GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO GRONINGEN

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO GRONINGEN

zoals die na besluitvorming door de deelnemende gemeenten luidt vanaf 1 januari 2025

nadat tijdens de vergadering van het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Groningen

d.d. 21 oktober 2024 de voorzitter van deze gemeenschappelijke regeling heeft vastgesteld

dat alle raden van de deelnemende gemeenten hebben ingestemd met de

voorgestelde gewijzigde regeling

Overwegende dat:

• met ingang van 1 januari 2014 Veiligheidsregio Groningen van start ging op grond van de gemeenschappelijke regeling zoals deze per 1 januari 2014 in werking trad;

• met ingang van 1 juli 2022 een aantal wijzigingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen in werking traden, welke dienen te worden doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen, voor zover de onderwerpen die de wijzingen betreffen al niet op andere wijze een adequate plek in deze regeling hebben gevonden;

• in aanvulling op de door de Wet gemeenschappelijke regelingen in intergemeentelijk verband voorstellen zijn gedaan door de griffiers van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;

• op 12 juli 2024 het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Groningen het concept van de gewijzigde regeling heeft vastgesteld en op 15 juli 2024 aangeboden heeft aan de deelnemende gemeenten voor het uitbrengen van een zienswijze door de raden van de gemeenten;

• op 21 oktober 2024 het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Groningen vastgesteld heeft dat geen zienswijzen zijn ingediend en het concept van de gewijzigde regeling heeft vastgesteld en aan de deelnemende gemeenten ter definitieve vaststelling heeft aangeboden aan de colleges van deze gemeenten;

• op (datum) de voorzitter van het algemeen bestuur heeft vastgesteld dat alle colleges van de deelnemende gemeenten de gewijzigde regeling hebben vastgesteld en daarover bericht hebben ingezonden aan Veiligheidsregio Groningen

hebben de colleges van de 10 gemeenten, gelegen in de provincie Groningen, besloten de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen gewijzigd vast te stellen

waarbij de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling met ingang van 1 januari 2025 als volgt luiden:

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMEEN

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Veiligheidsregio Groningen: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • b. Regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen;

  • c. Deelnemende gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

  • d. Regionale brandweer Groningen: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het de aan dat lichaam opgedragen taken betreft beschreven in de artikel 7.1;

  • e. GHOR Groningen: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het de aan dat lichaam opgedragen taken betreft beschreven in artikel 7.2 en 7.3;

  • f. Gemeentelijke kolom Groningen: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het de taken betreft beschreven in artikel 7.5 tot en met 7.7;

  • g. Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR): het onderdeel van de PG&Z belast met de uitvoering van de in artikel 7.2 en 7. 3 bedoelde taken;

  • h. Bevolkingszorg: het geheel van de processen rampenbestrijding en crisisbeheersing waarvoor de gemeenten verantwoordelijkheid dragen;

  • i. Directie gemeenten: de ambtelijke ondersteuning van het algemeen bestuur voor zover betreft de gemeentelijke kolom en de hierna te noemen coördinerend functionaris;

  • j. Coördinerend functionaris: de op advies van de gemeentelijke kolom door het algemeen bestuur aan te wijzen functionaris als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s, die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis;

  • k. Alarmcentrale Brandweer: het onderdeel van de voor het werkgebied werkzame meldkamerorganisatie, dat belast is met de uitvoering van de in artikel 7.4 bedoelde taak;

  • l. Meldkamer Ambulancezorg: het onderdeel van de voor het werkgebied werkzame meldkamerorganisatie, dat belast is met de uitvoering van de in artikel 7.4 bedoelde taak;

  • m. (Gezamenlijke) Meldkamer: het samenwerkingsverband tussen de regeling, de regionale eenheid Noord-Nederland van de Nationale Politie en de vergunninghouder voor de ambulancezorg voor het werkgebied zoals dat door het algemeen bestuur is aangewezen;

  • n. Taken: gemeenschappelijke taken, taken voor derden en uitbestede taken;

  • o. Gemeenschappelijke taken: taken die de deelnemende gemeenten gezamenlijk op grond van de wet of een algemene maatregel van bestuur verplicht ter uitvoering aan de regeling opdragen; tenzij het algemeen bestuur anders besluit zijn gemeenten verplicht aan de kosten van de uitvoering van deze taken bij te dragen overeenkomstig de financiële bepalingen in deze regeling;

  • p. Taken voor derden: taken die op basis van een besluit van het algemeen bestuur voor rekening en risico van de regeling voor derden worden verricht;

  • q. Uitbestede taken: taken die op basis van een besluit van het algemeen bestuur voor rekening en risico van de regeling aan derden ter uitvoering worden opgedragen.

Artikel 2 Openbaar lichaam en dienst

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen.

  • 2. Het lichaam is gevestigd te Groningen.

Artikel 3 Toepassing Gemeentewet

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen, met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, gelezen, in de plaats van de raad het algemeen bestuur, in de plaats van burgemeester en wethouders het dagelijks bestuur en in de plaats van de burgemeester de voorzitter.

Artikel 4 Verzorgingsgebied

Het verzorgingsgebied van de regeling wordt gevormd door het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5 Belangen

De regeling stelt zich ten doel om door regeling en bestuur en door een doelmatige organisatie en coördinatie via intergemeentelijke samenwerking uitvoering te geven aan de behartiging van de volgende belangen:

  • a. brandweerzorg;

  • b. geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

  • c. rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • d. bevolkingszorg;

  • e. melding, alarmering en coördinatie ambulancezorg en brandweer.

Artikel 6 Bevoegdheden veiligheidsregio

  • 1. De Veiligheidsregio Groningen heeft alle bevoegdheden tot regeling, bestuur en beheer die nodig zijn voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken.

  • 2. Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet aan een ander bestuursorgaan van de regeling zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 3. De Veiligheidsregio Groningen is bevoegd tot het mede treffen van en tot het deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling en andere rechtsvormen waar die in het bijzonder aangewezen moeten worden geacht voor de behartiging van door de regeling te dienen belangen.

  • 4. De taken van de regeling zijn bepaald door de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 7 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden regeling

  • 1. Regionale brandweer: met betrekking tot de taken en verantwoordelijkheden van de regionale brandweer is het bepaalde in de Wet veiligheidsregio’s van toepassing.

  • 2. GHOR: de taken en verantwoordelijkheden van de GHOR betreffen de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in de regio.

  • 3. Tot de taken behoort ook de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening.

  • 4. Meldkamerfunctie: het algemeen bestuur kan besluiten aan het in het artikel 10, onder g genoemde van de Wet veiligheidsregio’s, uitvoering te geven in een verband dat voorziet in de meldkamerfunctie voor een gebied groter dan het eigen werkgebied.

  • 5. Gemeentelijke kolom: de taken van de regeling op het terrein van de gemeentelijke kolom omvatten de zorg voor de gemeentelijke processen van rampenbestrijding en crisisbeheersing, aangemerkt als bevolkingszorg.

  • 6. De taken omvatten voorts de op basis van de processen bevolkingszorg door de gemeenten gezamenlijk te treffen maatregelen en voorzieningen met het oog op een ramp of crisis.

  • 7. De taken omvatten tevens de gezamenlijk vormgegeven ondersteuning van individueel door deelnemende gemeenten te treffen maatregelen en voorzieningen ter zake van de bevolkingszorg.

  • 8. Veiligheidsregio algemeen: In aanvulling op het in de wet gemelde worden onder de overgedragen taken en bevoegdheden ook verstaan de verordenende bevoegdheden, benodigd voor de uitvoering van de aan de Veiligheidsregio Groningen opgedragen taken, voor zover zij niet blijkens wet of memorie van toelichting de bevoegdheid van de onderscheiden raden dienen te blijven.

Artikel 8 Samenwerking met derden

  • 1. Op basis van de voor het werkgebied geldende samenwerkings-afspraken crisismanagement werkt de regeling samen met de partners op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

  • 2. Met de Minister van Justitie en Veiligheid wordt in een convenant de vormgeving vastgelegd van multidisciplinaire samenwerking met de Nationale Politie op het terrein van crisisbeheersing, het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer en het overige bij wet bepaalde.

  • 3. Met de vergunninghouder voor de ambulancezorg worden afspraken gemaakt en vastgelegd aangaande het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer, zo mogelijk te samen met het in het vorige lid bedoelde ter zake van de meldkamer.

  • 4. Met de in de regio werkzame instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten, bedoeld in artikel 33 eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s, maakt het algemeen bestuur schriftelijke afspraken over hun inzet bij de uitvoering van hun taak binnen de geneeskundige hulpverlening en over de voorbereiding op die inzet.

  • 5. Voor de onderlinge verrekening van de kosten van ondersteuning in de zin van dit artikel stellen de deelnemende gemeenten door tussenkomst van het algemeen bestuur nadere regels.

  • 6. De regeling werk samen met nutsbedrijven op basis van voorafgaand gemaakte schriftelijke afspraken.

UITVOERING

Artikel 9 Uitvoering van de werkzaamheden

  • 1. Aan het hoofd van de brandweer- en crisisbeheersingsorganisatie staat een directeur van de veiligheidsregio. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur.

  • 2. De plaatsvervangend directeur van de veiligheidsregio wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur.

  • 3. De directeur van de veiligheidsregio wordt in zijn taken ondersteund door een regionaal managementoverleg.

  • 4. De taken en verantwoordelijkheden van de directeur van de veiligheidsregio, alsmede de samenstelling, taken en bevoegdheden van het regionaal managementoverleg zijn vastgelegd in een door het dagelijks bestuur, respectievelijk voorzitter van deze regeling – elk voor zover zijn bevoegdheid strekt - vast te stellen ‘organisatie- en mandaatregeling Veiligheidsregio Groningen’.

  • 5. Voor het personeel dat in dienst is van het openbaar lichaam geldt een door het dagelijks bestuur van deze regeling vastgestelde rechtspositieregeling.

  • 6. De taken en verantwoordelijkheden van de directeur publieke gezondheid worden - wat betreft de GHOR-taken en verantwoordelijkheden - vastgelegd in de door het dagelijks bestuur, respectievelijk voorzitter van de veiligheidsregio – elk voor zover zijn bevoegdheid strekt - vast te stellen organisatie- en mandaatregeling, als bedoeld in het vierde lid.

  • 7. Ingeval bij de uitoefening van de taken en verantwoordelijkheden van de directeur publieke gezondheid conflicterende belangen optreden tussen de gemeenschappelijke regelingen Veiligheidsregio en Publieke Gezondheid & Zorg, treden daarover de voorzitters van beide regelingen en de directeur publieke gezondheid met elkaar in contact. Blijft er verschil van inzicht tussen de twee voorzitters, dan geeft de stem van de voorzitter van de veiligheidsregio de doorslag als het gaat om veiligheidsvraagstukken.

  • 8. De deelnemende gemeenten wijzen ten behoeve van uitvoering van de werkzaamheden die voortvloeien uit de taken zoals bedoeld in artikel 7.5 tot en met 7.7 uit de bij hen aangestelde ambtelijk medewerkers functionarissen aan die bijdragen volgens door gemeenten te maken afspraken aan een directie gemeenten.

  • 9. De directie gemeenten staat onder leiding van de coördinerend functionaris, de op grond van de Wet veiligheidsregio’s door het algemeen bestuur aan te wijzen functionaris die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

  • 10. De aanwijzing van de coördinerend functionaris komt niet tot stand dan na een daartoe strekkend advies vanuit de gemeentelijke kolom.

  • 11. De taken en verantwoordelijkheden van de coördinerend functionaris zijn vastgelegd in een door het dagelijks bestuur, respectievelijk de voorzitter van deze regeling – elk voor zover zijn bevoegdheid strekt - vast te stellen ‘mandaatregeling coördinerend functionaris Groningen’.

  • 12. De directeur veiligheidsregio belast een van zijn medewerkers met het ambtelijk secretariaat van de regeling, welke aanwijzing de goedkeuring behoeft van het algemeen bestuur.

  • 13. De directeur van de veiligheidsregio voorziet in de overige bestuursondersteuning, mede ten behoeve van de samenwerking crisisbeheersing en de daadwerkelijke bestuurlijke inzet bij rampen en crises, binnen door het algemeen bestuur te bepalen kaders.

  • 14. De directeur van de veiligheidsregio voorziet in de vakinhoudelijke en facilitaire ondersteuning van de samenwerking en de multidisciplinaire inzet rond rampenbestrijding en crisisbeheersing, binnen door het algemeen bestuur te bepalen kaders.

HOOFDSTUK II - BESTUURSBEPALINGEN

BESTUUR

Artikel 10 Samenstelling

Het bestuur van de regeling bestaat uit:

  • a. het algemeen bestuur;

  • b. het dagelijks bestuur;

  • c. de voorzitter;

ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 11 Algemeen

  • 1. Aan het hoofd van de regeling staat het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen uit hun midden tenminste één plaatsvervanger aan. Hiervan wordt schriftelijk melding gemaakt aan de regeling. Deze plaatsvervanger dient te voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap gesteld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4. Op de benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter is het daartoe bepaalde in de Wet veiligheidsregio’s van toepassing.

  • 5. Uit en door het algemeen bestuur worden de penningmeester en de plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

  • 6. Het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het plaatsvervangend lid de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij als zodanig is aangewezen.

  • 7. De zittingsperiode van de plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de leden van de gemeenteraad, met inachtneming van de demissionaire periode waarin wethouders hun functie nog uitoefenen in afwachting van het aantreden van het nieuwe college. De aanwijzing vindt plaats in het jaar waarin de verkiezingen voor de gemeenteraad worden gehouden, zo spoedig mogelijk na het aantreden van het nieuwe college en overigens zo spoedig mogelijk na het ontstaan van een vacature.

  • 8. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college van zijn gemeente zo spoedig mogelijk de door een of meer leden van dat college in zijn vergadering of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het algemeen belang. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend leden.

  • 9. Het college kan de burgemeester van zijn gemeente en een door hem aangewezen plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienen te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. Deze verantwoording wordt afgelegd binnen twee maanden nadat het lid respectievelijk het plaatsvervangend lid daarom door het college is verzocht.

  • 10. Het algemeen bestuur kan zich door deskundigen doen bijstaan.

Artikel 12 Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur heeft in het kader van de uitvoering van de regeling alle bevoegdheden die krachtens de wettelijke bepalingen niet zijn over te dragen aan een bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 19, voor zover die niet bij of krachtens de regeling aan voorzitter of dagelijks bestuur zijn opgedragen.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft de colleges van de deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 3. Het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges schriftelijk binnen een maand de door een of meer leden van die colleges verlangde inlichtingen.

  • 4. Het algemeen bestuur is verplicht gedeputeerde staten en de besturen der deelnemende gemeenten desgevraagd te dienen van bericht en raad omtrent alle zaken betreffende de regeling.

  • 5. Het algemeen bestuur is bevoegd ongevraagd aan één of meer van de besturen der deelnemende gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 6. De deelnemende gemeenten delen op zo kort mogelijke termijn aan het algemeen bestuur mee of een advies c.q. voorstel aanleiding is geweest tot het treffen van maatregelen.

Artikel 13 Vergaderingen van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit onder opgaaf van redenen schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.

  • 2. Ten aanzien van het oproepen tot en het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het algemeen bestuur zijn, voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen van het aantal aanwezige leden. Elk lid heeft een stem. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 4. Het stemmen over personen tot het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, geschiedt geheim met gebruikmaking van gewaarmerkte stembriefjes. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

  • 5. Indien de toepassing van het hier boven gestelde leidt tot het verwerpen van een voorstel, dan zal het dagelijks bestuur een nieuw voorstel voorleggen aan het algemeen bestuur, zo nodig na tussentijds bestuurlijk overleg.

  • 6. Voor het uitnodigen van andere functionarissen voor het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen bestuur, geldt het gestelde in de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 14 Zienswijzen

  • 1. Voor besluiten die direct de belangen raken die aan raden zijn toevertrouwd, stelt het algemeen bestuur de raden in de gelegenheid vooraf een zienswijze in te dienen.

  • 2. De termijn die hierbij in acht wordt genomen is gelijk aan de wettelijke termijn voor de uitvraag van zienswijzen welke geldt bij de vaststelling van de begroting.

  • 3. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het algemeen bestuur de raden van de gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in het eerste lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 15 Burgerparticipatie

  • 1. Voor het raadplegen van bevolking over een specifiek onderwerp, kan het algemeen bestuur besluiten tot het instellen van een burgerpanel, gebruik te maken van reeds bestaande gemeentelijke burgerpanels of tot het inzetten van andere vormen van specifieke participatie.

  • 2. De onderwerpen waarvoor burgerparticipatie gewenst is, worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

Artikel 16 Actieve informatieplicht

  • 1. In aansluiting op het bepaalde in de Wet open overheid zal de veiligheidsregio actief communiceren over die onderwerpen die onder de werking van artikel 13 onder 1 vallen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan onderwerpen aanwijzen waarvoor actieve informatie gewenst is.

DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 17 Algemeen

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal drie leden, te weten de voorzitter, de penningmeester, de plaatsvervangend voorzitter, die in het dagelijks bestuur dezelfde functies bekleden als in het algemeen bestuur, zulks met inachtneming van het gestelde in het tweede, derde en vierde lid.

  • 2. Tot de door het algemeen bestuur aan te wijzen leden van het dagelijks bestuur dienen in elk geval te behoren de voorzitters van eventuele bestuurscommissies.

  • 3. In vacatures wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na het ontstaan ervan.

  • 4. Een lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij lid of plaatsvervangend lid is van het algemeen bestuur houdt op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan zich door deskundigen doen bijstaan.

Artikel 18 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met:

    • a.

      het voorbereiden en afstemmen van al hetgeen aan het algemeen bestuur en eventuele bestuurscommissies ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken tezamen, dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in een vergadering van dat bestuur of schriftelijk, binnen een maand alle inlichtingen die door één of meer leden van het algemeen bestuur worden verlangd, zulks voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 3. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan, nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, in een vergadering of schriftelijk ter verantwoording roepen voor het door hem gevoerde beleid.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur zijn aan het algemeen bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 5. De verantwoording wordt afgelegd binnen een maand nadat daarom door het algemeen bestuur is verzocht.

  • 6. De leden van het dagelijks bestuur kunnen door het algemeen bestuur worden ontslagen indien deze leden niet meer het vertrouwen bezitten van het algemeen bestuur. Het ontslag van een lid dat tevens voorzitter is van een bestuurscommissie wordt niet genomen dan na overleg met de bestuurscommissie.

  • 7. Artikel 12, derde tot en met vijfde lid, is op het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aangaan van rekeningcourant overeenkomsten tot een door het algemeen bestuur vast te stellen maximum bedrag.

Artikel 19 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of twee leden dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.

  • 2. Voor het oproepen tot en het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het dagelijks bestuur, zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden.

  • 4. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

  • 5. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staken der stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag. Bij staken van stemmen over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

DE VOORZITTER

Artikel 20 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het dagelijks en algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het dagelijks of algemeen bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de regeling in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen bij

    • a.

      mandaat voor publiekrechtelijke zaken;

    • b.

      volmacht voor privaatrechtelijke zaken.

  • 4. Indien de voorzitter of een door hem gemachtigde behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de regeling betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit college de in het derde lid genoemde bevoegdheid uit.

COMMISSIES

Artikel 21 Instelling commissies van advies

Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen, in overeenstemming met hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald.

Artikel 22 Instelling bestuurscommissies

Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, in overeenstemming met hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald.

HOOFDSTUK III - FINANCIËLE BEPALINGEN

FINANCIEEL BEHEER

Artikel 23 Algemeen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast omtrent het financieel-economisch beheer en de verrekening van de bijdragen van de deelnemende gemeenten, zulks in aanvulling op het gestelde in de artikelen 23 tot en met 29.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 24 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op.

  • 2. De begroting geeft een overzicht aan de hand van de in artikel 27 gegeven indeling van de aan de regeling opgedragen taken en geeft een overzicht van de kosten voortvloeiend uit de taken genoemd in artikel 7.

  • 3. De begroting geeft naast het in de vorige leden bepaalde tevens zoveel mogelijk inzicht in de te verwachten kosten van ondersteuning, bijstand en samenwerking zoals bedoeld in artikel 8.

  • 4. Naast de begroting stelt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van tenminste vier jaren een meerjarenprognose op.

  • 5. De ramingen in de ontwerpen van de begroting en van de meerjarenprognose worden voorzien van een specificatie en een toelichting.

  • 6. Taken voor derden worden kostendekkend, dat wil zeggen met inbegrip van een risico-opslag, begroot.

  • 7. In de begroting wordt de door elke deelnemende gemeente voor het desbetreffende dienstjaar verschuldigde bijdrage vermeld, zulks met inachtneming van het gestelde in artikel 27.

  • 8. De deelnemende gemeenten dragen – elk voor hun deel – er voor zorg dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 9. De deelnemende gemeenten betalen daartoe bij wijze van voorschot jaarlijks vóór de 16-de van de tweede maand van elk kalenderkwartaal één-vierde van de in het vijfde lid bedoelde bijdrage.

  • 10. Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert de begrote uitgaven op de gemeentelijke begroting te plaatsen, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Artikel 25 Procedure vaststelling en wijziging begroting

Voor de procedure tot vaststelling van de begroting dan wel een begrotingswijziging wordt toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 13, derde en vijfde lid en het gestelde in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 124 en 124b jo. bijlage onder G van de Gemeentewet is van toepassing.

Artikel 26 Rekening en verantwoording

  • 1. De directeur dient de jaarrekening over het afgelopen jaar in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt deze jaarrekening na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de ingevolge artikel 29, eerste lid, aangewezen deskundige(n), en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 3. In de jaarrekening wordt het door elk der deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 4. Voor de procedure tot vaststelling van de jaarrekening wordt toepassing gegeven aan het gestelde in artikel 13, derde en vijfde lid en het gestelde in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 24, achtste lid, betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats binnen drie maanden na de vaststelling van de rekening.

Artikel 27 Toerekening kosten

  • a. van de taken regionale brandweer en meldkamer

  • De regeling gaat in de periode 2014-2018 voor alle taken van de regionale brandweer en de meldkamer gefaseerd over naar de volgende verdeelsleutel: de bijdragen die de deelnemende gemeenten verschuldigd zijn, worden vastgesteld door de lasten, na aftrek van eventuele andere baten, om te slaan over de deelnemende gemeenten naar rato van het fictief aandeel in het gemeentefonds voor brandweerzorg en rampenbestrijding per 1 januari van het jaar waarop de betaling der bijdragen betrekking heeft.

  • b. van de taken gemeentelijke kolom crisismanagement

  • De regeling hanteert voor alle taken van de GHOR, de gemeentelijke kolom en crisismanagement de volgende verdeelsleutel: de bijdragen die de deelnemende gemeenten verschuldigd zijn, worden vastgesteld door de lasten, na aftrek van eventuele andere baten, om te slaan over de deelnemende gemeenten naar rato van het door het Bureau voor de Statistiek (CBS), of een daarmee gelijk te stellen autoriteit laatst bekend gemaakte inwoneraantal per aanvang van een kalenderjaar.

Artikel 28 Verslag

Het dagelijks bestuur draagt jaarlijks zorg voor de samenstelling van een verslag met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden die voortvloeien uit de taken genoemd in artikel 7, alsmede uit de taken die voortvloeien uit of samenhangen met de ondersteuning, bijstand en samenwerking zoals bedoeld in artikel 8.

Artikel 29 Controle

  • 1. Er is een door het algemeen bestuur aangewezen deskundige die met inachtneming van de in deze regeling gestelde regels belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de door het algemeen bestuur aangewezen functionaris.

  • 2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde controle is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV - BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 30 Klachtrecht en aanwijzing Ombudsman

  • 1. Overeenkomstig de vereisten in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet extern klachtrecht kan een ieder, onverlet de vereisten in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector, een klacht, zijnde een verzoekschrift zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid Algemene wet bestuursrecht, indienen over een gedraging, in de uitoefening van zijn functie, van een bestuursorgaan van de regeling of een voor deze regeling werkzame ambtenaar of een daarmee op grond van diens werkzaamheid gelijk te stellen persoon (inclusief hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan).

  • 2. Het dagelijks bestuur treft tijdig een regeling met betrekking tot de beschikbaarheid van een ombudsman.

Artikel 31 Geschillen

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 32 Archief

  • 1. Voor de archiefbescheiden van de regeling betrekking hebbend op de periode tot en met 2013 zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer der archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals die voor de gemeente Groningen zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voor de archiefbescheiden van de regeling, betrekking hebbend op de periode vanaf 2014, treft het dagelijks bestuur van de regeling zodra mogelijk een overeenkomst in overleg met de provinciale archiefinspectie.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling, worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Groningen dan wel naar de archiefbewaarplaats als vastgesteld in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. In uitzondering op het bepaalde in het eerste lid geldt voor het operationele archief, dat dit overgaat naar de regeling.

Artikel 33 Evaluatie gemeenschappelijke regeling

  • 1. Eens in de vier jaar – te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze gewijzigd vastgestelde regeling - vindt binnen het algemeen bestuur een evaluatie plaats van de werking van deze regeling.

  • 2. Voorafgaand aan de bestuurlijke evaluatie worden de raden van de deelnemende gemeenten uitgenodigd een zienswijze te geven op het functioneren van de regeling.

  • 3. De termijn die bij de aanvraag van de zienswijze in acht wordt genomen is gelijk aan de wettelijke termijn voor de uitvraag van zienswijzen welke geldt bij de vaststelling van de begroting.

  • 4. Worden geen zienswijzen ingebracht dan wordt door het verstrijken van de indieningstermijn zonder dat zienswijzen worden ingebracht door het algemeen bestuur vastgesteld dat de evaluatie heeft plaatsgevonden, zonder dat de evaluatie heeft geleid tot aanpassing van de regeling.

Artikel 34 Duur, wijziging en opheffing van de regeling

  • 1. De regeling wordt gewijzigd of opgeheven op de wijze waarop zij tot stand is gekomen, met inachtneming van het hierna in het tweede tot en met het vijfde lid gestelde en onverlet het in de Wet veiligheidsregio’s en de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalde.

  • 2. Een voorstel tot wijziging moet om in behandeling genomen te kunnen worden door het algemeen bestuur of door tenminste twee van de deelnemende gemeenten worden ingediend.

  • 3. Ingeval tot effectuering van de opheffing van de regeling wordt besloten, geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur.

  • 4. Uiterlijk zes maanden voor het tijdstip, waarop de regeling zal ophouden te bestaan, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan vast.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan vast te stellen wijze.

  • 6. Indien in de in lid 4 genoemde periode geen overeenstemming over de plannen wordt bereikt, wordt geacht een geschil te bestaan als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK V - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Bekendmaking en registratie

  • 1. De colleges van burgemeester en wethouders dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 2. De colleges van burgemeester en wethouders dragen zorg voor opname van de regeling in het register als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Het bepaalde in het eerste tot en het tweede lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de regeling.

Artikel 36 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling is in werking getreden op 1 juli 1997,

    • gewijzigd met ingang van 1 november 2007;

    • gewijzigd met ingang van 1 januari 2011;

    • gewijzigd met ingang van 1 januari 2014 en

    • gewijzigd met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 37 Slotbepaling

De regeling kan worden aangehaald als ‘gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen 2025’,

of kortweg ‘regeling VR Groningen’.

Ondertekening

Aldus gewijzigd vastgesteld in zijn vergadering d.d. …….……..

Burgemeester en wethouders van de gemeente ………………

Burgemeester, Secretaris,

(Wettelijke) toelichting:

Grondwet

Artikel 134

1. Bij of krachtens de wet kunnen (…) openbare lichamen worden ingesteld en opgeheven.

2. De wet regelt de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Bij of krachtens de wet kan aan hun besturen verordenende bevoegdheid worden verleend.

3. De wet regelt het toezicht op deze besturen. Vernietiging van besluiten van deze besturen kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Wet gemeenschappelijke regelingen

Artikel 8.1

Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon.

Artikel 21

3. Een besluit van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam, (…) wordt aan gedeputeerde staten gezonden.

Artikel 14

1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen, met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde. (..)

2. (…)

3. De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken, tenzij sprake is van een regeling als bedoeld in artikel 13, zevende lid, met minder dan zes deelnemende gemeenten.

Artikel 24

1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling. Artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

2. De instelling van vaste commissie van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

4. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.

Artikel 24a

1. Op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur van een openbaar lichaam een gemeenschappelijke adviescommissie in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.

2. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam regelt de bevoegdheden, de taken en werkwijze van de commissie, nadat het de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid heeft gesteld hun wensen en bedenkingen hieromtrent ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

3. De commissie bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden worden aangewezen. Een raad kan besluiten geen lid aan te wijzen.

4. Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie eindigt van rechtswege op het moment dat men ophoudt lid te zijn van de raad uit wiens midden men aangewezen is.

5. Artikel 22 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de commissie.

6. De leden van de gemeenschappelijke adviescommissie kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De hoogte van de vergoeding staat in redelijke verhouding tot de aan het lidmaatschap van de gemeenschappelijke adviescommissie verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het lid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van de raad. De artikelen 96, tweede en derde lid, tweede zin, 98 en 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. Artikel 94 en 139 tot en met 144 van de Gemeentewet en de artikelen 21 en 23, eerste en tweede lid van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen toestemming van de raden van elk der deelnemende gemeenten. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

3. Het algemeen bestuur kan aan een commissie als bedoeld in het eerste lid bevoegdheden van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot

a. het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34;

b. het heffen van rechten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, sub a;

c. het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of politiedwang te handhaven.

4. Bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen.

5. Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is:

a. de werkwijze van de commissie;

b. de openbaarheid van vergaderingen;

c. de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;

d. het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van bevoegdheden van die commissie;

e. de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen en het dagelijks bestuur;

f. de verantwoording aan het algemeen bestuur.

6. Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 22, der, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing met inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels.

7. Indien de commissie zich terzake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 28

1. Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan worden door gedeputeerde staten beslist, voor zover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

2. Gedeputeerde staten kunnen bij de beslissing van het geschil het desbetreffende bestuur opdragen een besluit te nemen met inachtneming van het in hun beslissing bepaalde en binnen een daartoe te stellen termijn. Indien binnen de gestelde termijn het besluit niet is genomen, geschiedt dit door gedeputeerde staten.

3. In spoedeisende gevallen kunnen gedeputeerde staten bij de beslissing van het geschil in de plaats van het desbetreffende bestuur een besluit als bedoeld in het tweede lid nemen.

Artikel 34

1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam (…) stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam (…) stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Artikel 34a

1. In dien het openbaar lichaam een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet ontvangt van het Rijk of middelen ontvangt van de deelnemende gemeenten, die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, zijn de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten behoeve van de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. voor gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…);

b. de in artikel 17b, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de gemeenten die aan de regeling deelnemen.

2. De ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Gemeentewet gestelde regels, alsmede het vierde tot en met het achtste lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat:

a. voor het college wordt gelezen: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…);

b. de in artikel 186, achtste lid, van de Gemeentewet bedoelde opschorting betrekking heeft op de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, Financiële-verhoudingswet aan de gemeenten die aan de regeling deelnemen.

Artikel 34b

Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 35

1. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) zendt de ontwerp-begroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden (…), toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commen-taren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam (…) stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

5. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur van het openbaar lichaam (…), zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

6. Het eerste, derde en vierde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. In de gemeenschappelijke regeling kan worden bepaald ten aanzien van welke categorieën begrotings-wijzigingen hiervan kan worden afgeweken.

7. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.

Verzorgingsgebied en gemeentelijke herindelingen

Sinds de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2014 is een groot aantal Groninger gemeenten heringedeeld en is uiteindelijk het aantal gemeenten van 23 naar 10 gegaan.

Wet veiligheidsregio’s

Artikel 10

Bij de regeling, bedoeld in artikel 9, worden aan het bestuur van de veiligheidsregio de volgende taken en bevoegdheden overgedragen:

a. het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

b. het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;

c. het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

d. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

e. het instellen van een GHOR;

f. het voorzien in de meldkamerfunctie;

g. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

h. het het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f en g genoemde taken.

Artikel 11.1

Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat, in afwijking van artikel 13, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

Artikel 11.2

De voorzitter van het bestuur wordt, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.

Artikel 11.4

1. De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte.

Artikel 12

1. De hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio. (…) Indien het grondgebied van een veiligheidsregio in meer dan één waterschap is gelegen, bepalen de betrokken voorzitters van de waterschappen wie van hen deelneemt aan de vergaderingen.

2. De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio.

Artikel 13

De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.

Artikel 25

1. De door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer voert in ieder geval de volgende taken uit:

a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;

b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

c. het waarschuwen van de bevolking;

d. het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

Artikel 36

Het bestuur van de veiligheidsregio wijst een functionaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of een crisis.

Bestuursbesluit:

Het dagelijks bestuur van de regeling heeft in 2012 besloten de samenwerking met partners, waaronder politie, defensie, gemeenten, provincie, openbaar ministerie en waterschappen, in het kader van crisisbeheersing vorm te geven in een DB+ afspraak.

Wet Publieke Gezondheid

Artikel 14.3

De gemeentelijke gezondheidsdienst staat onder leiding van een directeur publieke gezondheid, die wordt benoemd door het algemeen bestuur van de gemeentelijke gezondheidsdienst in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio.

Gemeentewet

Artikel 19

1. De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de informatie waarop een verplichting tot geheimhouding rust, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20

1. De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 52

Het college stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de raad wordt toegezonden.

Artikel 193, aanhef &sub c

Verplichte uitgaven van de gemeenten zijn:

(…)

c. de uitgaven die voortvloeien uit de van het gemeentebestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

Artikel 213

1. De raad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

2. De raad wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

c. de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186 en

d. het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.

4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en

b. onrechtmatigheden in de jaarrekening.

5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad en een afschrift daarvan aan het college.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

7. Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden aangesteld en worden in dat geval door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

8. Indien de raad op grond van het tweede lid accountants heeft aangewezen die in gemeentelijke dienst zijn aangesteld, is:

a. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, 25a en 27 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, van overeenkomstige toepassing op deze accountants;

b. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 14, 18, 19, 20 en 21 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de gemeente; en

c. het bepaalde bij en krachtens de artikelen 15 en 16 van de Wet toezicht accountantsorganisaties van overeenkomstige toepassing op de personen die de dagelijkse leiding hebben over het onderdeel van de gemeente waarbij de in de aanhef bedoelde accountants werkzaam zijn.

9. Indien een gemeente wordt aangewezen als organisatie van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn de artikelen 22 tot en met 24 van die wet van overeenkomstige toepassing op deze gemeente.

Externe Klachtenregeling Veiligheidsregio Groningen

Artikel 2 Bevoegdheid en toepassing

2.1 Deze klachtenregeling is van toepassing op de behandeling van, en advisering over, klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en zoals in deze regeling nader omschreven.

Artikel 14 Ombudsman

14.1 De brief, als bedoeld in artikel 13 lid 2 van deze regeling, vermeldt dat klager desgewenst een verzoekschrift bij de Ombudsman kan indienen, als klager zich niet kan vinden in de uitkomsten of conclusie.

14.2 Alle contacten van Veiligheidsregio Groningen naar de Ombudsman lopen via de klachtencoördinator.