Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732013
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR732013/1
Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Woudenberg 2024
Geldend van 25-12-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Woudenberg 2024De raad van de gemeente Woudenberg;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024;
gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Woudenberg 2024
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Administratie = het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
- b.
Afdeling = een door het college aangewezen organisatie-eenheid;
- c.
Taakveld = een samenvattend geheel van taken en activiteiten onder een programma, volgens het taakveldenoverzicht zoal opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor provincies en gemeenten;
- d.
Programma = een samenhangend geheel van activiteiten waarbij de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten zijn beschreven;
- e.
Investering = kosten van de aanschaf of productie van een goed of verzameling identieke of met elkaar samenhangende goederen, met een gebruiksduur van 2 jaar of meer;
- f.
Exploitatiebegroting = begrote baten en lasten die in de reguliere jaarlijkse exploitatie worden verantwoord;
- g.
Rechtmatigheid = het in overeenstemming zijn met geldende externe (hogere) en interne wet- en
- h.
Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.
- i.
Doelmatigheid = het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;
- j.
Doeltreffendheid = de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;
- k.
BBV = Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen
-
1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
-
2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:
- a.
de taakvelden, en
- b.
de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
- a.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
-
1. In de begroting en de jaarstukken worden per programma de baten en laten weergegeven. Ook bij de overzichten van algemene dekkingsmiddelen, overhead en vennootschapsbelasting worden de baten en lasten weergegeven.
-
2. In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht van incidentele baten en lasten opgenomen. Hierin worden de incidentele baten en lasten opgenomen en toegelicht voor zover deze > € 10.000 zijn.
-
3. Daarnaast wordt een overzicht opgenomen van de taakvelden.
-
4. In de begroting en de jaarstukken wordt inzicht gegeven in het investeringsprogramma en de budgetten die daarbij horen.
-
5. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
Artikel 4. Kaders begroting
Het college biedt aan de raad eenmaal per jaar een (kader)nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze (kader)nota vervolgens vast.
Artikel 5. Wijze van omgaan met budgetten en investeringskredieten
-
1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten en de budgetten per programma.
-
2. Via begrotingswijzigingen doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de beschikbaar gestelde budgetten en de beschikbaar gestelde investeringskredieten.
-
3. Voor niet in de begroting opgenomen incidentele exploitatielasten van maximaal € 25.000 kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad zelfstandig verplichtingen aangaan.
-
4. Voor niet in de begroting opgenomen investeringskredieten van maximaal € 50.000 kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad zelfstandig verplichtingen aangaan.
-
5. Overige investeringskredieten en nieuw beleid waarvoor de raad nog geen budget beschikbaar heeft gesteld, legt het college aan de raad voor voordat verplichtingen worden aangegaan.
-
6. Zelfstandig door het college aangegane verplichtingen zoals bedoeld onder lid 3 en 4 worden achteraf via een begrotingswijziging door de raad vastgesteld. Als een begrotingswijziging niet meer mogelijk is, wordt verantwoording afgelegd via de jaarstukken.
-
7. Voor investeringskredieten beoordeelt het college de status. Op basis hiervan kan het college voorstellen om investeringskredieten af te sluiten.
-
8. Bij grondexploitaties beoordeelt het college de status. Op basis hiervan kan het college voorstellen om grondexploitaties af te sluiten.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
-
1. Het college informeert de raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.
-
2. De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:
- a.
de baten en de lasten per programma;
- b.
het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;
- c.
het totale saldo van de baten en de lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;
- d.
de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
- e.
het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;
- f.
de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.
- a.
-
3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.
Artikel 7. Jaarstukken
-
1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.
-
2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.
Artikel 8. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 9. Wijze van omgaan met rechtmatigheidsverantwoording
-
1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.
-
2. Het college verstrekt bij de jaarstukken een rechtmatigheidsverantwoording die bij wet is voorgeschreven. In de rechtmatigheidsverantwoording wordt het totaal aan afwijkingen (fouten en onduidelijkheden), ieder afzonderlijk, ten aanzien van het begrotings-, voorwaarden- en misbruik- en oneigenlijk gebruik criterium boven de door de raad vastgestelde verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves, opgenomen.
-
3. Ontbrekende afrekeningen waarvoor aannemelijk is dat het college na afronding van de jaarstukken een onderbouwing voor de rechtmatigheid kan verstrekken, leiden niet tot een afwijking en worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.
-
4. In de paragraaf bedrijfsvoering worden geconstateerde rechtmatigheidsafwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens nader toegelicht. De rapportagegrens is 5% van de verantwoordingsgrens zoals omschreven bij lid 2 van artikel 9.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
-
1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
-
2. Bij relevante wijzigingen in de (interne) wet- en regelgeving biedt het college aan de raad uiterlijk vóór het einde van het boekjaar ter vaststelling een geactualiseerde normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 11. Begrotingscriterium
-
1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.
-
2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.
-
3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het investeringskrediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.
-
4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting (begrotingsoverschrijdingen van lasten per programma en overschrijdingen van investeringskredieten) onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen (begrotingsoverschrijdingen van lasten per programma en overschrijdingen van investeringskredieten) worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:
- a.
Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.
- b.
Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.
- c.
De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.
- d.
Begrotingsoverschrijdingen die kleiner zijn dan € 10.000.
- e.
Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van autonome ontwikkelingen (autonome ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die op de gemeente afkomen en waar de gemeente zelf geen invloed op kan uitoefenen).
- f.
Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van artikel 175 van de Gemeentewet (oproer, wanordelijkheden, rampen of zware ongevallen of vrees daartoe).
- g.
Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van onvoorziene situaties binnen de kaders en limieten van artikel 5 lid 3 en 4 van deze verordening.
- h.
Begrotingsoverschrijdingen die passen binnen de vastgestelde totale exploitatieopzet van een grondexploitatie.
- a.
-
5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
-
6. Voor de begrotingsrechtmatigheid worden niet als onrechtmatig beschouwd:
- –
Begrotingsonderschrijdingen op de lasten op programmaniveau (per programma);
- –
Onderschrijdingen op de uitgaven van investeringskredieten;
- –
Begrotingsoverschrijdingen of begrotingsonderschrijdingen op de baten op programmaniveau (per programma), als deze afwijkingen door het college bij de tussentijdse rapportage of in de jaarstukken worden gemeld en toegelicht aan de raad. Afwijkingen van minder dan € 10.000 hoeven in lijn met artikel 6 lid 3 van deze financiële verordening niet door het college bij de tussentijdse rapportage of bij de jaarstukken te worden gemeld en toegelicht aan de raad.
- –
Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
-
1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.
-
2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa
-
1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.
-
2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
-
3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.
Artikel 14. Kostprijsberekening
-
1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
-
2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen, gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid, en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.
-
3. Voor de rentetoerekening aan de activa wordt het vastgestelde rekenrentepercentage gebruikt dat bij de begroting wordt berekend.
-
4. Overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie (zoals grondexploitaties) worden apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
-
5. Overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
-
6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid betreffen, wordt uitgegaan van een percentage van de totale loonkosten.
Artikel 15. Prijzen economische activiteiten
-
1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
-
2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden wordt tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
-
3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
-
4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:
- a.
leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;
- b.
een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;
- c.
een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
- d.
een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
- e.
een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
- f.
een bevoordeling van publieke media-instellingen;
- g.
een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
- a.
Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
-
1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen.
-
2. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen is dat deze volledig de kosten dekken, tenzij zwaarwegende redenen een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen.
-
3. De besluiten voor het vaststellen en/of wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.
Artikel 17. Financieringsfunctie
Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en
er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
- 1.
Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.
- 2.
Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 18. Administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
- a.
het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;
- b.
het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;
- c.
het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
- d.
het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
- e.
het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;
- f.
de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;
- g.
het verstrekken van informatie aan derden (rapporteren op taakvelden).
Artikel 19. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
- a.
een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
- b.
een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
- c.
de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
- d.
de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
- e.
verdeelsleutels voor indirecte kosten zodat een in integrale kostprijs kan worden bepaald;
- f.
het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
- g.
het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;
- h.
het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude en misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
- i.
het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.
Artikel 20. Interne controle
-
1. Het college draagt zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording in de jaarrekening. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
-
2. Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 21. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Woudenberg 2023 (raad 22 december 2022) wordt ingetrokken.
Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2024. De financiële stukken voor begrotingsjaar 2024 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Woudenberg 2024.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2024.
S.E. Lenderink
griffier
M. Jansen – van Harten
voorzitter
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 13:
Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
- a.
maximaal de gebruiksduur (afschrijvingstermijn) van het actief bij betreffende derde : bijdragen aan activa in eigendom van derden;
- b.
maximaal 5 jaar : kosten voor onderzoek en ontwikkeling;
- c.
maximaal 5 jaar : computerapplicaties
Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut
Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd. Gemotiveerd kan hiervan in individuele gevallen van worden afgeweken (bijvoorbeeld bij machines of apparaten).
Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:
- a.
60 jaar: rioleringen;
- b.
10 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;
- c.
40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;
- d.
40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;
- e.
10 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;
- f.
25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;
- g.
25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;
- h.
15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;
- i.
15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;
- j.
15 jaar: energiebesparende maatregelen;
- k.
10 jaar: telefooninstallaties;
- l.
5 jaar: automatiseringsapparatuur;
- m.
15 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;
- n.
10 jaar: motorvaartuigen;
- o.
10 jaar: zware transportmiddelen en schuiten;
- p.
10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen.
Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut
De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:
- a.
30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;
- b.
40 jaar: wegen, pleinen en rotondes;
- c.
60 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;
- d.
20 jaar: speelvoorzieningen;
- e.
25 jaar: geluidswallen;
- f.
20 jaar: openbare verlichting (armaturen);
- g.
40 jaar: openbare verlichting (masten);
- h.
15 jaar: straatmeubilair;
- i.
20 jaar: speeltoestellen;
- j.
40 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;
- k.
15 jaar: pompen en gemalen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl