Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening waterverblijfsbelasting 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening waterverblijfsbelasting 2025

Zaaknummer: Z24-104961

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening waterverblijfsbelasting2025

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • b.

    lengte: lengte over alles;

  • c.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • d.

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats;

  • e.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 31 oktober;

  • g.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • h.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuig en die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een seizoen;

  • i.

    woonarken: woonarken, die zijn bestemd of worden gebezigd voor vakantie of andere recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam waterverblijfsbelasting een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Indien Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, is belastingplichtig:

    • a.

      de schipper,

    • b.

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • c.

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano's, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting;

  • 3.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6, lid 2, de belasting geheven naar een vast bedrag per vaste ligplaats.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal verblijven als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per verblijf € 2,95

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het aantal verblijven als bedoeld in artikel 5 lid 2 aangegeven worden naar vaste tarieven per vaste ligplaats zoals aangegeven in lid 3.

  • 3.

    Het tarief bedraagt, per vaste ligplaats, met betrekking tot:

    • a.

      een vaartuig met een lengte van 4 tot 8 meter: € 92,93

    • b.

      een vaartuig met een lengte van 8 tot 12 meter: € 116,82

    • c.

      een vaartuig met een lengte van 12 meter en meer: € 145,73

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 8 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Aanslaggrens

  • 1.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belastingaanslagen zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijn.

Artikel 11 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de heffingsambtenaar.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de waterverblijfsbelasting betrokken is.

Artikel 12 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

  • 2.

    De vorm van het verblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot verblijven wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      Naam en woonplaats van de (hoofd)persoon die verblijft, of naam van het vaartuig;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men verblijft;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal verblijven ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het verblijfregister een bewaartermijn van 7 jaar.

Artikel 13 Aangifteplicht

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

Artikel 14 Kwijtschelding

Ter zake de waterverblijfsbelasting, zoals bedoeld in deze verordening, wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening waterverblijfsbelasting 2024" van 21 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening waterverblijfsbelasting Aalsmeer 2025”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024.

De griffier,

O. van Kolck

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte