Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing Roermond 2025

Geldend van 25-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing Roermond 2025

De raad van de gemeente Roermond,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2024,

gelet op het bepaalde in artikel 228a van de Gemeentewet

besluit vast te stellen:

‘verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing Roermond 2025’

(Verordening rioolheffing Roermond 2025)

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan met een directe of indirecte aansluiting op het waterleidingnet;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente, een en ander met inbegrip van het gemeentelijk grondwater en oppervlaktewater.

  • Toelichting begrip gemeentelijke riolering:

    Het begrip gemeentelijke riolering is veel ruimer dan alleen de riolering op zich. Het gaat om alle voorzieningen die worden getroffen om te voldoen aan de wettelijke zorgplichten. Daaronder vallen onder andere rioleringspijpen en kolken, maar ook bijvoorbeeld voorzieningen tegen grondwateroverlast en individuele behandelingssystemen (iba’s);

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

    Toelichting begrip water:

    Onder het begrip water vallen alle verschillende soorten water. In de zorgplichten van artikel 228a van de Gemeentewet worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer of Waterwet en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

  • e.

    waterbedrijf: NV Waterleiding Maatschappij Limburg (WML).

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

  • 1. Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel en van artikel 1, onderdeel a, worden voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten en terreingedeelten geschikt voor het plaatsen van diverse kampeermiddelen, die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein, dat als zodanig wordt geëxploiteerd, tezamen met de overige gebouwen en bouwwerken, voor zover die dienstbaar zijn aan de verblijfsrecreatie op dat terrein, aangemerkt als één perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting voor het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. De belasting voor het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering.

  • 3. Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Als de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. Als de belastingplichtige aantoont dat meer dan 20% van de berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water niet is afgevoerd op de gemeentelijke riolering, met dien verstande dat dit tenminste 100 m³ is, wordt de niet afgevoerde hoeveelheid op de berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water in mindering gebracht.

  • 6. Voor zover de gegevens als bedoeld in lid 3 niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare percelen.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt per perceel € 178,64

  • 2. Voor percelen met een WOZ-waarde die minder is dan € 40.000,- bedraagt het tarief: € 89,32

  • 3. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt bij een aantal kubieke meters water:

    • a.

      van 1 m³ tot en met 400 m³:

    € 23,30;

    • b.

      van 401 m³ tot en met 800 m³:

    € 56,44;

    • c.

      van 801 m³ tot en met 2.000 m³:

    € 122,71;

    • d.

      van 2.001 m³ tot en met 5.000 m³:

    € 296,69;

    • e.

      van 5.001 m³ tot en met 10.000 m³:

    € 628,07;

    • f.

      van 10.001 m³ tot en met 20.000 m³:

    € 1.249,41;

    • g.

      van 20.001 m³ tot en met 30.000 m³:

    € 2.077,87;

    • h.

      van meer dan 30.000 m³:

    € 3.320,55;

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het betreffende kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Aanslaggrens

  • 1. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting voor het eigenarendeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2. De belasting voor het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting voor het gebruikersdeel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting voor het gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet vermelde aanslag(en) niet hoger is dan € 20.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening rioolheffing Roermond 2024’ van 9 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening rioolheffing Roermond 2025’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2024.

De griffier, J. Vervuurt

De voorzitter, Y.F.W. Hoogtanders