Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732379
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732379/1
Subsidieregeling Leefomgeving landelijk gebied provincie Utrecht
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Subsidieregeling Leefomgeving landelijk gebied provincie UtrechtGedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op het gestelde in de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022, de Beleidsregel exploitatiesubsidies en de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies en de Beleidsregel Toezicht en naleving subsidies;
Overwegende dat:
- •
het met het oog op de overzichtelijkheid, uniformiteit en onderlinge samenhang wenselijk is om verschillende subsidieregelingen voor activiteiten die bijdragen aan de provinciale doelen op het gebied van de leefomgeving, te bundelen in één subsidieregeling;
- •
het voor de begrijpelijkheid en de vermindering van de administratieve druk van belang is dat de subsidieregeling zo eenvoudig mogelijk is;
- •
deze subsidieregeling als beleidsgrondslag heeft:
- -
de Omgevingsvisie provincie Utrecht en de Omgevingsverordening provincie Utrecht;
- -
de Landbouwvisie provincie Utrecht 2018 en de Samenwerkingsagenda Landbouw;
- -
het Utrechts Programma Landelijk Gebied 1.0;
- -
de Natuurvisie provincie Utrecht en het bijbehorende Supplement biodiversiteit;
- -
het Interprovinciaal Wolvenplan 2019 en addendum 2023;
- -
de Regionale Veenweidenstrategie Utrechtse Veenweiden;
- -
het Uitvoeringsprogramma Regionale Veenweidenstrategie Utrechtse Veenweiden 2023-2024; en
- -
het Strategisch bosbeleid;
- -
Besluiten de volgende subsidieregeling vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Voor de omschrijving van de begrippen die in deze subsidieregeling worden gebruikt, wordt verwezen naar de bijlage bij dit hoofdstuk.
Artikel 1.2 Toepassingsbereik hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle subsidies die op grond van deze subsidieregeling worden verstrekt, tenzij in de hoofdstukken 2 en volgende anders is bepaald.
Artikel 1.3 Financiële vorm van de subsidie
De subsidie wordt in de vorm van een geldbedrag verstrekt.
Artikel 1.4 Subsidieaanvraag
De aanvraag wordt digitaal ingediend, met gebruikmaking van het daarvoor beschikbare aanvraagformulier op het subsidieportaal van de provincie Utrecht.
Artikel 1.5 Verlenging beslistermijn
-
1. Een besluit op een subsidieaanvraag wordt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag verzonden aan de aanvrager. Deze termijn kan met maximaal 13 weken worden verlengd.
-
2. Als er sprake is van een subsidieplafond en de wijze van verdeling wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de aanvraag of op basis van loting, wordt een besluit op een subsidieaanvraag binnen 13 weken na afloop van de aanvraagperiode verzonden. Deze termijn kan met maximaal 13 weken worden verlengd.
Artikel 1.6 Weigeringsgronden
In aanvulling op het gestelde in artikel 4:6 van de AsvpU wordt subsidie ook geweigerd:
- a.
voor zover voor de subsidiabele activiteiten reeds subsidie is verstrekt; in dat geval wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels te voorkomen;
- b.
voor zover de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voortvloeit uit een wettelijk opgelegde verplichting.
Artikel 1.7 Verplichtingen
-
1. In de subsidieverleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger naast de verplichtingen in deze subsidieregeling, nog andere verplichtingen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
-
2. Als een subsidie is aangemerkt als toelaatbare staatssteun, voldoet de subsidieontvanger aan de voorwaarden die de Europese Commissie daaraan heeft gesteld.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten zijn in ieder geval niet subsidiabel tenzij in het betreffende hoofdstuk anders is bepaald:
- a.
verrekenbare of compensabele heffingen, lasten en belastingen zoals BTW;
- b.
kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;
- c.
kosten voor reguliere activiteiten, structurele ondersteuning of het afdekken van exploitatietekorten van activiteiten en organisaties;
- d.
kosten die gemaakt zijn voor de indieningsdatum van de subsidieaanvraag.
Hoofdstuk 2 Aankoop en ontpachting NNN-gronden
[gereserveerd]
Hoofdstuk 3 Leefgebieden bedreigde soorten
[gereserveerd]
Hoofdstuk 4 Bestrijding en beheersing invasieve exoten
[gereserveerd]
Hoofdstuk 5 Beleefbare natuur
[gereserveerd]
Hoofdstuk 6 Groen doet Goed
Artikel 6.1 Subsidiecriteria
-
1. In het kader van het provinciale meerjarendoel 2.3.1 “de betrokkenheid van inwoners bij natuur is groter en de samenwerking tussen bij natuur betrokken partijen is beter” kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
- a.
natuureducatie, natuurbeleving of voedseleducatie voor kinderen, bij voorkeur uit versteende wijken;
- b.
coördinatie en organisatie van de gezamenlijke onder a bedoelde activiteiten.
- a.
-
2. Subsidie wordt slechts verstrekt als met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, voldaan wordt aan de volgende criteria:
- a.
de gemeentelijke trekker van Groen doet Goed participeert in het netwerk van Groen doet Goed in de provincie Utrecht;
- b.
waar mogelijk zijn terreinbeheerders betrokken bij de activiteiten;
- c.
uit het Jaarplan blijkt dat naast de bijdrage van de provincie ten minste eenzelfde bedrag aan cofinanciering en/of eigen bijdrage beschikbaar is.
- a.
-
3. In afwijking van artikel 1.8, onder c, kunnen de subsidiabele activiteiten, genoemd in het eerste lid, tot de reguliere activiteiten behoren van de subsidieontvanger.
Artikel 6.2 Subsidieontvangers (doelgroep)
-
1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan de in de bijlage bij dit hoofdstuk (Bijlage organisaties Groen doet Goed) genoemde:
- a.
gemeenten;
- b.
rechtspersonen die natuureducatie en natuurbeleving verzorgen namens een gemeente.
- a.
-
2. De in het eerste lid genoemde bijlage maakt onlosmakelijk onderdeel uit van dit hoofdstuk.
Artikel 6.3 Aanvraag
-
1. Subsidieaanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend.
-
2. In afwijking van artikel 4.4, eerste en vierde lid, van de AsvpU, wordt bij de subsidieaanvraag slechts het Jaarplan gevoegd dat is aangeleverd aan IVN Natuureducatie ter voorbereiding van deze aanvraag.
Artikel 6.4 Verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht monitoringsgegevens en teksten voor het gezamenlijke Jaarverslag Groen doet Goed aan te leveren aan IVN Natuureducatie.
Artikel 6.5 Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt voor 2025 € 150.000,-.
Artikel 6.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt €15.000,-.
Artikel 6.7 Subsidiabele kosten
Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 6.1, zijn de kosten subsidiabel, die aantoonbaar zijn en voldoen aan artikel 4.8 van de AsvpU.
Hoofdstuk 7 Kleine landschapselementen
[gereserveerd]
Hoofdstuk 8 Verplaatsing landbouwbedrijven
[gereserveerd]
Hoofdstuk 9 Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer
[gereserveerd]
Hoofdstuk 10 Agroforestry
[gereserveerd]
Hoofdstuk 11 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Melkveehouderij 2025-2028
Artikel 11.1 Subsidiecriteria
-
1. In het kader van provinciale meerjarendoel 2.4.1 “de landbouw is meer circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en economisch rendabel” kan subsidie worden verstrekt voor deelname van melkveehouders aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw in de periode 2025 tot en met 2028.
-
2. Subsidie wordt slechts verstrekt als de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende criteria:
- a.
het project wordt uitgevoerd in de provincie Utrecht;
- b.
het project is gericht op het versterken van de biodiversiteit en kringlooplandbouw;
- c.
het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector in de provincie Utrecht;
- d.
het project leidt, met behulp van onafhankelijk kennisdeling, tot een geringer grondstoffengebruik en een meer gesloten kringloop alsmede tot meer biodiversiteit, blijkend uit een praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer;
- e.
de deelnemers aan de UDML zijn evenredig verdeeld over de werkgebieden van de Utrechtse collectieven, waarbij wordt rekening gehouden met de spreiding van de deelnemers aan de UMDL 2024-2027 en het aantal melkveebedrijven dat in het werkgebied gevestigd is;
- f.
zo mogelijk worden vier van elk van de volgende typen bedrijven geselecteerd: gangbaar en gecertificeerd biologisch.
- a.
-
3. De praktijkscan, bedoeld in het tweede lid, onder d:
- a.
beschrijft de nulsituatie van de deelnemer op basis van de vijftien indicatoren van de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Melkveehouderij, opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel A, B en C. De nulsituatie heeft betrekking op het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het project;
- b.
beschrijft per jaar tenminste drie maatregelen die de deelnemer wil uitvoeren om een hogere totaalscore te halen dan in de nulsituatie; en
- c.
maakt een realistische inschatting van de score per Kritische Prestatie Indicator (KPI) die de deelnemer verwacht te behalen gedurende de looptijd van het project, uitgesplitst per jaar.
- a.
-
4. Elke deelnemer scoort ten minste 300 punten in de praktijkscan van de nulsituatie, bedoeld in het derde lid, onder a, om voor een beloning door het collectief in aanmerking te komen.
Artikel 11.2 Subsidieontvangers (doelgroep)
-
1. Subsidie kan worden verstrekt aan:
- a.
een Collectief voor agrarisch natuurbeheer; of
- b.
een samenwerkingsverband van twee of meer Collectieven voor agrarisch natuurbeheer;
- a.
-
2. Als een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:
- a.
wordt subsidie aangevraagd door één Collectief voor agrarisch natuurbeheer; en
- b.
draagt het project de instemming van de andere deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.
- a.
Artikel 11.3 Aanvraag
-
1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tot 28 januari 2025.
-
2. De verdeling van het beschikbare budget, met inachtneming van artikel 2.3 AsvpU, vindt plaats op basis van de kwaliteit van de aanvragen (tender).
-
3. In aanvulling op het gestelde in artikel 4.4 van de AsvpU worden bij de subsidieaanvraag ook de volgende gegevens en stukken gevoegd:
- a.
informatie waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager aantoonbaar:
- i.
beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking;
- ii.
beschikt over hiertoe gekwalificeerd en opgeleid personeel; en
- iii.
betrouwbaar is gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekt;
- i.
- b.
een projectplan met in ieder geval:
- i.
de wijze waarop wordt voldaan aan de vereisten in dit hoofdstuk ;
- ii.
de wijze waarop de deelnemer wordt begeleid door middel van de praktijkscan, groepsbijeenkomsten en coaching;
- iii.
de bevindingen en wijze waarop jaarlijks de borging door middel van een steekproef bij 10% van de deelnemers wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij;
- i.
- c.
als gebruik wordt gemaakt van een De-minimisverordening, een volledig ingevulde en ondertekende De-minimisverklaring;
- d.
als er sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 11.2, tweede lid, een document waaruit de instemming van de samenwerkende Collectieven voor agrarisch natuurbeheer blijkt.
- a.
Artikel 11.4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000,-.
Artikel 11.5 Verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
het project binnen drie maanden na verlening van de subsidie te starten;
- b.
een overeenkomst te sluiten met de deelnemers aan de UMDL op volgorde van binnenkomst. Voor het bepalen van de volgorde van binnenkomst van de deelnemers geldt het moment waarop de ondertekende en volledig ingevulde deelnemersovereenkomst, inclusief bijbehorende documenten, bij het collectief zijn aangeleverd.
- c.
ervoor zorg te dragen dat uit de overeenkomst blijkt:
- i.
dat aan de deelnemer slechts een zodanig bedrag wordt verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor De-minimissteun niet wordt overschreden;
- ii.
de bereidheid van de deelnemer tot deelname aan het project gedurende in totaal vier jaar;
- iii.
dat de deelnemer de subsidieaanvrager machtigt de gegevens uit de databases Centrale Database KringloopWijzer, RVO gecombineerde opgave en SCAN-ICT van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de vijftien indicatoren, opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk, te kunnen monitoren;
- i.
- d.
het project af te ronden met een eindverslag binnen vijf jaar na het uitvoeren van de praktijkscan van de nulsituatie;
- e.
voor iedere deelnemer jaarlijks de beloning vast te stellen, conform de berekening, opgenomen in bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel B en C, tot een maximum van € 5.000 per deelnemer per jaar;
- f.
de beloning, na schriftelijke goedkeuring van het voorgangsverslag door de provincie, jaarlijks uiterlijk 15 december uit te betalen aan de deelnemers;
- g.
jaarlijks de bevindingen en de resultaten (inclusief de praktijkscan anoniem per bedrijf met de scores per KPI) van het project UMDL 2025-2028 voor de provincie Utrecht toegankelijk te maken;
- h.
een administratie bij te houden van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en deze desgevraagd aan gedeputeerde staten over te leggen;
- i.
interne procedures te hebben vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemende melkveehouders;
- j.
de bevindingen en de resultaten van het project anoniem toegankelijk te maken voor derden, zoals voor onderzoek, monitoring en evaluaties, mits de provincie Utrecht daartoe toestemming heeft verleend. Publicatie van bevindingen en resultaten van het project is alleen toegestaan na akkoord van de provincie Utrecht, adviesgroep en de bestuurlijk begeleidingsgroep UMDL.
- k.
in alle communicatie uitingen en bijeenkomsten over de UMDL Melkveehouderij, het logo van de provincie Utrecht op te nemen en te vermelden dat de provincie Utrecht hieraan subsidie heeft verleend.
Artikel 11.6 Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt voor de periode 2025 tot en met 2028 € 4.487.660, waarvan € 127.660,- specifiek voor klimaat.
Artikel 11. 7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt minimaal € 25.000,-
-
2. De hoogte van de subsidies bedraagt maximaal 100 procent van de subsidiabele kosten.
Artikel 11.8 Subsidiabele kosten
De volgende kosten zijn subsidiabel:
- a.
kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 11.1, die aantoonbaar zijn en voldoen aan artikel 4.8 van de AsvpU;
- b.
de beloningen aan de deelnemers;
- c.
BTW, voor zover niet verrekenbaar.
Artikel 11.9 Voortgangsrapportages
Op grond van de artikelen 1.4 en 6.3 AsvpU wordt de verantwoording door subsidieontvanger gedaan via een jaarlijkse voortgangrapportage over het lopende en indien van toepassing over het nog niet gerapporteerde deel van het voorafgaande jaar. De rapportage, inclusief over de uitgevoerde borging, praktijkscan (met voorgenomen maatregelen) en kennisuitwisselingsactiviteiten, wordt uiterlijk 1 oktober ingediend bij de provincie via het door de provincie vastgestelde format voortgangsverslag. Deze rapportage bevat:
- a.
een voorstel voor de uitbetaling aan de deelnemers op de volgende manier: het overleggen van een praktijkscan per deelnemende melkveehouder (anoniem) van de gemaakte inschatting vooraf en de definitieve score per KPI, overeenkomstig het daartoe door de provincie vastgestelde format “praktijkscan eindsituatie”;
- b.
de praktijkscan eindsituatie waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen en maatregelen voor de KPI’s uit de praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer, per jaar zijn behaald;
- c.
de additionele vastlegging en beloning van CO2-equivalent, voor de KPI’s onder 6, 10 en 11 in bijlage B en C bij dit hoofdstuk;
- d.
een beschrijving van de activiteiten (inclusief bodem-, water-, mest-, gras- en/of kuilanalyses) met een vergelijking tussen de begroting en daadwerkelijke uitgaven;
- e.
bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.
Artikel 11.10 Staatssteun
-
1. De subsidieontvanger verstrekt de beloning aan de deelnemers in de vorm van De-minimissteun.
-
2. De subsidie wordt verstrekt met in achtneming van artikel 22 van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Hoofdstuk 12 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Fruitteelt 2025-2028
Artikel 12.1 Subsidiecriteria
-
1. In het kader van provinciale meerjarendoel 2.4.1 “de landbouw is meer circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en economisch rendabel” kan subsidie worden verstrekt voor deelname van fruittelers aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw in de periode 2025 tot en met 2028.
-
2. Subsidie wordt slechts verstrekt als de activiteiten, zoals bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende criteria:
- a.
het project wordt uitgevoerd in de provincie Utrecht;
- b.
het project is gericht op het versterken van de biodiversiteit en kringlooplandbouw;
- c.
het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector in de provincie Utrecht;
- d.
het project leidt, met behulp van onafhankelijk kennisdeling, tot een geringer grondstoffengebruik en een meer gesloten kringloop alsmede tot meer biodiversiteit, blijkend uit een praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Fruitteelt;
- e.
deze deelnemers zijn evenredig verdeeld over de fruitteelt gebieden Kromme Rijnstreek, Utrechtse Waarden en Vijfheerenlanden en maximaal drie buiten deze gebieden in de provincie Utrecht.
- a.
-
3. De praktijkscan, bedoeld in het tweede lid, onder d:
- a.
beschrijft de nulsituatie van de deelnemer op basis van de zeventien indicatoren van de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Fruitteelt, opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel A, B en C. De nulsituatie heeft betrekking op het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het project;
- b.
beschrijft per jaar tenminste drie maatregelen die de deelnemer wil uitvoeren om een hogere totaalscore te halen dan in de nulsituatie; en
- c.
maakt een realistische inschatting van de score per Kritische Prestatie Indicator (KPI) die de deelnemer verwacht te behalen gedurende de looptijd van het project, uitgesplitst per jaar;
- a.
Elke deelnemer scoort ten minste 300 punten in de praktijkscan van de nulsituatie, bedoeld in het derde lid onder a, om voor een beloning door het collectief in aanmerking te komen.
Artikel 12.2 Subsidieontvangers (doelgroep)
-
1. Subsidie kan worden kan worden verstrekt aan:
- a.
een Collectief voor agrarisch natuurbeheer; of
- b.
een samenwerkingsverband van twee of meer Collectieven voor agrarisch natuurbeheer;
- a.
-
2. Als een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:
- a.
wordt subsidie aangevraagd door één Collectief voor agrarisch natuurbeheer; en
- b.
draagt het project de instemming van de andere deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.
- a.
-
3. Voor subsidie komen in aanmerking de collectieven die actief zijn in de fruitteeltgebieden Vijfheerenlanden, de Utrechtse Waarden en de Kromme Rijnstreek.
Artikel 12.3 Aanvraag
-
1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend tot 28 januari 2025.
-
2. De verdeling van het beschikbare budget, met inachtneming van artikel 2.3 AsvpU, vindt plaats op basis van de kwaliteit van de aanvragen (tender).
-
3. In aanvulling op het gestelde in artikel 4.4 van de AsvpU, worden bij de subsidieaanvraag ook de volgende gegevens en stukken gevoegd:
- a.
informatie waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager aantoonbaar:
- i.
beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking;
- ii.
beschikt over hiertoe gekwalificeerd en opgeleid personeel; en
- iii.
betrouwbaar is gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekt;
- i.
- b.
een projectplan met in ieder geval:
- i.
de wijze waarop wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;
- ii.
de wijze waarop de deelnemer wordt begeleid door middel van de praktijkscan, groepsbijeenkomsten en coaching;
- iii.
de bevindingen en wijze waarop jaarlijks de borging door middel van een steekproef bij 10% van de deelnemers wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij;
- i.
- c.
als gebruik wordt gemaakt van een De-minimisverordening, een volledig ingevulde en ondertekende De-minimisverklaring;
- d.
als er sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 12.2, tweede lid, een document waaruit de instemming van de samenwerkende Collectieven voor agrarisch natuurbeheer blijkt.
- a.
Artikel 12.4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000,-.
Artikel 12.5 Verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
het project binnen drie maanden na verlening van de subsidie te starten;
- b.
een overeenkomst te sluiten met de deelnemers aan de UMDL op volgorde van binnenkomst. Voor het bepalen van de volgorde van binnenkomst van de deelnemers geldt het moment waarop de ondertekende en volledig ingevulde deelnemersovereenkomst, inclusief bijbehorende documenten, bij het collectief zijn aangeleverd.
- c.
ervoor zorg te dragen dat uit de overeenkomst blijkt:
- i.
dat aan de deelnemer slechts een zodanig bedrag wordt verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor De-minimissteun niet wordt overschreden;
- ii.
de bereidheid van de deelnemer tot deelname aan het project gedurende in totaal vier jaar;
- iii.
waarin de deelnemer de subsidieaanvrager machtigt de benodigde bedrijfsgegevens te mogen gebruiken en machtigt om de RVO gecombineerde opgave en SCAN-ICT van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de zeventien indicatoren, opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk, te kunnen monitoren;
- i.
- d.
het project af te ronden met een eindverslag binnen vijf jaar na het uitvoeren van de praktijkscan van de nulsituatie;
- e.
voor iedere deelnemer jaarlijks de beloning vast te stellen, conform de berekening, opgenomen in bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel B en C, tot een maximum van € 5.000 per deelnemer per jaar;
- f.
de beloning, na schriftelijke goedkeuring van het voorgangsverslag door de provincie, jaarlijks uiterlijk 15 december uit te betalen aan de deelnemers;
- g.
jaarlijks de bevindingen en de resultaten (inclusief de praktijkscan anoniem per bedrijf met de scores per KPI) van het project UMDL 2025-2028 voor de provincie Utrecht toegankelijk te maken;
- h.
een administratie bij te houden van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en deze desgevraagd aan gedeputeerde staten over te leggen;
- i.
interne procedures te hebben vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemende fruittelers;
- j.
de bevindingen en de resultaten van het project anoniem toegankelijk te maken voor derden, zoals voor onderzoek, monitoring en evaluaties, mits de provincie Utrecht daartoe toestemming heeft verleend. Publicatie van bevindingen en resultaten van het project is alleen toegestaan na akkoord van de provincie, adviesgroep en de bestuurlijk begeleidingsgroep UMDL.
- k.
in alle communicatie uitingen en bijeenkomsten over de UMDL Fruitteelt, het logo van de provincie Utrecht op te nemen en te vermelden dat de provincie Utrecht hieraan subsidie heeft verleend.
Artikel 12.6 Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt voor de periode 2025 tot en met 2028 € 752.340, waarvan € 22.340,- specifiek voor klimaat.
Artikel 12.7 Hoogte van de subsidie
-
1. De subsidie bedraagt minimaal € 25.000,-.
-
2. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.
Artikel 12.8 Subsidiabele kosten
De volgende kosten zijn subsidiabel:
- a.
kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 12.1, die aantoonbaar zijn en voldoen aan artikel 4.8 van de AsvpU;
- b.
de beloningen aan de deelnemers;
- c.
BTW, voor zover niet verrekenbaar.
Artikel 12.9 Voortgangsrapportages
De verantwoording door subsidieontvanger gedaan via een voortgangrapportage over het lopende en indien van toepassing over het nog niet gerapporteerde deel van het voorafgaande jaar. De rapportage, inclusief de uitgevoerde borging en kennisuitwisselingsactiviteiten, wordt uiterlijk 1 oktober ingediend bij de provincie via het door de provincie vastgestelde format voortgangsverslag. Deze rapportage bevat:
- a.
een voorstel voor de uitbetaling aan de deelnemers op de volgende manier: het overleggen van een praktijkscan per deelnemende melkveehouder (anoniem) van de gemaakte inschatting vooraf en de definitieve score per KPI de bijlagen A, B en C bij dit hoofdstuk, overeenkomstig het daartoe door de provincie vastgestelde format “praktijkscan eindsituatie”;
- b.
de praktijkscan eindsituatie waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen en maatregelen voor de KPI’s uit de praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer, per jaar zijn behaald;
- c.
de additionele vastlegging en beloning van de CO2-equivalent, voor de KPI onder 15 in bijlage B en C bij dit hoofdstuk;
- d.
een beschrijving van de activiteiten (inclusief bodem-, water- en/of mestanalyses) met een vergelijking tussen de begroting en daadwerkelijke uitgaven;
- e.
bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.
Artikel 12.10 Staatssteun
-
1. De beloning aan de deelnemers wordt door de subsidieontvanger verstrekt in de vorm van De-minimissteun.
-
2. De subsidie wordt verstrekt met in achtneming van artikel 22 van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Hoofdstuk 13
[gereserveerd]
Hoofdstuk 14 Beperking Bodemdaling Utrechtse Veenweiden
[gereserveerd]
Hoofdstuk 15 Wolfwerende rasters
[gereserveerd]
Hoofdstuk 16 Leefbaarheid in het landelijk gebied en kleine kernen
[gereserveerd]
Hoofdstuk 17 Slotbepalingen
Artikel Overgangsrecht
Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór de datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling of een wijziging hiervan, worden behandeld overeenkomstig de op dat moment geldende regelgeving.
Artikel Inwerkingtreding en geldingsduur
Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2025.
Artikel Citeertitel
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Leefomgeving landelijk gebied provincie Utrecht.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 10 december 2024.
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
Bijlage bij hoofdstuk 1, artikel 1.1
Begripsbepalingen
- -
aangewezen hoefdieren: runderen, schapen, geiten, varkens, paardachtigen (paard, pony, ezel en kruisingen hiervan), alpaca’s;
- -
aangewezen leefgebied wolf: door gedeputeerde staten van Utrecht vastgesteld gebied waar een wolf zich na zes maanden aanwezigheid gevestigd heeft en daarmee het risico op schade door een gevestigde wolf aannemelijk en voorzienbaar is, begrenzing zoals opgenomen in de bijlage bij hoofdstuk 15 van deze regeling.
- -
agrariër: zie landbouwer
- -
agrarisch gebruik: al dan niet bedrijfsmatig in gebruik voor landbouw;
- -
Agroforestry, ook wel boslandbouw: een vorm van landbouw waarbij meerjarige houtige gewassen (bomen en struiken) bewust geïntegreerd worden met de teelt van gewassen of dierlijke productiesystemen, vanwege de (beoogde) ecologische en economische voordelen;
- -
ANLb: subsidie agrarisch natuur en landschapsbeheer;
- -
AsvpU: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;
- -
AVP: Agenda Vitaal Platteland;
- -
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
- -
AWIS: Actief Water Infiltratie Systeem. Stelsel van drainagebuizen waar water ingepompt wordt om water te infiltreren in een perceel;
- -
Aziatische duizendknopen: Japanse Duizendknoop (Fallopia japonica) , Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis) en Boheemse duizendknoop (Fallopia x bohemica);
- -
Basisvoorziening: fysieke voorziening, zoals een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw, of een openbaar gebied waar voor iedereen toegankelijke activiteiten in het sociaal domein plaatsvinden die bijdragen aan de leefbaarheid. Voorbeelden hiervan zijn dorpshuizen en multifunctionele centra;
- -
bedrijfsverplaatsing: verplaatsing van een landbouwbedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten op de oorspronkelijke locatie worden beëindigd en elders worden voortgezet;
- -
Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies: beleid van GS waarin is aangegeven welke kosten bij projectsubsidies wel of niet subsidiabel zijn;
- -
Beschermde soorten Wnb: soorten die op grond van de artikelen 11.37, 11.46 en 11.54 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wettelijk beschermd zijn;
- -
bestaande hoefdierhouder: bedrijfsmatige of hobbymatige houder van aangewezen hoefdieren die deze dieren voor 26 mei 2023 had geregistreerd in het Identificatie- en registratiesysteem van dieren, gevestigd in de provincie Utrecht of gebruikmakend van gronden voor begrazing door deze hoefdieren in de provincie Utrecht. Op 26 mei 2023 is de wolf via DNA analyse met zekerheid vastgesteld in de provincie Utrecht;
- -
biodiversiteit: de verscheidenheid aan plant- en diersoorten en de samenhang tussen die soorten;
- -
bodemdaling: bodemdaling en de daarmee verband houdende uitstoot van broeikasgassen uit veenbodems;
- -
bosreservaten: bosreservaat De Heul bij het Leersumse Veld en bosreservaat Galgenberg bij Amerongen. Voormalig cultuurbos waar het beheer is stopgezet en de bosontwikkeling wordt gevolgd;
- -
Catalogus Groenblauwe Diensten: set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie met het goedkeuringsbesluit SA.44848 (2017/N)goedkeuring heeft verleend;
- -
Centrale Database KringloopWijzer: database met bedrijfseigen kringloopwijzer gegevens van een melkveehouder, die jaarlijks ingevuld en gevalideerd worden via www.mijnkringloopwijzer.nl;
- -
Collectief voor agrarisch natuurbeheer: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond, die beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, overeenkomstig de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;
- -
DAEB Kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (PbEU 2012, C 8);
- -
De-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de betreffende De-minimisverordening;
- -
De-minimisverordening: Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de De-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 2023/2831, PbEU L van 15.12.2023) of Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de De-minimissteun in de landbouwsector (Verordening (EU) Nr. 1408/2013, PbEU L352/9) bij subsidie aan een onderneming actief in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten;
- -
(erkend) deskundige: persoon die door beroep, studie of ervaring in het bijzonder bevoegd is tot het beoordelen van een zaak of het uitvoeren van een taak, vaak van specialistische aard;
- -
Diergezondheidswetgeving: Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid;
- -
drainageplan: plan waarin wordt aangegeven hoe het waterinfiltratiesysteem wordt aangelegd, inclusief een kaart met de locaties van de verschillende typen systemen en een doorrekening van de verwachte vermindering van de CO2-emissie;
- -
eindbegunstigde: degene die de door de provincie Utrecht verstrekte subsidie of deel daarvan ontvangt van de subsidie-ontvanger;
- -
Faunaschade Preventiekit, module wolven: overzicht van preventieve maatregelen om schade door wolven te voorkomen en te beperken zoals gepubliceerd op de website van BIJ12;
- -
fruitteler: ondernemer die appels, peren en/of kersen teelt;
- -
functieverandering: omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein door het wijzigen van het gebruik van de grond van landbouw naar natuur of landschapselement en het vestigen van een kwalitatieve verplichting;
- -
ganzenrustgebieden: gebieden binnen de provincie Utrecht die door Gedeputeerde Staten als ganzenrustgebieden zijn aangewezen. Zij zijn bedoeld om overwinterende ganzen rust te bieden in perioden dat buiten deze gebieden ganzen opzettelijk verstoord dan wel verjaagd mogen worden met ondersteunend afschot;
- -
gebruiksgerechtigde: pachter van landbouwgrond op basis van een reguliere pachtovereenkomst of een erfpachter van landbouwgrond op basis van een overeenkomst van erfpacht, waarvan de resterende looptijd tenminste 10 jaar bedraagt;
- -
Groen doet Goed: programma dat er op is gericht kinderen in de leeftijd van 4 – 12 jaar bij natuur te betrekken en natuur te laten beleven. In dit programma werken de provincie Utrecht, een aantal gemeenten en IVN Natuureducatie samen zoals nader uitgewerkt op de website Groen doet goed - Groen doet goed en de daarop volgende webpagina’s van het programma Groen doet goed Utrecht met de tekst zoals die luidt op het moment van in werking treden van dit besluit;
- -
Groen doet Goed netwerk: netwerk van de gemeentelijke trekkers van Groen doet Goed in de provincie Utrecht;
- -
Groene contour: gebieden die van belang worden geacht voor het functioneren van het NNN, maar die (nog) niet onder het NNN zelf vallen en waar op vrijwillige basis nieuwe natuur gerealiseerd kan worden. Na realisatie van deze nieuwe natuur wordt die opgenomen in het NNN;
- -
grote ondernemingen: ondernemingen die niet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in bijlage 1 van de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Europese Commissie van 14 december 2022, PbEU L327/1);
- -
herstel i.h.k.v. Invasieve exoten: maatregelen gericht op het herstellen van schade aan biodiversiteit veroorzaakt invasieve exoten, het optimaliseren en weerbaar maken van ecosystemen tegen vestiging van invasieve exoten herstel na verwijderen invasieve exoten en nazorg. De maatregelen zorgen er ook voor dat inheemse soorten en hun leefgebieden in stand blijven en kunnen herstellen naar ‘de oorspronkelijke waarden’;
- -
hervestigingslocatie: locatie waar het verplaatste landbouwbedrijf wordt voortgezet;
- -
hoefdiersoort: een van de soorten van de aangewezen hoefdieren; runderen, schapen, geiten, varkens, alpaca's en paard(-achtigen);
- -
icoonsoort: Utrechtse aandachtsoort waarvan het zwaartepunt van het verspreidingsgebied in de provincie Utrecht gelegen is;
- -
Identificatie- en Registratiesysteem van dieren: door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beheerde Identificatie- en Registratiesysteem van elke Nederlandse landbouwhuisdierenhouder met een uniek Bedrijfsnummer (UBN);
- -
invasieve exoten: dieren, planten en micro-organismen die door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen (zoals Nederland) en die bij vestiging en verspreiding schade kunnen veroorzaken;
- -
jonge landbouwer: landbouwer die jonger is dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, die bedrijfshoofd is en beschikt over de vereiste passende opleiding of vaardigheden;
- -
kleine kern: een woonkern met een inwonertal tot maximaal 10.000 inwoners conform de actuele gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS);
- -
kleine landschapselementen: qua oppervlakte of volume beperkte groene componenten in het landschap, die bijdragen aan de opbouw, structuur, invulling, identiteit en belevingswaarde van dat landschap, die niet onder hoofdstuk 11 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving vallen en die als zodanig zijn aangewezen door de provincie. Bijvoorbeeld bepaalde kleine bosjes en houtwallen, meidoornhagen in uiterwaarden, statige lanen, rijen knotwilgen, beeldbepalende bomen, bloemrijke akkerranden, alsmede bepaalde natuurvriendelijke slootkanten en poelen;
- -
koepelorganisatie: vereniging of stichting waarin een aantal belangenorganisaties vertegenwoordigd zijn. Een koepelorganisatie bundelt de belangen van haar leden;
- -
Kringlooplandbouw: een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van stoffen gesloten is. Dit houdt in dat alle stoffen die door de landbouw uit een gebied verdwijnen ook weer teruggebracht worden in het gebied. Het betreft landbouw met zuinig gebruik van grondstoffen en energie en het zo min mogelijk belasten van klimaat, milieu en natuur;
- -
KRW: Kaderrichtlijn Water, richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2000, met als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen;
- -
KRW-oppervlaktewaterlichamen: bepaalde, op kaart vastgelegde oppervlaktewateren van aanzienlijke omvang, zoals meren, waterbekkens, stromen, rivieren, kanalen, delen van een stroom, rivier of kanaal, overgangswateren dan wel stroken kustwater;
- -
landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt;
- -
landbouwer: een ondernemer die producten voortbrengt door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;
- -
landbouwproductiecapaciteit: grond die bij RVO geregistreerd is als grond in landbouwkundig gebruik;
- -
landbouwsteunkader: Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (2022/C 485/01);
- -
Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU L327/1 van 21 december 2022;
- -
landelijk gebied: gebied buiten het stedelijk gebied, zie Atlas provincie Utrecht: in bijlage 1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 opgenomen en nader beschreven landschapsbeheertype;
- -
leefbaarheid: gaat over de aantrekkelijkheid van een gebied of gemeenschap om er te wonen, leven, sporten, elkaar te ontmoeten, te spelen, elkaar hulp te vragen en dergelijke;
- -
marktwaarde: waarde van de grond vastgesteld in overeenstemming met de Mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (2016/C 262/01) in het vrije economische verkeer vastgesteld door een onafhankelijk taxateur, gebaseerd op algemeen aanvaarde marktindicaties en taxatiecriteria;
- -
meerjarendoel: doel uit de doelenboom van de provincie Utrecht, zoals gebruikt in de planning- en controlcyclus;
- -
melkveehouder: eigenaar van melk- en kalfkoeien, waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie worden gehouden;
- -
methode Somers: model dat op basis van onder andere bodemtype, peil en type water infiltratie systeem (WIS) de CO2 uitstoot kan uitrekenen;
- -
Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF): Natuurdatabank van Nederland. De NDFF bundelt, uniformeert en valideert natuurgegevens in Nederland. De gegevens brengen in beeld wat er bekend is over de verspreiding van planten- en diersoorten;
- -
Natura 2000-doelen: doelen voor bepaalde beschermde soorten en habitats van Natura 2000-gebieden die zijn vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten van die gebieden;
- -
Natura 2000-gebieden: door Europa beschermde natuurgebieden die tezamen het Natura 2000-netwerk vormen en waarin bepaalde habitats en (dier)soorten met hun natuurlijke leefomgeving beschermd worden om de biodiversiteit te behouden;
- -
natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
- -
natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht zoals geldend op het moment van de subsidieaanvraag;
- -
natuurbeheertype: in bijlage 2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 opgenomen en nader beschreven natuurbeheertype;
- -
natuurtoestemming:
- ▪
onherroepelijke vigerende omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet jo. artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Omgevingsbesluit of op basis van advies en instemming met het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.25, eerste lid, aanhef en onder e Omgevingsbesluit; of
- ▪
onherroepelijke vigerende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of Natuurbeschermingswet 1998, dan wel onherroepelijke vigerende vergunning; of geldende melding op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht artikel 2.1 eerste lid onder e of artikel 2.1 eerste lid onder i (omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu), de Wet milieubeheer of de Hinderwet; of
- ▪
niet vergunningplichtig, maar voldoend aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming; of
- ▪
vallend onder artikel 9.4, achtste lid van de Wet natuurbescherming; of
- ▪
toegestaan op de Europese referentiedatum en die niet is vervallen of geëxpireerd;
- ▪
- -
niet productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het (landbouw)bedrijf;
- -
NNN: Natuurnetwerk Nederland, het samenhangende netwerk van bestaande en nog aan te leggen natuurgebieden. De provincies stellen de begrenzing vast. Voor de provincie Utrecht is deze te vinden in het provinciale Natuurbeheerplan, op de betreffende webkaart aangeduid als ‘Nog te ontwikkelen natuur’;
- -
omgevingsverordening: de vigerende omgevingsverordening van de provincie Utrecht;
- -
onderneming in moeilijkheden: onderneming ten aanzien waarvan zich ten minste één van de omstandigheden voordoet als bedoeld in of artikel 2 punt 18 van Verordening (EU) nr. 651/2014;
- -
paardachtige: paard, pony, ezel of zebra;
- -
praktijkscan: toets van de bedrijfsgegevens aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw;
- -
programma: plan dat door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld op grond van artikel 3.4 van de Omgevingswet;
- -
publiek toegankelijk: voor iedereen beschikbaar, dus niet alleen voor leden van een (sport)vereniging;
- -
PWIS: passief water infiltratie systeem. Drainagebuizen die onder water/slootpeil liggen en op deze manier water kunnen infiltreren in een perceel;
- -
reeds aanwezige natuur: binnen de provincie Utrecht gelegen grond die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan is aangeduid als ‘reeds aanwezige natuur’;
- -
Rode lijst: door de rijksoverheid vastgestelde lijsten van soortgroepen van planten en dieren, waarin voor elke soort staat aangegeven in welke mate deze met uitsterven bedreigd wordt;
- -
RVS: Regionale Veenweidestrategie Utrechtse Veenweiden;
- -
SCAN-ICT van BoerenNatuur: database met bedrijfsgegevens over agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer, waterbeheer en bodembeheer van natuurlijke personen of rechtspersonen die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen, die gevuld is door een agrarisch collectief;
- -
SKNL: subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap;
- -
sociale cohesie: de betrokkenheid van mensen onderling, bij maatschappelijke organisaties, sociale verbanden en de samenleving als geheel, op macro-, meso- en microniveau. Het omvat sociale netwerken, participatie, solidariteit en vertrouwen tussen burgers (Sociaal en Cultureel Planbureau);
- -
stedelijk gebied: een gebied met een ten opzichte van de omgeving verhoogde urbanisatiegraad. Het stedelijk gebied van de provincie Utrecht is te vinden op Atlas provincie Utrecht
- -
te ontwikkelen natuur: binnen de provincie Utrecht gelegen grond die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan is aangeduid als ‘te ontwikkelen natuur’, ‘te ontwikkelen natuur zoekgebied' (Groene contour), of te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)’;
- -
te ontwikkelen natuur buiten zoekgebied: binnen de provincie Utrecht gelegen grond buiten de terreinen die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan zijn aangeduid als ‘te ontwikkelen natuur’, ‘te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)’, of te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)’, en die op grond van een ecologische onderbouwing en na advies van de Kopgroep Akkoord van Utrecht geschikt zijn om op voorzienbare termijn toe te voegen aan het NNN;
- -
Uitheemse rivierkreeften: Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (Orconectes limosus), Geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft (Orconectes virilis), Rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii) en Gestreepte Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus acutus/zonangulus);
- -
Unielijst: de lijst met invasieve exoten die door de Europse Unie zijn aangewezen in de uitvoeringsverordeningen nr. 1141/2016 (37 soorten) en nr. 1263/2017 (12 soorten);
- -
Utrechtse aandachtsoorten: bedreigde plant- en diersoorten zoals vastgesteld in de provinciale Natuurvisie 2016, te vinden in het bijbehorende ‘Supplement biodiversiteit’ en in de bijlage bij hoofdstuk 3 van deze subsidieregeling; zie ook Icoonsoort.
- -
Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL): monitor met samenhangende set van kwaliteitsindicatoren die de biodiversiteit versterken en kringlooplandbouw stimuleren, gebaseerd op de landelijke kernset die is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en gericht is op een integrale ontwikkeling van een nieuw perspectief voor de grondgebonden landbouw. De indicatoren zijn opgenomen in de bijlagen bij de hoofdstukken 11 en 12 van deze regeling;
- -
veenweidengebieden provincie Utrecht: het gebied waarvoor de subsidieregeling wordt opengesteld, deze zijn groen gemarkeerd op de kaart in de bijlage bij hoofdstuk 14. Dit gebied omvat de veengronden die in de RVS zijn beschreven als de veengronden waarop de RVS betrekking heeft (paragraaf 3.2 RVS);
- -
versteende wijken: wijken die volgens de kaart Groene stad label F hebben, zie Atlas provincie Utrecht;
- -
verwerving: verkrijging van het recht van eigendom;
- -
waardevermindering: verschil tussen enerzijds de marktwaarde van de grond bij verwerving en anderzijds de marktwaarde van de grond na omzetting in natuurterrein, gebaseerd op een onafhankelijke taxatie;
- -
waardevolle houtopstanden: oude bosgroeiplaatsen, oude boskernen, A-locatie bossen en bosreservaten. A-locatie bossen (locaties met natuurlijke bosgemeenschappen) vallen geheel binnen de NNN;
- -
waterinfiltratiesystemen: stelsel van buizen waarmee slootwater in een perceel kan worden gebracht door een rechtstreekse verbinding met het slootpeil (passief) of door middel van een pomp (actief);
- -
Waterparels: 25 ecologisch waardevolle wateren die op basis van het voorkomen van bijzondere soorten binnen de provincie Utrecht zijn geïdentificeerd. Deze gebieden met hoge potenties op het gebied van waternatuur en – kwaliteit, liggen deels binnen en deels buiten de begrenzing van het NNN en Natura 2000;
- -
weidevogelkerngebieden: door de provincie aangewezen natuur- en agrarische gebieden waar de condities voor weidevogels het meest gunstig zijn en waar beheerders en vrijwilligers gezamenlijk werken aan optimale inrichting, beheer en bescherming van weidevogels;
- -
wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Groene contour: natuurwaarden van de NNN zoals die zijn vastgelegd in het vigerende Natuurbeheerplan van de provincie (natuurbeheertypen), bijbehorende kaart met de natuurbeheertypen en de Index Natuur en landschap van BIJ12 (natuurtypen inclusief karakteristieke soorten);
- -
Wnb: Wet natuurbescherming;
- -
wolf-werende afrastering: afrastering om aanvallen van wolven op aangewezen hoefdieren te voorkomen.
- -
zoekgebied: in de provincie Utrecht gelegen grond die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan is aangeduid als ‘te ontwikkelen natuur’, ‘te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)’, of te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)’;
Bijlage bij hoofdstuk 6 Groen doet Goed
De volgende organisaties kunnen subsidie aanvragen voor Groen doet Goed in 2025:
Deelnemer netwerk Groen doet Goed |
aanvrager |
subsidiebedrag |
|
1 |
Amersfoort |
Gemeente Amersfoort |
€ 15.000,- |
2 |
De Ronde Venen |
ODRU |
€ 15.000,- |
3 |
Houten |
Gemeente Houten |
€ 15.000,- |
4 |
Leusden |
Stichting De Groene Belevenis |
€ 15.000,- |
5 |
Nieuwegein |
Gemeente Nieuwegein |
€ 15.000,- |
6 |
Utrecht |
Stichting Utrecht Natuurlijk |
€ 15.000,- |
7 |
Vijfheerenlanden |
Stichting Duurzaam Vijfheerenlanden (De Groene Weelde) |
€ 15.000,- |
8 |
Wijk bij Duurstede |
VOF Natuurlijk Heel Leuk |
€ 15.000,- |
9 |
Woerden |
Gemeente Woerden óf ODRU |
€ 15.000,- |
10 |
Zeist |
ODRU |
€ 15.000,- |
Totaal |
€ 150.000,- |
Bijlage bij hoofdstuk 11 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Melkveebedrijven
Onderdeel A: de 15 indicatoren van de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw voor melkveebedrijven
Indicator (KPI) |
Toelichting |
Eenheid |
1. Stikstofbodemoverschot* (3 jaar gemiddelde) |
Het totale stikstofbodemoverschot, als aanvoer van kunstmest, organische mest, weidemest, mineralisatie, depositie en vlinderbloemigen minus de afvoer van geoogste producten. (Met behulp van de data uit Kringloopwijzer) *Voor veengronden wordt gebruik gemaakt van een omrekenfactor. Hierbij wordt uitgegaan van: 1,99 kg N/hectare voor elke %-aandeel veengrond van het bedrijfsareaal. (Mede afhankelijk van rekenwijze ontwikkelingen bij KWL.) |
(kg N/ha) |
2. Fosfaatbodemoverschot (3 jaar gemiddelde) |
Het totale fosfaatbodemoverschot, als het mineralenoverschot fosfaat (P2O5 per hectare). (Met behulp van data uit de Kringloopwijzer) |
(kg P2O5/ha) |
3. Ammoniakuitstoot (3 jaar gemiddelde) |
Ammoniakemissie, als totale emissie van ammoniak (NH3) van graasdieren per hectare. (Met behulp van data uit de Kringloopwijzer) |
(kg NH3/ha) |
4. Weidegang (3 jaar gemiddelde) |
Het aantal uren weidegang per jaar, met behulp van data uit de Kringloopwijzer en/of via weidegang app en registratie jongvee beweiding. |
(uur/jaar) |
5. Tankmelkureum (3 jaar gemiddelde) |
Jaargemiddelde, met behulp van data uit de KringloopWijzer of zuivelbedrijf. Indicator voor de stikstofbenutting van de koeien. |
(mg/100g) |
6. Broeikasgasemissie* (3 jaar gemiddelde) |
Broeikasgasemissie, met behulp van data uit de KringloopWijzer als emissie van CO2equivalenten uit pensfermentatie, opgeslagen mest, produceren voer, energiebronnen en aanvoerbronnen uitgedrukt per hectare. *We maken gebruik van een omrekenfactor om de CO2-emissies uit veengrond te verdisconteren. Hierbij wordt uitgegaan van een correctie van 3,50 gram CO2 eq. per kg melk per procentpunt veengrond van het totale areaal van het bedrijf (bij 100% veengrond wordt een correctie van 350 gram CO2-eq per kg melk toegepast). (Mede afhankelijk van rekenwijze ontwikkelingen bij KWL.) |
(CO2-eq./ha) |
7. Eiwit van eigen land (3 jaar gemiddelde) |
Aandeel eigen geteeld eiwit, met behulp van data uit de KringloopWijzer als percentage eiwit in geteeld veevoer tov eiwit in verbruikt veevoer. Indien mogelijk wordt eiwit van perceel aangevoerd <20 km eigen locatie melkveebedrijf, wordt dit meegenomen. |
(%) |
8. Chemische middelen (per jaar) |
Aantoonbaar bewijs dat géén chemische middelen worden toegepast op het bedrijf (via SKAL-certificaat). Of overal alleen pleksgewijs gebruik van middelen en géén glyfosaat wordt toegepast op het bedrijf (via zuivelorganisatie of deelname Otwt PlanetProof) of deelname Beterleven Keurmerk (2 of 3 sterren) en deelname van de ingehuurde loonwerker(s) aan het project ‘Schoon Water’. Of MBP jaarlijks ingevuld en ingeleverd. MBP is de totale milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen per bedrijf (MBP/ha), zoals berekend met CLM Milieumeetlat. Op alle 3 onderdelen moet de MBP op bedrijfsniveau (bodemleven, grondwater en oppervlaktewater) ≤ 100 MBP/ha zijn. |
Certificaat of via ANLb (pleksgewijs) aanleveren MBP of met de Milieumeetlat (CLM) |
9. Blijvend grasland (3 jaar gemiddelde) |
Aandeel blijvend grasland (> 6 jaar), niet ploegen, frezen of spitten, als percentage blijvend grasland van de totale bedrijfsoppervlakte, via de RVO. |
(%) |
10. Extensief kruidenrijk grasland (per jaar) |
Percentage extensief kruidenrijk grasland, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur |
(%) |
11. Natuur en Landschap (per jaar) |
Percentage agrarisch natuurbeheer, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur |
(%) |
12. Groenblauwe dooradering (per jaar) |
Percentage groenblauwe dooradering, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur |
(%) |
13. Energieverbruik en energieopwekking (wind, zon) (per jaar) |
Energieverbruik (kWh/koe) en energieopwekking, met behulp van data uit de KringloopWijzer (wind, zon) |
(kWh/koe of %) |
14. Levensduur (3 jaar gemiddelde) |
Gemiddelde levensduur bij afvoer (voor slacht of destructie) van de koeien van het bedrijf. |
(jaren+maanden) |
15. Sociaal-maatschappelijk (per jaar) |
Meerdere van de volgende activiteiten moeten plaatsvinden of aanwezig zijn: website (en/of bedrijfsmatig actief op social media), ontvangstruimte, zorg, kinderopvang, winkel, educatie (erkend stagebedrijf), meerjarige (natuur/water/bodem) monitoring, open dagen, wandelpad, erkend demobedrijf, bestuurswerk en/of B&B. |
(aantal activiteiten) |
Onderdeel B: scoretabel Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw, voor de melkveehouderij
Indicator (KPI) en doel |
Score melkveehouder |
Punten |
1. Stikstofbodemoverschot* (kg N/ha) verlagen |
≤ 40 ≤ 80 ≤ 120 ≤ 160 |
200 150 100 50 |
2. Fosfaatbodemoverschot (kg P2O5/ha) verlagen |
≤ 0 ≤ 5 ≤ 10 |
150 100 50 |
3. Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha) verlagen |
≤ 40 ≤ 50 ≤ 60 |
300 150 100 |
4. Weidegang (uur/jaar) verhogen |
≥ 2.880 ≥ 2.160 ≥ 1.440 ≥ 720 |
200 150 100 50 |
5. Tankmelkureum (mg/100g) verlagen |
≤ 17 ≤ 19 ≤ 21 |
150 100 50 |
6. Broeikasgasemissie* (CO2eq./ha) verlagen |
≤ 10.000 ≤ 15.000 ≤ 20.000 ≤ 25.000 |
200 150 100 50 |
7. Eiwit van eigen land (%) verhogen |
≥ 85% ≥ 75% ≥ 65% ≥ 55% |
200 150 100 50 |
8. Chemische middelen gebruik verlagen |
géén middelen; |
150 |
Beterleven Keurmerk, alleen pleksgewijs; OtwtPP; |
100 |
|
invulde MBP of Milieumeetlat |
50 |
|
9. Blijvend grasland (%) verhogen |
≥ 100% ≥ 90% ≥ 80% ≥ 70% |
200 150 100 50 |
10. Extensief kruidenrijk grasland (%) verhogen |
≥ 20% ≥ 15% ≥ 10% ≥ 5% |
200 150 100 50 |
11. Natuur en Landschap (%) verhogen |
≥ 15% ≥ 10% ≥ 5% |
150 100 50 |
12. Groenblauwe dooradering (%) verhogen |
≥ 10% ≥ 8% ≥ 5% ≥ 2,5% |
300 250 200 100 |
13. Energieverbruik (kWh/koe) verlagen en energieopwekking (%) (wind, zon) verhogen |
≤ 400 kWh/koe of ≥ 100% ≤ 500 kWh/koe of ≥ 80% ≤ 600 kWh/koe of ≥ 60% |
150 100 50 |
14. Levensduur (jaren+maanden) verhogen |
≥ 7 jr+2 mn ≥ 6 jr ≥ 5 jr+2 mn |
150 100 50 |
15. Sociaal-maatschappelijk (lokale betrokkenheid) verhogen |
≥ 4 activiteiten ≥ 3 activiteiten ≥ 2 activiteiten |
200 150 100 |
Onderdeel C: beloningscategorieën
Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw |
Score melkveehouder |
Beloning deelname innovatieproject per melkveehouder |
Categorie 1 |
300 - 1.399 |
€1 per punt + € 250 |
Categorie 2 |
1.400 - 1.899 |
€1 per punt + € 500 |
Categorie 3 |
1.900 - 2.399 |
€1 per punt + € 1.500 |
Categorie 4 |
2.400 - 2.900 |
€1 per punt + € 2.100 |
|
|
|
Voortgangsrapportage UMDL met informatie per deelnemer (per gemeente) op basis van de volgende jaren: |
|
|
Jaar 1: KPI data (2022, 2023 en 2024) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 2: KPI data (2023, 2024 en 2025) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 3: KPI data (2024, 2025 en 2026) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 4: KPI data (2025, 2026 en 2027) |
…. score per KPI |
€ …. |
Bijlage bij hoofdstuk 12 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Fruitteelt
Onderdeel A: 17 indicatoren van de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw voor fruittelers
Indicator (KPI) |
Toelichting |
Eenheid |
1. Variatie in soorten in windhagen |
De variatie in soorten (bij voorkeur inheemse en streekeigen soorten) in windhagen, binnen één haag of tussen windhagen op het bedrijf. Daarbij gaat het om meerdere individuen van één soort en dus niet de (enkele) spontaan opgekomen soorten, zoals wilgen. |
Aantal soorten in dezelfde haag of in meerdere hagen |
2. Aandeel windhagen |
Naast variatie in soorten in windhagen is ook het aandeel van belang. Dit wordt bepaald door het percentage areaal windhagen t.o.v. het totaal areaal. |
% areaal windhagen t.o.v. totaal areaal |
3. Aandeel kruidenrijk werkstrook met minimaal 8 soorten |
Het percentage kruidenrijke werkstroken (bij voorkeur inheemse kruiden) van het totale areaal aan werkstroken, waarbij ten minste 8 soorten dienen voor te komen. |
% kruidenrijk van totaal areaal werkstrook |
4. GWB schadelijk voor nuttigen |
Sommige gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve impact op bestuivers en nuttige insecten, weergegeven op de milieumeetlat met een code B of C. De dosering (en eventuele pleksgewijze toepassing) kan verschillen en daarom wordt dit meegenomen als aantal kilo’s werkzame stof van B- en C-middelen per hectare. |
Kgs. Werkzame stof/ha GWB-middelen schadelijk voor nuttigen |
5. Milieubelasting oppervlaktewater |
Milieubelasting wordt berekend aan de hand van de spuitregistraties (gespoten middelen) van de teler. Meer informatie op de Milieumeetlat. Milieubelastingspunten worden berekend voor: oppervlaktewater (waterleven), grondwater en bodemleven. |
Aantal MB-punten oppervlaktewater |
6. Milieubelasting grondwater |
Zie KPI 5. |
Aantal MB-punten grondwater |
7. Stikstofbedrijfoverschot |
Stikstofbedrijfsoverschot wordt berekend aan de hand van het aantal kg N/ha. De aanvoer wordt bepaald door de hoeveelheid bemesting (organische en kunstmest) en de afvoer door de opbrengst fruit. Voor opbrengst fruit is gerekend met de combinatie van appels, kersen en peren waarbij 1,5 ton fruit ongeveer 1 kg stikstof bevat. |
kg N/ha (N-aanvoer minus afvoer via fruitoogst) |
8. Aandeel druppelirrigatie |
Veel fruittelers leggen (deels) druppelirrigatie aan, waardoor er in totaal minder water nodig is. Hier wordt het aandeel fruitareaal met druppelirrigatie (enkele of dubbele leiding) t.o.v. het totale fruitareaal bepaald. |
% areaal met druppelirrigatie (enkel of dubbel) |
9. Erfemissies verminderen |
Uit de erfemissiescan (www.erfemissiescan.nl) wordt duidelijk op hoeveel punten (oranje en rood) er verbeteringen mogelijk zijn om de emissies van het erf te verminderen. Oranje kost een half punt, rood een heel punt. |
Aantal risicolocaties uit erfemissiescan (invullen) |
10.Milieubelasting GWB naar bodem |
Zie KPI 5. |
Aantal MB-punten bodemleven |
11. Overschot op de organische stof (OS) balans |
Overschot op de OS-balans is het saldo van aan- en afvoer van organische stof van het bedrijf. Aanvoer: organische nutriënten, snoei- en bladafval en vastlegging in de grasbaan. Afvoer: opbrengst (appels, kersen en peren), afbraak van organisch materiaal en een inschatting van afvoer van snoeiafval. De OS-balans voor fruitteelt is op dit moment de best beschikbare én door telers beïnvloedbare indicator. (www.os-balans.nl). Deze OS-balans maakt deel uit van het PlanetProof certificaat waar veel fruittelers over beschikken. |
kg OS/ha in de NMI OS-balans (www.OS-balans.nl) |
12. Aandeel organische nutriënten |
Het percentage stikstof dat uit aangevoerde organische mest komt, ten opzichte van het totaal aandeel aangevoerde stikstof. De teler kan een keuze maken tussen kunstmest (incl. bladbemesting) en organische mest. |
% N van totale N-gift in organische vorm |
13. Verbruik N-kunstmest |
Het aantal kilogrammen stikstof per hectare dat toegepast wordt vanuit kunstmest. |
kg N in kunstmest: korrel, ureum, bladmeststoffen |
14. Duurzame energiebalans (%) |
Fruitbewaring wordt zowel zelf geregeld danwel uitbesteed en dit geeft een ongelijk beeld in het stroomverbruik. Veel bedrijven die zelf de fruitbewaring organiseren hebben zonnepanelen. Duurzame energiebalans wordt bepaald met het aandeel duurzaam opgewerkte en/of ingekochte stroom t.o.v. het totale stroomverbruik. |
% opgewekte/ingekochte groene stroom als aandeel van totale stroomverbruik |
15. CO2-vastlegging |
Hoewel fruitteelt als blijvende teelt met bomen een belangrijke ‘vastlegger’ van CO2 is, bestaat er nog geen gedetailleerde onderbouwing van hoeveel er precies wordt vastgelegd. Om deze belangrijke bijdrage toch mee te nemen, wordt dit voorlopig meegenomen als de gemiddelde leeftijd van de bomen in de boomgaard. |
Gem. leeftijd bomen in jaren, per boom gemiddeld over alle percelen |
16. Herkomst organische meststoffen |
Utrecht is een regio van fruitteelt en (melk)veehouderij. Als de fruitteelt gebruik maakt van organische meststoffen ligt het voor de hand eerst te kijken naar aanbod in de buurt. Deze indicator wordt bepaald door het aantal kilogrammen fosfaat per hectare dat toegepast wordt op het bedrijf, wat van binnen -hemelsbreed- 20 kilometer van herkomst gebruikt wordt. |
# kgs. Fosfaat/ha van < 20 km |
17. Sociaal-maatschappelijke activiteiten (per jaar) |
Meerdere van de volgende activiteiten moeten plaatsvinden of aanwezig zijn: website (en/of bedrijfsmatig actief op social media), ontvangstruimte, zorg, kinderopvang, winkel, educatie (erkend stagebedrijf), meerjarige (natuur/water/bodem) monitoring, open dagen, wandelpad, erkend demobedrijf, bestuurswerk en/of B&B. |
aantal activiteiten |
Onderdeel B: scoretabel Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw, voor de fruitteelt
Indicator (KPI) en eenheid |
Score fruitteler |
Punten |
1. Variatie in soorten windhagen Aantal soorten in dezelfde haag of in meerdere hagen |
> 5 2 – 5 1 |
150 100 50 |
2. Aandeel windhagen % areaal windhagen t.o.v. totaal areaal |
> 15% 15 – 10% 10 – 5% < 5 – 2,5 % |
200 150 100 50 |
3. Aandeel kruidenrijk werkstrook met minimaal 8 soorten % kruidenrijk van totaal areaal werkstrook |
> 60 30 – 60 10 – 30 |
150 100 50 |
4. GWB schadelijk voor nuttigen Kgs. Werkzame stof/ha GWB-middelen schadelijk voor nuttigen |
0 1- 4 5 - 6 6 - 7 |
200 150 100 50 |
5. Milieubelasting oppervlaktewater Aantal MB-punten oppervlaktewater |
< 200 < 400 < 600 < 900 |
200 150 100 50 |
6. Milieubelasting grondwater Aantal MB-punten grondwater |
< 300 < 500 < 1.000 < 2.000 |
200 150 100 50 |
7. Stikstofbedrijfoverschot kg N/ha (N-aanvoer minus afvoer via fruitoogst) |
≤ 40 ≤ 80 ≤ 120 ≤ 160 |
200 150 100 50 |
8. Aandeel druppelirrigatie % areaal met druppelirrigatie (enkel of dubbel) |
> 90% 51 – 90% 26 – 50% |
150 100 50 |
9. Erfemissies verminderen Aantal risicolocaties uit erfemissiescan (invullen) |
0 1 2 |
150 100 50 |
10. Milieubelasting GWB naar bodem Aantal MB-punten bodem |
< 200 < 400 < 600 < 900 |
200 150 100 50 |
11. Overschot op de OS balans kg OS/ha in de NMI OS-balans (www.OS-balans.nl) |
> 6.000 > 5.000 > 4.000 |
150 100 50 |
12. Aandeel organische nutriënten % N van totale N-gift in organische vorm |
> 65% 40 – 65% > 20 % |
150 100 50 |
13. Verbruik N-kunstmest (korrel, ureum, bladmeststoffen) kgs N in kunstmest/ha |
< 50 < 80 < 100 < 120 |
200 150 100 50 |
14. Duurzame energiebalans % opgewekte/ingekochte groene stroom als aandeel van totale stroomverbruik |
> 90% > 65% > 40% |
150 100 50 |
15. CO2-vastlegging Gem. leeftijd bomen in jaren, per boom gemiddeld over alle percelen |
> 25 jr. 16 – 25 jr. 10 – 15 jr. 10 – 5 jr. |
200 150 100 50 |
16. Herkomst organische meststoffen kgs Fosfaat/ha van < 20 km |
> 25 % > 15 % > 5 % |
150 100 50 |
17. Sociaal-maatschappelijke (lokale betrokkenheid) verhogen Aantal activiteiten |
≥ 4 activiteiten ≥ 3 activiteiten ≥ 2 activiteiten |
200 150 50 |
Onderdeel C: beloningscategorieën
Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw |
Score fruitteler |
Beloning deelname innovatieproject per fruitteler |
Categorie 1 |
300 - 1.399 |
€1 per punt + € 250 |
Categorie 2 |
1.400 - 1.899 |
€1 per punt + € 500 |
Categorie 3 |
1.900 - 2.399 |
€1 per punt + € 1.500 |
Categorie 4 |
2.400 - 3.000 |
€1 per punt + € 2.000 |
Voortgangsrapportage UMDL met informatie per deelnemer (per gemeente) op basis van de volgende jaren: |
||
Jaar 1: KPI data ((2023) en 2024) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 2: KPI data (2025) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 3: KPI data (2026) |
…. score per KPI |
€ …. |
Jaar 4: KPI data (2027) |
…. score per KPI |
€ …. |
Toelichting bij de Subsidieregeling Leefomgeving landelijk gebied provincie Utrecht
Algemene toelichting
Deze subsidieregeling valt onder de Algemene Subsidieregeling provincie Utrecht (AsvpU). Hierin staan de algemene beleidsregels voor het verlenen van subsidies. Deze regels zijn opgesteld met als doel geen onnodige administratieve verplichtingen voor de subsidieontvanger en de provincie Utrecht op te werpen en de regelgeving overzichtelijk te presenteren. De algemene spelregels over de wijze van verantwoorden, de vastgestelde beslistermijnen en de algemene subsidieverplichtingen zijn te vinden in de AsvpU. Subsidies die worden verstrekt in het kader van de Subsidieregeling Leefomgeving landelijk gebied moeten daarom ook passen binnen de regels van de AsvpU.
De AsvpU gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit vertrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is daarom verminderd; de verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 6.1 van de AsvpU onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten ambtshalve de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik wordt dit geregistreerd. Onder de meldingsplicht van artikel 6.1 van de AsvpU valt eveneens het melden van het wijzigen van gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.4 Subsidie-aanvraag
Voordat een aanvraag wordt ingediend, wordt geadviseerd in gesprek te gaan met de provincie Hiermee kunnen vragen en onduidelijkheden worden voorkomen hetgeen de kans op een gehonoreerde aanvraag vergroot. Na een prétoets wordt de aanvraag formeel ingediend bij het subsidieloket van de provincie Utrecht. Dit gebeurt d.m.v. het invullen van een digitaal formulier op de site van de provincie.
Mocht een aanvraag incompleet zijn of niet voldoen aan de aanvraagvereisten conform artikel 4.4 van de AsvpU, dan wordt de aanvrager een hersteltermijn geboden om aanvullende informatie aan te leveren. Een aanvraag die na hersteltermijn niet voldoet, wordt niet in behandeling genomen.
Artikel 1.6 Weigeringsgronden
In de AsvpU worden redenen aangegeven waarom een subsidie wordt geweigerd. Het is belangrijk hiervan kennis te nemen, zie artikel 4.6 van de AsvpU . Kort samengevat is het belangrijk dat in het projectplan wordt onderbouwd hoe wordt aangesloten op de subsidiecriteria. Ook moet duidelijk gemaakt worden dat het project technisch en financieel uitvoerbaar is, er geen sprake is van staatssteun is en dat de opbrengst van het project opweegt tegen de ongewenste neveneffecten. Voor het aantonen van de haalbaarheid is het nodig dat een realistische planning en begroting en een sluitende financiële dekking worden aangeleverd.
Hoofdstuk 6 Groen doet Goed
Algemene toelichting
Sinds 2016 bestaat het programma Groen doet Goed in de provincie Utrecht. Hierbij beleven kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar via diverse activiteiten de natuur, buiten in de wijk of in een natuurgebied in de omgeving. Zo maken de kinderen op een speelse manier kennis met planten en dieren, maar tegelijkertijd is het goed voor hun ontwikkeling doordat ze bewegen, samenwerken en er een beroep gedaan wordt op hun creativiteit. Groen doet Goed is een samenwerkingsverband van gemeenten, de provincie Utrecht en IVN Natuureducatie. De activiteiten worden uitgevoerd door partijen uit een uitgebreid netwerk. Dit netwerk bestaat onder andere uit: NME-centra, scholen, kinderopvang, kinderboerderijen, welzijnsorganisaties, sportorganisaties, vrijwilligersgroepen, natuurbeheerders, IVN-afdelingen, en een heleboel kleine en grote ondernemers en zzp’ers.
Zie ook de website https://www.ivn.nl/aanbod/groen-doet-goed/ en de daarop volgende webpagina’s van het programma Groen doet goed Utrecht.
De subsidies die op grond van dit hoofdstuk kunnen worden verstrekt vallen niet onder de staatsteunregels.
Hoofdstuk 11 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Melkveehouderij
Algemene toelichting
In het Utrechts Programma Landelijk Gebied (1.0) worden maatregelen aangekondigd om de transitie van de landbouw naar natuurinclusieve kringlooplandbouw te ondersteunen. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een vergaande verduurzaming van de landbouw in Utrecht. Een belangrijk spoor in de voorgestelde aanpak is doelsturing gebaseerd op zogenaamde Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s). Implementatie van deze KPI-systematiek vindt plaats via de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL).
De UMDL is een monitoringsinstrument voor de prestaties van een agrarisch bedrijf wat betreft het terugdringen van emissies naar bodem, water en lucht, de inzet voor klimaat en circulariteit (zoveel mogelijk gebruik van eigen grondstoffen), alsmede de positieve bijdrage die de bedrijven leveren aan natuur en landschap (allemaal doelen uit het UPLG). De UMDL is tevens een managementtool die agrariërs de handvaten biedt zelf te werken aan het halen van de doelen van het UPLG. De monitor voor de melkveehouderij bestaat uit een integrale set van 15 kritische prestatie indicatoren (KPI’s) met bijbehorende drempel- en streefwaarden. Met deze KPI’s ontstaat inzicht in de eigen bedrijfsvoering, kunnen bedrijven onderling vergeleken worden en wordt een basis gecreëerd voor kennisuitwisseling over verbeterstappen. Hiermee worden agrariërs gestimuleerd om stappen te zetten en ontstaat waardering voor hun prestaties. Het UMDL vormt ook de basis voor een beloningssysteem.
De uitvoering van de UMDL-regeling wordt neergelegd bij de agrarische collectieven. Zij kunnen een subsidie aanvragen in het kader van deze regeling waarmee zij alle benodigde activiteiten kunnen uitvoeren om de uitbetaling van de beloningen aan deelnemende melkveehouders mogelijk te maken. De collectieven werven de deelnemers, zorgen voor ondertekening van de overeenkomst (format van de provincie) met de deelnemers en verzamelen en analyseren de data ten aanzien van de 15 KPI’s. Ze maken afspraken met de deelnemers over verbetering door middel van maatregelen voor een aantal KPI’s. Ze rapporteren jaarlijks onder andere per deelnemer (anoniem) en per KPI aan de provincie Utrecht.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 11.1 Subsidiecriteria
De kwaliteit van de aanvragen wordt beoordeeld aan de hand van dit artikel. Belangrijk hierbij is voor iedere deelnemer een nulsituatie wordt vastgelegd. De KPI’s staan in de bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel A. Het collectief maakt afspraken over verbeteringen in de KPI score met de deelnemer aan de hand van te nemen maatregelen, deze worden opgenomen in de praktijkscan per melkveebedrijf. Zo wordt een verbetertraject voor vier jaar voor de doelen voor het UPLG afgesproken.
De deelnemende melkveebedrijven (totaal UMDL deelnemers) zijn evenredig verdeeld over de collectieven op basis van het aantal melkveebedrijven in het werkgebied van een collectief. Op basis van gegevens uit 2023 zijn de volgende aantallen melkveebedrijven in de werkgebieden van de 7 Utrechtse collectieven gevestigd:
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden |
124 |
Eemland |
74 |
Hollandse Venen |
4 |
Lopikerwaard |
204 |
Rijn Gouwe Wiericke |
19 |
Rijn Vecht en Venen |
270 |
Utrecht-Oost |
297 |
Totaal |
992 |
Artikel 11.5 Verplichtingen
Om te voldoen aan rechtmatigheidseisen, moet de deelnemer een aantal verklaringen overleggen aan het collectief. Deze kunnen indien nodig worden ingezien door de provincie Utrecht. Allereerst moet een deelnemer een zogenaamde De-minimis verklaring afgeven. Hierin verklaart de deelnemer dat in de afgelopen drie belastingjaren het plafond voor De-minimissteun niet is overschreden of wordt overschreden met de mogelijke uitbetaling van de eerste beloning in 2025. De maximale De-minimis steun voor agrariërs over drie belastingjaren bedraagt €20.000,-.
Voorts machtigt de deelnemer het collectief tot het inzien van een aantal gegevensbronnen. Het collectief beschikt op zijn beurt over interne vastgestelde procedures vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemers.
De beloning over het betreffende jaar wordt in het daaropvolgende jaar uitbetaald. Zo wordt de beloning voor het eerste jaar, op basis van de nulsituatie, uitbetaald in 2025. Dit heeft te maken met de invoering van de bedrijfsdata door de deelnemer in de Kringloopwijzer, de controle daarop en het definitief vaststellen van deze gegevens. Pas daarna kan de aanvrager deze gegevens gebruiken om een definitieve score en beloning vast te stellen.
In bijlage 1, onderdeel C bij deze regeling staat de beloning weergegeven per punten categorie. Door gebruik te maken van deze staffeling wordt extra inzet op de KPI’s gestimuleerd, alsmede integraliteit, door per categorie een aanvullende beloning in het vooruitzicht te stellen. De maximale beloning voor de UMDL bedraagt € 5.000,- per deelnemer per jaar. Daarnaast wordt kennisuitwisseling door het collectief georganiseerd voor de melkveehouders, waarbij één of twee KPI elk jaar meer aandacht krijgen.
Artikel 11.6 Subsidieplafond en artikel 11.7 Hoogte van de subsidie
Het subsidieplafond en de hoogte van de subsidie zijn gelijk. Dit heeft te maken met de mogelijkheid dat, conform artikel 11.3, één samenwerkingsverband van collectieven één aanvraag indient voor het gehele bedrag van het subsidieplafond. In ieder geval zal de provincie in de subsidiebeschikking een betalingsritme opnemen. Verder wordt in de subsidiebeschikking ook vastgelegd dat de uitbetaling van de beloningen alleen na ambtelijke instemming van de provincie kan plaatsvinden.
Artikel 11.8 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de beloningen aan de deelnemers, personeels- en arbeidskosten (eigen arbeid en inhuur derden) en de apparaatskosten. De beloning is gebaseerd op de scores voor de 15 KPI’s in tabel van bijlage 1 onderdeel B bij deze regeling. De hoogte van de beloning is gebaseerd op de bijlage onderdeel A, B en C bij dit hoofdstuk.
Voor al deze kosten gelden de voorwaarden die zijn beschreven in de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies.
Hoofdstuk 12 Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw Fruitteelt
Algemene toelichting
In het Utrechts Programma Landelijk Gebied (1.0) worden maatregelen aangekondigd om de transitie van de landbouw naar natuurinclusieve kringlooplandbouw te ondersteunen. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een vergaande verduurzaming van de landbouw in Utrecht. Een belangrijk spoor in de voorgestelde aanpak is doelsturing gebaseerd op zogenaamde Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s). Implementatie van deze KPI-systematiek vindt plaats via de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL).
De UMDL is een monitoringsinstrument voor de prestaties van een agrarisch bedrijf wat betreft het terugdringen van emissies naar bodem, water en lucht, de inzet voor klimaat en circulariteit (zoveel mogelijk gebruik van eigen grondstoffen), alsmede de positieve bijdrage die de bedrijven leveren aan natuur en landschap (allemaal doelen uit het UPLG). De UMDL is tevens een managementtool die agrariërs de handvaten biedt zelf te werken aan het halen van de doelen van het UPLG. De monitor voor de fruitteelt bestaat uit een integrale set van 17 kritische prestatie indicatoren (KPI’s) met bijbehorende drempel- en streefwaarden. Met deze KPI’s ontstaat inzicht in de eigen bedrijfsvoering, kunnen bedrijven onderling vergeleken worden en wordt een basis gecreëerd voor kennisuitwisseling over verbeterstappen. Hiermee worden agrariërs gestimuleerd om stappen te zetten en ontstaat waardering voor hun prestaties. Het UMDL vormt ook de basis voor een beloningssysteem.
De uitvoering van de UMDL-regeling wordt neergelegd bij de agrarische collectieven. Zij kunnen een subsidie aanvragen in het kader van deze regeling waarmee zij alle benodigde activiteiten kunnen uitvoeren om de uitbetaling van de beloningen aan deelnemende fruittelers mogelijk te maken. De collectieven werven de deelnemers, zorgen voor ondertekening van de deelnemersovereenkomst (format van de provincie) met de deelnemers en verzamelen en analyseren de data ten aanzien van de 17 KPI’s. Ze maken afspraken met de deelnemers over verbetering door middel van maatregelen voor een aantal KPI’s. Ze rapporteren jaarlijks onder andere per deelnemer (anoniem) en per KPI aan de provincie Utrecht.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 12.1 Subsidiecriteria
De kwaliteit van de aanvragen wordt beoordeeld aan de hand van dit artikel. Belangrijk hierbij is voor iedere deelnemer een nulsituatie wordt vastgelegd. De KPI’s staan in de bijlage bij dit hoofdstuk, onderdeel A. Het collectief maakt afspraken over verbeteringen in de KPI score met de deelnemer aan de hand van te nemen maatregelen, deze worden opgenomen in de praktijkscan per melkveebedrijf. Zo wordt een verbetertraject voor vier jaar voor de doelen voor het UPLG afgesproken.
De deelnemers zijn evenredig verdeeld over de fruitteelt gebieden in de provincie Utrecht. De regeling is bedoeld voor fruittelers in het Kromme Rijn gebied, de Utrechtse Waarden en Vijfheerenlanden (en maximaal drie uit andere gebieden in de provincie Utrecht). In deze drie gebieden zijn respectievelijk ca. 72, 31 en 33 fruitteeltbedrijven gevestigd die gericht zijn op de teelt van appels, peren en kersen (gegevens 2023).
Artikel 12.5 Verplichtingen
Om te voldoen aan rechtmatigheidseisen, moet de deelnemer de deelnemersovereenkomst ondertekenen en een aantal verklaringen overleggen aan het collectief. Deze kunnen indien nodig worden ingezien door de provincie Utrecht. Allereerst moet een deelnemer een zogenaamde De-minimis verklaring afgeven. Hierin verklaart de deelnemer dat in de afgelopen drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet is overschreden of wordt overschreden met de mogelijke uitbetaling van de eerste beloning in 2025. De maximale De-minimis steun voor agrariërs over drie belastingjaren bedraagt €20.000,-.
Voorts machtigt de deelnemer het collectief tot het inzien van een aantal gegevensbronnen. Het collectief beschikt op zijn beurt over interne vastgestelde procedures vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemers.
De beloning over het betreffende jaar wordt in het daaropvolgende jaar uitbetaald. Zo wordt de beloning voor het eerste jaar, op basis van de nulsituatie, uitbetaald in 2025. Dit heeft te maken met de invoering van de bedrijfsdata door de deelnemer in Agromanager, de controle daarop en het definitief vaststellen van deze gegevens. Pas daarna kan de aanvrager deze gegevens gebruiken om een definitieve score en beloning vast te stellen.
In bijlage 1, onderdeel C bij deze regeling staat de beloning weergegeven per punten categorie. Door gebruik te maken van deze staffeling wordt extra inzet op de KPI’s gestimuleerd, alsmede integraliteit, door per categorie een aanvullende beloning in het vooruitzicht te stellen. De maximale beloning bedraagt € 5.000,- per deelnemer per jaar. Daarnaast wordt (onafhankelijke) kennisuitwisseling door het collectief georganiseerd voor de fruittelers, waarbij een aantal KPI’s elk jaar meer aandacht krijgen.
Artikel 12.6 Subsidieplafond en artikel 11.7 Hoogte van de subsidie
Het subsidieplafond en de hoogte van de subsidie zijn gelijk. Dit heeft te maken met de mogelijkheid dat, conform artikel 3, één samenwerkingsverband van collectieven één aanvraag indient voor het gehele bedrag van het subsidieplafond. In ieder geval zal de provincie in de subsidiebeschikking een betalingsritme opnemen. Verder wordt in de subsidiebeschikking ook vastgelegd dat de uitbetaling van de beloningen alleen na ambtelijke instemming van de provincie kan plaatsvinden.
Artikel 12.8 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de beloningen aan de deelnemers, personeels- en arbeidskosten (eigen arbeid en inhuur derden) en de apparaatskosten (zoals ICT- en communicatiemiddelen). De beloning is gebaseerd op de scores voor de 17 KPI’s in tabel van bijlage 1 onderdeel B bij deze regeling. De hoogte van de beloning is gebaseerd op de bijlage onderdeel A, B en C bij dit hoofdstuk.
Voor al deze kosten gelden de voorwaarden die zijn beschreven in de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl