Beleidsregel Leerlingenvervoer gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Leerlingenvervoer gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Utrecht;

Overwegende dat:

- het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte een beleidsregel vast te stellen over de uitvoering van het leerlingenvervoer.

Besluiten de volgende beleidsregel vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      structurele handicap: een handicap van ten minste drie maanden waardoor de leerling geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding, wordt gezien als structureel.

    • b.

      verordening: Verordening leerlingenvervoer gemeente Utrecht.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de verordening.

Artikel 2 Ouders

  • 1. Het vervoer van leerlingen van woning naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van woning naar school en terug is een verantwoordelijkheid van de ouders.

  • 2. Ouders dienen wijzigingen die van belang zijn voor het leerlingenvervoer door te geven (art. 7, lid 1, verordening). Dit geldt in ieder geval voor de volgende wijzigingen:

    • a.

      wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

    • b.

      wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

    • c.

      wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

    • d.

      wijziging in de schoolinschrijving, danwel het adres van de school;

    • e.

      wijziging van de schooltijden van de school;

    • f.

      toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school anders dan op basis van de verordening;

    • g.

      afmelding ivm ziekte of anderszins.

  • 3. Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet de ouder dat tijdig melden. Dit kan op de volgende manieren:

    • a.

      Ouders van leerlingen met taxivervoer melden leerlingen voor de eerstvolgende taxirit af bij de vervoerder;

    • b.

      Ouders van leerlingen met een vervoersvoorziening melden de leerlingen af bij de gemeente vanaf de 10e ziektedag.

  • 4. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier zoals in artikel 3 derde lid worden doorgegeven. Een afmelding geldt tot tegenbericht van de ouder. Voor hervatting van het vervoer is vereist dat ouders de leerling tijdig weer beter melden. Zonder betermelding is er geen vervoer beschikbaar.

Artikel 3 Eenjarige en meerjarige beschikkingen

Burgemeester en wethouders bepalen het recht op het leerlingenvervoer. Burgemeester en wethouders hanteren op basis van artikel 6, vierde lid van de verordening, eenjarige of meerjarige beschikkingen. Het recht op het leerlingenvervoer blijft bestaan gedurende de periode waarvoor het recht is toegekend tenzij er iets verandert in de van belang zijnde omstandigheden.

Hoofdstuk 2 School

Artikel 4 Afwijkende schooltijden bij structurele handicap

  • 1. Het vervoer vindt zoveel mogelijk aansluitend op vaste schooltijden plaats. In het geval van een structurele handicap streven burgemeester en wethouders ernaar om in overleg met de school en de ouders het vervoer tegelijk te laten plaatsvinden met het reguliere leerlingenvervoer.

  • 2. Burgemeester en wethouders vervoeren zoveel mogelijk de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk.

  • 3. Zo nodig kunnen burgemeester en wethouders over de structurele handicap advies vragen aan een deskundige. De deskundige betrekt in zijn advies de mogelijkheden van de gehandicapte leerling om zelfstandig, al dan niet met begeleiding, met de fiets of het openbaar vervoer te reizen.

Artikel 5 Vervoer naar een stageplek

  • 1. Het uitgangspunt voor een stageplek is dat deze zo dichtbij mogelijk bij de woning van de leerling ligt zodat de leerling zelfstandig kan reizen. De in artikel 15, derde lid onder c van de verordening genoemde maximale straal voor een stage is 15 kilometer vanaf de woning gemeten.

  • 2. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats aansluitend op de reguliere schooltijden.

  • 3. Bij stages, ook voor een niet- arbeidsgericht uitstroompofiel, dienen ouders, school en de stageplek eerst te bespreken of er andere mogelijkheden van vervoer zijn dan het leerlingenvervoer. Als de stageplek vervoer biedt is dat sowieso voorliggend op het leerlingenvervoer.

Artikel 6 (Medische) behandeling en zorg

  • 1. Het leerlingenvervoer betreft enkel het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving en de verordening.

  • 2. Het aangepast vervoer naar onderwijs op of nabij een zorglocatie kan enkel plaatsvinden in aansluiting op het begin en einde van een schooldag. Hierbij worden de tijden gehanteerd zoals omschreven in de schoolgids.

Hoofdstuk 3 Woning

Artikel 7 Woning in verschillende gemeenten

Indien een leerling in meerdere gemeenten woont of verblijft, behandelen burgemeester en wethouders alleen een aanvraag voor zover die betrekking heeft op het verblijf van de leerling in een woning in de gemeente Utrecht.

Artikel 8 Tweede ophaal- of brengadres

  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken alleen bekostiging van vervoer van een tweede ophaal- of naar een tweede brengadres als:

    • a.

      een leerling recht heeft op bekostiging van het vervoer van de woning naar school of vice versa;

    • b.

      het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium voor een woning uit de verordening;

    • c.

      het opstap- of brengadres structureel is, dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-) wekelijks terugkerend patroon voor tenminste drie maanden

    • d.

      het tweede adres zich binnen de gemeente bevindt, en;

    • e.

      er geen voorliggende voorziening is die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres voor haar rekening neemt of zou moeten nemen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen wanneer er sprake is van co-ouderschap bekostiging van vervoer van een tweede of derde ophaal- of brengadres verstrekken.

Hoofdstuk 4 Vervoersvergoedingen

Artikel 9 Afstand en reistijd

  • 1. De afstand van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige fietsroute volgens de routeplanner Google maps.

  • 2. De reistijd van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en beschikbare ov-route met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf.

Artikel 10 Fietsvergoedingen

  • 1. Als aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 17 van de verordening en de leerling naar het oordeel van burgermeester en wethouders, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, wordt een vergoeding verstrekt op basis van de kosten van het vervoer per fiets.

  • 2. De kilometervergoeding voor de fiets is 11 cent per kilometer gemeten langs de afstand zoals omschreven in artikel 9.

Artikel 11 Vergoeding van openbaar vervoer

De vergoeding van kosten van het openbaar vervoer wordt berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf, waarbij de goedkoopste optie bepalend is.

Artikel 12 Vergoeding voor eigen vervoer

  • 1. Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag.

  • 2. Wanneer een leerling ook tussen de middag wordt vervoerd kan een bekostiging worden verstrekt voor de kosten die ontstaan.

  • 3. Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die een vervoersvoorziening behoeven, wordt uitgegaan van de afstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

Artikel 13 Terugvordering

Onterecht ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer worden van de ouders teruggevorderd.

Hoofdstuk 5 Aangepast vervoer

Artikel 14 Ophaal- en brengplaats

  • 1. Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen bij de woning of opstapplaats op. De ouder begeleidt de leerling naar en van het vervoer en is hiervoor zelf verantwoordelijk.

  • 2. De chauffeur moet de leerling na de terugrit aan de ouder, of aan iemand anders die namens de ouder aanwezig is, bij de woning of opstapplaats overdragen. De chauffeur mag het kind nooit zonder toezicht laten, tenzij er een schriftelijke verklaring van de ouder is waarin dit is toegestaan. De ouder heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de ouder bij de woning of opstapplaats aanwezig is of dat namens deze de leerling op de afgesproken plaats wordt opgevangen.

Artikel 15 Overstapplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen beslissen dat bij de uitvoering van het vervoer gebruik gemaakt wordt van overstapplaatsen.

Artikel 16 Begeleiding leerling in het aangepast vervoer

  • 1. Het is mogelijk dat een leerling begeleiding nodig heeft tijdens het vervoer. Burgemeester en wethouders bepalen of begeleiding ingezet mag worden. Begeleiding wordt door of namens de ouder verzorgd.

  • 2. Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Voor de ritten van de begeleider terug naar de woning of naar school zonder de leerling ontvangt de begeleider een vergoeding voor de reiskosten.

Artikel 17 Zelfredzaamheidstrajecten

  • 1. Aan leerlingen die recht hebben op aangepast vervoer, kunnen burgemeester en wethouders een voorziening verstrekken om zelfstandig te leren reizen. Bij een dergelijk zelfredzaamheidstraject valt te denken aan een traject waarin met de leerling geoefend wordt met de fiets of het openbaar vervoer te reizen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bekijken per situatie wat een passende oplossing is om de zelfredzaamheid te bevorderen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten het recht op leerlingenvervoer en de inzet van een zelfredzaamheidsvergoeding voort te zetten gedurende de periode dat een leerling recht heeft op leerlingenvervoer.

Artikel 18 Overmacht

In het geval van overmacht kunnen burgemeester en wethouders besluiten om het vervoer niet plaats te laten vinden.

Hoofdstuk 6 Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen

Artikel 19 Begeleiding door ouders

Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen is de verantwoordelijkheid van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen.

Artikel 20 Begeleiding is onmogelijk of begeleiding leidt tot ernstige benadeling van het gezin

  • 1. In de verordening is opgenomen dat de leerling in aanmerking komt voor aangepast vervoer indien er sprake is van een ernstige benadeling van het gezin en een andere oplossing niet mogelijk is. Ouders zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding van hun kind naar (een speciale school voor) basisonderwijs of speciaal onderwijs. Zij dienen voor alternatieve begeleiding te zorgen als zij bijvoorbeeld door ziekte of een andere reden, tijdelijk niet in staat zijn om hun kind niet zelf naar school te begeleiden. Het kan voorkomen dat ouders geheel niet in staat zijn om in die begeleiding te voorzien. Ouders moeten in dat geval genoegzaam aantonen dat het voor hen of anderen in het netwerk onmogelijk is de leerling te begeleiden of, dat de begeleiding tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. De ouder dient in een dergelijk geval dit ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam aan te tonen om de individuele situatie te kunnen beoordelen. Het opstellen van een schoolverklaring of het laten uitvoeren van een (externe) medische keuring kan daarom deel uitmaken van dit proces. De (betaalde) werkzaamheden van ouders zijn op zichzelf geen reden om tot bekostiging van het aangepast vervoer over te gaan.

  • 2. Voor aanvragen voor aangepast vervoer op deze grond en onder de voorwaarden onder lid 1 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a.

      in voldoende mate is aangetoond dat de leerling niet in staat is om zelfstandig te reizen of onder begeleiding met de fiets of het openbaar vervoer,

    • b.

      de reisafstand van de woning naar de schoollocatie tenminste twee kilometer bedraagt, en;

    • c.

      voldoende aannemelijk is gemaakt dat beide ouders niet in staat zijn de begeleiding van de leerling naar school te (laten) verzorgen.

  • 3. In de volgende situaties is in elk geval sprake van ernstige benadeling van het gezin en wordt van ouders geen begeleiding verlangd mits ouders dit genoegzaam aantonen:

    • a.

      Er is sprake van een éénoudergezin met meerdere kinderen, waaronder tenminste een schoolgaand kind van negen jaar of jonger, die afzonderlijke scholen bezoeken en waarbij meerdere kinderen begeleiding nodig hebben bij het reizen van en naar die verschillende scholen. Een kind van negen jaar of jonger wordt nog niet geacht zelfstandig naar school of vroeg- en voorschoolse educatie te gaan;

    • b.

      Er sprake is van een éénoudergezin waarvan de begeleidende ouder de moeder is en zij binnen een maand zal bevallen van een kind of korter dan drie maanden geleden is bevallen;

    • c.

      Ouders zijn belemmerd om hun kind naar school te begeleiden door structurele medische redenen die , vastgesteld zijn door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige, of;

    • d.

      De ouder van een éénoudergezin heeft een arbeidsovereenkomst die in redelijkheid geen mogelijkheid biedt om in de werktijden rekening te houden met de schooltijden van de leerling. Een werkverklaring dient de werktijden te vermelden en aan te geven of het gezien de aard van het werk mogelijk is rekening te houden met de schooltijden.

Hoofdstuk 7 Onaanvaardbaar gedrag in het aangepast vervoer

Artikel 21 Uitgangspunten veiligheid en gedrag in het aangepast vervoer

  • 1. Een uitgangspunt in het aangepast vervoer is dat de leerling veilig te vervoeren moet zijn en daartoe in staat is.

  • 2. Burgemeester en wethouders verstrekken een voorziening in de vorm van aangepast vervoer op voorwaarde dat de leerling en ouder de veiligheid van medeleerlingen en chauffeur in het aangepast vervoer niet in gevaar brengt.

  • 3. Bij onaanvaardbaar gedrag kunnen burgemeester en wethouders maatregelen opleggen. Het doel van de maatregelen is ouders en leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om het onaanvaardbare gedrag op te lossen en om de veiligheid van leerlingen als bedoeld in het eerste lid te borgen.

  • 4. Onder onaanvaardbaar gedrag als bedoeld in het derde lid wordt gedrag van zowel een leerling als het gedrag van een ouder verstaan.

Artikel 22 Onaanvaardbaar gedrag: categorieën

  • 1. Naar het oordeel van burgemeester en wethouders is in ieder geval sprake van onaanvaardbaar gedrag als een leerling of ouder:

    • a.

      een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie veroorzaakt, of;

    • b.

      fysiek of verbaal grensoverschrijdend gedrag vertoont.

  • 2. Niet alle misdragingen zijn even ernstig. Burgemeester en wethouders onderscheiden de volgende categorieën naargelang de ernst van het onaanvaardbare gedrag:

    • a.

      lichte misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling zich niet houdt aan de regels van de vervoerder, zoals:

      • i.

        niet rustig in het voertuig stappen;

      • ii.

        niet luisteren naar de aanwijzingen van de chauffeur;

      • iii.

        ongepast gedrag vertonen;

      • iv.

        ongepast taalgebruik hanteren;

      • v.

        levensmiddelen in het voertuig nuttigen;

      • vi.

        (geluids-)overlast veroorzaken.

    • b.

      ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        de gordel niet omdoet;

      • ii.

        of dreigt met fysiek geweld tegen de chauffeur of medeleerlingen of anderen die gelijktijdig worden vervoerd;

      • iii.

        dreigt met fysiek geweld tegen goederen, waarvoor geldt dat er bij de uitvoering van het dreigement gevaar voor personen ontstaat, of;

      • iv.

        de gedragingen genoemd onder a blijft herhalen.

    • c.

      zeer ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen waarbij letsel wordt toegebracht aan personen of schade aan goederen ontstaat;

      • ii.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen met de intentie om letsel toe te brengen aan personen of schade aan goederen te veroorzaken, zonder dat dit letsel of die schade daadwerkelijk wordt toegebracht of veroorzaakt;

      • iii.

        dreigt met fysiek geweld met de kennelijke bedoeling dat de chauffeur of

      • iv.

        andere personen in het aangepast vervoer iets doet of nalaat, waarbij de

      • v.

        dreiging net zo lang wordt voortgezet totdat dat doel is bereikt of totdat dat doel niet meer te bereiken is;

      • vi.

        ernstig seksueel overschrijdend gedrag vertoont naar de chauffeur of andere personen in of bij het aangepast vervoer, of;

      • vii.

        de gedragingen genoemd onder b blijft herhalen.

Artikel 23 Onaanvaardbaar gedrag: maatregelen

  • 1. Burgemeester en wethouders hanteren per categorie onaanvaardbaar gedrag bedoeld in artikel 22, tweede lid, een stappenplan met maatregelen passend bij de ernst van de misdraging.

  • 2. Stappenplan bij lichte misdragingen:

    • a.

      In beginsel vindt eerst een gesprek plaats tussen de ouder(s) en de chauffeur of de vervoerder met als doel het gedrag van de leerling te verbeteren. Zo nodig betrekt één van de partijen de gemeente of school bij het zoeken naar een oplossing;

    • b.

      Als het gedrag na het gesprek niet verbetert volgt een schriftelijke waarschuwing;

    • c.

      Als het gedrag na de schriftelijke waarschuwing niet verbetert, wordt het stappenplan bij ernstige misdragingen toegepast.

  • 3. Stappenplan bij ernstige misdragingen:

    • a.

      het aangepast vervoer wordt tijdelijk opgeschort. De ouder(s) ontvangen hierover een brief. De duur van de opschorting is afhankelijk van de ernst van de gedraging. De opschorting kan niet langer duren dan acht (8) weken. Gedurende de opschorting is de leerling wel verplicht naar school te gaan. Tijdens de opschorting overleggen ouder(s) en gemeente om te komen tot een structurele oplossing na de opschorting;

    • b.

      als het gedrag na de tijdelijke opschorting niet verbetert, wordt het stappenplan bij zeer ernstige misdragingen toegepast.

  • 4. Stappenplan bij zeer ernstige misdragingen:

    • a.

      het aangepast vervoer wordt opgeschort voor de rest van het betreffende schooljaar. De ouder(s) ontvangen hierover een brief;

    • b.

      herhaalt het gedrag zich in het daaropvolgende schooljaar dan wordt het aangepast vervoer definitief beëindigd. Leerlingenvervoer is dan alleen mogelijk in de vorm van een vergoeding voor eigen of openbaar vervoer.

  • 5. Als sprake is van meerdere misdragingen geldt in beginsel de maatregel uit het stappenplan die hoort bij de meest ernstige misdraging.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24 Intrekking

De Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Utrecht wordt ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsbepalingen

  • 1. De Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht blijft van toepassing op besluiten die vóór de inwerkingtredingsdatum van deze Beleidsregel zijn afgehandeld.

  • 2. Op aanvragen die nog niet zijn afgehandeld vóór de inwerkingtreding van deze Beleidsregels wordt beslist op grond van de Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Utrecht. In alle andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid wordt beslist op grond van deze beleidsregel.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de datum waarop de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Utrecht in werking treedt.

Artikel 27 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel leerlingenvervoer Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in hun vergadering van 17 december 2024.

De burgemeester,

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis