper, (15) het water ten westen van De Passage, (16) het Strandvlietpad en (17) het treinspoor richting Diemen tot ter hoogte van het oosten van de Dubbelinkdreef;
- V.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Gaasperdammertunnel, (2) het midden van de Gooiseweg, (3) het midden van Langbroekdreef, (4) het zuiden van Valburgdreef, (5) het water ten oosten van Lambert Rimastraat, (6) het water ten zuiden van Vreeswijkpad, (7) het water ten oosten van Hendrik Veldhuishof, (8) het water ten westen van Gaasperzoompad, (9) Steengroevenpad, (10) het water ten oosten van Spakenburgstraat, (11) het water ten zuiden van Suideraspad, (12) het water ten westen van Singravenpad, (13) het water ten zuiden van Sieverdinkpad, (14) het midden van het treinspoor tot de Gaasperdammertunnel en (15) inclusief het parkeerterrein ten oosten van het busplatform Gaasperplas en ten westen het Gaasperparkpad;
- VI.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg, (2) het midden van het water ten westen van de Pieter Postsingel, (3) de denkbeeldige lijn tot aan het midden van het water ten noorden van de J. Calsstraat, (4) het midden van het water ten noorden van de Haya van Someren-Downerstraat, (5) de denkbeeldige lijn tot aan de westzijde van de P.J. Oudstraat, (6) de westzijde van de P.J. Oudstraat tot de kruising met de Tom Schreursweg, (7) alle parkeerplaatsen gelegen aan de Tom Schreursweg tot de kruising met de Joris van den Berghweg, (8) het midden van het water ten westen van de Bok de Korverweg, (9) het midden van de Nico Broekhuysenweg, (10) het midden van het water ten oosten van Ma Braunpad, (11) het midden van Ookmeerweg, (12) het midden van de Ringvaart van de Haarlemmermeer tot de brug van de A4, (13) het midden van de A4 ten noorden van ringspoorbaan (metro), (14) het midden van de ringspoorbaan (sneltram), (15) het midden van de Henk Sneevlietweg, (16) het oosten van de Johan Huizingalaan tot brug 701, (17) het midden van de Slotervaart, (18) het midden van de Christoffel Plantijngracht tot de Karel van het Revebrug, (19) het midden van Christoffel Plantijngracht, (20) het midden van de Sloterplas, (21) de zuidzijde van de Noordzijde, (22) het midden van de Burgemeester Cramergracht, (23) het midden van het water ten noorden van de Jan Evertsenstraat, (24) de westelijke teen van het talud van de ringspoorbaan in noordelijk richting tot het midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg en (25) met uitzondering van de gebieden omschreven onder Tariefgebied 6;
- VII.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Basisweg, (2) het midden van de Noordzeeweg, (3) het zuidelijk talud van het goederenspoor, (4) het midden van de Australiëhavenweg, (5) de noordzijde van de Westpoortweg, (6) het water ten westen van De Heining, (7) de noordzijde van de Wethouder van Essenweg, (8) het midden van het water ten westen van de Westrandweg, (9) het midden van Daveren, (10) het midden van de Australiëhavenweg, (11) het midden van de Haarlemmervaart, (12) het midden van de ringsloot van het sportpark Spieringhorn, (13) het midden van de Seineweg, (14) de noordelijke teen van het talud van het treinspoor, (15) het treinspoor, ten zuiden van de Kastrupstraat richting het noorden, (16) de denkbeeldige lijn tot aan het noorden van de Donauweg richting Deccaweg, (17) het oosten van de Gyroscoopweg en (18) het midden van de Radarweg tot het midden van de Basisweg.
Tariefgebied 8:
- I.
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het westelijk trottoir van de Prinses Irenelaan, (2) de zuidelijke oever van het water Smal Weesp, (3) het westelijk trottoir van de Papelaan, (4) het zuidelijk trottoir van de Plataanlaan, (5) het noordelijk trottoir van de Herensingel tot huisnummer Herensingel 187, (6) het oostelijk trottoir aan de Jan Tooropstraat, (7) het noordelijk trottoir van de M. Nijhoffstraat tussen Jan Tooropstraat en het voetpad naar de Willem de Mérodestraat, (8) het westelijk trottoir van de Willem de Mérodestraat (in dit gebied vallen ook de huisnummers Willem de Mérodestraat 1 t/m 95), (9) het noordelijk spoortalud, (10) het voet- en fietspad tussen Leeuwenveldseweg en het spoortalud (grenzend aan het P+R-terrein, (11) de zuidelijke berm van de Leeuwenveldseweg, (12) overstekend naar de westelijke berm van de Lobbrich Boudgerslaan, (13) het midden van het water ten noorden van de Lobbrich Boudgerslaan, (14) het midden van het water ten noorden van het Aartje de Voseiland, (15) de oostelijke berm van de Korte Muiderweg, tot aan de Nijverheidslaan, (16) de noord-westelijke berm van de Korte Muiderweg tussen de Nijverheidslaan en de rotonde Stationsweg, (17) het midden van de Stationsweg, (18) het zuidelijk spoortalud, (19) het midden van de Vecht tussen Ossenmarkt en de oever Lange Muiderweg/’s Gravelandseweg, (20) het midden van het water De Vest, tussen zuidelijk bolwerk en de oever Utrechtseweg/Molenpad, (21) de noordelijke berm van de Dr. A. Kuyperlaan, tussen het water De Vest en Hugo de Grootlaan, (22) de Hugo de Grootlaan en (23) de C.J. van Houtenlaan. Tot dit tariefgebied behoren ook de parkeerplaatsen aan de De Kostverlorenstraat tussen de Amstellandlaan en de eerste bocht vanuit zuidelijke rijrichting en de Amstellandlaan tussen Kostverlorenstraat en Lageweyselaan.
Tariefgebied 8p:
Het gebied waarvan de grenzen gevormd worden door (1) de zuidelijke berm van de Leeuwenveldse weg, (2) het voet- en fietspad tussen Leeuwenveldse weg en het spoortalud (grenzend aan het P+R-terrein), (3) het noordelijk spoortalud en (4) de erfafscheiding tussen P+R terrein en het tankstation.
Flat-rate 3 uur/tariefgebied 7:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de zuidelijke berm van de IJdoornlaan, exclusief de parkeerplaatsen onder het viaduct ter hoogte van het water De Wieden, (2) de oostelijke berm van de T.H. Weeversweg, (3) de noordoost kant van de weg Buikslotermeerplein, inclusief de 25 langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van deze weg ter hoogte van de even huisnummers Buikslotermeerplein 98 t/m 116, 152 t/m 158 en 320, (4) de noordelijke berm van de Loenermark en (5) het fietspad tussen Loenermark en IJdoornlaan.
Bijlage II Bloktijden, als bedoeld in artikel 1.3
- 1.
Parkeerbelasting wordt geheven binnen bloktijden van 09.00 tot 12.00 uur, van 12.00 tot 16.00 uur, van 16.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 21.00 uur, van 21.00 tot 24.00 uur, van 00.00 tot 02.00 uur en van 02.00 tot 09.00 uur:
- a.
en in ieder geval voor de periode van maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot 21.00 uur voor de gebieden binnen de ring A10, exclusief Amsterdam-Noord en de vergunninggebieden Zuid-1, Oost-14, Oost-15 en West-12, zoals beschreven in Bijlage V;
- b.
en in ieder geval voor de periode van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 19.00 uur voor de gebieden buiten de ring A10, inclusief Amsterdam-Noord en de vergunninggebieden Zuid-1, Oost-14, Oost-15 en West-12, zoals beschreven in Bijlage V.
- a.
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt in stadsgebied Weesp parkeerbelasting geheven binnen de bloktijden van 10.00 tot 17.00 uur, van 17.00 tot 20.00 uur en van 02.00 tot 06.00 uur:
- a.
voor de periode maandag tot en met vrijdag van 10.00 tot 20.00 uur en zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur voor tariefgebied 8;
- b.
voor de periode maandag tot en met zondag van 02.00 tot 06.00 uur voor tariefgebied 8p.
- a.
- 3.
Gedurende de bloktijden van 19.00 tot 21.00 uur, 21.00 tot 24.00 uur, 00.00 tot 02.00 uur en van 02.00 tot 09:00 uur kan ook voor een gedeelte van de bloktijd parkeerbelasting worden geheven, mits het desbetreffende aan te wijzen gedeelte aansluit aan een voorafgaand of daaropvolgend blok.
Bijlage III Tarieven per tijdseenheid betaald parkeren algemeen, als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid
Het tarief bedraagt:
Tariefgebied 1 |
€ 7,76 per 60 minuten |
Tariefgebied 2 |
€ 6,73 per 60 minuten |
Tariefgebied 3 |
€ 5,18 per 60 minuten |
Tariefgebied 4 |
€ 4,04 per 60 minuten |
Tariefgebied 6 |
€ 2,90 per 60 minuten |
Tariefgebied 7 |
€ 1,66 per 60 minuten |
Tariefgebied 8 |
€ 1,24 per 60 minuten |
Tariefgebied 8p |
€ 7,76 per 60 minuten |
Flat-rate 3 uur/tariefgebied 7 |
€ 1,66 voor de eerste 180 minuten of een gedeelte daarvan, daarna €1,66 per 60 minuten |
Het tarief voor tariefgebieden 1, 2, 3, 4, 6, 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 46,50 |
€ 55,80 |
€ 69,80 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 32,50 |
€ 41,90 |
€ 55,80 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 31,- |
* Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
**vanaf aanschaf 24 uur geldig.
Het tarief voor tariefgebieden 2, 3, 4, 6, 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 40,30 |
€ 48,40 |
€ 60,50 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 28,20 |
€ 36,30 |
€ 48,40 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 26,90 |
* Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
Het tarief voor tariefgebieden 3, 4, 6, 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 31,00 |
€ 37,20 |
€ 46,60 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 21,70 |
€ 27,90 |
€ 37,20 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 20,70 |
* Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
Het tarief voor tariefgebieden 4, 6, 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 24,20 |
€ 29,00 |
€ 36,30 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 16,90 |
€ 21,80 |
€ 29,00 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 16,10 |
Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
Het tarief voor tariefgebieden 6, 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 17,40 |
€ 20,80 |
€ 26,10 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 12,10 |
€ 15,60 |
€ 20,80 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 11,60 |
* Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
Het tarief voor tariefgebieden 7, flat-rate 3 uur/tariefgebied 7, 8 en 8p tezamen bedraagt:
geldig tot 19.00 uur |
geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
|
Dag (geldig vanaf 09.00 uur) |
€ 9,90 |
€ 11,90 |
€ 14,90 |
*Zondag (geldig vanaf 12.00 uur) |
€ 6,90 |
€ 8,90 |
€ 11,90 |
Avond (geldig vanaf 19.00 uur) |
€ 6,60 |
* Het tarief voor parkeren op zondag geldt niet in tariefgebieden 8 en 8p.
Het tarief voor het tariefgebied 7 en flat-rate 3 uur/tariefgebied 7:
geldig tot 19.00 uur |
Geldig tot 21.00 uur |
Geldig tot 24.00 uur |
||
Zaterdag (vanaf 12.00 uur) * |
€ 6,90 |
€ 8,90 |
€ 11,90 |
* Het tarief voor parkeren op zaterdag geldt niet in gebieden waar op zaterdag tussen 09.00 uur en 12.00 uur parkeerbelasting wordt geheven.
Het tarief voor tariefgebied 8 bedraagt voor een dag (geldig vanaf 10.00 tot 20.00 uur) € 7,76.
Het tarief voor tariefgebied 8 bedraagt voor een nacht (geldig van 02.00 tot 06.00 uur) € 7,76.
Bijlage IV Tarief naheffingsaanslag, als bedoeld in artikel 1.5 en tarieven wielklem, overbrenging en bewaring, als bedoeld in artikel 1.14
- 1.
Het tarief van de naheffingsaanslag bedraagt € 78,50.
- 2.
Het tarief voor het aanbrengen en verwijderen van een wielklem bedraagt € 158,00
- 3.
Het tarief voor het overbrengen en bewaren van een voertuig bedragen € 452,00 voor de eerste 24 uur, aangevuld met € 9,00 bewaringskosten per 24 uur of een gedeelte daarvan.
Bijlage V Vergunninggebieden, als bedoeld in artikel 1.8
1. Stadsdeel Centrum
1.1 Vergunninggebied Centrum-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) water Westertoegang, (2) Open Havenfront tot brug 306, (3) midden rijbaan Damrak, (4) midden rijbaan over de Dam, (5) midden rijbaan Rokin, (6) Muntplein, (7) de Binnenamstel tot Herengracht, (8) water Nieuwe Herengracht, (9) water Schippersgracht, (10) Oosterdok, (11) water Oosterdoksdoorgang en (12) het midden van Het IJ;
1.2 Vergunninggebied Centrum-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) water Westertoegang, (2) Open Havenfront tot brug 306, (3) midden rijbaan Damrak, (4) midden rijbaan over de Dam, (5) midden rijbaan Rokin, (6) Muntplein, (7) de Binnenamstel, (8) de Singelgracht, (9) het Westerkanaal, (10) water Zoutkeetsgracht, (11) het verlengde van Zoutkeetsgracht en (12) het midden van Het IJ;
1.3 Vergunninggebied Centrum-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) Binnenamstel vanaf Herengracht, (2) Singelgracht, (3) water Nieuwevaart, (4) water Schippersgracht en (5) water Nieuwe Herengracht;
1.4 Vergunninggebied Centrum-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) midden Oostderdoksdoorgang, (2) midden van het Oosterdok ten oosten van de IJtunnel, (3) water Nieuwevaart, (4) Lozingskanaal, (5) westelijke teen van het spoorwegtalud en (6) zuidelijke teen van het spoorwegtalud.
2. Haven
Vergunninggebied Haven (Minervahaven):
Het gebied waarvan de buitengrenzen worden gevormd door (1) de Archangelkade ten noorden van de kruising met de Haparandaweg, tot de erfgrens met het westelijke bedrijfsterrein, denkbeeldig verlengd tot aan de oever van de Mercuriushaven, (2) de oever van de Mercuriushaven, (3) de oever van de Minervahaven tot aan de Minervahavenweg, (4) Minervahavenweg, denkbeeldig verlengd tot aan de oever van de Mercuriushaven, (5) de oever van de Mercuriushaven, (6) de gehele Danzigerkade, denkbeeldig verlengd tot aan de oever van de Mercuriushaven, (7) de as van de Haparandaweg, waarmee de Danzigerbocht (geheel), (8) de Rigakade (vanaf 8 en hoger even zijde en vanaf 29 en hoger oneven zijde) worden omsloten en (9) tevens de Haparandadam (verbindingsdam) in het verlengde van de Haparandaweg vanaf de Danzigerkade naar de strekdam in Het IJ, in de as van de weg, over de gehele lengte, begrensd door de stadsdeelgrens.
3. Stadsdeel Nieuw-West
3.1 Vergunninggebied Nieuw-West-1:
Het gebied waarvan hde grenzen worden gevormd door (1) het midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg, (2) het water ten oosten van sportpark Spieringhorn, (3) het water ten noorden van sportpark Spieringhorn, (4) het midden van de Seineweg, (5) het zuidelijk talud van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem, (6) het midden van de Australiëhavenweg, (7) het midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg, (8) het midden van het water ten westen van Antony Moddermanstraat, (9) het midden van het water ten oosten van Eendrachtspark, (10) het midden van het water ten zuiden van Albadagracht, (11) het midden van het water ten westen van Heksenpad, (12) het midden van Burgemeester Röellstraat, (13) het midden van de Slotermeerlaan, (14) het midden van de President Allendelaan, (15) het midden van het Sloterparkbadsingel, (16) het midden van de Sloterplas richting oever van Noordzijde, (17) de noordzijde van de Jan Evertsenstraat tussen de rotonde Oostoever en het spoorwegtalud en (18) het spoorwegtalud tot het midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg;
3.2 Vergunninggebied Nieuw-West-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Osdorpergracht, (2) de oostzijde van de Meer en Vaart, (3) het midden van het Hoekenespad en (4) het midden van de Hoekenesgracht;
3.3 Vergunninggebied Nieuw-West-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Jan van Galenstraat tussen het spoorwegtalud en de A10, (2) de A10, (3) de noordzijde van de Jan Evertsenstraat, (4) de westzijde van de Orteliuskade, (5) het midden van de Westlandgracht, (6) de noordzijde van de Henk Sneevlietweg, (7) de A10 tot aan de Schinkelbrug-Zuid, (8) de ringspoordijk tot de Henk Sneevlietweg, (9) het midden van de Henk Sneevlietweg, (10) het midden van de Johan Huizingalaan, (11) het midden van de Slotervaart en (12) het spoorwegtalud;
3.4 Vergunninggebied Nieuw-West-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de noordzijde van de Jan Evertsenstraat tussen de rotonde Oostoever en het spoorwegtalud, (2) het spoorwegtalud, (3) het midden van de Slotervaart, (4) het midden van de Christoffel Plantijngracht en (5) het midden van de Sloterplas;
3.5 Vergunninggebied Nieuw-West-5 (Sloterdijk-Centrum):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de zuidzijde van de Basisweg, (2) de as van de A10, (3) het midden van de Haarlemmervaart, (4) het midden van de ringsloot van het sportpark Spieringhorn, (5) de oostzijde van de Seineweg, (6) de zuidzijde van het talud van de Haarlemmerspoorlijn en (7) de westzijde van de Radarweg;
3.6 Vergunninggebied Nieuw-West-6 (Geuzenveld):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de Binnenpolderringdijk Noord, (2) het midden van de Joris van den Berghweg, (3) het midden van Nico Broekhuysenweg, (4) het water ten westen van Ma Braunpad, (5) het midden van het water ten noorden van Sportpark Ookmeer tot de President Allendelaan, (6) het midden van de Slotermeerlaan, (7) het midden van de Burgemeester Röellstraat, (8) het midden van het water ten westen van Henric van Veldekehof, (9) het midden van het water ten noorden van Nellie van Kolstraat, (10) het midden van het water ten oosten van het Eendrachtspark en (11) midden van het water ten zuiden van de Haarlemmerweg;
3.7 Vergunninggebied Nieuw-West-7 (Sportpark Ookmeer):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Ma Braunpad, (2) het noorden van de Ookmeerweg, (3) het noorden van de President Allendelaan, tot brug 751, (4) de zuidzijde van de President Allendelaan, (5) het water ten zuiden van Platostraat, (6) het water ten zuiden van Wessel Gasfortstraat, (7) het water ten zuiden van Jacob Tilstraat en (8) het water ten noorden van Sportpark Ookmeer;
3.8 Vergunninggebied Nieuw-West-8:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Basisweg, (2) het midden van de Noordzeeweg, (3) het zuidelijk talud van het goederenspoor, (4) het midden van de Australiëhavenweg, (5) de noordzijde van de Westpoortweg, (6) het water ten westen van De Heining, (7) de noordzijde van de Wethouder van Essenweg, (8) het midden van het water ten westen van de Westrandweg, (9) het midden van Daveren, (10) de zuidzijde van de Theemsweg, (11) het midden van de Seineweg, (12) de noordelijke teen van het talud van het treinspoor, (13) het treinspoor, ten zuiden van de Kastrupstraat richting het noorden, (14) de denkbeeldige lijn tot aan het noorden van de Donauweg richting Deccaweg, (15) het oosten van de Gyroscoopweg en (16) het midden van de Radarweg tot het midden van de Basisweg;
3.9 Vergunninggebied Nieuw-West-9:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Ookmeerweg, (2) het midden van het water ten westen van Sportpark Ookmeer tot het verlengde van Herman Bonpad, (3) het westen van Ma Braunpad, (4) het midden van Ookmeerweg, (5) het midden van de Ringvaart van de Haarlemmermeer, (6) het midden van de A4 (Nieuwe Haagseweg) met inbegrip van de adressen Ringvaartdijk 100 t/m 114 (even), (7) het midden van het Ringspoor, richting Isolatorweg, (8) het midden van Henk Sneevlietweg, (9) het midden van de Johan Huizingalaan, (10) het midden van het water ten noorden van de Plesmalaan, (11) het midden van de Christoffel Plantijngracht, (12) het noorden van de Cornelis Lelylaan, (13) het midden van Hoekenespad, (14) het midden van Hoekenesgracht, (15) het midden van Osdorpergracht, (16) het oosten van Oeverpad tot brug 751 en (17) het noorden van President Allendelaan tot het midden van Ookmeerweg en de adressen Ookmeerweg 276 t/m 279.
4. Stadsdeel Noord
4.1 Vergunninggebied Noord-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Nieuwe Leeuwarderweg, (2) het midden van de Ring A10, (3) het midden van de waterpartij ten westen van het Baanakkerspark tot aan brug 953 in de IJdoornlaan en (4) het midden van de IJdoornlaan, inclusief de parkeerplaatsen onder het viaduct ter hoogte van het water De Wieden;
4.2 Vergunninggebied Noord-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de oostzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg (tussen de straten Nieuwe Purmerweg en het water ten noorden van noordgevel Loenermark 632-646), (2) het midden van het water ten noorden van Loenermark 632-646 tot aan het fietspad Loenermark, (3) de noordberm van de Loenermark, tussen fietspad en rotonde Waddenweg, (4) de noordoost kant van de weg Buikslotermeerplein, inclusief de 25 langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van deze weg ter hoogte van de even huisnummers Buikslotermeerplein 98 t/m 116, 152 t/m 158 en 306 t/m 320, (5) de doorgetrokken denkbeeldige rechte lijn vanuit de Th. Weeversweg naar het zuiden, (6) het midden van het water De Wieden tussen Het Hoogt en de Buikslotermeerdijk (tussen de straten Th. Weeversweg en Nieuwe Purmerweg) en (7) de noordelijke berm van de Nieuwe Purmerweg. In dit gebied vallen tevens de 40 woningen boven parkeergarage De Opgang (Buikslotermeerplein 224 t/m 246, 248A t/m 248L, 250A t/m 250L, 252A t/m 252L, 254A t/m 254L en 262) en het adres Buikslotermeerplein 2000 (Stadsdeelkantoor);
4.3 Vergunninggebied Noord-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Ring A10, (2) het midden van het Noordhollandsch Kanaal, (3) het midden van de Buiksloterbreek (water) en (4) de oostzijde van de Vikingpad, in denkbeeldige lijn doorgetrokken tot de Ring A10;
4.4 Vergunninggebied Noord-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de middenas van de IJdoornlaan, exclusief de parkeerplaatsen onder het viaduct ter hoogte van het water De Wieden, (2) het water ten westen van het Baanakkerspad, (3) de noordoostkant van de weg Buikslotermeerplein, exclusief de 25 langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van deze weg ter hoogte van de even huisnummers Buikslotermeerplein 98 t/m 116, 152 t/m 158 en 320, (4) de noordelijke berm van de Loenermark en (5) het fietspad tussen Loenermark en IJdoornlaan;
4.5 Vergunninggebied Noord-5:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het water langs Kraanspoor, denkbeeldige lijn doorgetrokken tot de noordzijde van de tt. Vasumweg, (2) de noordzijde van de tt. Vasumweg, (3) bij kruising tt. Vasumweg en mt. Lincolnweg langs de westzijde van de Klaprozenweg, (4) de noordzijde van de Klaprozenweg, (5) vanaf de Klaprozenweg richting het noorden langs de gevel van het stroomdistributiestation (Klaprozenweg 58), (6) de noordelijke berm van de Metaalbewerkersweg in denkbeeldige lijn doorgetrokken tot de Ridderspoorweg, (7) het midden van de Ridderspoorweg, (8) het midden van het Schooltuinpad in denkbeeldige lijn doorgetrokken tot aan de Klaprozenweg, (9) het midden van de Klaprozenweg tot aan Papaverweg, (10) het midden van de Papaverweg tot aan de kruising Papaverhoek ter hoogte van huisnummer 1-3, (11) langs de zuidelijke berm van de Papaverhoek tot aan het midden van de Distelhaven, (12) door het Buiksloterkanaal tot aan Het IJ en (13) alle huisnummers van de Buiksloterbreek;
4.6 Vergunninggebied Noord-6:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Het IJ, (2) het Buiksloterkanaal, (3) de Distelhaven, (4) de middenas van de Papaverweg tot aan de kruising Papaverhoek en Papaverweg ter hoogte van huisnummers 1-3, (5) de Papaverweg naar de Klaprozenweg, (6) de middenas van de Klaprozenweg, (7) een denkbeeldige lijn naar het Schooltuinpad, (8) het midden van het Schooltuinpad, (9) het midden van de Ridderspoorweg tot aan het water van de Buiksloterbreek, (10) het water van de Buiksloterbreek tot aan het Noordhollandsch Kanaal en (11) het Noordhollandsch Kanaal tot aan Het IJ;
4.7 Vergunninggebied Noord-7:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Het IJ, (2) het midden van het Noordhollandsch Kanaal, (3) het midden van de Johan van Hasseltweg, (4) de oostzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg, (5) de noordelijke berm van de Nieuwe Purmerweg tot aan de Ringsloot, (6) de Grote Die, (7) via de Kleine Die en de Grote Haven naar het midden van Zijkanaal K naar Nieuwendam tot aan de bocht aan de zuidoostzijde van het W.H. Vliegenbos, (8) de Nieuwendammerkade zuidelijk langs het W.H. Vliegenbos tot aan de Zamenhofstraat, (9) de westelijke berm van de Zamenhofstraat, tussen Nieuwendammerkade en de G.J. Ketjenweg, (10) het midden van de Zamenhofstraat, tussen G.J. Ketjenweg en de Zesde Vogelstraat, (11) het midden van de Zesde Vogelstraat inclusief parkeerplaatsen oostzijde, (12) de zuidzijde van de Vogelkade, (13) via het zuidoostelijk gelegen fietspad langs de Meeuwenlaan en (14) de westelijke berm van de Motorkade denkbeeldig doorgetrokken tot aan het IJ;
4.8 Vergunninggebied Noord-8:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van Het IJ, (2) westelijke berm van de Motorkade, (3) het zuidoostelijke gelegen fietspad langs de Meeuwenlaan, (4) de zuidzijde van de Vogelkade, (5) midden van de Zesde Vogelstraat exclusief parkeerplaatsen oostzijde, (6) het midden van de Zamenhofstraat, (7) de noordzijde van de Nieuwendammerkade, (8) het midden van Zijkanaal K naar Nieuwendam en (9) het midden van Het IJ;
4.9 Vergunninggebied Noord-9:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het Noordhollandsch Kanaal, (2) het midden van de Ring A10, (3) het midden van de Nieuwe Leeuwarderweg tot aan de IJdoornlaan, (4) IJdoornlaan tot aan viaduct bij fietspad Loenermark, (5) fietspad Loenermark tot aan noordgevel Loenermark 632-646, (6) door het midden van het water tot aan midden Nieuwe Leeuwarderweg, (7) het midden van de Nieuwe Leeuwarderweg tot het midden van de Johan van Hasseltweg en (8) het midden van de Johan van Hasseltweg tot het midden van het Noordhollandsch Kanaal, met uitzondering van het adres Buikslotermeerplein 2000 (Stadsdeelkantoor);
4.10 Vergunninggebied Noord-10:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het Zijkanaal K naar Nieuwendam, (2) het midden van de Grote Haven, (3) het midden van de Kleine Die, (4) het midden van de Grote Die, (5) het midden van het water ten westen van het Dirkshornplantsoen, (6) het midden van het water ten noorden van de Watergangseweg, (7) het midden van de Schellingwouderbreek, (8) het midden van de Zuiderzeeweg, (9) het midden van de ring A10, (10) het midden van de Weersloot, (11) het midden van het water ten oosten van de volkstuinenparken Tuinwijck en Kweeklust, (12) de noordzijde van de Durgerdammerdijk tot aan de bebouwde kom van Durgerdam, (13) het midden van het Buiten IJ en (14) het midden van Het IJ;
4.11 Vergunninggebied Noord-11:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de ring A10, (2) de westzijde van de Beemsterstraat, (3) het midden van de Zwarte Gouw, (4) het midden van de Weersloot, (5) het midden van de ring A10, (6) het midden van de Zuiderzeeweg, (7) het midden van de Schellingwouderbreek, (8) het midden van het water ten noorden van de Watergangseweg,(9) het midden van het water ten westen van het Baanakkerspad in denkbeeldige lijn doorgetrokken tot aan de ring A10 en (10) de parkeerplaatsen ten noorden van de zuidelijke perceelgrens van adressen Durgerdammerdijk 74 en 75 en het adres Durgerdammerdijk 75;
4.12 Vergunninggebied Noord-12:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Molenaarsweg, (2) het midden van de Stellingweg, (3) de oostzijde van de Appelweg, (4) een denkbeeldige lijn van de Appelweg tot de noordzijde van Zijkanaal I, (5) het midden van Zijkanaal I, (6) het midden van de Klaprozenweg, (7) het midden van de Cornelis Douwesweg en (8) het midden van het Coentunnelcircuit;
4.13 Vergunninggebied Noord-13:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Ring A10, (2) het midden van de Verlengde Stellingweg, (3) het midden van de Molenaarsweg, (4) het Coentunnelcircuit, (5) het midden van de Cornelis Douwesweg, (6) het midden van de Klaprozenweg in zuidelijke richting, (7) het midden van de tt. Vasumweg tot aan Kraanspoor, (8) het water langs Kraanspoor en (9) het midden van Het IJ;
4.14 Vergunninggebied Noord-14:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Ring A10, (2) een denkbeeldige lijn naar het Vikingpad, (3) de oostzijde van het Vikingpad, (4) de oostzijde van de Buiksloterdijk tot de Metaalbewerkersweg, (5) langs de westelijke grens het stroomdistributiestation (Klaprozenweg 58), (6) het water direct achter de woonboten met adressen Buiksloterdijk 401- 413, (7) het midden van Zijkanaal I, (8) de oostzijde van de Appelweg, (9) het midden van de Stellingweg en (10) het midden van de Verlengde Stellingweg.
5. Stadsdeel Oost
5.1 Vergunninggebied Oost-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel, (2) het midden van de Singelgracht, (3) het midden van de Linnaeusstraat, (4) de spoorweg Amsterdam Muiderpoort – Amsterdam Amstel (tussen het viaduct over de Linnaeusstraat en de Ringvaart) en (5) het midden van de Ringvaart;
5.2 Vergunninggebied Oost-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Singelgracht, (2) het midden van het Lozingskanaal, (3) de spoorweg Amsterdam CS – Diemen (tussen het Lozingskanaal en de Ringvaart), (4) het midden van de Ringvaart (tussen de spoorweg Amsterdam CS – Diemen en de spoorweg Amsterdam Amstel – Amsterdam Muiderpoort), (5) de spoorweg Amsterdam Amstel – Amsterdam Muiderpoort (tussen de Ringvaart en het viaduct over de Linnaeusstraat) en (6) het midden van de Linnaeusstraat (tussen het spoorwegviaduct en de Singelgracht);
5.3 Vergunninggebied Oost-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het Lozingskanaal, (2) het midden van de Nieuwevaart, (3) het midden van het Amsterdam-Rijnkanaal, (4) de Ringvaart (tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het spoorwegtalud) en (5) het spoorwegtalud;
5.4 Vergunninggebied Oost-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de spoorweg Amsterdam CS – Diemen (tussen de A10 (Ringweg Oost) en de Molukkenstraat), (2) de oostelijke rooilijn van de Molukkenstraat, (3) het midden van de Ringvaart (tussen de Molukkenstraat en de Westelijke Merwedekanaaldijk), (4) de lijn tussen de Oosterringdijk en de Westelijke Merwedekanaaldijk (tussen de Ringvaart en de A10 (Ringweg Oost) en (5) het midden van de A10 (Ringweg Oost);
5.5 Vergunninggebied Oost-5:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel, (2) het midden van de Ringvaart (tussen de Amstel en de brug in de Molukkenstraat), (3) de oostelijke rooilijn van de Molukkenstraat, (4) de spoorweg Amsterdam-CS – Diemen, (5) het midden van de A10 (Ringweg Oost), (6) het midden van de Radioweg (fietspad), (7) het midden van de Molenwatering (deels parallel aan het Middenmeerpad lopend water), (8) het midden van de Middenweg, (9) het midden van de A10 (Ringweg Oost), (10) het midden van de Weespertrekvaart en (11) de monding van de Weespertrekvaart in de Amstel;
5.6 Vergunninggebied Oost-6:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Molenwatering (tussen de Radioweg en de Middenweg), (2) het midden van de Radioweg (fietspad, tussen Molenwatering en Voorlandpad), (3) het midden van het Voorlandpad (tussen Radioweg en Middenweg) en (4) het midden van de Middenweg (tussen Voorlandpad en Molenwatering);
5.7 Vergunninggebied Oost-7:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) Het IJ, (2) de mond van het Amsterdam-Rijnkanaal, (3) het midden van de Entrepothaven, (4) een denkbeeldige lijn doorgetrokken vanaf het midden van de Entrepothaven naar het spoorwegtalud, (5) het spoorwegtalud tot aan de brug over het Oosterdok en (6) de monding van het Oosterdok in Het IJ;
5.8 Vergunninggebied Oost-8:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Entrepothaven, (2) het midden van het Amsterdam-Rijnkanaal, (3) het midden van de bocht naar de Zeeburgersluis, (4) het midden van het Lozingskanaal, (5) het spoorwegtalud en (6) een denkbeeldige lijn doorgetrokken vanaf het midden van de Entrepothaven naar het spoorwegtalud;
5.9 Vergunninggebied Oost-9:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door de buitengrenzen van het Steigereiland;
5.10 Vergunninggebied Oost-10:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de Bert Haanstrakade, (2) het midden van de sluis in de Bert Haanstrakade, (3) het midden van de Polygoongracht, (4) het midden van het scheidingswater tussen Haveneiland West en Haveneiland Oost, (5) de zuidzijde van het Kleine Rieteiland West, (6) de zuidwestzijde van het Grote Rieteiland West en (7) de Cas Oorthuyskade;
5.11 Vergunninggebied Oost-11:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de Bert Haanstrakade, (2) de Wim Noordhoekkade, (3) de oostzijde van het Haveneiland Oost, (4) de zuidzijde van Rieteiland Oost, (5) de westzijde van het Rieteiland Oost, (6) het midden van het scheidingswater tussen Haveneiland West en Haveneiland Oost, (7) het midden van de Polygoongracht en (8) het midden van de sluis in de Bert Haanstrakade;
5.12 Vergunninggebied Oost-12:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door het Zeeburgereiland, voor zover gelegen ten noorden van het midden van de IJburglaan en ten oosten van de Zuiderzeeweg;
5.13 Vergunninggebied Oost-13:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel (tussen de Weespertrekvaart en de Duivendrechtse Vaart), (2) het midden van de Duivendrechtse Vaart, (3) het midden van de eerste oostelijke zijarm van de Duivendrechtse Vaart, (4) een denkbeeldige lijn in het verlengde van de zijarm van de Duivendrechtse Vaart tot aan het metrotracé (waarbij de bebouwing genummerd aan de Spaklerweg binnen dit vergunninggebied valt), (5) het metrotracé Amstelstation – Station RAI tot aan de brug over de Weespertrekvaart en (6) de monding van de Weespertrekvaart in de Amstel;
5.14 Vergunninggebied Oost-14:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Duivendrechtse Vaart, (2) het midden van de eerste oostelijke zijarm van de Duivendrechtse Vaart, (3) een lijn in het verlengde van de zijarm van de Duivendrechtse Vaart tot aan het metrotracé (waarbij de bebouwing genummerd aan de Daniël Goedkoopstraat binnen dit vergunninggebied valt), (4) het metrotracé Amstelstation – Station RAI, (5) de grens met de gemeente Ouder-Amstel, (6) de Nieuwe Utrechtseweg tot aan de afrit naar de Joan Muyskenweg en (7) een denkbeeldige lijn tussen de Nieuwe Utrechtseweg ter hoogte van de afrit naar de Joan Muyskenweg en de Duivendrechtse Vaart, gaande tussen de adressen Joan Muyskenweg 2N en Joan Muyskenweg 4;
5.15 Vergunninggebied Oost-15:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Weespertrekvaart, (2) het midden van de A10 (Ringweg Oost), (3) de grens met de gemeente Ouder-Amstel en (4) de spoorlijn Amsterdam Amstel – Amsterdam Bijlmer – Utrecht;
5.16 Vergunninggebied Oost-16:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door de noordelijke grens van de Wim Noordhoekkade en de overige buitengrenzen van het Centrumeiland;
5.17 Vergunninggebied Oost-17:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de mond van het Amsterdam Rijnkanaal, (2) Het IJ, (3) het midden van de Oranjesluizen en het Buiten IJ tot aan de Schellingwoudebrug, (4) Zuiderzeeweg, (5) het midden van de IJburglaan tot de Enneüs Heermabrug brug naar IJburg, (6) de A10 (Ringweg Oost), (7) de Diemerzeedijk, (8) het Dick Hilleniuspad, (9) Han Rensenbrinkpad, (10) Jan Beijerpad, (11) Waterkeringpad, (12) de Diemerzeedijk, (13) de Buitenkerkerweg en (14) het pad langs de noordoostzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal;
5.18 Vergunninggebied Oost-18:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door de buitengrenzen van het Strandeiland en het Buiteneiland.
6. Stadsgebied Weesp
6.1 Vergunninggebied Weesp-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het westelijk trottoir van de Prinses Irenelaan, (2) het midden van het water Smal Weesp, (3) het midden van de Vecht tussen Ossenmarkt en de oever Lange Muiderweg/’s Gravelandseweg, (4) het midden van het water De Vest, tussen zuidelijk bolwerk en de oever Utrechtseweg/Molenpad, (5) de noordelijke berm van de Dr. A. Kuyperlaan, tussen het water De Vest en Hugo de Grootlaan, (6) de Hugo de Grootlaan en (7) de C.J. van Houtenlaan.
In dit gebied vallen ook de huisnummers Hugo de Grootlaan 1, 1a t/m 1z, 21, 21a t/m 21z, 23, 30, 30a t/m 30w, 31 t/m 38, 131 t/m 138 en 231 t/m 234, Dr.A.Kuyperlaan 2 t/m 218, 35 t/m 41, 131 t/m 141 en 231 t/m 241 en C.J. van Houtenlaan 1 t/m 1;
6.2 Vergunninggebied Weesp-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het westelijk trottoir van de Papelaan, (2) het zuidelijk trottoir van de Plataanlaan, (3) het noordelijk trottoir van de Herensingel tot huisnummer Herensingel 187, (4) het oostelijk trottoir aan de Jan Tooropstraat, (5) het noordelijk trottoir van de M. Nijhoffstraat tussen Jan Tooropstraat en het voetpad naar de Willem de Mérodestraat (inclusief de huisnummers Herensingel 9a t/m 53, M. Nijhoffstraat 70-148 en Willem de Mérodestraat 1 t/m 95), (6) het westelijk trottoir van de Willem de Mérodestraat, (7) het zuidelijk spoortalud, (8) het midden van de rivier de Vecht, (9) het midden van het water Smal Weesp, (10) het westelijk trottoir van de Willem de Mérodestraat, (11) het zuidelijk spoortalud, (12) het midden van de rivier de Vecht, (13) het zuidwestelijk trottoir van de Herensingel, (14) het zuidelijk trottoir van de M. Nijhoffstraat, tot aan de Jan Tooropstraat en (15) het noordelijk trottoir van de M. Nijhoffstraat tussen Jan Tooropstraat en het voetpad naar de Willem de Mérodestraat. In dit gebied vallen ook de huisnummers Herensingel 9a t/m 53, M. Nijhoffstraat 70-148 en Willem de Mérodestraat 1 t/m 95;
6.3 Vergunninggebied Weesp-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het westelijke berm van de Lobbrich Boudgerslaan, (2) het midden van het water ten noorden van de Lobbrich Boudgerslaan, (3) het midden van het water ten noorden van het Aartje de Voseiland, (4) de oostelijke berm van de Korte Muiderweg, tot aan de Nijverheidslaan, (5) de noord-westelijke berm van de Korte Muiderweg tussen de Nijverheidslaan en de rotonde Stationsweg, (6) het midden van de Stationsweg, (7) het noordelijk spoortalud, (8) het voet- en fietspad tussen Leeuwenveldse weg en het spoortalud (grenzend aan het P+R-terrein en (9) de zuidelijke berm van de Leeuwenveldseweg;
6.4 Vergunninggebied Weesp-5:
Het gebied waarvan de grenzen gevormd worden door (1) de zuidelijke berm van de Leeuwenveldse weg, (2) het voet- en fietspad tussen Leeuwenveldseweg en het spoortalud (grenzend aan het P+R-terrein), (3) het noordelijk spoortalud en (4) de erfafscheiding tussen P+R terrein en het tankstation. Tot dit vergunninggebied Weesp-5 behoren ook de parkeerplaatsen aan de Kostverlorenstraat tussen de Amstellandlaan en de eerste bocht vanuit zuidelijke rijrichting en de Amstellandlaan tussen Kostverlorenstraat en Lageweyselaan.
7. Stadsdeel West
7.1 Vergunninggebied West-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Jan van Galenstraat tussen de Orteliuskade en het Westelijk Marktkanaal, (2) het midden van het Westelijk Marktkanaal, (3) het midden van de Kostverlorenvaart, (4) de zuidelijke kant van de Surinamestraat één meter uit de bebouwing, (5) het midden van het Surinameplein, (6) de zuidelijke kant van de rijweg van het Surinameplein, (7) het midden van de Postjeswetering en (8) de Orteliuskade (inclusief het Orteliuspad) tussen de Jan Evertsenstraat en de Jan van Galenstraat;
7.2 Vergunninggebied West-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Jan van Galenstraat tussen de Einsteinweg (A10) en de Orteliuskade, (2) de erfgrens van het Jan van Galenbad aan de westzijde van de Orteliuskade tot aan de Jan Evertsenstraat (met uitzondering van het Orteliuspad), (3) het midden van het Sierwater en (4) het midden van de Einsteinweg (A10);
7.3 Vergunninggebied West-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de zuidelijke teen van het Haarlemspoorwegtalud, (2) de oostgrens van het volkstuinenpark Nut en Genoegen, (3) de noord- en westgrens van de schoolwerktuinen, (4) het midden van het water en het gemaal Haarlemmervaart, (5) het midden van de Haarlemmervaart, (6) de westzijde van de Den Brielstraat, (7) de noordzijde van de Nieuwpoortstraat, (8) de oostzijde van de hoofdrijbaan van de Adolf van Nassaustraat, (9) de kadastrale grens tussen de percelen Willem de Zwijgerlaan 352 en Adolf van Nassaustraat 2, (10) het midden van de eerste insteekhaven van het Westelijk Marktkanaal (gelegen achter de bedrijfspanden aan de even zijde van de Willem de Zwijgerlaan), (11) het midden van het Westelijk Marktkanaal, (12) het midden van de Jan van Galenstraat en (13) de oostelijke teen van het talud van de Einsteinweg;
7.4 Vergunninggebied West-4 (Industriegebied Landlust, bedrijventerrein zoals bedoeld in het Structuurplan 1996):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Haarlemmervaart, (2) het midden van het Westelijk Marktkanaal exclusief het weggedeelte ter hoogte van Haarlemmerweg 375, (3) het midden van de eerste insteekhaven van het Westelijk Marktkanaal (achter de bedrijfspanden aan de even zijde van Willem de Zwijgerlaan) en de kadastrale grens tussen de percelen Willem de Zwijgerlaan 352 en Adolf van Nassaustraat 2, (4) de oostzijde van de hoofdrijbaan van de Adolf van Nassaustraat, (5) de noordzijde van de Nieuwpoortstraat en (6) de westzijde van de Den Brielstraat;
7.5 Vergunninggebied West-5:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Erasmusgracht, (2) de westelijke teen van het talud van de Einsteinweg (A10), (3) het midden van de Jan van Galenstraat en (4) de oostelijke teen van het talud van de ringspoorbaan;
7.6 Vergunninggebied West-6:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Haarlemmerweg, (2) de westelijke teen van het talud van de Einsteinweg (A10), (3) het midden van de Erasmusgracht en (4) de oostelijke teen van het talud van de ringspoorbaan;
7.7 Vergunninggebied West-7 (Staatslieden-, Frederik Hendrik- en Hugo de Grootbuurt, Witteneiland, Marcanti en Westerstaatsman):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) spoorwegtalud aan noordzijde van het Westerpark, (2) midden water en gemaal, (3) midden Haarlemmervaart, (4) midden van het Westelijk Marktkanaal, (5) midden van de Kostverlorenvaart, (6) midden van de Hugo de Grootgracht en (7) midden van de Singelgracht, met uitzondering van de gebieden die vallen binnen de grenzen van vergunninggebied West-10;
7.8 Vergunninggebied West-8 (Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) spoorwegtalud aan de noordzijde van het Westerpark, (2) de oostelijke rooilijn van Westerpark tot aan Mirakelbrug, (3) midden Westerkanaal, (4) midden Zoutkeetsgracht, (5) verlengde Zoutkeetsgracht, inclusief het voormalig KLPD-terrein, (6) Het IJ, (7) Oude Houthaven, (8) as Tasmanstraat, (9) as Spaarndammerdijk, (10) Nieuwe Hemweg/Transformatorweg, (11) zuidelijke teen spoorwegtalud aan noordzijde sportpark Transformatorweg, (12) oostelijke kant sportpark Transformatorweg en Overbraker Binnenpolder en (13) grens teen spoorwegtalud;
7.9 Vergunninggebied West-9 (Houthaven):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) midden Haparandaweg, (2) midden Haparandadam naar grens stadsdeel Noord, (3) de verlengde Pontsteiger naar grens in Het IJ met stadsdeel Noord, (4) as Tasmanstraat, (5) as Spaarndammerdijk, (6) kruising Spaarndammerdijk en (7) noordgrens Volkstuinenpark Zonnehoek tot Archangelkade;
7.10 Vergunninggebied West-10:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de verhoogde straatband aan de even zijde van de Van Hallstraat tussen de Haarlemmerweg en de Van Hogendorpstraat, (2) het midden van de Van Hogendorpstraat tussen de Van Hallstraat en Waterpoortweg, (3) de Van Hogendorpstraat tussen Waterpoortweg en de Van Slingelandtstraat, (4) de begrenzing van het terrein van de centrale markthallen en (5) het midden van het Westelijk Marktkanaal inclusief het weggedeelte ter hoogte van Haarlemmerweg 375 en het midden van de Haarlemmerweg;
7.11 Vergunninggebied West-11:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Singelgracht, (2) de stadsdeelgrens met stadsdeel Zuid, (3) het midden van de Schinkel, (4) het midden van de Kostverlorenvaart en (5) het midden van de Hugo de Grootgracht;
7.12 Vergunninggebied West-12 (Westpoort-3, Sloterdijk I):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de zuidzijde van het talud van de metro/spoorlijn Amsterdam CS - Schiphol, (2) de stadsdeelgrens met Westerpark tussen de spoorlijn Amsterdam CS - Schiphol en de spoorlijn Amsterdam CS - Sloterdijk, (3) de noordzijde van het talud van de spoorlijn Amsterdam CS - Sloterdijk en (4) de as van de Einsteinweg.
8. Stadsdeel Zuid
8.1 Vergunninggebied Zuid-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) westelijke oeverlijn van de Schinkel (exclusief de woonboten), (2) de zuidzijde van de Rijnsburgstraat uitgezonderd het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, (3) de zuidelijke teen van het talud van de Henk Sneevlietweg, (4) de oostelijke teen van het talud van de A10 (Ringweg West) en (5) de noordelijke teen van het talud van de A10 (Ringweg Zuid);
8.2 Vergunninggebied Zuid-2:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Boerenwetering, (2) de zuidzijde van de Diepenbrockstraat, (3) de achterzijde van de gevels van de zuidelijke bebouwing van de Diepenbrockstraat, (4) het midden van het Zuideramstelkanaal, (5) de zuidelijke perceelgrens van de Dirk Schäferstraat 57, (6) een denkbeeldige lijn van de Dirk Schäferstraat 57 tot de Fred. Roeskestraat, (7) de zuidzijde van de Fred. Roeskestraat tot aan het midden van de Amstelveenseweg, met uitzondering van het parkeerterrein aan de zuidzijde van de Fred. Roeskestraat tussen de percelen met huisnummer 91 en 103, (8) het midden van de Amstelveenseweg, (9) de noordelijke teen van het talud van de ring A10, (10) westelijke oeverlijn van de Schinkel (inclusief de woonboten), (11) de zuidzijde van de Rijnburgstraat en inclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, (12) het Aalsmeerplein zuidzijde, (13) het midden van de Westlandgracht, (14) de zuidzijde van het Surinameplein, (15) de zuidzijde van de Surinamestraat, (16) het midden van de Schinkel tot aan de noordzijde van het Vondelpark, (17) het midden van de Amstelveenseweg en (18) het midden van het Noorder Amstelkanaal;
8.3 Vergunninggebied Zuid-3:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Singelgracht, (2) het midden van de Amstel, (3) het midden van het Amstelkanaal en (4) het midden van de Boerenwetering;
8.4 Vergunninggebied Zuid-4:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel, (2) de noordelijke teen van het talud van de A10, (3) de westoever van de Boerenwetering denkbeeldig verlengd tot aan de noordelijke teen van het talud van de A10 en (4) het midden van het Amstelkanaal;
8.5 Vergunninggebied Zuid-5:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van het Zuideramstelkanaal, (2) de achterzijde van de gevels van de zuidelijke bebouwing van de Diepenbrockstraat, de zuidzijde van de Diepenbrockstraat tot aan het midden van de Boerenwetering, (3) het midden van de Boerenwetering tot de hoogte van de zuidzijde van de denkbeeldig verlengde Prinses Irenestraat, (4) de zuidzijde van de Prinses Irenestraat, (5) de zuidzijde van de Fred. Roeskestraat, (6) een denkbeeldige lijn van de Fred. Roeskestraat tot de zuidelijke perceelgrens van de Dirk Schäferstraat 57 en (7) de zuidelijke perceelgrens van de Dirk Schäferstraat 57;
8.6 Vergunninggebied Zuid-6:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) de oostzijde van de Europaboulevard tussen de noordelijke teen van het talud van de A10 en de De Boelelaan, (2) de zuidzijde van de rijweg van de De Boelelaan (tussen de Europaboulevard en de Buitenveldertselaan), (3) de oostzijde van de Buitenveldertselaan tussen de De Boelelaan en de Arent Janszoon Ernststraat, (4) noordzijde Arent Janszoon Ernststraat tussen de Buitenveldertselaan en de Van der Boechorststraat, en de noordzijde van de Overijsselweg tot aan de ringsloot gelegen aan de oostzijde van de bebouwing Amstelveenseweg nummer 627, (5) ringsloot t/m bebouwing Amstelveenseweg nummer 575, (6) overzijde Amstelveenseweg, (7) het midden van de Amstelveenseweg tot aan de noordzijde van het Gaffelaarspad, (8) de noordzijde van het Gaffelaarspad tot de IJssloot, (9) de IJssloot, (10) een denkbeeldige lijn zuidwaarts vanaf het Damloperspad tot de IJssloot, (11) het Damloperspad tot de Jachthavenweg, (12) de zuidelijke teen van het talud van de A10, (13) de onderdoorgang van de A10 ter hoogte van de Schinkel, (14) de noordelijke teen van het talud van de A10 tot aan de Amstelveenseweg, (15) het midden van de Amstelveense weg tot aan de Fred. Roeskestraat, (16) de zuidzijde van de Fred. Roeskestraat, (17) de zuidzijde van de Prinses Irenestraat denkbeeldig verlengd tot aan de Boerenwetering, (18) de westoever van de Boerenwetering denkbeeldig verlengd tot aan de noordelijke teen van het talud van de A10 en (19) de noordelijke teen van het talud van de A10;
8.7 Vergunninggebied Zuid-7:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Amstel, (2) de gemeentegrens met Amstelveen volgend tot aan de gemeentegrens met Haarlemmermeer, (3) het midden van het Nieuwe Meer, (4) de noordelijke teen van het talud van de ring A10, (5) het Damloperspad, (6) een denkbeeldige lijn zuidwaarts vanaf het Damloperspad tot de IJssloot, (7) de IJssloot, (8) de noordzijde van het Gaffelaarspad, (9) het midden van de Amstelveenseweg noordwaarts, (10) overzijde Amstelveenseweg inclusief Amstelveenseweg nummer 575, (11) ringsloot gelegen aan de oostzijde van de bebouwing Amstelveenseweg nummer 627 tot aan de noordzijde van de Overijsselweg, (12) de Overijsselweg noordzijde, (13) Noordzijde Arent Janszoon Ernststraat tot aan de oostzijde van de Buitenveldertselaan, (14) de oostzijde Buitenveldertselaan tot aan de zuidzijde van de hoofdrijbaan van de De Boelelaan, (15) de zuidzijde van de hoofdrijbaan van de De Boelelaan, (16) de oostzijde van de Europaboulevard en (17) de noordelijke teen van het talud van de A10 (Ringweg Zuid);
8.8 Vergunninggebied Zuid-8 (Museumkwartier):
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het midden van de Singelgracht, (2) het midden van de Boerenwetering, (3) het midden van het Noorder Amstelkanaal, (4) het midden van de Amstelveenseweg, (5) de noordgrens van het Vondelpark tot aan de (Eerste) Constantijn Huygensstraat en (6) de zuidkant van het Zandpad doorgetrokken tot aan het midden van de Singelgracht.
9. Stadsdeel Zuidoost
9.1 Vergunninggebied Zuidoost-1:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het oosten van de Dubbelinkdreef, (2) het noorden van de Daalwijkdreef, (3) het midden van de Gooiseweg, (4) het midden van de Gaasperdammertunnel, (5) het oosten van het spoortalud en (6) het treinspoor richting Diemen tot het oosten van de Dubbelinkdreef;
9.2 Vergunninggebied Zuidoost-5:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het noorden van de Daalwijkdreef, (2) het oosten van de Elsrijkdreef, (3) het midden van het water ten zuiden van Strandvlietpad, (4) het midden van het water ten westen van de Provincialeweg, (5) het midden van de Gaasperdammerweg, (6) het midden van de Gaasperdammertunnel, (7) het midden van de Gooiseweg, tot het noorden van de Daalwijkdreef; en waarvan de grenzen worden gevormd door (8) het midden van de Gaasperdammertunnel (A9), (9) het midden van de Gooiseweg, (10) de westzijde van Langbroekdreef, (11) het midden van Meerkerkdreef, (12) de zuidzijde van Valburgdreef, (13) het water ten oosten van Lambert Rimastraat, (14) het water ten zuiden van Vreeswijkpad, (15) het water ten oosten van Hendrik Veldhuishof, (16) het water ten westen van Gaasperzoompad, (17) Steengroevenpad, (18) het water ten oosten van Spakenburgstraat, (19) het water ten zuiden van Suideraspad, (20) het water ten westen van Singravenpad, (21) het water ten zuiden van Sieverdinkpad, (22) het midden van het treinspoor tot de Gaasperdammertunnel en (23) inclusief het parkeerterrein ten oosten van het busplatform Gaasperplas en ten westen van Gaasperparkpad;
9.3 Vergunninggebied Zuidoost-6:
Het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door (1) het westelijk spoortalud van de verbinding Amsterdam-Utrecht, (2) het zuiden van de Meibergdreef, (3) het Meibergpad, (4) het oostelijk talud van de A2 en (5) het midden van de Burgemeester Stramanweg, tot het westelijk spoortalud.
Bijlage VI Tarieven per vergunning, als bedoeld in artikel 1.9
Het tarief voor vergunningen die geldig zijn in de gehele gemeente Amsterdam bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief |
Hulpverlenersvergunning (hulpverleners en instellingen) |
€ 500,14 |
GA-parkeervergunning voor bewoners |
€ 0,00 |
GA-parkeervergunning voor bezoekers |
€ 0,00 |
GA-parkeervergunning voor instellingen |
€ 0,00 |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in het stadsgebied Weesp bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief |
Hulpverlenersvergunning (hulpverleners en instellingen) |
€ 190,54 |
GA-parkeervergunning voor bewoners |
€ 0,00 |
GA-parkeervergunning voor bezoekers |
€ 0,00 |
Het tarief voor een stadsbrede autodeelvergunning die geldig is in de gehele gemeente Amsterdam met uitzondering van stadsgebied Weesp bedraagt per zes maanden € 500,14.
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in de vergunninggebieden Centrum-1, Centrum-2 en Centrum-3 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 326,65 |
€ 816,62 |
Voor een sportorganisatie |
€ 326,65 |
€ 326,65 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 326,65 |
€ 326,65 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 522,63 |
€ 522,63 |
Voor autodelen |
€ 522,63 |
€ 522,63 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 522,63 |
€ 522,63 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 163,32 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebied Centrum-4 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 192,81 |
€ 482,03 |
Voor een sportorganisatie |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor autodelen |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 96,41 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebied Haven bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 192,81 |
€ 482,03 |
Voor een sportorganisatie |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor autodelen |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 96,41 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebieden Nieuw-West-1, Nieuw-West-2, Nieuw-West-7, Nieuw-West-8 en Nieuw-West-9 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 38,60 |
€ 96,50 |
Voor een sportorganisatie |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor autodelen |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 19,30 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebieden Nieuw-West-3, Nieuw-West-4 en Nieuw-West-5 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 57,00 |
€ 142,50 |
Voor een sportorganisatie |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor autodelen |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 28,50 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebied Nieuw-West-6 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 17,81 |
€ 44,53 |
Voor een sportorganisatie |
€ 17,81 |
€ 17,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 17,81 |
€ 17,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 28,50 |
€ 28,50 |
Voor autodelen |
€ 28,50 |
€ 28,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 28,50 |
€ 28,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 8,91 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in de vergunninggebieden in Stadsdeel Noord bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 38,60 |
€ 96,49 |
Voor een sportorganisatie |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar |
€ 61,75 |
€ 61,75 |
Voor autodelen |
€ 61,75 |
€ 61,75 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 61,75 |
€ 61,75 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 19,30 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in de vergunninggebieden in Stadsdeel Oost bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 192,81 |
€ 482,03 |
Voor een sportorganisatie |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor autodelen |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 96,41 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in stadsgebied Weesp bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 27,22 |
€ 43,55 |
Voor een sportorganisatie |
€ 27,22 |
€ 27,22 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 27,22 |
€ 27,22 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 43,55 |
€ 43,55 |
Voor autodelen |
€ 43,55 |
€ 43,55 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 43,55 |
€ 43,55 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 13,61 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in de vergunninggebieden West-1, West-2, West-3, West-4, West-5, West-7, West-8, West-9, West-10 en West-11 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 192,81 |
€ 482,03 |
Voor een sportorganisatie |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandlaar |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor autodelen |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 96,41 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebieden West-6 en West-12 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 57,00 |
€ 142,50 |
Voor een sportorganisatie |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandlaar |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor autodelen |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 28,50 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in de vergunninggebieden Zuid-1, Zuid-2, Zuid-3, Zuid-4, Zuid-5 en Zuid-8 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 192,81 |
€ 482,03 |
Voor een sportorganisatie |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 192,81 |
€ 192,81 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor autodelen |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 308,50 |
€ 308,50 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 96,41 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebieden Zuid-6 en Zuid-7 bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 57,00 |
€ 142,50 |
Voor een sportorganisatie |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 57,00 |
€ 57,00 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor autodelen |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 91,20 |
€ 91,20 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 28,50 |
n.v.t. |
Het tarief voor vergunningen die verleend zijn in vergunninggebied in Stadsdeel Zuidoost bedraagt per zes maanden:
Vergunning |
Tarief eerste vergunning |
Tarief tweede of volgende vergunning |
Voor bewoners |
€ 38,60 |
€ 96,50 |
Voor een sportorganisatie |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een volkstuincomplex |
€ 38,60 |
€ 38,60 |
Voor een bedrijf/ambulante handelaar of markthandelaar |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor autodelen |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor maatschappelijke organisaties |
€ 61,76 |
€ 61,76 |
Voor mantelzorger van bewoner |
€ 19,30 |
n.v.t. |
Bijlage VII Tarieven bezoekersparkeren, als bedoeld in artikel 1.12
Het tarief voor bezoekersparkeren bedraagt:
Tariefgebied 1 |
n.v.t. |
n.v.t. |
Tariefgebied 2 |
Centrum-3 |
€ 4,37 per 60 minuten |
Tariefgebied 2 |
Oost-1, Oost-2, West-7 t/m -11, Zuid-2, Zuid-3, Zuid-4, Zuid-6 en Zuid-8 |
€ 2,36 per 60 minuten |
Tariefgebied 3 |
Centrum-4 |
€ 3,37 per 60 minuten |
Tariefgebied 3 |
Nieuw-West-3, Oost-2, Oost-5, Oost-7, Oost-8, Oost-13 t/m -15, West-1 t/m -4, Zuid-1, Zuid-2 en Zuid-4 t/m -6 |
€ 1,81 per 60 minuten |
Tariefgebied 4 |
Noord-5, Oost-3 t/m -6, Oost-9 t/m -12, Oost-16 en Zuid-7 |
€ 1,41 per 60 minuten |
Tariefgebied 6 |
Nieuw-West-1 t/m -4, Noord-10, Oost-17, Oost-18, West-5, West-6, West-12, Zuid-6 en Zuid-7 |
€ 1,02 per 60 minuten |
Tariefgebied 7 |
Nieuw-West-1, Nieuw-West-5 t/m -9, Noord-1, Noord-2 en Noord-5 t/m -12, Zuidoost-1, Zuidoost-5 en Zuidoost-6 |
€ 0,58 per 60 minuten |
Tariefgebied 7 |
Nieuw-West-6 |
€ 0,00 per 60 minuten |
Flate rate 3uur/tariefgebied 7 |
Noord-4 |
€ 1,66 voor de eerste 180 minuten of een gedeelte daarvan. Daarna € 0,58 per 60 minuten. |
Tariefgebied 8 |
Weesp-1, Weesp-2, Weesp-4 en Weesp-5 |
€ 0,43 per 60 minuten |
Tariefgebied 8p |
n.v.t. |
n.v.t. |
Bijlage VIII Tarieven kraskaartparkeren, als bedoeld in artikel 1.13
Het tarief voor kraskaartparkeren bedraagt:
Tariefgebied 1 |
€ 7,76 per 120 minuten |
Tariefgebied 2 |
€ 4,71 per 120 minuten |
Tariefgebied 3 |
€ 3,63 per 120 minuten |
Tariefgebied 4 |
€ 2,83 per 120 minuten |
Tariefgebied 6 |
€ 2,03 per 120 minuten |
Tariefgebied 7 |
€ 1,16 per 120 minuten |
Bijlage IX Emissiestandaard, als bedoeld in artikelen 3.2, eerste lid, onder a 4.2, eerste lid, 4.3, eerste lid, 5.9, eerste lid, onder c, 5.13, eerste lid, onder c, 5.17, eerste lid en 9.8, vierde lid
- 1.
Een motorvoertuig dat wordt aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie dient gecategoriseerd te zijn in de Europese emissiestandaard voor dieselvoertuigen met een klasseaanduiding van Euro 5 of hoger.
- 2.
Een motorvoertuig dat wordt aangedreven door benzine of andere koolstofhoudende brandstoffen dient gecategoriseerd te zijn in de Europese emissiestandaard voor benzinevoertuigen met een klasseaanduiding van Euro 4 of hoger.
- 3.
In afwijking van het eerste lid geldt voor de toepassing van artikel 9.8, vierde lid, de Europese emissiestandaard voor dieselvoertuigen met een klasseaanduiding van Euro 4 of hoger.
- 4.
In afwijking van het tweede lid geldt voor de toepassing van artikel 9.8, vierde lid, de Europese emissiestandaard voor benzinevoertuigen met een klasseaanduiding van Euro 1 of hoger.
Bijlage X Emissiestandaard, als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, onder b
Een motorvoertuig met de voertuigclassificatie M1, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of motorrijtuig met beperkte snelheid, zoals bedoeld in de Regeling voertuigen dat volledig elektrisch is aangedreven en volledig emissievrij en uitstootvrij is.
Bijlage XI Tarieven experimenten
A. Experiment ondernemersdagvergunningen
Het tarief voor een ondernemersdagvergunning, als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordening Amsterdam 2025, bedraagt per zes maanden:
Vergunninggebied |
Tarief |
West-1 |
€ 308,50 |
West-2 |
€ 308,50 |
West-3 |
€ 308,50 |
West-4 |
€ 308,50 |
West-5 |
€ 308,50 |
West-6 |
€ 308,50 |
West-7 |
€ 308,50 |
West-8 |
€ 308,50 |
West-9 |
€ 308,50 |
West-10 |
€ 308,50 |
West-11 |
€ 308,50 |
B. Experiment ondernemersjaarkaart geldig op elke dag van de week, gedurende 24 uur per dag
Het tarief voor een ondernemersjaarkaart, als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordening Amsterdam 2025, bedraagt:
Voor de tariefgebieden 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 6.790,00 |
Voor de tariefgebieden 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 5.888,75 |
Voor de tariefgebieden 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 4.532,50 |
Voor de tariefgebieden 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 2.945,16 |
C. Experiment ondernemersjaarkaart beperkt geldig op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 19.00 uur
Het tarief voor een ondernemersjaarkaart, als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordening Amsterdam 2025, bedraagt:
Voor de tariefgebieden 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 4.524,08 |
Voor de tariefgebieden 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 3.923,59 |
Voor de tariefgebieden 3, 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 3.019,94 |
Voor de tariefgebieden 4, 6, 7, 8 en 8p samen: |
€ 1.959,40 |
D. Experiment E-taxi-parkeervergunning
Het tarief voor een vergunning voor een E-taxi (EP), als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordeningen Amsterdam 2025, bedraagt per zes maanden € 51,45.
E. Experiment stadsbrede parkeervergunningen voor emissieloze brommobielen
Het tarief voor een vergunning voor emissieloze brommobielen, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordening Amsterdam 2025, bedraagt per zes maanden € 261,32.
F. Experiment Maac deelinitiatieven
Het tarief voor een vergunning voor een cooperatieve autodeelvergunning, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Nadere regels experimenten Parkeerverordening Amsterdam 2025, bedraagt per zes maanden € 0,00.
TOELICHTING PARKEERVERORDENING AMSTERDAM 2025
Algemeen
Doel van deze verordening
In deze verordening zijn de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024 en de Parkeerverordening 2013 geïntegreerd zodat het fiscaal parkeren in één kader is vormgegeven. Door de integratie van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024 en de Parkeerverordening 2013 is een overzicht gecreëerd waar een doelgroepenbenadering leidend is: de parkerende Amsterdammer (en bezoekers van Amsterdam) staan centraal. Dat houdt in dat de opbouw van deze verordening de verschillende doelgroepen volgt, en daarin steeds de relevante informatie vooropstelt. Voor bewoners, bedrijven, andere organisaties en bezoekers is de plaats, het tijdstip en de wijze van parkeren van belang en daarom is dit als uitgangspunt genomen bij de herordening van de parkeerregelgeving.
Strekking
Deze parkeerverordening bevat geen bijzondere beleidswijzigingen. De regelgeving is daarentegen wel geactualiseerd. De meest recente aangenomen (beleids)wijzigingen en de werkwijzen die geschikt waren voor codificatie – die leemtes, onduidelijkheden of werkwijzen in de praktijk om hardheid in de regelgeving op te lossen – zijn meegenomen in het ontwerp van deze parkeerverordening. Op deze beleidswijzigingen heeft waar van toepassing inspraak plaatsgevonden. Daarnaast zijn bepaalde onduidelijkheden en omissies in de regelgeving hersteld.
Verhouding tot Gemeentewet
Op basis van artikel 225 van de Gemeentewet worden de kaders voor fiscaal parkeren door de gemeenteraad vastgesteld. De heffing van parkeerbelasting is te onderverdelen in twee soorten. Er is – in gebieden waar betaald parkeren is ingevoerd – altijd sprake van een belastingverplichting op het moment dat een motorvoertuig wordt geparkeerd op een daartoe aangewezen parkeerplaats: het algemene straatparkeerregime. Hiervoor gelden tarieven voor verschillende tariefgebieden. Het is mogelijk – indien wordt voldaan aan de in de verordening gestelde voorwaarden – dit belastbare feit om te zetten in een ander belastbaar feit waarvoor andere tarieven gelden: vergunningparkeren. Indien een heffing plaatsvindt ter zake van een krachtens deze verordening verleende parkeervergunning, hoeft geen belasting te worden voldaan voor belastingverplichting op grond van het algemene straatparkeerregime. Zodra de vergunning wordt ingetrokken of vervalt, dan is de voormalig vergunninghouder weer belastingplichtig volgens het algemene straatparkeerregime.
Fiscale karakter van de regelgeving
Het voldoen van parkeerbelasting geeft geen recht om een voertuig ergens te parkeren. Het niet voldoen van de parkeerbelasting heeft slechts tot gevolg dat er een naheffingsaanslag wordt opgelegd. De strekking van de tijdgebonden parkeerrechten is verwerkt in het ‘per tijdseenheid parkeren in een bepaald tariefgebied’. Hieraan zijn bepaalde tarieven gebonden die zijn opgenomen in de tarieventabel in de bijlage bij deze parkeerverordening.
Het parkeren met een bezoekersvergunning of een kraskaartvergunning was in de Parkeerverordening 2013 aangeduid als een bijzondere vergunning. Het verschil met de andere vergunningen is dat met deze vergunningen nog steeds belasting wordt geheven voor het parkeren in een tariefgebied met gebruik van parkeerapparatuur. De vergunninghouder krijgt voor een bepaald aantal uren per kwartaal korting voor diens bezoek. Deze praktijk is duidelijker vormgegeven.
Hoofdlijnen Parkeerverordening
Zoals aangegeven is een doelgroepenbenadering leidend in de opbouw van deze parkeerverordening. Op hoofdlijnen bevat de verordening de volgende onderdelen.
Hoofdstuk 1 van de parkeerverordening bevat de inleidende bepalingen, zoals de begripsbepalingen en het toepassingsbereik. Hierop volgend worde n regels gesteld over fiscaal parkeren. Het algemene straatparkeerregime wordt in paragraaf 2 geregeld. Hiervoor gelden tarieven voor verschillende tariefgebieden. Indien dit belastbare feit wordt omgezet in het belastbare feit vergunningparkeren dient te worden gekeken naar de gestelde regels in paragraaf 3. In dit hoofdstuk zijn in paragraaf 4 regels gesteld over vergunningen die korting geven op de heffing ter zake van het algemene straatparkeerregime. Tot slot worden in paragraaf 5 regels gesteld over de gevolgen van wanbetalen.
In hoofdstuk 2 zijn vervolgens algemene bepalingen over vergunningen opgenomen.
Hoofdstukken 3 tot en met 7 bevatten steeds regels over vergunningverlening aan een specifieke doelgroep. Hoofdstuk 3 ziet op vergunningen voor bewoners. Hoofdstuk 4 ziet op vergunningen voor bedrijven. Hoofdstuk 5 ziet op vergunningen voor bijzondere organisaties. Hoofdstuk 6 ziet op vergunningen voor autodeelorganisaties. Tot slot ziet hoofdstuk 7 op vergunningen voor gehandicapten. Elk van deze hoofdstukken regelt – indien van toepassing – per doelgroep aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de vergunning aan te kunnen vragen, op basis waarvan het college de vergunning kan weigeren, de geldigheidsduur van de vergunning, de betalingstermijn van de verschuldigde parkeerbelasting, hoeveel vergunningen per vergunninggebied kunnen worden verleend en hoeveel vergunningen per adres of organisatie kunnen worden verleend. Er is in de parkeerverordening voor gekozen om de weigeringsgronden die waren opgenomen in artikel 32 van de Parkeerverordening 2013 overzichtelijk te categoriseren per doelgroep en vergunning.
In hoofdstuk 3 zijn naast de vergunning voor bewoners ook regels gesteld voor de bewoner die een vergunning aanvraagt voor een mantelzorger en over de aanvraag van een vergunning om bezoekers met korting te laten parkeren. Deze verschillende soorten vergunningen worden allemaal aangevraagd door een bewoner en horen daarom thuis in dit hoofdstuk. Naast de hiervoor besproken opgenomen regels over vergunningverlening die voor elke soort vergunning zijn opgenomen in eenzelfde stramien, zijn er voor de vergunning voor bewoners regels gesteld over een aantal bijzondere situaties waarin de weigeringsgronden van het college niet van toepassing zijn.
In hoofdstuk 4 zijn naast regels voor bedrijven ook specifieke regels opgenomen voor de aanvraag van een vergunning door een ambulante handelaar of markthandelaar. Er is sprake van eenzelfde vergunning, maar aan een ambulante handelaar of markthandelaar kunnen extra eisen worden gesteld. Net als in hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen over een aantal bijzondere situaties waarin de weigeringsgronden van het college niet van toepassing zijn.
In hoofdstuk 5 zijn regels gesteld over verschillende bijzondere organisaties. Dit zijn sportorganisaties, volkstuincomplexen, hulpverleners of hulpverleningsinstellingen en maatschappelijke organisaties.
In hoofdstuk 6 is een onderscheid gemaakt in autodeelorganisaties en autodeelorganisaties die inzetten op stadsbreed autodelen. In hoofdstuk 7 zijn regels gesteld over vergunningen voor personen en instellingen met een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart.
Hoofdstuk 8 bevat een strafbepaling en een bepaling die ziet op toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de parkeerverordening.
In hoofdstuk 9 zijn een aantal slotbepalingen opgenomen. Dit betreft onder meer een experimenteerbepaling en een hardheidsclausule. Tot slot zijn een aantal overgangsbepalingen opgenomen ten aanzien van gelijkstelling van belastbare feiten, afwikkeling van aanvragen, afwikkeling van bezwaarschriften en de geldigheid van wachtlijsten die zijn ontstaan of ingediend vóór de inwerkingtreding van deze parkeerverordening.
Bij deze parkeerverordening zijn een aantal bijlagen gevoegd. Het gaat dan met name om bijlagen bij hoofdstuk 1, waarin de fiscale onderwerpen zijn geregeld. Een toelichting bij de bijlagen is opgenomen in de artikelsgewijze toelichting.
Artikelsgewijs
Artikel 1.1 Begrippen
Adres: bij de begripsbepaling is aangesloten bij de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
Ambulante handelaar: de regeling betreffende ambulante handel is primair bedoeld voor marktkooplieden. Bij de definitie is daarom aangesloten bij de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten.
Elektronische parkeerapparatuur: dit begrip is opgenomen in de verordening om duidelijk onderscheid te maken tussen het elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur via bijvoorbeeld een applicatie op de telefoon tegenover het in werking stellen van parkeerapparatuur bij de parkeerplaats. De centrale computer is bestemd voor registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel.
Houder van een motorvoertuig: de terminologie ‘degene aan wie een kenteken is opgegeven’ komt uit de Wegenverkeerswet 1994. Dit kan worden aangetoond met een kentekenbewijs.
Mantelzorg: ‘met regelmaat’ betekent dat de zorg vrijwel dagelijks en in ieder geval wekelijks wordt verleend.
Stallingsplaats: ten eerste kan iets als stallingsplaats worden aangemerkt als dit juridisch, feitelijk of planologisch vaststaat. Dit heeft betrekking op het aanmerken van een stallingsplaats in een erfpachtakte of plekken die enkel met de bestemming ‘parkeren’ zijn aangewezen. Ten tweede wordt een plaats aangemerkt als stallingsplaats als dit tenminste de genoemde afmetingen in het artikel omvat. Met de minimale maatvoering geldt dat tenminste relatief courante A-klasse auto’s geparkeerd moeten kunnen worden. Het gaat hierbij om volwaardige motorvoertuigen die ongelimiteerd aan het verkeer kunnen deelnemen. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat de bestuurder in staat moet zijn om in- en uit het voertuig te kunnen stappen, dit laatste geldt niet voor een eventuele passagier. Een passagier kan ook in- en uitstappen buiten de garage. Tot slot is de definitie ook aangescherpt op het punt dat plaatsen ook worden aangemerkt als stallingsplaats indien zij voldeden aan die definitie onder a op het moment dat in een beleidsvoorstel bekend werd gemaakt dat betaald parkeren ingevoerd wordt op het adres van degene die kan beschikken over die stallingsplaats. Dit is gedaan zodat mensen niet op een later moment de geschikte stallingsplaats ongeschikt maken, zodat zij wel in aanmerking kunnen komen voor een vergunning.
Artikel 1.3 Parkeerplaatsen met parkeerbelasting
Eerste lid
In deze bepaling is de eerste soort parkeerbelasting geregeld. Het gaat hier om het algemene straatparkeerregime binnen de aangewezen tariefgebieden. Een bloktijd is een deel van een etmaal gedurende welke voor parkeren parkeerbelasting kan worden geheven.
Artikel 1.5 Tarief en maatstaf van de heffing
Eerste lid
Dit artikel regelt het betaald parkeren bij parkeerapparatuur binnen een tariefgebied voor een bepaalde tijdseenheid. Het tarief kan alleen per minuten, dagen, avonden of nachten worden bepaald. Deze minuten-, dag-, dagdeel-, avond- of nachtkaarten’ kunnen door iedereen worden aangeschaft.
Tweede lid
De naheffingsaanslag wordt opgelegd aan degene die de belasting had behoren te betalen. Dit is geregeld in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikel 1.7 Wijze van heffing
Eerste en tweede lid
De heffing bij wege van voldoening op aangifte is een doelmatige techniek in de gevallen waarin de belastingplichtige zelf de door hem verschuldigde belasting op eenvoudige wijze kan berekenen. Dit is het geval bij het parkeren bij parkeermeters en parkeerautomaten waarbij vooraf moet worden betaald. Deze heffingstechniek biedt, in geval de verschuldigde belasting niet wordt betaald, de mogelijkheid om een naheffingsaanslag op te leggen.
Derde en vierde lid
In het derde lid is geregeld dat het parkeergeld wordt betaald bij aanvang van het parkeren. Een andere optie wordt geregeld in het vierde lid. Het gebruik van elektronische parkeerapparatuur, zoals een applicatie op een telefoon of inloggen op een website, wordt betaald binnen één maand nadat het parkeren is beëindigd. Dit heeft te maken met de praktijk waarin de parkeerkosten vaak in één keer aan het einde van de maand worden afgeschreven van de rekening van de belastingplichtige. Deze verordening is kaderstellend voor de afspraken die privaatrechtelijk worden gemaakt tussen de belastingplichtige en de dienstverlener die de betaling van de belasting verwerkt.
Artikel 1.8 Parkeervergunning met parkeerbelasting
In dit artikel is de tweede soort parkeerbelasting geregeld die kan worden aangevraagd in plaats van de parkeerbelasting die is geregeld in artikel 1.3. Indien een persoon een vergunning heeft gekregen voor een bepaald vergunninggebied én de parkeerbelasting ter zake van de vergunning heeft betaald, betaalt die persoon in dat vergunninggebied niet meer de heffing voor het algemene straatparkeerregime. De vergunninggebieden zijn omschreven in bijlage V. Het college heeft de bevoegdheid om de indeling en begrenzing van deelvergunninggebieden te wijzigen. Een deelvergunninggebied is een deel van een vergunninggebied waarvoor apart is bepaald hoeveel vergunningen in dat gebied kunnen worden verleend.
Artikel 1.9 Tarief, maatstaf en tijdvak van de heffing
Eerste lid
Op plekken waar meer dan één parkeervergunning per adres kan worden verleend, kan het tarief van de tweede vergunning hoger zijn dan het tarief van de eerste vergunning. Dit is opgenomen in de tarieventabel. Het verhoogde tarief geldt ook voor bewoners die voor hun eerste auto een stallingsplaats gebruiken en voor hun tweede auto over een (eerste) bewonersvergunning beschikken. De voor de bewoner beschikbare stallingsplaats telt immers als verleende vergunning.
Tweede lid
De parkeerbelasting moet zijn voldaan om gebruik te kunnen maken van de parkeervergunning. De parkeervergunning kan pas worden gebruikt vanaf het moment dat de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan.
Vierde lid
De parkeerbelasting die moet worden voldaan voor het gebruik van een parkeervergunning wordt betaald voor de periode van zes maanden. Als de parkeervergunning eerder wordt beëindigd dan deze zes maanden, wordt de betaalde belasting over het aantal hele kalendermaanden waarvoor de vergunning niet is gebruikt gerestitueerd.
Artikel 1.11 Wijze van heffing
Ook de heffing van parkeerbelasting voor vergunningparkeren wordt bij wege van voldoening op aangifte gedaan. De afgifte van de parkeervergunning is in de praktijk verbonden aan de voldoening van de belasting. De handeling van het doen van aangifte en het betalen van de belasting vallen in één handeling samen, indien het bedrag direct wordt overgemaakt. Indien een machtiging tot automatische incasso wordt afgegeven, vindt de betaling later plaats. Hierbij is van belang dat indien de belasting nog niet is voldaan, ook geen gebruik kan worden gemaakt van de parkeervergunning. Als bijvoorbeeld aan iemand op 1 januari een vergunning wordt verleend en die persoon heeft een machtiging voor automatisch incasso afgegeven voor 15 januari en deze automatische incasso kan daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan kan pas gebruik worden gemaakt van de vergunning vanaf 15 januari. Tussen 1 januari en 15 januari dient dan belasting te worden betaald volgens het algemene straatparkeerregime.
Artikel 1.12 Gereduceerd tarief bezoekersparkeren
De wijze van heffing van de belasting inzake de bezoekersvergunning is anders dan bij de andere vergunningen. Bij deze vergunning vindt de heffing van parkeerbelasting niet plaats bij de verlening van de vergunning, maar is er een speciaal gereduceerd tarief dat kan worden betaald voor een vastgesteld aantal uur per tijdseenheid/periode. Deze vergunning biedt dus de mogelijkheid om een lager tarief te betalen ten opzichte van het tarief dat is vastgesteld voor het algemene straatparkeerregime.
De belastingplichtige is de houder van de bezoekersvergunning, en dus niet degene die het motorvoertuig parkeert. Dit vloeit voort uit artikel 225, derde tot en met zevende lid, van de Gemeentewet.
Uren die niet zijn gebruikt kunnen niet worden meegenomen naar een volgende tijdseenheid/periode. De voorwaarden om een bezoekersvergunning aan te vragen en te verkrijgen staan in hoofdstuk 3.
Artikel 1.13 Gereduceerd tarief kraskaartparkeren
De wijze van heffing van de belasting inzake de kraskaartvergunning is, net als de bezoekersvergunning, anders dan bij de andere vergunningen. Ook bij deze vergunning vindt de heffing van parkeerbelasting niet plaats bij de verlening van de vergunning, maar is er een speciaal gereduceerd tarief dat kan worden betaald voor 150 uur per kwartaal. Indien minder dan 150 uur tegen een gereduceerd tarief is geparkeerd in het kwartaal, kunnen de onbenutte uren worden meegenomen naar het volgende kwartaal.
Net als bij bezoekersparkeren is de belastingplichtige de houder van de kraskaartvergunning.
De voorwaarden om een kraskaartvergunning aan te vragen en te verkrijgen, staan in hoofdstuk 3.
Artikel 1.14 Wielklem en wegsleepregeling
Eerste en tweede lid
Dit artikel is in overeenstemming gebracht met artikel 235 van de Gemeentewet en het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. In de Gemeentewet is geregeld wanneer de wielklem mag worden aangebracht. In de nadere regels van het college wordt vastgesteld wanneer en op welke terreinen of weggedeelten de wielklem wordt toegepast. Dit volgt uit artikel 235, tweede lid, van de Gemeentewet. In stadsgebied Weesp kan geen wielklem worden aangebracht.
Derde, vierde en vijfde lid
In het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is de berekening van de kosten voor de naheffingsaanslag, het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en de overbrenging en bewaring van een voertuig geregeld.
Artikel 2.1 Vergunningenplafonds
Eerste en tweede lid
De vergunningenplafonds zijn vastgesteld met het oog op de bereikbaarheid voor het noodzakelijk autoverkeer. Bij het vaststellen van het vergunningplafond en het aantal te verlenen vergunningen moet in ieder geval rekening worden gehouden met tien procent noodzakelijke leegstand overdag per vergunninggebied. De vergunninggebieden met een nulplafond betreffen in het algemeen nieuwbouwprojecten. Dit is vastgelegd in de Nota parkeernormen Auto 2017.
Derde lid
In het kader van de verbetering van luchtkwaliteit is een van de maatregelen het instellen van een milieuparkeervergunning. Personenauto’s (van bewoners en bedrijven) die aan de gestelde eisen voldoen, komen in aanmerking voor een milieuparkeervergunning.
Artikel 2.2 Wachtlijsten
Tweede lid
Als het vergunningenplafond in een vergunninggebied niet op nul is gesteld, kan een aanvraag van een bedrijfsvergunning of volkstuinvergunning waarvoor in dat vergunninggebied geen vergunning meer beschikbaar is op een wachtlijst worden geplaatst. Ook de aanvraag van een bewonersvergunning, als nog geen bewonersvergunningen zijn verleend op het adres waarvoor het wordt aangevraagd, wordt dan op een wachtlijst geplaatst.
Vierde lid
Als iemand al een bewoners- of bedrijsvergunning heeft en naar een ander vergunninggebied verhuist, dan kan de vergunning niet ‘meeverhuizen’. Deze vergunningen zijn immers alleen geldig voor het vergunninggebied waarvoor ze zijn verleend. Op grond van dit lid wordt wel rekening gehouden met de tijd waarover de bewoner of het bedrijf voorafgaande aan de verhuizing reeds over de vergunning beschikte of op de wachtlijst voor een vergunning stond. De datum waarop de vergunning is verleend of, als de aanvrager op de wachtlijst staat, de datum waarop de volledige aanvraag van de vergunning voor de verhuizing is ontvangen, wordt in dat geval toegepast bij de volgorde van verlening van vergunningen.
Artikel 2.6 Intrekken van vergunningen
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen situaties waarin een vergunning zonder verdere beoordeling wordt ingetrokken en situaties waarin het college ruimte heeft te beslissen of de vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd.
Tweede lid, onder e
Het maximaal aantal te verlenen vergunningen wordt op nul gesteld met het oogmerk om geen parkeervergunningen te verlenen voor parkeren op straat. Parkeervergunningen die zijn verleend voordat het maximaal aantal te verlenen vergunningen op nul is gesteld, moeten daarom kunnen worden ingetrokken. Daarvoor wordt een overgangsregeling getroffen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de vergunninghouders en specifieke omstandigheden met betrekking tot het betreffende vergunningengebied.
Artikel 2.9 Overloopgebieden
Eerste
Een overloopgebied kan uitkomst bieden als binnen een stadsdeel in een vergunninggebied sprake is van een wachtlijst en in een ander vergunninggebied niet. Ook kan een deel van een vergunninggebied worden aangewezen als overloopgebied om de parkeerdruk binnen één vergunninggebied te verdelen.
Tweede lid
Het tarief voor de overloopvergunning is gelijk aan het tarief dat geldt voor een vergunning voor bewoners, respectievelijk bedrijven, in het vergunninggebied waarvoor de vergunning wordt verleend.
Derde lid
Indien alle vergunningen voor het overloopgebied zijn verleend, wordt de aanvrager van de vergunning op een wachtlijst voor dat overloopgebied geplaatst.
Artikel 3.1 Aantal per woonadres
Tweede lid
Het college stelt op grond van het eerste lid vast hoeveel bewonersvergunningen per woonadres kunnen worden verleend. Een op enig moment beschikbare stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats wordt gerekend als reeds verleende bewonersvergunning. Dit houdt in dat als een bewoner twee bewonersvergunningen kan aanvragen, maar de juridische of feitelijke mogelijkheid heeft of heeft gehad om over één stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats te beschikken, slechts één bewonersvergunning kan worden verleend. Hetzelfde geldt voor reeds verleende bedrijfsvergunningen op het woonadres. Als de bewoner twee bewonersvergunningen kan aanvragen, maar houder is van één bedrijfsvergunning, kan slechts één bewonersvergunning worden verleend.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een op enig moment beschikbare stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats, wordt uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘enig moment beschikbare’ wordt dus ook verstaan dat de bewoner een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is of is geweest. Indien een stallingsplaats te koop of te huur is of is geweest, maar niet door de bewoner is afgenomen of wel is afgenomen maar bijvoorbeeld is onderverhuurd, komt dit voor eigen rekening en risico van de bewoner. In een vergunninggebied waarin het parkeren inpandig is georganiseerd en geen parkeervergunningen worden verstrekt, worden opvolgende kopers of huurders van eerste kopers of huurders zonder stallingplaats, geacht bekend te zijn met het gegeven dat er voor dat adres geen aanspraak bestaat op een parkeervergunning. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt. Indien, voordat een beleidsvoornemen tot invoering van betaald parkeren is vrijgegeven, stallingplaatsen aard- en nagelvast zijn verbouwd en qua maatvoering niet meer als stallingplaats bruikbaar zijn, worden deze stallingsplaatsen niet beschouwd als reeds verleende vergunningen.
Derde lid
Met dit lid wordt tegemoetgekomen aan de wens van de gemeenteraad van de voormalige gemeente Weesp die bij amendement heeft gevraagd om de zogenaamde stallingsplaatsenaftrek af te schaffen voor ruimtes die veelal als opslag worden gebruikt en qua afmetingen en inrichting (stank en geluidshinder) niet geschikt zijn voor motorvoertuigen. Daarbij moet vooral worden gedacht aan drive-inwoningen, oude koetshuizen en bouwkundig met de woning verbonden garageboxen.
Artikel 3.2 Aanvraag door inwoners
Eerste lid
Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan om een bewonersvergunning aan te vragen. Het niet voldoen aan de emissiestandaard was eerder een weigeringsgrond in plaats van een voorwaarde om de vergunning aan te kunnen vragen. De voorwaarde dat de aanvrager van een vergunning houder moet zijn van een motorvoertuig impliceert dat het kenteken van dit motorvoertuig niet al gekoppeld kan zijn aan een eventuele andere parkeervergunning. Per motorvoertuig wordt slechts één bewonersvergunning verleend.
Met het tweede lid wordt de milieuparkeervergunning bedoeld. Dit kan worden gezien als een ‘gewone’ vergunning voor inwoners met strengere milieueisen. De milieuparkeervergunning is bedoeld om inwoners te stimuleren schonere motorvoertuigen te kopen. De eisen voor een dergelijke milieuparkeervergunning zijn opgenomen in nadere regels die worden vastgesteld door het college. Dit is zodat snel kan worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan eisen met betrekking tot de euronorm en energielabel.
Vierde lid
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van deze uitzondering voor stadsgebied Weesp wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Artikel 3.3 Beoordeling van de aanvraag - bewonersvergunning
Het college weigert de vergunning als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag. Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 3.2.
Daarnaast wordt de vergunning geweigerd als het vergunningenplafond is bereikt. Het in het vergunninggebied voor verlening beschikbare vergunningen is anders voor milieuparkeervergunningen dan voor ‘gewone’ vergunningen voor inwoners. Dit is geregeld in artikel 2.2, derde lid.
Tot slot weigert het college de vergunning als er geen vergunningen meer voor verlening beschikbaar is op het woonadres. Dit is geregeld in artikel 3.1.
Artikel 3.4 Bijzondere omstandigheden - bewonersvergunning
In dit artikel zijn drie omstandigheden opgenomen waarbij een weigeringsgrond uit artikel 3.3 niet van toepassing is. Het eerste lid is zo geformuleerd dat moet zijn voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag van een vergunning uit artikel 3.2. Het begrip ‘herhuisvester’ dat werd gebruikt in de Parkeerverordening 2013 is niet als zodanig opgenomen in de tekst, maar het begrip is uitgelegd in de bepaling. Op het moment dat de aanvrager van de vergunning kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats wordt dit nog steeds meegeteld in het aantal per adres te verlenen vergunningen.
Het tweede lid regelt dat een voormalig houder van een vergunning voor inwoners opnieuw een vergunning voor inwoner kan verkrijgen ondanks dat het maximaal aantal vergunningen in dat vergunninggebied al zijn verleend. Dit is de zogenoemde spijtoptantenregeling.
Met het derde lid wordt beoogd houders van stallingsplaatsen tegemoet te komen als zij als gevolg van werkzaamheden van de gemeente tijdelijk geen gebruik kunnen maken van hun stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats. Normaliter wordt een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats afgetrokken van het aantal te verlenen vergunningen.
Artikel 3.5 Geldigheidsduur - bewonersvergunning
De geldigheid van de vergunning wordt ook afhankelijk gesteld van het intrekken of vervallen van de vergunning.
Tweede lid
De standaard geldigheidsduur voor bewonersvergunningen is zes maanden. De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningtermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Derde lid
Er wordt een uitzondering gemaakt op de geldigheidsduur voor de tijdelijke vergunning geregeld in artikel 3.4, derde lid. Deze tijdelijke vergunning kan worden verleend voor zolang de inwoner niet kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbende parkeerplaats als gevolg van werkzaamheden door of in opdracht van de gemeente. De einddatum van de tijdelijke vergunning wordt vastgesteld in overleg met de projectleider die verantwoordelijk is voor de wegwerkzaamheden.
Artikel 3.6 Aanvraag voor mantelzorger
Naar objectieve maatstaven aangewezen houdt in dat men een verklaring kan overleggen van een professionele zorgaanbieder. In de Wet toetreding zorgaanbieders wordt bepaald welke organisaties gezien worden als zorginstelling. Indien de aanvrager van de vergunning beschikt over een indicatie voor bijvoorbeeld thuiszorg of een verpleeghuis kan met overlegging van die indicatie worden volstaan. In alle andere situaties dient gebruik te worden gemaakt van het formulier verklaring mantelzorgbehoefte.
Ook mantelzorgers van buiten Amsterdam kunnen gebruik maken van de mantelzorgvergunning.
Artikel 3.7 Beoordeling van de aanvraag mantelzorgvergunning
Er wordt slechts één mantelzorgvergunning per woonadres verleend.
Artikel 3.8 Geldigheidsduur
Eerste lid
Er is een uitzondering op de regel dat een vergunning voor mantelzorgers slechts eenmalig kan worden verlengd. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de tijd dat de mantelzorg nodig is en daadwerkelijk plaatsvindt. Daarom wordt periodiek getoetst of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan.
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 3.9 Aanvraag bezoekersvergunning
De bezoekersvergunning wordt aangevraagd door de bewoner. Als de vergunning wordt verleend, kan de bewoner het kortingstarief betalen voor diens bezoek dat wil parkeren. De bewoner kan ook een deel van tegoed aan uren alloceren zodat diens bezoek zelf met het kortingstarief parkeerbelasting kan voldoen.
Artikel 3.10 Beoordeling van de aanvraag
Er wordt slechts één bezoekersvergunning per adres verleend. Een bezoekersvergunning wordt niet verleend indien al een kraskaartvergunning is verleend aan een bewoner op het adres waarvoor de bezoekersvergunning wordt aangevraagd.
Artikel 3.12 Aanvraag kraskaartvergunning
Een kraskaartvergunning kan slechts worden aangevraagd door gehandicapte bewoners die blijkens medische indicatie zijn aangewezen op het vervoer door derden of door bewoners die 65 jaar of ouder zijn. De strekking van de vergunning is om bezoek te kunnen laten parkeren met korting. Een medische indicatie kan bestaan uit een gehandicaptenparkeerkaart, NS-begeleiderskaart, CIZ-indicatie of uit een verklaring van een andere professionele zorgaanbieder.
Artikel 3.13 Beoordeling van de aanvraag
In tegenstelling tot de bezoekersvergunning, kunnen meer kraskaartvergunningen per adres worden verleend. De kraskaartvergunning wordt aan een persoon verleend en het is mogelijk dat meerdere bewoners die op één adres wonen een kraskaartvergunning hebben.
Artikel 4.1 Per bedrijf
Eerste lid
Het college stelt vast hoeveel bedrijfsvergunningen per bedrijf kunnen worden verleend. Het aantal vergunningen dat per bedrijf kan worden verleend, is afhankelijk van het vergunninggebied waar het bedrijf is gevestigd in combinatie met het aantal werknemers.
Tweede en derde lid
Net als bij het bepalen van het aantal bewonersvergunningen per adres, worden bij het bedrijf behorende of op de bedrijfslocatie beschikbare stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen gerekend als een reeds verleende bedrijfsvergunning. Met bij het bedrijf behorende parkeerplaatsen worden ook parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan het bedrijf bedoeld (zoals in parkeergarages).
Het is mogelijk dat het vestigingsadres van een bedrijf ook een woonadres is. Ook de beschikbare stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waarover de inwoner beschikking heeft, wordt meegeteld in het aantal vergunningen dat per bedrijf voor verlening beschikbaar is. Hetzelfde geldt voor reeds verleende hulpverlenersvergunningen op het adres.
Artikel 4.2 Aanvraag door bedrijven
Eerste lid
In het eerste lid worden een aantal voorwaarden opgesomd waaraan moet zijn voldaan om een vergunning aan te vragen. Het niet voldoen aan de emissiestandaard was eerder een weigeringsgrond in plaats van een voorwaarde om de vergunning aan te kunnen vragen. De emissiestandaard waar een motorvoertuig aan moet voldoen is opgenomen in bijlage IX.
Bij de beoordeling of een bedrijf zijn vestigingsadres heeft in een vergunninggebied wordt in eerste instantie uitgegaan van de vestiging volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Voor bedrijven waarvoor dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld ambulante handel, kan op andere wijze worden aangetoond dat er binnen het vergunninggebied sprake is van daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf.
Tweede lid
In het tweede lid wordt geregeld wanneer het mogelijk is om geen vast kenteken aan een bedrijfsvergunning te koppelen. De vergunninghouder kan zelf wisselende kentekens aan de parkeervergunning verbinden. Een bedrijfsvergunning is bedoeld voor degenen die gerelateerd zijn aan het bedrijf zoals de werknemers. Dat de vergunning niet is verbonden aan een vast kenteken doet daar niet aan af. Bezoekers en anderen, zoals leveranciers mogen geen gebruik maken van de aan het bedrijf verleende vergunning. Met een volcontinu bedrijfsproces wordt bedoeld een proces waarin 24 uur per dag en zeven dagen per week op basis van arbeidsregelingen, werkzaamheden in ploegen-, wissel- en/of nachtdiensten worden verricht. Met een onvermijdelijk wisselend bestand aan voertuigen wordt bedoeld de praktijk waarin bijvoorbeeld door het gevolg van werken in shifts of wisseldiensten één vergunning per dag voor meerdere auto’s wordt gebruikt.
Vierde lid
Met het vierde lid wordt de milieuparkeervergunning bedoeld. Dit kan worden gezien als een ‘gewone’ vergunning voor bedrijven met strengere milieueisen. De milieuparkeervergunning is bedoeld om bedrijven te stimuleren schonere motorvoertuigen te gebruiken. De eisen voor een dergelijke milieuparkeervergunning zijn opgenomen in nadere regels die worden vastgesteld door het college. Dit is zodat snel kan worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan eisen met betrekking tot de euronorm en energielabel.
Vijfde lid
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van deze uitzondering voor stadsgebied Weesp wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Zesde lid
Als het aantal beschikbare bedrijfsvergunningen aan een bedrijf worden verleend, kunnen daarbij nog maximaal drie vergunningen worden aangevraagd voor bedrijfsvoertuigen.
Artikel 4.3 Aanvraag door ambulante handelaar of markthandelaar
Ambulante handelaren en markthandelaren hebben geen vestigingsadres zoals een bedrijf. Voor ambulante handel en markthandel kan daarom op andere wijze worden aangetoond dat er binnen het vergunninggebied sprake is van daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf.
Ambulante handelaren en markthandelaren zijn soms maar één of twee dagen werkzaam in een vergunninggebied. Toch tellen deze vergunningen mee bij het bereiken van het maximaal aantal te vergeven vergunningen in een vergunninggebied. Om die reden is het mogelijk om aan ambulante handelaren een extra voorwaarde te stellen dat zij een minimum aantal dagen per week werkzaam zijn in het vergunninggebied.
Artikel 4.4 Beoordeling van de aanvraag
Het is van belang dat in het vergunninggebied voor verlening beschikbare vergunningen anders is voor milieuparkeervergunningen dan voor ‘gewone’ vergunningen voor bedrijven. Dit is geregeld in artikel 2.2, derde lid.
Artikel 4.5 Bijzondere omstandigheden
Dit artikel regelt dat een bedrijf dat normaal gesproken geen vergunning kan aanvragen omdat dat bedrijf kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats, nu wel een tijdelijke vergunning kan aanvragen indien het bedrijf als gevolg van werkzaamheden door of in opdracht van de gemeente niet kan beschikken over die stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats. Hiermee wordt beoogd de benadeelde ondernemer tegemoet te komen als zij als gevolg van werkzaamheden van de gemeente tijdelijk geen gebruik kunnen maken van hun stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats. Normaliter wordt een stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats afgetrokken van het aantal te verlenen vergunningen.
Artikel 4.6 Geldigheidsduur
Eerste en tweede lid
De geldigheid van de vergunning wordt ook afhankelijk gesteld van het intrekken of vervallen van de vergunning.
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Derde lid
Er wordt een uitzondering gemaakt op de geldigheidsduur voor de tijdelijke vergunning geregeld in artikel 4.4. Deze tijdelijke vergunning kan worden verleend voor zolang de inwoner niet kan beschikken over een stallingsplaats of belanghebbende parkeerplaats als gevolg van werkzaamheden door of in opdracht van de gemeente. De einddatum van de tijdelijke vergunning wordt vastgesteld in overleg met de projectleider die verantwoordelijk is voor de wegwerkzaamheden.
Artikel 5.1 Aantal per organisatie
Eerste lid
Het college kan in nadere regels vaststellen hoeveel vergunningen in een vergunninggebied per sportorganisatie worden verleend. Dit kan op nul worden gesteld. Indien wordt bepaald door het college dat er wel een aantal vergunningen per sportverenigingen beschikbaar kunnen worden gesteld, wordt dit gedaan op grond van de norm uit het eerste lid. Het aantal beschikbare vergunningen per sportvereniging hangt af van het aantal leden en het vergunninggebied waar de sportvereniging is gevestigd.
Tweede lid
Net als bij het bepalen van het aantal bewonersvergunningen per adres en aantal bedrijfsvergunningen per bedrijf, worden bij de sportvereniging behorende of op de locatie van de sportvereniging beschikbare stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen gerekend als een reeds verleende vergunning voor een sportvereniging. Met bij de sportvereniging behorende parkeerplaatsen worden ook parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan de sportvereniging bedoeld (zoals in parkeergarages).
Artikel 5.2 Aanvraag door sportorganisaties
Om het betaald parkeren geen belemmering te laten vormen voor de sportverenigingsstructuur kunnen niet-commerciële sportverenigingen op basis van dit artikel in aanmerking komen voor een sportverenigingsvergunning. Het kan zijn dat een sportvereniging niet gevestigd is in het vergunninggebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, indien de betreffende sportvereniging kan aantonen (door middel van bijvoorbeeld een contract) dat haar leden in hoofdzaak gebruik maken van een sportaccommodatie in een bepaald vergunninggebied mag een vergunning voor dat gebied verleend worden.
Artikel 5.3 Beoordeling van de aanvraag
De beschikbaarheid van vergunningen ziet in dit artikel zowel op het aantal vergunningen per vergunninggebied als het aantal vergunningen per sportvereniging.
Artikel 5.4 Geldigheidsduur – sportorganisaties
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 5.6 Aanvraag door volkstuincomplexen
De rechtspersoon kan zelf bepalen hoe de vergunningen binnen het volkstuincomplex worden verdeeld. Dit kan bijvoorbeeld in een huishoudelijk reglement.
Artikel 5.8 Geldigheidsduur – volkstuincomplexen
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 5.9 Aanvraag door hulpverlener
Eerste lid
In de verordening is een onderscheid gemaakt tussen een vergunning voor hulpverleners en een vergunning voor hulpverleningsinstellingen (geregeld in artikel 5.13 e.v.). Dit is ter verduidelijking van de voorwaarden die gelden voor de aanvraag van een vergunning. Dit artikel ziet op de aanvraag door hulpverleners. Het niet voldoen aan de emissiestandaard was eerder een weigeringsgrond in plaats van een voorwaarde om de vergunning aan te kunnen vragen. De emissiestandaard waar een motorvoertuig aan moet voldoen, is opgenomen in bijlage IX.
Onder huisarts of verloskundige wordt verstaan degene die op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gerechtigd is die titel te mogen voeren en degene die nog in opleiding is voor huisarts of verloskundige. De voorwaarde voor huisartsen of verloskundigen in opleiding is dat zij zodanig gevorderd zijn in hun opleiding dat zij zelfstandig diensten draaien en daarbij gebruik maken van een eigen auto. Onder huisarts of verloskundige wordt ook hun waarnemer verstaan, mits de waarnemer voor een langere periode werkzaam is in de praktijk of de waarnemer aangesloten is bij de waarnemerscentrale van Amsterdam.
Derde lid
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van deze uitzondering voor stadsgebied Weesp wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Artikel 5.10 Beoordeling van de aanvraag – vergunning voor hulpverleners
Er kan slechts één vergunning per hulpverlener worden verleend.
Artikel 5.11 Geldigheidsduur – hulpverlenersvergunning
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 5.13 Aanvraag door hulpverleningsinstellingen
Dit artikel ziet op de aanvraag van een vergunning door hulpverlenersinstellingen. De hulpverlener die slechts incidenteel zorg of hulp aan huis verleent, komt niet voor de vergunning in aanmerking. Het college stelt een lijst vast van professionele zorg- of hulpverleningsinstellingen die een vergunning kunnen aanvragen. De criteria voor de lijst sluiten nauw aan bij de criteria uit het eerste lid, onder b. Daarbij wordt gelet op de aard van de werkzaamheden en de frequentie van de verleende zorg of hulp. Tandartspraktijken of praktijken voor fysiotherapie komen slechts in aanmerking om op de lijst te worden geplaatst, indien aangetoond is dat de patiënten uitsluitend of in overwegende mate niet op het praktijkadres komen.
Met wisselende plaatsen wordt in dit artikel bedoeld het verlenen van hulp of zorg op wisselende plaatsen op één dag of gedurende één dienst.
Derde lid
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van deze uitzondering voor stadsgebied Weesp wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Artikel 5.15 Geldigheidsduur – hulpverlenersinstellingen
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 5.16 Aantal per maatschappelijke organisatie
Eerste lid
Het college kan in nadere regels vaststellen hoeveel vergunningen in een vergunninggebied per maatschappelijke organisatie worden verleend. Het aantal maatschappelijke vergunningen dat aan een organisatie kan worden verleend, is afhankelijk van het gebied waar de organisatie is gevestigd en het aantal daadwerkelijk gestationeerde werknemers bij de maatschappelijke organisatie.
Tweede lid
Ook worden bij de maatschappelijke organisatie behorende of op de locatie van de maatschappelijke organisatie beschikbare stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen gerekend als een reeds verleende vergunning voor een maatschappelijke organisatie. Met bij de maatschappelijke organisatie behorende parkeerplaatsen worden ook parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan de maatschappelijke organisatie bedoeld (zoals in parkeergarages). Er geldt een uitzondering. Als aan de maatschappelijk organisatie al bedrijfsvergunningen zijn verleend waar dus deze stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen al zijn geteld als verleende vergunning, wordt dit niet nog eens gedaan bij de verlening van een vergunning voor een maatschappelijke organisatie.
Artikel 5.17 Aanvraag door maatschappelijke organisaties
Eerste lid
In nadere regels kan worden bepaald waar en aan welke van de voorgenoemde sectoren de maatschappelijke vergunning verleend wordt.
Derde lid
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van deze uitzondering voor stadsgebied Weesp wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Artikel 5.18 Beoordeling van de aanvraag – maatschappelijke vergunningen
Voor maatschappelijke vergunningen geldt geen maximaal aantal te verlenen vergunningen per vergunninggebied. In de stad dienen voldoende zorginstellingen, scholen en politiebureaus aanwezig te zijn. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het voor deze sectoren ongewenst dat een personeelstekort kan ontstaan doordat werknemers hun werkplek moeilijk kunnen bereiken vanwege een wachtlijst voor parkeervergunningen.
Artikel 5.19 Geldigheidsduur – maatschappelijke organisaties
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 6.1 Aanvraag door autodeelorganisaties
Eerste lid
Het gaat in dit artikel om een parkeervergunning voor professionele autodeelorganisaties en niet om autodelen binnen de privékring van familie, kennissen of anderszins.
Tweede lid
In nadere regels zijn de voorwaarden opgenomen waar een autodeelorganisatie aan moet voldoen om een vergunning aan te kunnen vragen.
Artikel 6.3 Geldigheidsduur – autodelen
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Artikel 6.5 Aanvraag door autodeelorganisatie
Eerste lid
De emissiestandaard waar een motorvoertuig aan moet voldoen is opgenomen in bijlage X, en wijkt af van de emissiestandaard waaraan motorvoertuigen moeten voldoen bij de aanvraag van andere vergunningen. Voor de aanvraag van stadsbrede vergunningen voor autodeelorganisaties gelden strengere emissiestandaarden dan de emissiestandaarden die zijn voorgeschreven voor de vergunningen voor bewoners, bedrijven, hulpverleners, hulpverlenersinstellingen en maatschappelijke organisaties.
Artikel 6.6 Beoordeling van de aanvraag
Een stadsbrede vergunning voor autodelen is een schaarse vergunning. Het college kan daarom, volgens het tweede lid, bepalen dat voor de verdeling van deze vergunningen op een andere manier wordt georganiseerd dan het verlenen van vergunningen op volgorde van de aanvraag.
Artikel 6.7 Geldigheidsduur – stadsbreed autodelen
Tweede lid
De gemeente Amsterdam hanteert een standaard prolongatiedatum voor de vergunningen. Op het moment dat de prolongatiedatum net verstreken is, hoeft de aanvrager van de vergunning niet nog zes maanden te wachten tot de volgende prolongatiedatum voordat de vergunning geldig is, maar wordt de vergunning verleend voor de periode tot de volgende prolongatiedatum. In dit geval is de vergunningstermijn dus korter dan zes maanden. Als een vergunning korter dan twee maanden voor de prolongatiedatum ingaat, wordt de periode voor de prolongatie en de eerste verlening voor zes maanden samengenomen en is de eerste vergunning dus voor langer dan zes maanden geldig.
Derde lid
Er is een bevoegdheid opgenomen voor het college om een datum vast te stellen waarop de geldigheid van stadsbrede vergunningen voor autodelen worden beëindigd. In aansluiting op artikel 6.7, tweede lid, waarin de verlening van de vergunningen op andere manier kan worden bepaald door het college.
Artikel 7.1 Aanvraag door inwoners met gehandicaptenparkeerkaart
Eerste lid
Het is expliciet gemaakt waarvoor de gehandicaptenparkeervergunning voor bewoners mag worden gebruikt om op te kunnen treden tegen excessen. Met deze vergunning kan in alle vergunninggebieden worden geparkeerd mits de persoon aan wie een gehandicaptenparkeerkaart is afgegeven waar de gehandicaptenparkeervergunning aan is gekoppeld de auto bestuurt of passagier is.
Artikel 7.2 Kenteken
De mogelijkheid bij de aanvraag van een vergunning drie verschillende kentekens op te geven die gebruik kunnen maken van de vergunning is alleen mogelijk wanneer de inwoner in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B) en zelf de aanvraag doet. Inwoners met een gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder (B) moeten dus een vast kenteken opgeven bij de aanvraag van de vergunning.
Artikel 7.7 Kenteken
Net als bij de aanvraag van een vergunning voor een bewoner met een gehandicaptenparkeerkaart kan een bezoeker van Amsterdam – niet zijnde een bewoner – bij de aanvraag van een vergunning drie verschillende kentekens opgeven die gebruik kunnen maken van de vergunning indien de bezoeker in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B). Bezoekers met een gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder (B) moeten dus een vast kenteken opgeven bij de aanvraag van de vergunning.
Afwijkend van de vergunning voor bewoners met een gehandicaptenparkeerkaart kunnen bezoekers met een gehandicaptenparkeerkaart met een vergunning die is afgegeven voor verschillende kentekens maximaal 150 uur per kwartaal parkeren.
Artikel 8.1 Strafbepaling
Met dit artikel is niet bedoeld de regels over het algemene straatparkeerregime of de bepalingen die zien op de (heffing van) de parkeerbelasting strafbaar te stellen.
Artikelen 9.3 tot en met 9.19, intrekking verordeningen en overgangsrecht
De invoering van deze nieuwe parkeerverordening gaat gepaard met het intrekken van de Parkeerverordening 2013 en de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024. Als gevolg daarvan is voorzien in overgangsrecht.
Het overgangsrecht bewerkstelligt dat lopende vergunningen en wachtlijsten gelijkgesteld worden met de vergelijkbare vergunningen en wachtlijsten in deze nieuwe verordening; zij behouden dus hun werking. Omdat daarmee het nieuwe recht van toepassing wordt op de al bestaande vergunningen, terwijl de Parkeerverordening 2013 voorzag in verschillende overgangsrechtelijke bepalingen, zijn die bepalingen in gemoderniseerde vorm overgenomen in de artikelen 9.8 tot en met 9.19. Daarbij is geen materiele wijziging beoogd ten opzichte van de hiervoor geldende situatie. Afgezien van deze bijzondere bepalingen, zal in algemene zin voor nieuwe aanvragen gelden dat deze met inachtneming van de nieuwe verordening worden afgehandeld. Voor lopende bezwaarprocedures is dat anders, daar zal de procedure afgerond kunnen worden onder het oude recht, tenzij toepassing van het nieuwe recht voor de bezwaarmaker gunstiger is.
Bijlage ITariefgebieden, als bedoeld in artikel 1.3
Bijlage I omschrijft de tariefgebieden.
Bijlage IIBloktijden, als bedoeld in artikel 1.3
Bijlage II omschrijft de bloktijden waarbinnen een bepaald tarief wordt geheven. Een bloktijd is een deel van het etmaal gedurende welke voor parkeren parkeerbelasting kan worden geheven.
Bijlage IIITarieven per tijdseenheid betaald parkeren algemeen, als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid
Bijlage III geeft een overzicht van de verschillende parkeertarieven voor het algemene straatparkeerregime. Dit wordt weergegeven in tabellen.
Er gelden verschillende tarieven in de verschillende tariefgebieden. In de eerste tabel is een overzicht opgenomen van het parkeertarief per zestig minuten in de verschillende tariefgebieden.
In de tabellen die volgen zijn tarieven opgenomen voor het parkeren binnen verschillende tijdseenheden. Het is mogelijk om parkeerbelasting te betalen voor een dag, week of maand. Hierin kan nog onderscheid worden gemaakt tussen weekenddagen, avonden en nachten. In de tabellen is nauwkeurig aangegeven vanaf welk tijdstip het tarief voor die tijdseenheid moet worden betaald.
In het overzicht van tabellen is te zien dat een bepaald tarief voor een tijdseenheid kan zien op meerdere tariefgebieden. Hierdoor kan verwarring ontstaan, omdat het dus mogelijk is om verschillende tarieven te betalen binnen een tariefgebied. Dit werkt als volgt: als parkeerbelasting voor een bepaalde tijdseenheid wordt betaald voor tariefgebied 1, kan binnen de periode waarvoor de parkeerbelasting is betaald ook worden geparkeerd in de andere tariefgebieden. Dit is zo omdat voor tariefgebied 1 het hoogste tarief wordt gerekend. Op deze manier kan verder worden geredeneerd. Als parkeerbelasting voor een bepaalde tijdseenheid wordt betaald voor tariefgebied 2, kan binnen de periode waarvoor de parkeerbelasting is betaald ook worden geparkeerd in de andere tariefgebieden waarbinnen een lager parkeertarief geldt. Als parkeerbelasting is betaald voor tariefgebied 2, kan dus niet worden geparkeerd in tariefgebied 1 zonder dat een naheffing kan worden opgelegd. Er is immers niet betaald voor tariefgebied 1.
De laatste tabel in het overzicht bevat tarieven die gelden in de tariefgebieden 7 en flat-rate 3 uur/tariefgebied in vergunninggebieden Noord-1, Noord-2 en Noord-4 op een zaterdag.
Tot slot zijn er specifieke tarieven opgenomen binnen tariefgebied 8. Hier gelden andere bloktijden.
Bijlage IVTarief naheffingsaanslag, als bedoeld in artikel 1.5 en tarieven wielklem, overbrenging en bewaring, als bedoeld in artikel 1.13
Bijlage IV stelt de naheffingsaanslag en de kosten voor het aanbrengen en verwijderen van de wielklem en het overbrengen en bewaren van een voertuig vast. De berekening van deze bedragen zijn gemaakt op grond van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
Bijlage VVergunninggebieden, als bedoeld in artikel 1.8
Bijlage V omschrijft de vergunninggebieden. In dit overzicht zijn de verschillende vergunninggebieden per stadsdeel omschreven. De deelvergunninggebieden die deel uitmaken van de vergunninggebieden worden vastgesteld door het college in nadere regelgeving en worden dus niet opgenomen in deze bijlage.
Bijlage VITarieven per vergunning, als bedoeld in artikel 1.9
Bijlage VI geeft schematisch de tarieven weer die gelden voor de verschillende vergunningen per vergunninggebied.
Het overzicht begint met een tabel die de tarieven vaststelt voor vergunningen die geldig zijn in de gehele gemeente Amsterdam. De parkeervergunningen voor gehandicapte inwoners, bezoekers en instellingen die houder zijn van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart zijn gratis. Voor stadsgebied Weesp zijn voor sommige vergunningen andere tarieven vastgesteld.
Per vergunninggebied is aangegeven welke tarieven gelden. Alleen voor de bewonersvergunning geldt een hoger tarief voor de tweede bewonersvergunning op een adres.
Bijlage VIITarieven bezoekersparkeren, als bedoeld in artikel 1.12
Bijlage VII geeft schematisch de tarieven weer per zestig minuten die gelden voor de verschillende tariefgebieden binnen het vergunninggebied waarvoor de vergunning van bezoekers is verleend.
Bijlage VIIITarieven kraskaartparkeren, als bedoeld in artikel 1.12
Bijlage VIII geeft schematisch de tarieven weer die gelden voor de verschillende tariefgebieden binnen het vergunninggebied waarvoor de vergunning voor kraskaartparkeren is verleend.
Bijlage IXEmissiestandaard als bedoeld in artikelen 3.2, eerste lid, onder c, 4.2, eerste lid, 4.3, eerste lid, 5.9, eerste lid, onder c, 5.13, eerste lid, onder c, 5.17, eerste lid, onder b
Bijlage IX bevat de emissiestandaarden waarnaar wordt verwezen in diverse bepalingen in de verordening. De emissiestandaard wordt gekoppeld aan de soort aandrijving die het motorvoertuig heeft. Dit kan gaan om motorvoertuigen die rijden op dieselolie en motorvoertuigen die rijden op benzine of elektrische motorvoertuigen.
Bijlage XEmissiestandaard, als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, onder b
Bijlage X bevat de emissiestandaard voor motorvoertuigen die gebruik maken van een vergunning voor stadsbreed autodelen. Deze emissiestandaard ligt hoger dan de emissiestandaard waaraan moet worden voldaan voor andere vergunningen.
Bijlage XITarieven experimenten
Bijlage XI bevat de tarieven die zijn vastgesteld binnen de verschillende experimenten die gelden binnen de gemeente. De raad stelt deze tarieven vast en de experimenten zijn opgenomen in nadere regelgeving.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl