Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732426
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732426/1
Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Reuver 2025-2029
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Reuver 2025-2029De raad van de gemeente Beesel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024;
gelet op het bepaalde in
- -
artikel 216 van de Gemeentewet
- -
artikel 1 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;;
b e s l u i t
vast te stellen de verordening: Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Reuver 2025-2029;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
bedrijveninvesteringszone: het op de bij deze verordening behorende kaart aangewezen gebied in de gemeente Beesel waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;
- -
BIZ-bijdrage: belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de wet;
- -
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;
- -
uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en Stichting Bedrijven Investeringszone Centrum Reuver op 17 december 2024 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;
- -
wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.
Alle andere begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, in de Algemene wet bestuursrecht, alsmede in hierop gebaseerde regelgeving.
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 2. Belastbaar feit en aard van de belasting
-
1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.
-
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Artikel 3. Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.
-
2. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 4. Belastingplicht
-
1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar, al dan niet, krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak gebruikt;
-
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die onroerende zaak ter beschikking is gesteld.
- a.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
-
1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.
-
2. Indien met betrekking tot de onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 6. Vrijstellingen
-
1. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
- a.
voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
- b.
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
- c.
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
- d.
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
- e.
natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
- f.
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
- g.
waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
- h.
werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
- i.
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
- j.
onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;
- k.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
- l.
plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
- m.
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
- n.
onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;
- o.
onroerende zaken die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;
- p.
onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.
- q.
onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de elektriciteitsvoorziening (trafo’s) en (tele)communicatie;
- r.
onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor opslag/distributie;
- s.
onroerende zaken die in gebruik zijn als dagverblijf.
- a.
-
2. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 7. Tarief BIZ-bijdrage
-
1. Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt bij een WOZ-waarde van:
- •
niet meer dan 75.000: € 350
- •
meer dan € 75.000, maar niet meer dan € 125.000: € 425
- •
meer dan € 125.000, maar niet meer dan € 175.000: € 500
- •
meer dan € 175.000, maar niet meer dan € 225.000: € 575
- •
meer dan € 225.000, maar niet meer dan € 275.000: € 650
- •
meer dan € 275.000, maar niet meer dan € 325.000: € 725
- •
meer dan € 325.000, maar niet meer dan € 375.000: € 800
- •
meer dan € 375.000, maar niet meer dan € 425.000: € 875
- •
meer dan € 425.000, maar niet meer dan € 475.000: € 950
- •
meer dan € 475.000: € 1000
- •
-
2. In het geval van twee of meer onroerende zaken of delen daarvan die direct naast of boven elkaar zijn gelegen en die door één gebruiker wordt gebruikt voor hetzelfde doel, zullen deze onroerende zaken en/of delen daarvan voor de toepassing van het tweede lid als één onroerende zaak worden aangemerkt, waarbij als WOZ-waarde wordt genomen het totaal van de afzonderlijke WOZ-waarden.
Artikel 8. Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9. Termijnen van betaling
De belasting moet worden voldaan binnen een maand na de dagtekening van de in artikel 8 bedoelde aanslag.
Artikel 10. Looptijd belastingheffing
De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Artikel 11. Buiten toepassing algemene subsidieverordening
Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening van de gemeente Beesel niet van toepassing.
Artikel 12. Aanwijzing stichting
Stichting Bedrijveninvesteringszone Centrum Reuver wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.
Artikel 13. Subsidieverlening
-
1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.
-
2. De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 14. Subsidieverplichtingen
Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 15. Subsidievaststelling
-
1. Voor 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar, dient de stichting verantwoording af te leggen over het subsidiejaar door de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.
-
2. De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.
-
3. Voor zover dit niet reeds is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen van de subsidieontvanger of de subsidieontvanger in de beschikking tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen.
Artikel 16. Melding van relevante wijzigingen
De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:
- a.
meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie;
- b.
een wijziging van de statuten. Een dergelijke wijziging behoeft de voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente;
- c.
verandering of beëindiging van activiteiten.
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 17. Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken en deze bekendmaking werkt terug tot en met 1 januari als deze na 1 januari 2025 is gelegen,
-
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.
Artikel 18. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Reuver 2025-2029.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Beesel in de openbare vergadering van 16 december 2024.
griffier,
N.H.P. Vintcent MA
voorzitter,
C.N.A. Nijkerken-de Haan
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl