Beleidsregel natuurinclusief bouwen en inrichten 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel natuurinclusief bouwen en inrichten 2025

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DRIMMELEN

Gelezen / overwegende dat:

  • We een bijdrage willen leveren aan de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit binnen Drimmelen;

  • De woningbouwopgave een unieke gelegenheid is om onze leefomgeving met meer biodiversiteit in te richten;

  • Nieuwe ruimtelijke woningbouwontwikkelingen moeten voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2, eerste lid Ow);

  • We voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en wijziging Omgevingsplan, voor de onderdelen biodiversiteit en natuurinclusiviteit voorwaarden verbinden aan die evenwichtige toedeling van functies aan locaties;

  • Deze voorwaarden voor biodiversiteit en natuurinclusiviteit zijn vervat in de beleidsnota “natuurinclusief bouwen en inrichten” en de beleidsregel “natuurinclusief bouwen en inrichten 2025”.

Inleiding

De gemeente Drimmelen wordt omgeven door prachtige natuur, met als de Biesbosch als kloppend hart. De gemeente erkent het belang van natuur als essentieel onderdeel van een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving voor zowel inwoners als de biodiversiteit. Door natuurinclusief te bouwen, draagt de gemeente bij aan een duurzaam stedelijk ecosysteem, waarin natuurwaarden een vaste plek krijgen in de woonomgeving.

Met dit beleid bevordert de gemeente natuurinclusief bouwen door een eigen puntensysteem, geselecteerde doelsoorten, en specifieke inrichtingsmaatregelen toe te passen bij nieuwbouwprojecten. Het college ziet de nieuwbouwopgave als een unieke kans om betaalbare woningen te realiseren met respect voor biodiversiteit en natuurbehoud. Zo creëert de gemeente een leefomgeving waarin zowel bewoners als de natuur kunnen gedijen.

Het systeem stimuleert variatie en flexibiliteit in ontwerpkeuzes, zodat natuurinclusieve maatregelen effectief en creatief in projecten kunnen worden geïntegreerd. Het puntensysteem is afgestemd op de bevordering van leefgebieden voor geselecteerde doelsoorten, waarbij de gemeente specifiek let op de vijf essentiële levensbehoeften voor deze soorten: Verblijf en Voortplanting, Voedsel, Veiligheid, en Verbinding (de 5 V’s).

De gemeente zorgt ervoor dat natuurinclusieve maatregelen in een vroeg stadium worden opgenomen in de projectplannen. Hiervoor stelt zij een inspiratiegids, een toetsingsformulier, en een selectie van mogelijke inrichtingsmaatregelen ter beschikking (zie bijlagen). Deze hulpmiddelen helpen om passende maatregelen te kiezen die een directe bijdrage leveren aan het behoud en de versterking van het leefgebied van de doelsoorten en zo de ecologische waarde van projecten te vergroten.

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht:

HEEFT BESLOTEN:

Beleidsregel NATUURINCLUSIEF BOUWEN EN INRICHTEN 2025 volgt vast te stellen.

Artikel 1: Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Bebouwd oppervlak

Het bruto vloeroppervlak van het hoofdgebouw.

Biodiversiteit

Biodiversiteit staat voor soortenrijkdom. Het gaat daarbij om verscheidenheid aan genen, soorten (populaties) en ecosystemen (gemeenschappen). Ecologische waarde ontstaat door veel verschillende soorten en lagen van veelal inheemse plantensoorten die samen als robuust ecosysteem werken. Enkel bomen en gras geeft weinig biodiversiteit; juist verscheidenheid aan plantensoorten zorgt voor o.a. voedsel en veiligheid voor heel veel diersoorten. Het behouden en versterken van biodiversiteit is gericht op het toepassen van een variëteit aan soorten en mogelijkheden.

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

Een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.

College:

Het college van burgemeester en wethouders.

Doelsoorten

Om de biodiversiteit te stimuleren zijn doelsoorten geselecteerd die ieder een eigen rol vervullen. Door voor deze soorten gericht een habitat te realiseren, wordt de omgeving geschikt voor veel meer soorten die gebruik maken van dezelfde natuurtypen, en wordt er aandacht besteed aan verschillende aspecten die zorgen voor een goede kwaliteit natuur en veel biodiversiteit in het gebied. De doelsoort dient als een indicator voor de kwaliteit van een bijbehorend natuurtype. Na verloop van tijd kunnen op basis van diens aanwezigheid conclusies worden getrokken over het succes van de gebiedsgerichte aanpak.

Ecologische V’s

Met de ecologische V’s worden de habitatvoorwaarden bedoeld die een doelsoort nodig heeft om een geschikte leefomgeving te hebben. Het gaat om Voedsel, Verblijfplaatsen. Voortplantingsplaatsen, Verbindingen en Veiligheid.

Habitat

Een habitat, leefgebied of leefomgeving omvat alle mogelijke plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt. Een habitat bestaat uit de biotische en abiotische eisen van het organisme, oftewel: de onderdelen in de leefomgeving die gezamenlijk nodig zijn om een soort zich thuis te laten voelen en te vestigen.

Gebouwbewonende soorten

Gebouwbewonende soorten zijn diersoorten die zich hebben aangepast aan het leven in of rond door mensen gemaakte structuren, zoals gebouwen, bruggen, en andere constructies. Deze dieren gebruiken gebouwen als hun leefomgeving voor schuilplaatsen, nestplaatsen, of voedselbronnen. Voorbeelden van gebouwbewonende soorten zijn in deze beleidsregel huismussen, gierzwaluwen, en diverse vleermuizen.

Natuurinclusief bouwen en inrichten:

Natuurinclusief bouwen is een vorm van duurzame ruimtelijke ontwikkeling, waarbij een bouwwerk en de omgeving bijdragen aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. Het zorgt voor een plus ten opzichte van de eerdere situatie.

Natuurtypen

Natuurtypen bestaan uit biotische en abiotische factoren (levende organismen en bijvoorbeeld water, zand en stenen. In stedelijk gebied zijn o.a. water en bijbehorende oevers zoals bijvoorbeeld vijvers en sloten, bomen, parken en zomen, bloemrijk grasland, gazon, en steeds vaker ook groene daken en gevels. Deze natuurtypen kunnen worden gebruikt voor het afstemmen van afspraken over natuurbeheer, ruimtelijke ontwikkeling en milieu, zodat de nagestreefde natuurkwaliteit gerealiseerd kan worden

Nieuwbouw

Het nieuw bouwen van een bouwwerk zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Plangebied:

Een plangebied is een terrein waar een overheid samenhangende opvattingen of regels voor vastlegt. Voor natuurinclusief bouwen en inrichten staat het gelijk aan het gebied binnen de plangrenzen zoals aangeduid vanuit ruimtelijke ordening.

Transformatie:

Functiewijziging van bestaande bebouwing (bijvoorbeeld van kantoor naar woning).

Artikel 2: Doel, ambitie en reikwijdte

De gemeente Drimmelen stelt zich tot doel om natuurinclusief bouwen en inrichten te bevorderen als een integraal onderdeel van ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor biodiversiteit binnen projectlocaties wordt vergroot. Het beleid richt zich specifiek op nieuwbouwprojecten voor woningen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is voor buitenplanse omgevingsactiviteiten of een wijziging in het Omgevingsplan. Voor de bouw van één woning gelden de voorwaarden niet en zet het college in op bewustwording en stimulering met natuurinclusieve maatregelen door het gesprek te voeren met aanvragers. Renovatie- en transformatieprojecten en andere bouwprojecten vallen eveneens buiten de beleidsregel, hoewel de gemeente eigenaren stimuleert om waar mogelijk groene daken en gevels aan te leggen, met uitzondering van monumenten, cultuurhistorische panden en beschermde dorpsgezichten.

Het college streeft in dit beleid naar het realiseren van:

  • A.

    Voldoende kwantitatief groen en natuur;

  • B.

    Het behoud en de versterking van leefgebieden voor gebouwbewonende soorten;

  • C.

    De bevordering van biodiversiteit, door middel van doelsoorten en specifieke inrichtingsmaatregelen voor natuurinclusief bouwen.

Verder dragen de maatregelen bij aan:

  • D.

    De klimaatbestendigheid van het projectgebied;

  • E.

    De gezondheid en het welzijn van bewoners.

De methodiek in artikel 3 biedt de gemeente een puntensysteem en specifieke richtlijnen aan om natuurinclusieve doelen consistent en effectief te verwezenlijken binnen alle relevante nieuwbouwprojecten.

Artikel 3: Methodiek / Systematiek

Het college hanteert een systematiek die bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2, eerste lid Omgevingswet). Onderdeel hiervan is biodiversiteit en natuurinclusiviteit. Plannen moeten voldoen aan vastgestelde ambities en normen. Het college beoordeelt of de voorgestelde natuurinclusieve maatregelen uiteindelijk voldoende bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit. Om te bepalen hoe deze onderdelen worden gewaarborgd, hanteert het college de volgende toetsingsvoorwaarden:

  • De projectgrootte bepaalt het verplichte aantal doelsoorten waarvoor habitats gerealiseerd moeten worden;

  • Er geldt een norm van 50 m² openbaar groen per woning, met eventuele afwijkingsmogelijkheden voor inbreidingslocaties (zie Artikel 4);

  • Voor gebouwbewonende soorten dient er per 100 m² bebouwd oppervlak minstens één verblijfplaats te worden gecreëerd;

  • Natuurinclusieve inrichtingsmaatregelen moeten in lijn zijn met de gekozen doelsoorten en minimaal 2 punten per 100 m² plangebied opleveren;

  • Bij de aanvraag moeten alle details worden vastgelegd in een toetsingsformulier, voorzien van overzichtstabellen en plankaarten, voor een volledige plantoetsing.

Hieronder volgen de stappen die doorlopen moeten worden om aan de voorwaarden te kunnen voldoen:

  • 1.

    Bepaling van de projectcategorie en doelsoorten

    De gemeente bepaalt, op basis van de grootte van het plangebied, in welke categorie het project valt. Deze categorie bepaalt het aantal doelsoorten waarvoor habitats ingericht moeten worden.

  • 2.

    Bepaling van het aantal benodigde punten en verblijfplaatsen

    Voor elk project worden de te behalen punten en het aantal verblijfplaatsen vastgesteld op basis van de projectgrootte. Dit betekent dat er per 100 m² plangebied minimaal 2 punten en voor gebouwbewonende soorten per 100 m² bebouwd oppervlak ten minste één verblijfplaats gerealiseerd moet worden. Maatregelen die voldoen aan de faunabescherming op grond van Omgevingswet tellen mee voor de verblijfplaatsen.

  • 3.

    Locatieonderzoek en selectie van doelsoorten en maatregelen

    Op basis van de specifieke projectlocatie en omvang selecteert de gemeente samen met de aanvrager één of meerdere doelsoorten. Voor elke geselecteerde doelsoort worden natuurinclusieve maatregelen gekozen die voldoen aan de ‘5 V’s’ (Verblijf, Voortplanting, Voedsel, Veiligheid en Verbinding) en bijdragen aan een leefbare omgeving.

  • 4.

    Opstellen van het ontwerp en documenten voor plantoetsing

    Bij de buitenplanse omgevingsvergunningsaanvraag (BOPA) of wijziging van het Omgevingsplan wordt een toetsingsformulier ingevuld. Dit formulier, dat zich in de bijlagen bevindt, geeft inzicht in de wijze waarop aan de regeling wordt voldaan.

Bepaling projectcategorieën

Voor de inrichting van natuurinclusieve projecten worden bouwprojecten, afhankelijk van de grootte van het plangebied, ingedeeld in drie categorieën.

Kleine projecten tot 1.000 m2:

Minimaal één doelsoort

Middelgrote projecten van1.000 - 10.000 m2:

Minimaal twee doelsoorten

Grote projecten: > 10.000 m2

Minimaal drie doelsoorten

Projecten kunnen zich richten op extra doelsoorten, mits voor elke soort een volledig habitat wordt gecreëerd dat voldoet aan alle overlevingsvoorwaarden (de 5 V’s).

Selectie en keuze van doelsoorten

Het college heeft een lijst van aanbevolen doelsoorten die belangrijk zijn voor het versterken van de biodiversiteit in Drimmelen. Elke doelsoort vertegenwoordigt een type natuur dat in voldoende mate aanwezig moet zijn om een gezonde leefomgeving te bieden. Het college beoordeelt of de gekozen inrichtingsmaatregelen daadwerkelijk bijdragen aan het habitat van de doelsoort. In de bijgevoegde beleidsnota staan de doelsoorten. In de inspiratiegids staat meer informatie over de doelsoort, en in het toetsingsformulier kunnen initiatiefnemers natuurinclusieve maatregelen selecteren en controleren of voldoende punten zijn behaald.

Afwijken van de geselecteerde doelsoorten

In uitzonderlijke gevallen kan het nodig zijn om een andere doelsoort te kiezen dan de in de lijst vermelde soorten. Dit kan bijvoorbeeld voortkomen uit (aanvullend) ecologisch onderzoek. In dat geval bespreekt de aanvrager dit met de gemeente, waarbij een uitgebreide motivering wordt vereist. Hierin dient te worden aangetoond hoe deze soort voldoet aan de vijf V’s en welke maatregelen passend zijn.

Artikel 4: Afwijkingsmogelijkheden

Het college biedt enkel bij inbreidingslocaties of bij de ontwikkeling van kleinschalige ruimte-voor-ruimtekavels waar geen mogelijkheid is om openbare ruimte in te richten, de mogelijkheid om te wijken van de voorwaarden zoals de groennorm en het minimaal te behalen aantal punten, zoals benoemd in artikel 3. Hierbij beoordeelt het college op basis van plaatsgebonden omstandigheden of en in hoeverre afwijken noodzakelijk is en wordt er een zorgvuldige onderbouwing gevraagd. Bij de beoordeling van afwijkingsverzoeken onderzoekt de gemeente de volgende alternatieven om alsnog aan de natuurinclusieve doelstellingen te voldoen:

  • A.

    Of het ontbrekende oppervlak aan natuur kan worden gecompenseerd binnen het eigen terrein (tuin) of op of aan gebouwen (daken en gevels) binnen het projectgebied;

  • B.

    Of het ontbrekende oppervlak aan natuur gerealiseerd kan worden in de directe nabijheid van het project, bij voorkeur in dezelfde straat of buurt;

  • C.

    Of halfverharding en groene parkeerplaatsen kunnen bijdragen aan de groennorm (met een waarde van 50% van het groene oppervlak);

  • D.

    Of er ruimte is voor het ontbrekende oppervlak aan groen op een door de gemeente aangewezen locatie;

  • E.

    Of een financiële compensatie kan worden overeengekomen, waarbij de bijdrage wordt aangewend voor natuurinclusieve maatregelen elders binnen de gemeente.

Indien geen van de bovengenoemde opties haalbaar is om aan de natuurinclusieve vereisten te voldoen, kan het college, in het geval van andere (zwaarwegende) belangen, besluiten om (gedeeltelijk) vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 5: Overgangsregeling

Voor woningbouwprojecten waarvoor tussen gemeente Drimmelen en ontwikkelende partijen reeds een anterieure overeenkomst kostenverhaal is afgesloten, geldt deze beleidsregel niet. Het college zal echter in overleg met deze ontwikkelaars verkennen hoe natuurinclusieve inrichtingsmaatregelen waar mogelijk alsnog kunnen worden ingepast om aan de intentie en doelstellingen van het natuurinclusieve beleid te voldoen, zonder dat dit veel of grote vertraging oplevert. Voor projecten waarvoor nog geen anterieure overeenkomst kostenverhaal is afgesloten, is deze beleidsregel van toepassing vanaf 1 januari 2025.

Artikel 6: Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 17 december 2024

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

De burgemeester,

Boy Scholtze

De secretaris,

Dré Martens

Bijlage 1: beleidsnota natuurinclusief bouwen

Bijlage 2: inspiratiegids natuurinclusief Drimmelen

Bijlage 3: toetsingsformulier en inrichtingsmaatregelen

(Deze bijlagen zijn te vinden op de gemeentelijke website dan wel opvraagbaar bij de gemeente).