Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731545
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731545/1
Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening maatschappelijke ondersteuning HaaksbergenDe gemeenteraad van Haaksbergen;
Voorstel van het college van: 19 november 2024
Wettelijke basis:
Bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.
Besluit:
Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen
Hoofdstuk 1: Begrippen
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet specifiek is bedoeld voor mensen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, die een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid en participatie en die financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimum niveau;
- b.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo 2015;
- c.
begeleiding groep (OB: ondersteuningsbehoefte 1 en 2) geeft ondersteuning aan de inwoner op een andere locatie dan de thuissituatie voor het uitbreiden van sociale contacten en het bieden van structuur in de week;
- d.
begeleiding individueel (OB: ondersteuningsbehoefte 1 en 2) geeft ondersteuning aan de inwoner in en rondom de thuissituatie bij de uitvoering van dagelijkse handelingen en vaardigheden of geeft ondersteuning bij het voeren van de regie;
- e.
behoefte aan hulp: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;
- f.
bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015;
- g.
college: het college van burgemeester en wethouders
- h.
HO: Huishoudelijke ondersteuning: Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van het normenkader van bureau HHM. Het normenkader is toegevoegd aan de beleidsregels, bijlage 2;
- i.
individuele vervoersvoorziening: een voorziening waarbij sprake is van vervoer en een inwoner zelf de bestemming en het tijdstip van het vervoer bepaalt met inachtneming van de daarvoor geldende voorwaarden;
- j.
overheadkosten: kosten die niet direct betrekking hebben op de taken, maar betrekking hebben op de organisatie van de aanbieder, te weten (niet limitatief):
- •
directie, management en secretariële ondersteuning;
- •
personeel en organisatie;
- •
informatisering en automatisering;
- •
financiën en control;
- •
communicatie;
- •
juridische zaken;
- •
facilitaire zaken.
- •
- k.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;
- l.
vervoer naar dagbesteding: een voorziening waarbij een inwoner vervoerd wordt van zijn woning naar de locatie waar begeleiding groep wordt aangeboden en omgekeerd. De inwoner heeft geen vrijheid in het bepalen van de bestemming van het vervoer;
- m.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- n.
wonen en verblijf: een voorziening die kan worden ingezet wanneer er bij de inwoner een behoefte aan hulp is op het gebied van wonen en verblijf. Wonen en verblijf bestaat uit twee vormen: Dakje 1 en Dakje 2;
- a.
-
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in artikel 1.1.1 van de wet.
Hoofdstuk 2: Vormen voorzieningen
Artikel 2 Vormen maatwerkvoorzieningen
-
1. Het college kan een inwoner in aanmerking laten komen voor één of meerdere van de volgende maatwerkvoorzieningen:
- a.
huishoudelijke ondersteuning, HO;
- b.
begeleiding individueel, Ondersteuningsbehoefte 1 en 2;
- c.
begeleiding groep, Ondersteuningsbehoefte 1 en 2;
- d.
vervoer van en naar dagbesteding
- e.
wonen en verblijf;
- f.
woonvoorziening;
- g.
rolstoel;
- h.
sportvoorziening;
- i.
individuele vervoersvoorziening.
- j.
collectief vervoer
- a.
-
2. Het college geeft in beleidsregels een uitwerking van de inhoud van de in het eerste lid van dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.
Artikel 3 Vormen Algemene voorzieningen
-
1. In Haaksbergen zijn de volgende algemene voorzieningen in ieder geval beschikbaar:
- a.
was- en strijkservice;
- b.
dagbesteding.
- c.
cliëntondersteuning
- d.
mantelzorgondersteuning
- e.
ouderenadvies
- f.
vrijwilligersondersteuning
- g.
ANWB-automaatje
- a.
-
2. Het college geeft in beleidsregels een uitwerking van de inhoud van de in het eerste lid van dit artikel genoemde algemene voorzieningen.
Hoofdstuk 3: Regels maatwerkvoorziening
Artikel 4 Procedureregels maatschappelijke ondersteuning
Het college bepaalt, met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015, bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de inwoner wordt vastgesteld of de inwoner voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Artikel 5 Voorwaarden voor een maatwerkvoorziening
-
1. Het college neemt de uitkomsten van het onderzoek, zoals omschreven in de nadere regels, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
-
2. Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:
- 1.
op eigen kracht,
- 2.
met gebruikelijke hulp,
- 3.
met mantelzorg of
- 4.
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel
- 5.
met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
- 6.
algemene voorzieningen, of
- 7.
andere voorzieningen
- 1.
- a.
-
kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
- b.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet:
- 1.
op eigen kracht,
- 2.
met gebruikelijke hulp,
- 3.
met mantelzorg of
- 4.
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel
- 5.
met gebruikmaking van algemene voorzieningen
- 1.
- b.
-
kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek gebaseerd op de bepalingen van de verordening van de centrum gemeente Enschede, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
-
3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 6 Weigeringsgronden maatwerkvoorziening
-
1. Geen maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt verstrekt:
- a.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is
- a.
tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen; of
- b.
tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
- c.
als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.
- a.
- b.
indien de voorziening niet voldoende op het individu is gericht;
- c.
indien het een voorziening betreft die de inwoner voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;
- d.
indien het een voorziening betreft die de inwoner na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.
- a.
-
2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:
- a.
als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;
- b.
de voorziening voorzienbaar was en van de inwoner redelijkerwijs kon worden verwacht maatregelen te hebben getroffen die de behoefte aan hulp overbodig had gemaakt.
- a.
-
3. Geen woonvoorziening wordt toegekend:
- a.
als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;
- b.
als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;
- c.
ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning;
- d.
de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;
- e.
indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;
- f.
als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.
- a.
Artikel 7 Inhoud beschikking
-
1. Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
-
2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura legt het college in de beschikking in ieder geval vast:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt en indien van toepassing;
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;
- e.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking in ieder geval vast:
- a.
voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;
- f.
de ingangsdatum;
- g.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten.
- a.
Artikel 8 Regels voor pgb
-
1. Het college verstrekt een voorziening in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.
-
2. Het college bepaalt bij nadere regels aan welke voorwaarden een pgb-plan moet voldoen.
-
3. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.
-
4. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de inwoner:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- b.
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.
- a.
-
5. Informele hulp is:
- a.
hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 4;
- b.
hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 4, maar tot het sociaal netwerk van inwoner horen.
- a.
Artikel 9 Pgb niet mogelijk
Geen pgb wordt verstrekt:
- a.
wanneer uit het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 blijkt, dat de kwaliteit van de hulp onvoldoende gewaarborgd is dan wel niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 1;
- b.
als de inwoner het pgb niet zelf kan beheren en de beoogd pgb-beheerder dezelfde persoon/instelling is als de beoogd zorg-/hulpverlener.
Artikel 10 Pgb hoogte
-
1. De hoogte van een pgb:
- a.
wordt bepaald aan de hand van een door de inwoner opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
- c.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare tweedehands maatwerkvoorziening.
- a.
-
2. De hoogte van het pgb voor formele hulp als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a is gelijk aan het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura tenzij op basis van het budgetplan van de inwoner passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.
-
3. De hoogte van het pgb voor formele hulp die is aangemerkt als Zelfstandige Zonder Personeel wordt bepaald op 85% van de voorziening in natura, waarbij rekening is gehouden met het feit dat deze aanbieder geen of lagere overheadkosten heeft dan een professionele organisatie met personeel.
-
4. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de CAO VVT, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.
Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten
Artikel 11 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
-
1. Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.
-
2. Als een maatwerkvoorziening in natura of pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders en;
- b.
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner
- a.
-
3. Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de volgende algemene voorzieningen:
- a.
was- en strijkservice;
- b.
dagbesteding
- c.
ANWB Automaatje
- a.
Artikel 12 Hoogte bijdrage in de kosten
-
1. Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in het tweede tot en met zesde lid van dit artikel, bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen het bedrag zoals bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de ongehuwde inwoner of de gehuwde inwoner tezamen.
-
2. De hoogte van de bijdrage voor de maatwerkvoorziening collectief vervoer is per rit gelijk aan het in de regio voor het reguliere openbaar vervoer geldende basistarief plus het kilometertarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers, indien van toepassing verhoogd met een reserveringstoeslag.
-
3. De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
-
4. De hoogte van de bijdrage voor de algemene voorziening was- en strijkservice bedraagt voor 2024:
- a.
voor de inwoner die zelf kan wassen en strijken: € 17,50 per waszak, te betalen aan de aanbieder;
- b.
voor die inwoner die vanwege beperkingen zelf niet kan wassen en strijken bedraagt € 5,00 per waszak, te betalen aan de aanbieder. Dit bedrag komt overeen met de door het Nibud berekende gemiddelde kosten voor wassen en strijken. Jaarlijks wordt de bijdrage per waszak geïndexeerd met maximaal het percentage zoals vastgesteld in de prijsindex CPI Huishoudens van het CBS.
- a.
-
5. De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing, de in tweede lid van dit artikel genoemde maatwerkvoorziening collectief vervoer of de in het vierde lid van dit artikel genoemde algemene voorzieningen, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.
-
6. In het algemeen wordt geen bijdrage in de kosten gerekend voor gebruikmaking van een algemene voorziening dagbesteding. Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat het gebruik van algemene voorzieningen zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. Het is echter mogelijk dat de instelling een kleine vergoeding vraagt voor de kosten van materialen die worden gebruikt voor de activiteiten. Ook de kosten voor eten en drinken komen voor rekening van de deelnemer, tenzij door de instelling anders is bepaald.
-
7. De hoogte van de bijdrage voor de algemene voorziening ANWB-Automaatje bedraagt in 2024 €0,35 per kilometer, vanaf en tot aan het huisadres van de chauffeur. Daarnaast betaalt de inwoner ook de eventuele parkeerkosten. De ANWB stelt jaarlijks de kosten per kilometer vast.
-
8. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura of in pgb is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.
-
9. De bijdragen in de kosten voor de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang wordt door aanbieder van de betreffende maatwerkvoorziening vastgesteld en geïnd.
Hoofdstuk 5: Bestrijding misbruik
Artikel 13 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
-
1. Het college informeert inwoners of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.
-
2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening in natura of het pgb is aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening in natura of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de inwoner langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;
- e.
de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of
- f.
de inwoner de maatwerkvoorziening in natura of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;
- g.
de inwoner de in natura en in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening onzorgvuldig gebruikt.
- a.
-
3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
-
5. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
Artikel 14 Opschorting betaling uit pgb
-
1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.
-
2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van de betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoelt in artikel 9, tweede lid, onder d van deze verordening.
-
3. Het college stelt de inwoner schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.
Artikel 15 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 6: Kwaliteit en veiligheid
Artikel 16 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
- d.
voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken;
- e.
er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.
- a.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 17 Kwaliteitseisen formele pgb aanbieders
-
1. Naast de kwaliteitseisen die gelden op grond van de wet, gelden voor formele pgb aanbieders in ieder geval de volgende eisen:
- a.
aanbieder beschikt over voldoende deskundigheid gericht op de maatwerkvoorziening;
- b.
de verstrekking van de voorzienig is voldoende veilig;
- c.
het leefklimaat en fysieke omgeving zijn schoon, veilig en passend voor inwoners;
- d.
aanbieder voert een deugdelijke administratie en goede registratie.
- a.
-
2. Het college kan in beleidsregels een nader invulling van de eisen uit deze verordening en de wet geven.
Artikel 18 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
-
2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
-
3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
Artikel 19 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- i.
een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en
- ii.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- i.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reis en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
-
5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.
Hoofdstuk 7: Waardering mantelzorgers
Artikel 20 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente Haaksbergen bestaat.
Hoofdstuk 8: Klachten en medezeggenschap
Artikel 21 Klachtregeling
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 22 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 23 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Wmo 2015 op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.
Hoofdstuk 9: Overgangsrecht en slotbepalingen
Artikel 24 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de inwoner duidelijk onrecht wordt aangedaan.
Artikel 25 Slotbepalingen
-
1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15f).
-
2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
-
3. Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 27 maart 2024 vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning ingetrokken.
-
4. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 27 maart 2024, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, de lopende voorziening wordt ingetrokken of beëindigd of tot deze van rechtswege vervalt.
-
5. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 27 maart 2024 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 18 december 2024 worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 18 december 2024.
-
6. Van het in lid 4 en 5 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 18 december 2024
R. Meinen
griffier
mr. drs. R.G. Welten
burgemeester
Bijlage 1 Kwaliteitseisen voor pgb aanbieders
In aanvulling op artikel 17 van de verordening en hoofdstuk 3 van de wet, gelden de volgende kwaliteitseisen. Daar waar gesproken wordt over personeel worden tevens ZZP’ers of personen anders werkend dan in dienstverband bedoeld.
Kwaliteitseisen met betrekking tot de doelmatigheid/deskundigheid
- -
Aanbieder zet personeel in dat over ervaring en kwalificaties beschikt die passend zijn bij de te verrichte activiteiten en bij de persoonlijke kenmerken en omstandigheden, complexiteit en aard van de problematiek van de inwoner. Personeel dat cliëntgebonden zorg levert, moet een door de overheid erkende, afgeronde zorggerelateerde opleiding hebben afgerond. Op verzoek van het college toont de aanbieder dit aan;
- -
Aanbieder draagt er zorg voor dat duidelijk is wie bevoegd is om wat te mogen uitvoeren;
- -
Aanbieder werkt met bewezen effectieve interventies. De interventies zijn beschreven en onderbouwd;
- -
Aanbieder draagt zorg voor deskundigheidsbevordering, een verantwoorde werktoedeling, een goede werksfeer, de aanwezigheid van een ziekteverzuimbeleid, ontwikkelgesprekken en een veilige werkomgeving. De aanbieder handelt daarin conform de landelijke richtlijnen zoals door brancheorganisaties ontwikkeld.
Kwaliteitseisen met betrekking tot de veiligheid
- -
Veiligheid wordt systematisch besproken in teamvergaderingen, met inwoners en hun verwanten. In geval van een ZZP’er vervalt de eis tot het houden van teamvergaderingen;
- -
Personeel is toegerust om met acuut onveilige situaties om te gaan;
- -
Aanbieder heeft geregeld dat de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling is geïmplementeerd en gebruikt wordt door de organisatie;
- -
Aanbieder zorgt ervoor dat personeel de veiligheid inschatten aan de hand van een gestandaardiseerd risico-taxatie-instrument. Personeel bepaalt mede op basis van de risico’s de in te zetten ondersteuning;
- -
Aanbieder zorgt dat afspraken en de wijze van vervoer, niet zijnde vervoer behorend tot een maatwerkvoorziening op grond van de wet, zijn vastgelegd en dat deze duidelijk zijn voor personeel en cliënten, daarbij in acht genomen dat is bepaald hoe en waarmee een inwoner zich verplaatst en de daarbij behorende risico’s;
- -
Aanbieder maakt gebruik van een veiligheidsmanagementsysteem om continue risico’s te signaleren, verbeteringen door te voeren en beleid vast te leggen;
- -
Aanbieder draagt er zorg voor dat afspraken over gebruik van apparaten zijn vastgelegd, en dat er risicotaxaties worden uitgevoegd over omgang en afspraken;
- -
Aanbieder legt op het eerste verzoek van het college een verklaring omtrent het gedrag over als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen. Deze verklaring mag niet eerder zijn afgegeven dan 3 maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. Deze verklaring moet dan binnen 9 weken na verzoek van het college worden overlegd. De eis van de VOG is van toepassing op natuurlijke personen.
Kwaliteitseisen met betrekking tot het leefklimaat en de fysieke omgeving
- -
Het leefklimaat en de fysieke omgeving zijn schoon, veilig en passend voor inwoners. Met passend wordt bedoeld dat het leefklimaat past bij de leeftijd en ondersteuningsbehoefte van de inwoner.
Kwaliteitseisen met betrekking tot de bedrijfsvoering
- -
Aanbieder voert een deugdelijke administratie en goede registratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven en verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiding zijn naar bron en bestemming. Op verzoek van het college geeft de aanbieder inzage in de administratie en registratie.
Bijlage 2 Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning
Deze bijlage bevat het kader voor het beoordelen van de omvang en noodzakelijke activiteiten voor huishoudelijke ondersteuning. Het kader is gebaseerd op het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van bureau HHM en de aanvullende instructie voor toepassing van dit normenkader d.d. september 2022. Dit normenkader is gebaseerd op onderzoeken in verschillende gemeenten, waarbij gekeken is naar o.a. de tijdsbesteding, professionele ervaringen, onafhankelijk experts en cliëntinterviews.
Daar waar gemeente Haaksbergen voorliggende voorzieningen heeft ingeregeld, gaan deze voor op een maatwerkvoorziening en wordt geen gebruik gemaakt van dit normenkader.
1. Begrenzing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning gaat over een schoon en leefbaar huis en het beschikken over schone en draagbare kleding. Daarbij geldt de volgende afbakening:
De ondersteuning ziet op de binnenkant van het huis
Het gaat altijd om de binnenzijde van de woning. Onderhoud van de tuin, opruimen van een schuur, de stoep vegen en ramen zemen aan de buitenkant vallen daarmee per definitie niet onder de maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning.
Het gaat om activiteiten die gebruikelijk zijn in een standaardhuishouden
Huishoudelijke ondersteuning omvat activiteiten die naar algemeen aanvaarde opvattingen tot de dagelijkse dan wel periodieke huishoudelijke activiteiten behoren. Het strijken van onderkleding of beddengoed rekenen we hier bijvoorbeeld niet toe, omdat dit niet gebeurt in een standaard huishouden. Verder wordt strijkvrije kleding inmiddels als algemeen gebruikelijk beschouwd. Deze activiteit valt daarom niet binnen de maatwerkvoorziening. Kan een schoonmaakactiviteit door inwoner uitgevoerd worden met aan algemeen gebruikelijk technisch hulpmiddel, dan valt deze evenmin onder de maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke technische hulpmiddelen zijn een wasmachine/droger en een vaatwasser. Als algemeen gebruikelijke hulpmiddelen niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing kunnen zijn voor een probleem, moet de inwoner dergelijke apparatuur aanschaffen. Hierbij geldt dat het technische hulpmiddel voor de inwoner ook daadwerkelijk beschikbaar is, adequate compensatie biedt en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau. Zie daarvoor ook Beleidsregels artikel 2 lid 4.
Het gaat om ‘schoon’ en ‘leefbaar’
Schoon betekent dat de leef vertrekken schoon moeten zijn. De woning dient zodanig schoon te zijn dat deze niet vervuilt. Het gaat om een basisniveau van schoon houden. Wat minimaal nodig is wordt gedaan. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Dit kan heel praktisch betekenen dat de uitvoering niet helemaal voldoet aan de persoonlijke standaard en verwachtingen van inwoners.
2. Activiteiten en frequentie huishoudelijke ondersteuning
2.1 Een schoon en leefbaar huis
Samen met de inwoner wordt besproken welke werkzaamheden worden ingezet om een schoon en leefbaar huis te realiseren.
2.2 Regie en organisatie
Het kan zo zijn dat een inwoner niet meer zelf (volledig) de regie kan voeren over het huishouden en de hulpverlener daardoor aantoonbaar extra werkzaamheden moet doen of extra tijd nodig heeft. Er kan dan extra ondersteuning worden ingezet bij de organisatie van het huishouden. Onder organisatie van het huishouden wordt verstaan het (over)nemen van verantwoordelijkheid en initiatief. De verantwoordelijkheid om bijvoorbeeld een blik in de koelkast te werpen om te controleren of producten staan te bederven. Regievoering gaat over prioriteiten (kunnen) stellen inzake hetgeen schoongemaakt moet worden of het instructie geven over de huishoudelijke taken die de inwoner zelf kan verrichten.
Als vanwege organisatie en regie extra tijd nodig is, kan hiervoor éénmaal per week 30 minuten extra ondersteuning worden ingezet.
2.3 Advies, instructie en voorlichting (AIV)
AIV heeft betrekking op het, op tijdelijke basis, aanleren van praktische vaardigheden in het huishouden aan een inwoner. Bijvoorbeeld als een partner of gezinslid net is weggevallen en de inwoner nooit de huishoudelijke taken heeft aangeleerd. Het gaat bij deze activiteit om het aanleren en samen uitvoeren van activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis en zo nodig de was-verzorging.
Hiervoor kan tijdelijk (uitgangspunt is maximaal 6 weken) éénmaal per week ondersteuning worden ingezet.
3. Omvang huishoudelijke ondersteuning
In onderstaande overzichten is de tijd opgenomen die nodig is per week en per jaar voor de inzet van de verschillende vormen van huishoudelijke ondersteuning. Soms kan er minder of juist meer nodig zijn dan de basisnorm. De toelichting voor die situaties komt aan de orde in onderdeel 4 (minder inzet) en onderdeel 5 (meer inzet) van deze bijlage.
Tabel 1. Overzicht in minuten per week en uren per jaar voor het realiseren van een schoon en leefbaar huis |
|||||
Kenmerk |
Basis-inzet |
Minder inzet (minuten/week) |
Meer inzet (minuten/week) |
Minder inzet (uur/jaar) |
Meer inzet (uur/jaar) |
Basis-cliëntsituatie volledige overname |
125 minuten/week (108 uur per jaar) |
|
|
|
|
Mogelijkheden van de inwoner zelf of het netwerk |
|
15 minuten |
|
13 uur |
|
Enige extra inzet vanwege beperkingen van de inwoner |
|
|
30 minuten |
|
26 uur |
Veel extra inzet vanwege beperkingen van de inwoner |
|
|
60 minuten |
|
52 uur |
Extra kamer schoonmaken (geen slaapkamer) |
|
|
5 minuten |
|
4 uur |
Extra kamer schoonmaken (in gebruik als slaapkamer) |
|
|
18 minuten |
|
16 uur |
Bewerkelijke woning |
|
|
15 minuten |
|
13 uur |
Extra inzet in huishouden met kinderen |
|
|
Maatwerk (tijdelijk) |
|
Maatwerk (tijdelijk) |
Tabel 2. Overzicht in minuten per week en uren per jaar voor de wasverzorging. |
|||||
Kenmerk |
Basis-inzet |
Minder inzet (minuten/week) |
Meer inzet (minuten/week) |
Minder inzet (uur/jaar) |
Meer inzet (uur/jaar) |
Wasverzorging éénpersoons huishouden |
35 minuten/week (30 uur per jaar) |
|
|
|
|
Wasverzorging tweepersoons huishouden |
43 minuten/week (37 uur per jaar |
|
|
|
|
Strijken (1 of 2 personen) |
20 minuten per week (17 uur per jaar) |
|
|
|
|
Eigen mogelijkheden inwoner of netwerk |
|
17 minuten |
|
15 uur |
|
Extra wasmachine vanwege beperkingen inwoner |
|
|
16 minuten |
14 uur |
Tabel 3. Overzicht in minuten per week en uren per jaar voor de Regie en organisatie. |
|||||
Kenmerk |
Basis-inzet |
Minder inzet (minuten/week) |
Meer inzet (minuten/week) |
Minder inzet (uur/jaar) |
Meer inzet (uur/jaar) |
Regie en organisatie |
30 minuten/week (26 uur per jaar) |
|
|
|
|
Tabel 4. Overzicht in minuten per week en uren per jaar voor advies, instructie en voorlichting (AIV) |
|||||
Kenmerk |
Basis-inzet |
Minder inzet (minuten/week) |
Meer inzet (minuten/week) |
Minder inzet (uur/jaar) |
Meer inzet (uur/jaar) |
Advies, instructie en voorlichting |
Max. 90 minuten per week gedurende 6 weken (9 uur per jaar) |
|
|
|
|
4. Minder inzet nodig dan de basisnorm
De in het normenkader opgenomen omvang van ondersteuning is gebaseerd op volledige professionele overname van alle activiteiten. Als er geen volledige overname van taken nodig is omdat een inwoner of het netwerk van de inwoner bepaalde activiteiten zelf kan uitvoeren, kan minder ondersteuning worden ingezet. Als de inwoner of een huisgenoot bepaalde activiteiten kan uitvoeren, spreken we van gebruikelijke hulp. Naast gebruikelijke hulp mag ook rekening gehouden worden met de inzet van (andere) personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, mits zij die ondersteuning inderdaad (blijven) bieden.
4.1 Schoon en leefbaar huis
Uit onderzoek van HHM is gebleken dat inwoners die géén volledige overname nodig hebben omdat zij zelf of het netwerk bepaalde activiteiten uitvoeren, gemiddeld 15 minuten per week minder ondersteuning nodig hebben voor het schoon en leefbaar huis. Veelal gaat het dan om situaties waarin de inwoner of het netwerk zelf kan schoonmaken op middenniveau (afstoffen en nat afnemen) en algemeen opruimen. Het verminderen van de in te zetten ondersteuning kan alleen als een substantieel aantal activiteiten zelf wordt uitgevoerd. Kan de inwoner of een huisgenoot meer activiteiten uitvoeren dan schoonmaken op middenniveau, dan kan op basis van de aanwezigheid van gebruikelijke hulp nog één of zelfs tweemaal extra mindering met 15 minuten plaatsvinden. Dat geldt ook als het sociale netwerk meer activiteiten uitvoert.
5. Meer inzet nodig dan de basisnorm
Er kunnen verschillende omstandigheden zijn die maken dat méér inzet van huishoudelijke ondersteuning nodig is dan de basisnorm. Deze omstandigheden worden hierna toegelicht.
5.1 Schoon en leefbaar huis
Beperkingen en belemmeringen inwoner
Bij de inwoner kan sprake zijn van beperkingen waardoor het huis vaker of intensiever schoongemaakt moet worden. Dit kan veroorzaakt worden door medische beperkingen, bijvoorbeeld ernstige incontinentie of COPD. In dat geval kan extra ondersteuning worden ingezet. De noodzaak voor meer inzet is daarbij leidend, niet de aanwezigheid van de aandoening op zich.
- -
Als enige extra inzet nodig is door uitbreiding op het ene bezoek/werkmoment per week, wordt 30 minuten hulp extra ingezet.
- -
Als veel extra inzet nodig is, veelal met een tweede bezoek/werkmoment per week, wordt 60 minuten hulp extra ingezet.
Bij de beoordeling van (enige) extra inzet wordt nadrukkelijk het begrip eigen kracht betrokken. In alle redelijkheid mag van mensen worden verlangd dat zij bepaalde acties ondernemen of juist nalaten om hun beroep op de Wmo zoveel als mogelijk te beperken waardoor extra inzet vanwege extra vervuiling niet aan de orde behoeft te zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
- -
dragen van deugdelijk incontinentiemateriaal;
- -
zorgdragen voor een deugdelijke schoonrolmat ter minimalisering van vervuiling door het gebruik van een rolstoel binnen en buiten;
- -
mogelijkheden om apparatuur zoals een koelkast op ooghoogte te brengen; ergonomisch aangepast bestek, borden, pannen en drinkgerei.
Samenstelling van het huishouden
Als in het huishouden kinderen aanwezig zijn, kan het zo zijn dat het huis sneller vervuilt en vaker of intensiever schoongemaakt moet worden. Als dit noodzakelijk is, kan hiervoor extra ondersteuning worden ingezet. Dit is maatwerk. De professionele inschatting van het college is hierin leidend. Aanwezigheid in het huishouden van meerderjarige kinderen (van 18 jaar of ouder) alleen leidt niet tot toekenning van extra ondersteuning. Deze kinderen kunnen weliswaar zorgen voor extra vervuiling, maar zij kunnen ook een bijdrage leveren in het schoonhouden van de woning. Dit is uiteraard anders indien meerderjarige kinderen door stoornis en/ of gebrek deze activiteit niet kunnen vervullen.
Extra kamers
Naast de woonkamer, slaapkamer, keuken, het sanitair en de hal, kan de inwoner nog een of meerdere extra kamer(s) in gebruik hebben die wekelijks moet worden schoon gemaakt, zoals een intensief gebruikte hobbykamer en/of een extra slaapkamer die permanent in gebruik is.
Een kamer betreft een afsluitbare inpandige verblijfsruimte. Een uitbouw van een woonkamer betreft in die zin geen extra kamer tenzij de woonkamer wordt afgescheiden van de aanbouw (serre) middels een deur of schuifpui. Een woonkamer die uiteenvalt in 2 delen (en suite) telt als één (woon-)kamer.
Als sprake is van een extra kamer die in gebruik is als slaapkamer (naast de hoofdslaapkamer van de inwoner), dan wordt hier 18 minuten extra ondersteuning per week voor ingezet. Denk bijvoorbeeld aan een stel dat altijd apart slaapt of de slaapkamer van een (minderjarig) kind, mits dit kind de slaapkamer niet zelf kan schoonhouden en op dit punt dus geen gebruikelijke hulp kan bieden. Voor een andere extra kamer, niet zijnde een slaapkamer, kan 5 minuten per week extra ingezet worden.
Andere omstandigheid, zoals omvang/staat van de woning en bewerkelijkheid
Er kunnen andere - hierboven niet genoemde – redenen zijn waardoor het huis sneller vervuilt en vaker of intensiever schoongemaakt moet worden, bijvoorbeeld vanwege de staat van onderhoud en inrichting/bewerkelijkheid van de woning (wat niet beïnvloed kan worden door aanpassing/eigen kracht). In dat geval wordt 15 minuten per week extra ondersteuning ingezet.
5.2 Wasverzorging
In Haaksbergen bestaat een algemene voorziening voor de wasverzorging: WasT. Het uitgangspunt is dat dit in eerste instantie wordt ingezet. Als deze in een individueel geval niet toereikend is, kan hiervoor de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning worden ingezet. De daarvoor gehanteerde basistijd is weergegeven in tabel 2 van deze bijlage.
Als de inwoner of het netwerk zelf activiteiten kan uitvoeren op het gebied van de wasverzorging, kan de in te zetten ondersteuning op dit punt met 17 minuten per week worden verminderd. Dit speelt veelal als de inwoner zware/grote wasstukken niet meer kan hanteren, maar de kleine stukken zoals kleding en ondergoed e.d., nog wel.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl