Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2025

Geldend van 25-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2025

De raad van de gemeente Katwijk;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van 12 november 2024;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:-

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2025

Artikel 1: Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    milieupas: een door of namens de gemeente aan een perceel verstrekte pas waarmee een ondergrondse inzamelcontainer kan worden ontgrendeld;

  • -

    basisset minicontainers: een set containers bestaande uit één minicontainer voor restafval, één minicontainer voor groen-, fruit- en tuinafval en één minicontainer voor plastic verpakkingen, metalen verpakkingen (blik) en drankpakken (pmd);

  • -

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

Artikel 2: Aard van de belasting en belastbare feiten

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, wordt de belasting tevens geheven ter zake van het aanbieden ter lediging van een 140-liter of een 240-liter minicontainer voor restafval.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, wordt de belasting tevens geheven ter zake van het inwerpen van maximaal 60 liter restafval in de inzamelcontainer met behulp van een milieupas.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, wordt de belasting tevens geheven ter zake van de belastbare feiten die zijn genoemd in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 3: Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4: Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de grondslagen, de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5: Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 6: Vrijstellingen

  • 1. Belastingplichtigen door wie blijkens een schriftelijke verklaring van huisarts of medisch specialist of een kopie van een afleverbon/factuur/recept als gevolg van enige medische aandoening extra afvalstoffen van enige omvang worden aangeboden worden voor:

    • a.

      de belasting als bedoeld in artikel 3, derde lid, maximaal aangeslagen voor het aantal van 13 keer dat een 140-liter of 240-liter minicontainer voor restafval ter lediging is aangeboden;

    • b.

      de belasting als bedoeld in artikel 3, vierde lid, is vrijgesteld voor het aantal van 104 keer dat een ondergrondse inzamelcontainer voor restafval met behulp van een milieupas is ontgrendeld.

  • 2. Belastingplichtigen die in aanmerking willen komen voor het bepaalde in het eerste lid, moeten daartoe een verzoek indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente via het mailadres afval@katwijk.nl

Artikel 7: Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per grondslag een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 8: Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingaanslagen van € 5,00 of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

  • 5. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9: Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting als bedoeld in artikel 8, eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,--, doch minder dan € 5.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens in de maand daarna.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening afvalstoffenheffing 2024” van 21 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van inging van de heffing , de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zaken daarvan de heffing van de afvalstoffenheffing in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2025.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Katwijk gehouden op 19 december 2024.

De raad voornoemd,

De griffier,

De voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2025

Algemeen

Hoofdstuk 1: Vaste jaarlijkse en gedifferentieerde tarieven afvalstoffenheffing huishoudens

  • 1.1

    De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening bedraagt per perceel per belastingjaar voor een basisset minicontainers of de mogelijkheid om gebruik te maken van de ondergrondse inzamelcontainer:

    • a.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon: € 222,36

    • b.

      indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon: € 341,40

  • 1.2

    De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van een tweede en/of volgende:

    • a.

      minicontainer bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval per container met een bedrag van: €0,00

    • b.

      minicontainer bestemd voor plastic verpakkingen, metalen verpakkingen (blik) en drankpakken (pmd) per container met een bedrag van: €0,00

  • 1.3

    het tarief voor het op aanvraag omwisselen van een minicontainer, per keer € 33,77

  • 1.4

    De belasting bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid van de verordening wordt geheven naar het aantal aanbiedingen of ontgrendelingen en bedraagt:

    • a.

      per aanbieding ter lediging van een minicontainer van 240 liter bestemd voor restafval: € 5,25

    • b.

      per aanbieding ter lediging van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval: € 3,06

    • c.

      per ontgrendeling van een ondergrondse inzamelcontainer restafval – 60 liter met behulp van een milieupas: € 1,31

  • 1.5

    Het in onderdeel 1.4 bedoelde aantal aanbiedingen of ontgrendelingen wordt gesteld op:

    • a.

      voor het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige het gehele jaar voorafgaand aan het belastingjaar gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in het jaar voorafgaand aan het belastingjaar met betrekking tot dat perceel geregistreerde aanbiedingen of ontgrendelingen.

    • b.

      voor het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige niet het gehele jaar voorafgaand aan het belastingjaar, maar wel tenminste de laatste zes maanden daarvan, gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in de tweede helft van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar met betrekking tot dat perceel geregistreerde aanbiedingen of ontgrendelingen, vermenigvuldigd met twee.

    • c.

      voor het geval de in artikel 3 van de verordening bedoelde belastingplichtige niet het gehele jaar voorafgaand aan het belastingjaar en ook niet ten minste de laatste zes maanden daarvan, gebruik heeft gemaakt van het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven, maar wel ten minste zes maanden gebruik heeft gemaakt van een ander perceel binnen de gemeente waarbij voor de inzameling van restafval bij dit andere perceel gebruik werd of kon worden gemaakt van hetzelfde inzamelmiddel (ondergrondse container of minicontainer) als bij het perceel ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven: het totaal aantal in de laatste zes maanden dat de betreffende belastingplichtige gebruik heeft gemaakt van dat andere perceel, met betrekking tot dat andere perceel geregistreerde aanbiedingen of ontgrendelingen, vermenigvuldigd met twee.

    • d.

      in alle overige gevallen: een gemiddeld aantal aanbiedingen of ontgrendelingen, dat wordt gesteld op:

      • -

        13 aanbiedingen, indien bij het betreffende perceel voor het verwijderen van het restafval gebruik wordt gemaakt of kan worden gemaakt van een minicontainer;

      • -

        104 ontgrendelingen, indien bij het betreffende perceel voor het verwijderen van het restafval gebruik wordt gemaakt of kan worden gemaakt van een ondergrondse inzamelcontainer.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Katwijk,

gehouden op 19 december 2024.

De griffier,

De voorzitter,