Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731333
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731333/1
Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening Jeugdhulp gemeente Wierden 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening Jeugdhulp gemeente Wierden 2025De raad van de gemeente Wierden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
overwegende dat:
- •
de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;
- •
het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt;
- •
het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:
- de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;
- de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
- de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;
- de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
- de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget (pgb), alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;
- de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een pgb wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Wierden 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouder(s);
- b.
andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet valt onder de wet;
- c.
budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;
- d.
gezinssysteem: een leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer jeugdigen. Hieronder vallen bijvoorbeeld: een traditioneel gezin, een éénoudergezin, samengesteld gezin, een pleeggezin en/of een adoptiegezin;
- e.
hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
- f.
individuele voorziening: een op de jeugdige en/of zijn ouder(s) toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt;
- g.
ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouder(s) is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;
- h.
pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of zijn ouder(s), dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- i.
SKJ: Stichting Kwaliteitsregister Jeugd
- j.
sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige en/of zijn ouder(s) een sociale relatie onderhoudt;
- k.
Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
- l.
wet: Jeugdwet.
- a.
-
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2 Toegang algemene voorziening
Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
Artikel 3 Beschikbare algemene voorzieningen
-
1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
informatie en opvoedadvies: organisaties die informatie en adviezen geven over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen;
- b.
preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning individueel en groepsgewijs: organisaties die cursussen en trainingen geven aan jeugdigen en/of het gezinssysteem over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen specifiek gericht op preventie;
- c.
begeleiding van jeugdigen en/of het gezinssysteem (ambulant): organisaties die gedurende een korte periode ondersteuning geven in of gericht op het gezinssysteem;
- d.
lichte kortdurende opvoed- en opgroeiondersteuning.
- a.
-
2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Artikel 4 Beschikbare individuele voorzieningen
-
1. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
-
a. Ambulante Jeugdhulp
- i.
begeleiding individueel
- i.
-
ii. vaktherapie
-
iii. behandeling individueel
-
iv. forensische jeugdhulp-behandeling
-
v. medicatiecontrole exclusief medische comorbiditeit
-
vi. medicatiecontrole inclusief medische comorbiditeit
-
vii. begeleiding groep basis
-
viii. begeleiding groep intensief
-
ix. behandeling groep basis
-
x. behandeling groep intensief
-
xi. KinderDagCentrum/Orthopedagogisch dagcentrum groep basis
-
xii. KinderDagCentrum/Orthopedagogisch dagcentrum groep intensief
-
xiii. Ernstige Dyslexiezorg (ED)
-
xiv. screening
-
b. Ambulante alternatieven voor verblijf
- i.
Zeer Intensieve Traumabehandeling (ZIT)
- ii.
Flexible Assertive Community Treatment (FACT)
- iii.
Multi Systeem Therapie (MST)
- iv.
Crisis Systeem Interventie (CSI)
- i.
-
c. Wonen
- i.
pleegzorg
- i.
-
ii. gezinshuis
-
iii. woongroep
-
iv. hoogspecialistische (kleinschalige) woonvoorziening
-
d. Verblijf
- i.
kamertraining
- ii.
ouder-kind groep
- iii.
behandelgroep
- iv.
driemilieuvoorziening
- v.
Jeugd GGZ verblijf
- vi.
JeugdzorgPlus
- vii.
deeltijdverblijf / logeren
- viii.
extra verblijfsbegeleiding
- i.
-
e. Crisiszorg
- i.
crisisdienst GGZ-Jeugd
- ii.
ambulante crisiszorg
- •
Families First
- •
Ambulante spoedhulp (ASH)
- •
- iii.
crisisverblijf
- •
crisisverblijf Licht verstandelijke beperkt (LVB)
- •
crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp (J&O)
- •
crisisverblijf Jeugd GGZ
- •
crisis pleegzorg
- •
- i.
-
f. Advies & Expertise
-
g. jeugdhulpvervoer
-
2. Het college kan de in het eerste lid genoemde individuele voorzieningen in nadere regels uitwerken.
Artikel 5 Vorm individuele voorziening
-
1. Het college zet individuele voorzieningen zoals benoemd in artikel 4 zowel individueel gericht als groepsgericht in. De inzet van een passende groepsgerichte voorziening gaat voor een individuele voorziening.
-
2. Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura of als pgb.
-
3. Een individuele voorziening in de vorm van een pgb kan alleen worden verstrekt op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
Artikel 6 Toegang gecontracteerde jeugdhulpaanbieder via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
-
1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp noodzakelijk is. Het college hanteert de volgende voorwaarden:
- a.
er is sprake van een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. Het college vergoedt geen jeugdhulp als een huisarts, medisch specialist of jeugdarts verwijst naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder voor zorg in natura, terwijl een wel gecontracteerde jeugdhulpaanbieder die zorg in natura ook kan bieden;
- b.
de jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de afspraken die hij met de gemeente heeft gemaakt en de regels die daarover zijn opgenomen in deze verordening en met name artikel 8 over het stappenplan ten aanzien van het te voeren onderzoek;
- c.
de jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de door de verwijzer genoemde hulpvraag, individuele voorziening, omvang en duur. Indien de verwijzing niet specifiek is, dan geldt het bepaalde in onderdeel b van dit lid;
- d.
binnen een zelfde hulpvraag vindt geen dubbele inzet van jeugdhulp plaats. Als er meerdere individuele voorzieningen worden geboden aan de jeugdige en/of het gezinssysteem wordt er gekeken naar de samenhang tussen deze individuele voorzieningen.
- a.
-
2. Het college kan na een externe verwijzing de te verlenen individuele voorziening desgevraagd vastleggen in een beschikking.
-
3. Het college kan de procedure voor toegang via externe verwijzers in nadere regels uitwerken.
Artikel 7 Aanvraag
-
1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan schriftelijk worden ingediend bij het college.
-
2. Als een jeugdige of ouder(s) de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in zoals bedoeld in artikel 14 van deze verordening. Het budgetplan kan gelden als een aanvraag voor een pgb.
-
3. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.
Artikel 8 Onderzoek en opstellen ondersteuningsplan (stappenplan)
-
1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Een deskundige voert namens het college het gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s), en voor zover nodig andere personen.
-
2. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s) zo spoedig mogelijk de noodzaak voor het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp. Het college doet dit middels het volgende stappenplan:
- a.
stap 1: het college stelt vast wat de hulpvraag is van de jeugdige en/of zijn ouder(s);
- b.
stap 2: het college stelt vast of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;
- c.
stap 3: wanneer het college de problemen en stoornissen heeft vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- d.
stap 4: nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, wordt onderzocht of en in hoeverre de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige/ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden (zoals in artikel 10 nader uitgewerkt), dan wel de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere of algemene voorziening de hulpvraag kan beantwoorden,
- e.
stap 5: slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, verleent het college een voorziening van jeugdhulp. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De hiervoor bedoelde verschillende stadia van onderzoek vragen op die stadia aangepaste deskundigheid.
- a.
-
3. Het college onderzoekt voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:
- a.
de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;
- b.
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- c.
hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouder(s).
- a.
-
4. Het college kan, met instemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s), informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.
-
5. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van het gesprek.
-
6. Het college legt de zaken genoemd in het tweede en het derde lid vast in het ondersteuningsplan.
-
7. Het college kan de ingezette individuele voorziening (tussentijds) evalueren met de jeugdige, zijn gezinssysteem en/of de jeugdhulpaanbieder of zorgverlener.
-
8. Het college verstrekt het ondersteuningsplan aan de jeugdige en/of zijn ouder(s).
-
9. Binnen veertien dagen na verzending van het ondersteuningsplan kunnen de jeugdige en/of zijn ouder(s) opmerkingen indienen. Na veertien dagen is het ondersteuningsplan, met eventuele opmerkingen van de jeugdige en/of zijn ouder(s), vastgesteld.
-
10. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.
Artikel 9 Criteria individuele voorzieningen
-
1. De jeugdige en/of de ouder(s) kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a.
binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in elk geval wordt verstaan:
- i.
eigen kracht van de ouder(s) en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk;
- ii.
het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;
- i.
- b.
door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;
- c.
door gebruik te maken van een andere voorziening.
- a.
-
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag hebben gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvan de hulp is ingezet en nog niet is afgerond, en;
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- a.
-
3. De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.
-
4. Het college weigert een individuele voorziening als de individuele voorziening aantoonbaar niet effectief is voor de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
-
5. Het college kan nadere regels stellen ter uitwerking van de criteria zoals genoemd in het eerste en tweede lid.
Artikel 10 Eigen kracht
-
1. Jeugdigen of ouder(s) komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- a.
gebruikelijke hulp van ouder(s) en/of andere verzorgers of opvoeders;
- b.
bovengebruikelijke hulp van ouder(s) voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de bovengebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan;
- c.
de ondersteuning vanuit het sociale netwerk;
- d.
het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.
- a.
-
2. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouder(s) en/of andere verzorgers of opvoeders. Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.
-
3. Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:
- a.
de leeftijd van de jeugdige;
- b.
de mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft;
- c.
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;
- d.
de mate van planbaarheid van de hulp;
- e.
de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige.
- a.
-
4. Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouder(s) door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
-
5. Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, zijn de ouder(s) in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze bovengebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van de ouder(s) verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 1 staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:
- •
kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten eenmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar;
- •
langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.
- •
-
Het college verwacht van de ouder(s) dat zij in kortdurende situaties de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouder(s) door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
-
6. Bij de beoordeling in langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:
- a.
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;
- b.
de mate van planbaarheid van de hulp;
- c.
het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouder(s);
- d.
de manier van omgaan van ouder(s) met de problemen van de jeugdige;
- e.
vaardigheden van de ouder(s) om zelf hulp te bieden (bijvoorbeeld een verpleegachtergrond);
- f.
of er sprake is van problematiek bij de ouder(s), zoals relationele problemen of schulden;
- g.
welke verplichtingen de ouder(s) hebben, bijvoorbeeld voor werk en sociale verplichtingen;
- h.
het belang van ouder(s) om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen;
- i.
de woonsituatie;
- j.
de samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden (bijvoorbeeld of er sprake is van een wettelijke stiefouder of niet);
- k.
is er een sociaal netwerk en zo ja, wat zijn de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk om de jeugdige of zijn ouder(s) te ondersteunen;
- l.
overige individuele omstandigheden die door jeugdige en ouder(s) worden ingebracht.
- a.
-
7. Als de factoren genoemd in lid 6 niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouder(s), bij de beschikbaarheid van de ouder(s) voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouder(s) en bij de financiële situatie van de ouder(s) wordt van hen verwacht dat zij de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
-
8. Als ouder(s) een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
-
9. Als de jeugdige en/of de ouder(s) een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van de ouder(s) verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.
Artikel 11 Deskundig oordeel en advies
-
1. Het college kan een specifiek deskundig oordeel en advies inwinnen, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist. Het college kan hierover nadere regels vaststellen.
-
2. Het college draagt zorg voor een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en inzetten van de aangewezen voorziening, zoals bepaald in artikel 2.7 van de Jeugdwet.
-
3. Het college zet een medewerker in die minimaal HBO geschoold én SKJ geregistreerd is om het onderzoek te doen en om het ondersteuningsplan te schrijven.
Artikel 12 Toegang en besluit
-
1. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.
-
2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende ondersteuningsplan.
-
3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in elk geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.
-
4. Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking.
Artikel 13 Inhoud en geldigheidsduur beschikking
-
1. Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt afgegeven:
- a.
als het gaat om zorg in natura: met een geldigheidsduur tot het moment waarop de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college hiervan op de hoogte heeft gesteld;
- b.
als het gaat om een pgb: met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur.
- a.
-
2. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:
- a.
welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, en indien van toepassing;
- c.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:
- a.
de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
4. Bij het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en zijn ouder(s) op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.
-
5. Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en stelt hierover nadere regels.
Artikel 14 Criteria pgb
-
1. Als een jeugdige en/of zijn ouder(s) in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient de jeugdige of ouder(s) daartoe een budgetplan in. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:
- a.
de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;
- b.
de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;
- c.
op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd en duidelijk is dat de jeugdhulp geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;
- d.
de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.
- e.
de wijze waarop het pgb beheerd en georganiseerd gaat worden door de budgethouder en/of vertegenwoordiger, waarbij rekening gehouden wordt met de kennis en vaardigheden die een budgethouder en/of vertegenwoordiger moet bezitten om een pgb te kunnen beheren.
- a.
-
2. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
- a.
kosten voor bemiddeling;
- b.
kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;
- c.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- d.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- e.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
3. Het pgb bevat geen verantwoordingsvrij bedrag.
-
4. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als duidelijk is dat de inwoner het pgb in die periode anders ten onrechte zal ontvangen.
-
5. Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.
Artikel 15 Formele hulp pgb
-
1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- b.
personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- c.
personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.
- a.
-
2. Indien de jeugdhulp verleend wordt door een persoon uit het sociaal netwerk van de budgethouder is er altijd sprake van informele hulp.
-
3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is er sprake van informele hulp.
-
4. Het college kent een pgb voor formele hulp alleen toe indien de zorgverlener:
- a.
voldoet aan de vereisten van doelmatigheid, veiligheid, leefklimaat en fysieke omgeving, bedrijfsvoering, VOG, minimum opleidingsniveau personeel en medicatieprotocol, zoals uitgewerkt in nadere regels;
- b.
werkt op basis van een zorgplan.
- a.
Artikel 16 Informele hulp pgb
-
1. Het college kent een pgb voor informele hulp alleen toe als:
- a.
wordt gemotiveerd waarom de inzet van informele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van formele hulp;
- b.
de persoon die de informele hulp verleent voldoet aan de minimale kwaliteitseisen met betrekking tot doelmatigheid, veiligheid, leefklimaat en fysieke omgeving, deugdelijke administratie, VOG, minimaal vaardigheidsniveau en de zorg rondom de medicatie zoals die zijn opgenomen in de nadere regels;
- c.
de persoon die de informele hulp verleent, beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;
- d.
de hulpverlener actief samenwerkt met andere jeugdhulpverleners wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen;
- e.
de hulpverlener de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden kan inschatten en kan aangeven wanneer professionele of specialistische hulp nodig is;
- f.
de persoon die de informele hulp verleent geen deel uitmaakt van de complexe problematiek waarvoor de jeugdhulp ingezet wordt;
- g.
er gewerkt wordt op basis van een budgetplan;
- h.
de ondersteuning aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet leidt tot overbelasting bij de persoon die de informele hulp verleent.
- a.
-
2. Het college weigert een pgb voor iemand uit het sociaal netwerk als de hulp op grond van het afwegingskader in het door het SKJ vastgestelde Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.
-
3. Het college weigert een pgb voor behandeling door een persoon die geschaard kan worden onder informele hulp. Onder behandeling wordt verstaan: diagnostiek of een aanpak van een stoornis en bijbehorende problemen op verschillende levensgebieden. De ouder(s) of een ander persoon uit het sociaal netwerk kan door zijn persoonlijke relatie met de jeugdige niet volledig objectief en onafhankelijk handelen.
Artikel 17 Hoogte pgb
-
1. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouder(s) ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.
-
2. Indien het op basis van lid 1 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen en deze ondersteuning niet wordt aangeboden door het gecontracteerde aanbod van jeugdhulp, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij ten minste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.
-
3. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.
-
4. De hoogte van een pgb voor informele hulp is bij het niet bestaan van een dienstbetrekking:
- a.
voor hulp die per uur berekend wordt maximaal het minimum uurloon zoals bepaald in het derde lid van dit artikel;
- b.
voor hulp die per dagdeel berekend wordt maximaal € 20,00 per dagdeel;
- c.
voor hulp die per etmaal berekend wordt maximaal € 40,00 per etmaal.
- a.
-
5. Als aanspraak bestaat op een individuele voorziening jeugdhulpvervoer in de vorm van pgb, dan bedraagt de vergoeding het belastingvrije bedrag per kilometer.
-
6. Het college kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Herziening, intrekking, terugvordering, controle en bestrijding misbruik
Artikel 18 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
-
1. Het college informeert jeugdigen en ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.
Artikel 19 Herziening, intrekking en terugvordering
-
1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht, op verzoek of onverwijld uit eigen beweging, aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande de verstrekte voorziening.
-
2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is;
- d.
de jeugdige of zijn ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of;
- e.
de jeugdige of zijn ouder(s) de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
- a.
-
3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.
-
4. Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen.
-
5. Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.
-
6. Het college kan nadere regels vaststellen over de herziening, intrekking en terugvordering en bestrijding misbruik.
Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 20 Afstemming met gezondheidszorg
-
1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 6 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.
-
2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
-
3. Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wlz.
Artikel 21 Afstemming met gecertificeerde instellingen
-
1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.
-
2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
- a.
het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet;
- b.
het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;
- c.
de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;
- d.
wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een pgb kan zijn namens de jeugdige en zijn ouder(s);
- e.
hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.
- a.
-
1. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.
Artikel 22 Afstemming met het justitiedomein
-
1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
-
2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 22 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 23 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
-
1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de contactpersonen van de locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs met het toegangsteam van de gemeente.
-
2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaar.
-
3. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouder(s).
Artikel 24 Afstemming met Veilig Thuis
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 25 Afstemming met Wmo-voorzieningen
-
1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouder(s) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
-
2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Hoofdstuk 6 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 26 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
-
1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
kosten van de beroepskracht;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
reis- en opleidingskosten;
- f.
indexatie van loon binnen een overeenkomst;
- g.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor jeugdhulpaanbieders, waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
2. Het college is verplicht om bij door hem gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieders van preventie, jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen te bedingen dat zij het verlenen van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering alleen aan derden uitbesteden indien zij die derden daarvoor een reële prijs betalen, die tot stand is gekomen met gebruikmaking van de kostprijselementen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Hoofdstuk 7 Klachten en medezeggenschap
Artikel 27 Klachtregeling
De interne klachtenregeling ‘Klacht over medewerker gemeente’ is van toepassing op de afhandeling van klachten van inwoners, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 28 Inspraak en medezeggenschap
-
1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
-
2. Het college stelt jeugdigen en ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van lid 2.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 29 Evaluatie
Het college evalueert jaarlijks het beleid.
Artikel 30 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 31 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De Verordening jeugdhulp gemeente Wierden 2021 wordt ingetrokken.
-
2. Een jeugdige of ouder(s) houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Wierden 2021 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Wierden 2021 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze nieuwe verordening.
Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Wierden 2025.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 10 december 2024,
Ondertekening
De griffier,
Drs. W.H.J. Wienk
De burgemeester,
Mw. D.J. Tigchelaar
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl