Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732325
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732325/1
Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2025De raad van de gemeente Uithoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024, nr. 2024-094859;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2025
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
- 1.
onder gemeentelijke riolering verstaan: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of onderhoud bij de gemeente, alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;
- 2.
onder water verstaan: huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater (water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering), hemelwater of grondwater;
- 3.
onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;
- 4.
onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.
- 5.
onder het ‘variabele bedrag’ wordt begrepen het voor een eigendom verschuldigde bedrag wegens het direct dan wel indirect afvoeren van afvalwater boven een hoeveelheid van vijfhonderd (500) kubieke meters per jaar.
- 6.
Onder het ‘vaste bedrag’ wordt begrepen het verschuldigde bedrag per eigendom.
- 7.
Onder bedrijfsverzamelgebouw wordt verstaan een eigendom waar meerdere bedrijven in gevestigd zijn dan wel gevestigd kunnen worden.
Artikel 2 Belastingplicht
-
1. Onder de naam 'riool- en waterzorgheffing' wordt per eigendom een belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
-
2. De belasting als bedoeld onder het eerste lid, wordt geheven van:
- a.
degene die op 1 januari van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom verder te noemen: eigenarendeel
- b.
degene die het gebruik heeft van een eigendom verder te noemen: gebruikersdeel.
- a.
-
3. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
-
4. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het eigendom
- b.
ingeval een deel van een eigendom ter gebruik is afgestaan: degene die dat deel ter gebruik heeft afgestaan.
- a.
-
5. In afwijking van artikel 2, tweede lid, wordt voor de heffing van de belasting als bedoeld in artikel 2 lid 1, in de gevallen dat het een bedrijfsverzamelgebouw betreft waarbij er sprake is van één watermeter, als gebruiker aangemerkt, de eigenaar van het eigendom.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de bedragen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
-
1. De belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt geheven naar een vast bedrag per eigendom.
-
2. De belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt geheven naar een variabel bedrag voor het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd voor zo ver dat meer bedraagt dan vijfhonderd (500) kubieke meter. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de gebruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
-
3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien de vaststelling van hoeveel opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
- a.
-
4. De op de voet van het tweede en derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
-
5. Indien een eigendom niet is voorzien van een door het waterleidingbedrijf verstrekte watermeter en/of een pompinstallatie als bedoeld in artikel 4, derde lid, en door vergelijking met soortgelijke eigendommen het vermoeden bestaat dat meer dan vijfhonderd (500) kubieke meters afvalwater wordt afgevoerd, stelt de in artikel 231 Gemeentewet bedoelde ambtenaar de hoeveelheid afgevoerd afvalwater vast.
-
6. Het bepaalde in artikel 4, vierde lid, lijdt uitzondering indien de gebruiker van een daar bedoeld eigendom een door burgemeester en wethouders goedgekeurde meetinstallatie aanbrengt, waarvan het waterverbruik kan worden afgelezen. In dat geval is artikel 4, tweede lid, van toepassing, met dien verstande dat de verbruiksperiode wordt gesteld op de aan het belastingjaar voorafgaande periode 1 januari tot en met 31 december.
-
7. Indien de hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water in een voor een belastingjaar relevante verbruiksperiode niet, of onvoldoende, met toepassing van artikel 4, tweede lid, kan worden vastgesteld, stelt de heffingsambtenaar de hoeveelheid afgevoerd afvalwater vast.
Artikel 5 Vrijstelling
-
1. Geen belasting wordt geheven voor het eigenarendeel als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel a, van een eigendom dat dient voor bewoning of daartoe aanhorig is, met een economische waarde of WOZ-waarde lager dan € 50.000.
-
2. De in het eerste lid genoemde vrijstelling vindt geen toepassing bij eigendommen die op 1 januari van het belastingjaar in aanbouw zijn en waarvan het in aanbouw zijnde eigendom bij gereedkomen de economische of WOZ-waarde van € 50.000,00 naar verwachting zal overstijgen.
Artikel 6 Tarieven
-
1. Het vaste bedrag voor het eigenarendeel als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel a, per eigendom met een economische of WOZ-waarde hoger dan € 80.000 bedraagt per jaar € 303,00.
-
2. Het eigenarendeel, als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel a, met een economische of WOZ-waarde tot en met € 80.000 bedraagt 50% van het onder lid 1 genoemde tarief.
-
3. Het variabele bedrag voor het gebruikersdeel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt per eigendom per jaar per kubieke meter afvalwater € 2,09.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. Ten aanzien van de verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a geldt dat de belasting verschuldigd is bij het begin van het belastingjaar.
-
2. Ten aanzien van de verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b geldt dat:
- a.
de belasting verschuldigd is bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- b.
indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- c.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- a.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Ten aanzien van de verschuldigde belasting als bedoeld artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b geldt dat:
- 1.
de aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
in afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Verlenen kwijtschelding
Er wordt geen kwijtschelding verleend voor de belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b.
Artikel 12 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2024 vervalt met ingang waarop deze verordening in werking is getreden, met dien verstande dat zij van toepassing blijft:
- a.
op belastbare feiten die in het geldende tijdvak van de Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2024 hebben plaatsgevonden of
- b.
zolang deze verordening geen rechtskracht heeft gekregen.
- a.
-
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking met dien verstande dat indien de bekendmaking vóór 1 januari 2025 plaatsvindt, de verordening niet eerder in werking treedt dan de in het derde lid genoemde datum.
-
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.
-
4. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening riool- en waterzorgheffing Uithoorn 2025”.
Ondertekening
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Uithoorn van 19 december 2024, nr. 2024-094859;
De griffier,
(mr. J.H. van Leeuwen)
De voorzitter,
(dhr. P. Heiliegers)
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl