Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731189
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR731189/1
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Heerenveen 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Heerenveen 2025Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;
Overwegende, dat het in het belang van bijzondere bijstandsverlening noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Participatiewet;
gelet op het bepaalde in artikel 35 Participatiewet;
B E S L U I T E N: Vast te stellen de navolgende Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Heerenveen 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
-
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
beschikking: het schriftelijke besluit van de gemeente op een aanvraag van een belanghebbende;
- b.
bijstandsnorm: de bijstandsnorm zoals bedoeld in artikelen 19a tot en met 24 van de Participatiewet;
- c.
belanghebbende: de persoon die rechtstreeks belang heeft bij een besluit van de gemeente Heerenveen. Het gaat om een belanghebbende zoals uitgelegd in artikel 1:2 Awb;
- d.
draagkracht: wat de belanghebbende zelf kan bijdragen aan de kosten;
- e.
gemeente: college van burgemeester en wethouders van gemeente Heerenveen;
- f.
gezin: het gezin als omschreven in artikel 4, eerste lid Participatiewet.
- g.
middelen: het inkomen en vermogen zoals opgenomen in artikel 31 lid 1 van de wet;
- h.
uitkering: een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet;
- i.
wij/we: college van burgemeester en wethouders van gemeente Heerenveen;
- j.
wet: de Participatiewet;
- a.
-
2. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als die in de Participatiewet.
Artikel 2 Uitgangspunten
Bijzondere bijstand is een onderdeel van de Participatiewet, en staat in artikel 35. Het is bedoeld voor inwoners die bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen betalen. De basisvoorwaarden van de wet gelden ook voor bijzondere bijstand. Deze beleidsregels gaan over de uitvoering van artikel 35 van de wet, voor het onderdeel individuele bijzondere bijstand.
Een inwoner kan te maken krijgen met noodzakelijke extra kosten die niet uit het eigen inkomen te betalen zijn. In de eerste plaats verwacht de gemeente dat de inwoner dit zoveel mogelijk zelf oplost. Als dit niet lukt, kan de gemeente hulp bieden. De gemeente onderzoekt de hulpvraag en zoekt samen met de inwoner naar een oplossing. Als er geen andere oplossing is, dan is bijzondere bijstand een mogelijkheid. Deze beleidsregels beschrijven hoe en wanneer bijzondere bijstand kan helpen. Het zijn regels op hoofdlijnen. We kijken altijd naar de individuele situatie.
Voor de uitvoering van de bijzondere bijstand hanteren we een aantal uitgangspunten:
- a.
We kijken naar de individuele omstandigheden van de belanghebbende. We bekijken per situatie samen met de belanghebbende of bijzondere bijstand nodig is of dat er een andere oplossing is voor het probleem;
- b.
De belanghebbende geeft ons alle informatie die we nodig hebben, en werkt mee aan onderzoeken als wij daar om vragen.
- c.
De gemeente kan afwijken van deze beleidsregels als bijzondere bijstand nodig is voor het versterken of verbeteren van de zelfredzaamheid van de belanghebbende. Zodat in een volgende situatie geen of minder bijzondere bijstand nodig is. Deze bijzondere bijstand is altijd tijdelijk en de gemeente stelt extra voorwaarden: de belanghebbende moet meewerken aan ondersteuning bij het versterken van de zelfredzaamheid. Het kan gaan om ondersteuning door professionals of vrijwilligers of een combinatie daarvan.
- d.
We beoordelen of er mogelijk onnodig nadelige of onaanvaardbare gevolgen zijn voor de belanghebbende bij een afwijzing.
- e.
We kunnen gegevensuitwisseling via het Inlichtingenbureau gebruiken om te kijken of belanghebbenden recht hebben op bijzondere bijstand.
Artikel 3 Belangrijke voorwaarden
Voor de bijzondere bijstand geldt een aantal voorwaarden. Deze staan vooral genoemd in artikel 15 en 35 van de wet die de gemeente altijd moet beoordelen. De belangrijkste voorwaarden zijn:
3.1 Voorliggende voorziening
Voor sommige kosten zijn er andere bronnen om deze te vergoeden, die voor gaan op de bijzondere bijstand. Dit noemen wij voorliggende voorzieningen. Kan een belanghebbende daar een beroep op doen dan is bijzondere bijstand niet nodig. Dit staat in artikel 15 van de wet.
De voorliggende voorziening moet wel voldoende tegemoetkomen in de kosten en passend zijn, en de belanghebbende moet er ook echt gebruik van kunnen maken.
Sommige kosten zijn bewust niet opgenomen in een voorliggende voorziening omdat ze niet als noodzakelijk worden gezien. De gemeente volgt in het algemeen deze lijn. Maar voor enkele kostensoorten maakt de gemeente een uitzondering. De uitzonderingen zijn opgenomen in deze beleidsregels.
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen:
- -
Zorgverzekeringswet (inclusief aanvullende verzekering)
- -
Wet maatschappelijke ondersteuning
- -
Huurtoeslag
- -
Zorgtoeslag
- -
Wet langdurige zorg
- -
Kinderbijslag
- -
Kindgebonden budget
3.2. Goedkoopst geschikte oplossing
De gemeente vergoedt de kosten voor de goedkoopst geschikte oplossing. Een nieuwprijs vergoeden we alleen als tweedehands of gratis spullen geen voldoende oplossing zijn, of als dit niet verantwoord is.
De NIBUD-prijzengids gebruiken we om de maximale hoogte van bijzondere bijstand te bepalen voor zover dit kan.
3.3 Een aanvraag indienen
- 1.
Een belanghebbende kan bijzondere bijstand aanvragen met een digitaal of schriftelijk aanvraagformulier.
- 2.
Een gespreksverslag van de meitinker dat de belanghebbende heeft ondertekend, kan ook als aanvraag dienen.
3.4 Vooraf aanvragen
-
1. De belanghebbende vraagt bijzondere bijstand vooraf aan, of zo snel mogelijk nadat de belanghebbende weet van de kosten.
-
2. Als het niet mogelijk is om de aanvraag vooraf in te dienen, dan kijken we of we achteraf nog kunnen zien of de kosten nodig waren. Dit kan tot maximaal drie maanden nadat de belanghebbende wist van de kosten.
-
3. Aanvragen voor inrichtingskosten, verhuiskosten, de kosten voor de eerste maand huur, borg en daarbij horende kosten moet de belanghebbende indienen voordat de kosten echt gemaakt worden.
3.5 Drempelbedrag
Er is geen drempelbedrag voor aanvragen bijzondere bijstand.
3.6 Beoordeling van de aanvraag
Als de belanghebbende voldoet aan de basisvoorwaarden van de wet beoordelen we de aanvraag. Dit doen we aan de hand van vier vragen. Deze vier vragen volgen uit artikel 35, eerste lid van de wet. De beantwoording is altijd per situatie en individueel. Deze vragen zijn:
- 1.
Doen de kosten zich voor?
- 2.
Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?
- 3.
Zijn de kosten het gevolg van bijzondere individuele omstandigheden?
- 4.
Kunnen de kosten worden betaald uit de aanwezige middelen?
Het antwoord op de eerste drie vragen moet ‘ja’ zijn en op de laatste ‘nee’, om recht op bijzondere bijstand te hebben.
Artikel 4 Uitbetaling van de bijstand
-
1. Bijzondere bijstand moet besteed worden aan de kosten waarvoor het is toegekend. De besteding moet binnen twee maanden na toekenning bewijsbaar gedaan zijn.
-
2. Wanneer de belanghebbende de bijzondere bijstand niet binnen twee maanden bewijsbaar besteedt aan het doel, dan is er geen recht op bijzondere bijstand. De gemeente kan dan de toekenning intrekken op grond van artikel 54 lid 3 eerste volzin van de wet.
-
3. Soms moet de belanghebbende eerst een rekening of ander bewijsstuk inleveren voordat de bijzondere bijstand wordt betaald. Dit moet binnen twee maanden nadat de belanghebbende het besluit van de gemeente heeft ontvangen. Een op een kan de gemeente andere afspraken met de belanghebbende maken.
Artikel 5. Vorm van bijstand
-
1. Bijzondere bijstand hoeft de belanghebbende niet terug te betalen, behalve als de gemeente het als lening heeft gegeven.
-
2. De gemeente kan de bijzondere bijstand als lening geven, dat noemen we leenbijstand. Wanneer dat kan staat in de wet opgeschreven in artikel 48 en artikel 51. Bijvoorbeeld:
- a.
als je een borgsom moet betalen;
- b.
als de gemeente schulden voor je betaalt;
- c.
als de kosten door jouzelf zijn veroorzaakt en je had dat kunnen voorkomen;
- d.
als de bijzondere bijstand nodig is voor zaken zoals meubilair of witgoed.
- a.
5.1 Leenbijstand terugbetalen
De leenbijstand moet worden terugbetaald. Dit hoeft niet in een keer en kan in gedeelten. De gemeente let erop dat de belanghebbende voldoende inkomen overhoudt om van te leven.
Als de belanghebbende een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangt, dan wordt de aflossing rechtstreeks van de uitkering afgehaald.
De aflossing gaat op de volgende manier:
- 1.
Heeft de belanghebbende een inkomen op niveau van de bijstand, dan is de aflossing 5% van het inkomen.
- 2.
Heeft de belanghebbende een inkomen hoger dan bijstandsniveau, dan is de aflossing 5% van de bijstandsnorm, verhoogd met 35% van het netto-inkomen hoger dan de bijstand.
- 3.
Als de belanghebbende niet genoeg inkomen overhoudt om van te leven, dan maakt de gemeente één op één afspraken over de aflossing.
- 4.
De lening voor spullen als meubilair en witgoed is ten hoogste 36 maal het aflossingsbedrag zoals genoemd in het eerste of tweede lid. Is meer bijzondere bijstand nodig dan het maximale bedrag dan is dat om niet.
- 5.
De lening wordt niet hoger als het inkomen van de belanghebbende stijgt tijdens de aflossingsperiode.
5.2 Looptijd van de leenbijstand
De leenbijstand moet volledig worden terugbetaald.
Artikel 6 (Medisch) advies
De gemeente moet altijd vaststellen of bijzondere bijstand nodig is. Gaat het om (para)medische kosten dan kan de gemeente dit niet altijd zelf. Zo nodig vraagt de gemeente dan advies van een externe (medisch) adviseur. Ook voor andere kostensoorten kan het nodig zijn om een deskundig advies te vragen. De adviseur is niet in dienst van de gemeente en is onafhankelijk.
Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente kijkt zoveel mogelijk zelf of bijzondere bijstand nodig is. Ze kan daarbij gebruik maken van gegevens die al bij de gemeente bekend zijn. Gaat het om gegevens die niet onder de Participatiewet vallen, dan gebeurt dit alleen als de belanghebbende daarvan weet en het er mee eens is.
- 2.
Kan de gemeente zelf niet bepalen of de bijzondere bijstand nodig is, dan vragen we advies van een externe (medisch) adviseur.
- 3.
Extern advies is in ieder geval niet nodig als:
- a.
De aanvraag om financiële redenen wordt afgewezen;
- b.
De (medische) situatie niet is veranderd vergeleken met een eerdere aanvraag of aanvragen en dit is bewijsbaar.
- a.
Hoofdstuk 2 Draagkracht
Artikel 7 Draagkracht
Draagkracht is dat wat een belanghebbende zelf kan bijdragen uit zijn eigen inkomen en vermogen. Dit noemen wij middelen.
In de wet is opgenomen wat meetelt als middel. Wij volgen in het algemeen de wet hierin maar er zijn enkele afwijkingen.
In dit artikel beschrijven wij ook hoe wij bepalen wat de draagkracht van de belanghebbende is.
Artikel 7.1 Hoe bepalen wij het inkomen?
-
1. Inkomen is het netto-inkomen inclusief vakantiegeld dat een belanghebbende of gezin heeft.
-
2. Het inkomen stellen we vast zoals het staat in paragraaf 3.4 van de wet.
-
3. Het inkomen van de belanghebbende die een zelfstandig beroep of bedrijf heeft, bepalen we aan de hand van het laatst vastgestelde verzamelinkomen. We vergelijken dit met het brutominimumloon. Wijkt het laatst vastgestelde verzamelinkomen aanzienlijk af van de actuele situatie ten tijde van de aanvraag, dan maken we een individuele afweging.
-
4. De studietoeslag telt niet mee als inkomen.
-
1. Het inkomen waarop executoriaal beslag is gelegd telt niet mee als middel als belanghebbende dit deel van het inkomen niet kan gebruiken.
Artikel 7.2 Hoe bepalen we draagkracht in het inkomen?
-
1. Het inkomen tot 100% van de bijstandsnorm die geldt voor belanghebbende, telt niet mee voor de draagkracht.
-
2. Het inkomen dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm telt mee volgens deze regels:
- a.
Het deel van het inkomen tussen 100% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm telt voor 35% mee als draagkracht.
- b.
Het deel van het inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm telt voor 100% mee als draagkracht.
- a.
-
3. Voor de volgende kostensoorten telt al het inkomen (100%) boven de toepasselijke bijstandsnorm mee als draagkracht:
- a.
woonkostentoeslag en
- b.
kosten bewindvoering, mentorschap en curatele.
- a.
-
4. Bij het bepalen van de draagkracht houdt de gemeente rekening met kosten waarvoor de belanghebbende bijzondere bijstand had kunnen krijgen, maar dit niet heeft aangevraagd.
-
5. In de volgende situaties is in ieder geval geen draagkracht in het inkomen aanwezig:
- a.
Op de belanghebbende is de WSNP van toepassing is, of
- b.
Voor de belanghebbende is een minnelijke schuldenregeling getroffen of heeft een aanvraag hiervoor gedaan via schuldhulpverlening van de gemeente Heerenveen
- a.
-
Dit kan alleen als de VTLB (vrij te laten bedrag) -berekening niet aangepast kan worden voor de gevraagde kosten.
-
6. Als de gemeente bijzondere bijstand voor levensonderhoud geeft, dan past de gemeente paragraaf 3.4 van de wet toe in plaats van de in dit artikel genoemde draagkrachtbepalingen.
Artikel 7.3 Hoe bepalen wij het vermogen?
Vermogen is de waarde van bezittingen van de belanghebbende en het gezin. Dit kan bijvoorbeeld zijn: geld op bank- en/of spaarrekeningen, spaargeld, cryptogeld, aandelen en obligaties, een auto, caravan of antiek en sieraden.
Wij stellen het vermogen in het algemeen vast zoals dit in de wet staat. Er zijn enkele uitzonderingen:
- 1.
Spaargeld dat is opgebouwd tijdens de bijstandsperiode telt mee voor de draagkracht en is niet vrijgelaten.
- 2.
Materiële en immateriële schadevergoedingen rekenen wij tot het vermogen volgens de Beleidsregels Giften en schadevergoedingen gemeente Heerenveen.
Artikel 7.4 Hoe bepalen wij de draagkracht in het vermogen
-
1. Het deel van het vermogen dat hoger is dan 3 maal de toepasselijke bijstandsnorm telt voor 100% mee als draagkracht. Dit is anders dan voor de algemene bijstand.
-
2. Als de gemeente bijzondere bijstand voor levensonderhoud geeft, dan past de gemeente paragraaf 3.4 van de wet toe in plaats van de in dit artikel genoemde draagkrachtbepalingen.
Artikel 7.5 Draagkrachtperiode
-
1. De draagkracht bepalen we voor een periode van twaalf maanden.
-
2. De draagkrachtperiode start vanaf de eerste van de maand waarin de kosten zijn ontstaan.
-
3. Voor de draagkracht voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele geldt een uitzondering. De draagkracht geldt naar rato vanaf de datum van aanvraag tot en met de laatste dag van het kalenderjaar. Vanaf het eerstvolgende volledige kalenderjaar bekijken we jaarlijks de inkomens- en vermogenssituatie. Per kalenderjaar bepalen we of de draagkracht veranderd moet worden.
Artikel 7.6 Wijziging in de draagkracht
De vastgestelde draagkracht is definitief voor de draagkrachtperiode van twaalf maanden behalve als het inkomen of vermogen flink stijgt. Stijgt het inkomen of vermogen tijdens de draagkrachtperiode met meer dan 25%, dan bepalen we de draagkracht opnieuw. We nemen dan het gestegen inkomen of vermogen als basis. We berekenen de nieuwe draagkracht vanaf de eerste van de maand waarin het inkomen of vermogen is gestegen.
Artikel 7.7 We trekken de draagkracht af van de bijzondere bijstand
De draagkracht trekken we bij eenmalige kosten in een keer van de bijzondere bijstand af. Bij periodieke bijzondere bijstand delen we de draagkracht door twaalf. We trekken dan per maand de draagkracht af van de bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 3. Veel voorkomende kosten
in dit hoofdstuk staat een aantal kosten benoemd waarvoor de gemeente specifieke regels heeft. Ook voor hier niet genoemde kosten kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Aanvragen daarvoor toetst de gemeente dan volgens het algemene artikel 35, lid 1 van de wet.
Artikel 8 Levensonderhoud voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar
Het kan gebeuren dat jongeren niet meer thuis kunnen wonen. De Participatiewet heeft een bijstandsnorm voor jongeren tot 21 jaar, die niet hoog genoeg is om zelfstandig te kunnen wonen. Ouders moeten dan bijspringen om deze norm aan te vullen. Sommige ouders kunnen dit financieel niet op brengen. Ook kan er een andere reden zijn dat de jongere zijn ouders niet kan vragen om financiële ondersteuning. Dan kan de gemeente helpen met bijzondere bijstand. De basisvoorwaarden van de wet blijven gelden. Dit zijn de spelregels:
Artikel 9.1 Bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar die zelfstandig wonen
-
1. De gemeente kan de jongerennorm aanvullen met bijzondere bijstand als de jongere niet bij zijn ouder(s) kan wonen. Dit moet te bewijzen zijn.
-
2. De bijzondere bijstand is genoeg om de jongerennorm aan te vullen tot de voor iemand tussen 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd. Als de jongere duidelijk minder kosten voor levensonderhoud heeft, dan kan de bijzondere bijstand lager zijn.
-
3. Over de bijzondere bijstand wordt geen vakantietoeslag gereserveerd.
Artikel 8.2 Bijzondere bijstand 18 tot en met 20 jaar die in een inrichting wonen
Een jongere die verblijft in een inrichting heeft geen recht op algemene bijstand, maar wel op bijzondere bijstand. Het onder artikel 9 genoemde is ook van toepassing op deze jongeren.
- 1.
De gemeente kan bijzondere bijstand geven aan een jongere van 19 tot en met 20 jaar die in een inrichting woont
- 2.
De bijzondere bijstand is gelijk aan de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag voor iemand van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijft.
- 3.
Over de bijzondere bijstand wordt geen vakantietoeslag gereserveerd.
Artikel 8.3 Begrip inrichting
Het begrip inrichting is bepaald in artikel 1 onderdeel f van de wet. Er zijn vele tussen- en mengvormen van inrichtingen die niet passen onder het wettelijke begrip, en die een nadere invulling noodzakelijk maken. Niet alle vormen van een inrichting zijn hier opgenomen.
- 1.
De onderstaande situaties beschouwt de gemeente als verblijf in een inrichting:
- a.
Beschermd Wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. De bewoner betaalt niet voor het verblijf of de maaltijden. Er is sprake van toezicht ter plaatse of in de nabijheid;
- b.
Verblijf op grond van (verlengde) Jeugdwet (Jw), idem als onder 1 dan wel gecontracteerd namens of door de gemeente.
- a.
- 2.
De onderstaande situaties beschouwt de gemeente niet als verblijf in een inrichting:
- a.
Beschermd wonen of Verblijf op grond van de Wmo of Jw, waarbij de zorg wordt ingekocht via een persoonsgebonden budget (PGB). Wonen en zorg staan los van elkaar. De belanghebbende heeft woonlasten en kosten voor levensonderhoud. (PGB voor Jw komt bijna niet voor)
- b.
Begeleid wonen, waarbij de jongere zelfstandig met begeleiding woont. De bewoner heeft een eigen huurcontract en moet huur etc. betalen en in eigen levensonderhoud voorzien.
- c.
Thuis wonen met een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg), wanneer de indicatie wordt verzilverd via een PGB, volledig pakket thuis of modulair pakket thuis.
- a.
- 3.
In situaties die niet passen onder lid 2 past de gemeente maatwerk toe voor wat betreft de hoogte van de bijzondere bijstand.
- 4.
Voedingsgeld dat door de inrichting wordt verstrekt aan de belanghebbende, geldt niet als middel.
Artikel 9 Woonkosten
Woonkosten zijn kosten die iedereen heeft. Die moeten uit het inkomen betaald worden. Soms kunnen woonkosten door omstandigheden te hoog zijn voor het inkomen dat iemand heeft. Dan kan de gemeente helpen met een woonkostentoeslag. Het moet wel gaan om bijzondere omstandigheden en de belanghebbende moet proberen zo snel mogelijk een goedkopere woning of woonruimte te vinden. Dit zijn de spelregels:
Artikel 9.1 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
-
1. De Wet op de huurtoeslag is een voorliggende voorziening voor de kosten van huur.
-
2. De gemeente kan bijzondere bijstand geven voor woonkosten als een belanghebbende geen huurtoeslag ontvangt. En de huur kan niet worden betaald uit het normale inkomen. Bijzondere bijstand is ook mogelijk voor de eerste maand huur.
-
3. De woonkostentoeslag berekenen we op dezelfde manier als de huurtoeslag, verhoogd met de huur boven de huurtoeslaggrens.
Artikel 9.2 Woonkostentoeslag voor een eigen woning
-
1. De gemeente kan bijzondere bijstand geven voor de woonkosten van een eigen woning als de belanghebbende de kosten niet uit het normale inkomen kan betalen.
-
2. De gemeente vergoedt niet alle kosten. Voor aflossing van de hypotheek geeft de gemeente geen bijzondere bijstand. Wel voor de onderstaande kosten:
- 1.
Hypotheekrente
- 2.
Waterschap- en polderlasten
- 3.
Onroerendezaakbelasting
- 4.
Brand- en opstalverzekering
- 5.
Erfpacht
- 6.
Kosten groot onderhoud.
- 1.
-
3. De woonkostentoeslag berekenen we op dezelfde manier als de huurtoeslag verhoogd met de kosten hoger dan de huurtoeslaggrens.
Artikel 9.3 Duur en verplichtingen van de woonkostentoeslag
-
1. De gemeente geeft een woonkostentoeslag voor maximaal twaalf maanden. Zijn er bijzondere persoonlijke omstandigheden kan dat nog voor twaalf maanden langer.
-
2. De belanghebbende moet zich inspannen om zo snel mogelijk goedkoper te gaan wonen. De gemeente moet kunnen controleren of dit is gebeurd en doet dat iedere zes maanden. Spant de belanghebbende zich onvoldoende in, dan kan de gemeente de woonkostentoeslag intrekken of beëindigen.
Artikel 10 Doorbetaling vaste lasten bij tijdelijk verblijf in inrichting
Het kan nodig zijn dat iemand tijdelijk wordt opgenomen in een inrichting. Vaak is terugkeer naar het eigen huis wel de bedoeling en is het huis ook nodig voor een geleidelijke terugkeer. De gemeente kan in zo’n situatie bijzondere bijstand geven voor de vaste lasten van de woning. Dit zijn de spelregels:
-
1. De belanghebbende heeft niet genoeg middelen om de vaste lasten te betalen tijdens het verblijf in de inrichting.
-
2. De opname is tijdelijk, het aanhouden van de woning is nodig en de belanghebbende is van plan om binnen twaalf maanden terug te keren.
-
3. Heeft de belanghebbende een bijstandsuitkering, dan gaat de bijzondere bijstand in per de datum dat belanghebbende de bijstandsnorm ontvangt voor een persoon die in een inrichting verblijft.
-
4. Dit artikel is ook van toepassing op verblijf in een safehouse of andere met een inrichting vergelijkbare woonvorm, als dat nodig is.
-
5. We geven de bijzondere bijstand voor maximaal twaalf maanden.
-
6. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand kijken we naar de werkelijke kosten van huur (onder aftrek huurtoeslag), energie en water.
-
7. We geven geen bijzondere bijstand voor de vaste lasten van een belanghebbende die gevangen zit.
Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
Duurzame gebruiksgoederen zijn zaken zoals meubilair of witgoed, die je voor langere tijd aanschaft. Deze kosten komen in incidenteel voor en moeten uit het normale inkomen worden betaald. Dit geldt ook voor andere spullen die nodig zijn om een huis in te richten. Daarom moet je voor de vervanging of aanschaf van deze spullen sparen. In sommige situaties kan de gemeente helpen met bijzondere bijstand. Dit zijn de spelregels:
- 1.
Voor sommige spullen is er een voorliggende voorziening. Als de spullen daaruit betaald kunnen worden, dan is er geen bijzondere bijstand nodig. De voorliggende voorzieningen kunnen zijn:
- a.
Wet maatschappelijke ondersteuning
- b.
Zorgverzekeringswet/Wet langdurige zorg
- c.
Individuele inkomenstoeslag
- d.
Vergoeding door een verzekering bij schade
- a.
- 2.
De gemeente kan de kosten vergoeden in bepaalde situaties. Voorbeelden zijn:
- a.
Noodzakelijke onvoorzienbare verhuizing (brand, storm etc.);
- b.
Verhuizing naar goedkopere woning als daardoor een woonkostentoeslag niet meer nodig is;
- c.
Toewijzing van een eerste woning na verblijf in een AZC of langere detentieperiode;
- d.
Door omstandigheden geen of weinig mogelijkheden om te sparen;
- e.
Verhuizing uit een inrichting/instelling of maatschappelijke opvang;
- f.
Na een periode van dakloosheid.
- a.
Artikel 11.1 Hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
-
1. De bijzondere bijstand is alleen voor de noodzakelijke woonruimtes en voor de goedkoopst geschikte oplossing. Een nieuw artikel vergoeden we alleen als het nodig is, waarbij we voor de maximale vergoeding uitgaan van de Nibudprijzengids.
-
2. Bij een volledige woninginrichting hanteren we een maximale vergoeding gebaseerd op het bedrag dat volgens de NIBUD-prijzengids nodig is voor volledig inrichten van een woning:
- -
alleenstaande: 50% van het bedrag
- -
voor gezinnen: 70% van het bedrag
- -
-
3. Noodzakelijke woonruimtes zijn: woonkamer, keuken, slaapkamer(s), badkamer, toilet, hal en trap.
-
4. De gemeente geeft de bijzondere bijstand als lening die de belanghebbende terug moet betalen. Vergoeding van stofferingskosten hoef je niet terug te betalen.
Artikel 12 Verhuiskosten
Een verhuizing kan zo nu en dan voorkomen en komt meestal niet onverwacht. Dit betekent dat je er in de meeste gevallen voor kunt sparen. Daarom geeft de gemeente alleen in een bijzondere situatie bijzondere bijstand voor de verhuiskosten. De kosten zijn vaak de eerste huur, borgsom en verhuiskosten. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente vergoedt verhuiskosten alleen in bijzondere situaties, zoals genoemd in artikel 11 lid 2.
- 2.
Als de verhuizing nodig is door een medische of psychosociale oorzaak, kan de Wmo een voorliggende voorziening zijn.
- 3.
Bijzondere bijstand voor een borgsom is een lening die de belanghebbende moet terugbetalen.
Artikel 13 Bewindvoering, curatele en mentorschap
Soms kan iemand zijn financiën (tijdelijk) niet goed zelf regelen. Dan kan de kantonrechter een beschermingsbewind instellen via een vonnis. De kantonrechter kan ook doen voor een mentorschap (als iemand niet zelf beslissingen kan nemen over persoonlijke zaken zoals verpleging, verzorging etc.) of curatele (als iemand zijn persoonlijke en financiële zaken niet zelf kan regelen). Degene die deze dienstverlening levert, moet daar meestal wel voor betaald worden. Voor deze kosten kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente kan bijzondere bijstand geven voor de kosten van een beschermingsbewind, mentorschap of curatele als er een vonnis is uitgesproken door de kantonrechter.
- 2.
De bijzondere bijstand is maximaal zo hoog als het bedrag dat in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren staat genoemd.
- 3.
De gemeente geeft geen bijzondere bijstand voor de kosten van:
- a.
Bewindvoering die hoort bij de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen (WSNP);
- b.
Budgetbeheer
- a.
- 4.
De belanghebbende hoeft bijzondere bijstand voor bewindvoering, mentorschap of curatele niet jaarlijks aan te vragen. De gemeente vergoedt de kosten tot het einde van het bewind, het mentorschap of de curatele zolang de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand.
- 5.
De gemeente controleert jaarlijks het inkomen en vermogen van de belanghebbende en kan de bijzondere bijstand op grond daarvan beëindigen of aanpassen.
Artikel 13.1 Vergoedingen
-
1. De vergoeding van de kosten van een beschermingsbewind, mentorschap of curatele kan bestaan uit:
- a.
Jaarbeloning van de bewindvoerder
- b.
Extra kosten
- c.
Bij bewind of curatele: bankkosten van de beheerrekening
- a.
-
De onder a en b genoemde kosten stelt de kantonrechter vast, voor de bankkosten is dit niet nodig.
-
2. Bij beschermingsbewind, kan de gemeente na het eerste jaar ook het ‘Plan van aanpak beschermingsbewind’ opvragen.
-
3. De gemeente betaalt de bijzondere bijstand uit na ontvangst van de rekening van de bewindvoerder, mentor of curator. De bankkosten vergoedt de gemeente altijd, ook als deze niet op de rekening staan.
-
4. De gemeente betaalt de bijzondere bijstand uit aan de bewindvoerder, mentor of curator.
Artikel 14 Rechtsbijstand en griffiekosten
Het kan voorkomen dat een belanghebbende een juridische procedure moet volgen of iemand nodig heeft om hem te vertegenwoordigen. Voor de kosten hiervan kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De Wet op de rechtsbijstand, het Juridisch Loket en een rechtsbijstandverzekering zijn voorliggende voorzieningen voor de kosten van juridische bijstand:
- a.
De belanghebbende onderzoekt eerst of hulp van het Juridisch Loket of de rechtsbijstandverzekering voldoende is.
- b.
Is de hulp genoemd onder a niet voldoende dan kan de belanghebbende om toevoeging van een rechtsbijstandsverlener vragen bij de Raad voor de rechtsbijstand.
- a.
- 2.
De Wet griffierechten in burgerlijke zaken is een voorliggende voorziening voor zover van toepassing.
- 3.
De gemeente kan bijzondere bijstand geven voor de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en voor de griffiekosten die volgen uit een toevoeging voor rechtsbijstand.
- 4.
Als er geen toevoeging voor rechtsbijstand is afgegeven, beoordeelt de gemeente of de hogere kosten van rechtsbijstand nodig zijn.
- 5.
De gemeente geeft geen bijzondere bijstand voor:
- a.
Proceskosten van de tegenpartij, als de belanghebbende deze kosten moet betalen;
- b.
Vertaalkosten;
- c.
Legeskosten inclusief de kosten verbonden aan verblijfsvergunning/naturalisatie;
- d.
Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen of reiskosten voor het bijwonen van een hoorzitting;
- e.
Kosten van ondersteuning door een adviseur;
- a.
Artikel 14.1 hoogte van de bijzondere bijstand voor rechtsbijstand en griffiekosten.
-
1. De gemeente vergoedt de lagere eigen bijdrage voor rechtsbijstand die geldt als de belanghebbende eerst hulp gevraagd heeft bij het Juridisch Loket. Gaat het om een Lichte Advies Toevoeging (LAT), dan wordt de hogere eigen bijdrage vergoed.
-
2. De gemeente vergoedt de kosten van griffierecht volgens de geldende tarieven.
Artikel 15 Reiskosten
Reiskosten heeft iedereen en die moeten betaald worden uit het normale inkomen. Alleen als iets bijzonders aan de hand is, kan de gemeente bijzondere bijstand voor reiskosten geven. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente kan bijzondere bijstand voor reiskosten geven in bijzondere situaties en als er geen voorliggende voorziening is.
- 2.
Voorbeelden van bijzondere omstandigheden zijn;
- a.
Het bezoeken van een uithuisgeplaatst kind;
- b.
Het bezoeken van een verpleegd gezinslid of een bloedverwant in de eerste of tweede graad;
- c.
Het bezoeken van een in Nederland gedetineerde gezinslid of een bloedverwant in de eerste of tweede graad;
- d.
Reiskosten naar ISK-scholen buiten de gemeente voor kinderen tot achttien jaar.
- e.
Het regelmatig noodzakelijk bezoeken van een medisch specialist.
- a.
-
Onder regelmatig wordt verstaan minimaal twee keer per maand. Hierbij geldt als extra voorwaarde een reisafstand van tien kilometer of meer enkele reis;
- 3.
De gemeente geeft geen bijzondere bijstand voor reiskosten bij:
- a.
Woon-werkverkeer;
- b.
Tenuitvoerlegging strafmaatregel;
- c.
Reizen buiten Nederland.
- a.
Artikel 15.1 hoogte en duur van de bijzondere bijstand voor reiskosten
-
1. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer (tweede klas).
-
2. Voor reizen met de auto vergoedt de gemeente maximaal het bedrag gelijk aan de onbelaste vrijlating voor reiskosten die de belastingdienst hanteert (€ 0,23 per gereden kilometer in 2024). (Onbelaste reiskostenvergoeding) De gemeente vergoedt dan ook noodzakelijke parkeerkosten.
-
3. Voor reizen per fiets, inclusief elektrische, brom- of snorfiets, geeft de gemeente geen vergoeding.
-
4. Hoe vaak en hoe lang de reiskosten vergoed worden, is afhankelijk van de situatie van de belanghebbende.
Artikel 16 Uitvaartkosten
Uitvaartkosten moeten uit de nalatenschap van de overledene betaald worden. Soms kan dit niet en zijn nabestaanden verantwoordelijk voor de kosten. De gemeente kan bijzondere bijstand geven voor de uitvaartkosten aan een nabestaande. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente kan aan een nabestaande bijzondere bijstand voor uitvaartkosten geven als:
- -
de nalatenschap en/of een uitvaartverzekering de kosten van de uitvaart niet of niet helemaal dek, en
- -
de nabestaande of opdrachtgever de uitvaartkosten niet zelf kan betalen uit zijn inkomen of vermogen.
- -
- 2.
De gemeente geeft de bijzondere bijstand alleen voor het deel van de kosten waarvoor de nabestaande verantwoordelijk is.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand is in totaal maximaal € 5.000, per kostensoort gebaseerd op de bedragen in de NIBUD-prijzengids. Deze bedragen gelden als maximale bedragen voor de vergoeding. Kosten die niet in de NIBUD-prijzengids worden genoemd, vergoeden wij niet.
- 4.
Deze vergoeding geldt ook als het gaat om kosten die verhaald worden op een belanghebbende wegens de Wet op de Lijkbezorging.
Artikel 17 (Para)medische kosten
Kosten voor medische of paramedische behandeling, of extra kosten die iemand maakt door een beperking worden vaak vergoed door de zorgverzekeraar, volgens de Zorgverzekeringswet, uit de basis- of aanvullende verzekering. Ook de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), of de Wet langdurige zorg (Wlz) vergoeden soms deze kosten. Dit zijn voorliggende voorzieningen. Niet alle kosten vallen onder deze wetten. Als dat niet zo is, dan vindt de overheid deze kosten niet nodig. De gemeente volgt deze insteek. Maar voor sommige niet-vergoede kosten, heeft de gemeente aanvullend beleid. Ook biedt de gemeente de Heerenveen Zorgt Regeling (HZR). Met deze vergoeding kunnen inwoners een aanvullende verzekering afsluiten. Daardoor worden veel kosten toch vergoed, en is daar geen bijzondere bijstand voor nodig. Omdat de HZR openstaat voor alle inwoners met een laag inkomen, gaan we ervan uit dat inwoners deze ook afsluiten om daarmee te voorkomen dat ze bijzondere bijstand nodig hebben. Doet een inwoner dit niet, dan geven we geen bijzondere bijstand voor kosten die uit een aanvullende verzekering vergoed konden worden. Dit zijn de spelregels:
- 1.
Een beroep op bijzondere bijstand voor medische kosten is beperkt tot de in deze beleidsregels genoemde situaties. Een vergoeding door een aanvullende verzekering trekken we af van de bijzondere bijstand.
- 2.
Als een vergoeding om budgettaire (financiële) redenen niet meer in het basispakket is opgenomen, kan de gemeente wel bijzondere bijstand geven voor deze kosten.
- 3.
De zorgverzekeraar vraagt voor sommige kosten die vergoed worden uit de basisverzekering, een eigen bijdrage. Voor deze eigen bijdrage kan de gemeente bijzondere bijstand geven, ook als de belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft. Vergoedingen uit een aanvullende verzekering trekken we af van de bijzondere bijstand.
- 4.
Daarnaast is bijzondere bijstand voor medische kosten mogelijk wanneer er sprake is van een acute noodsituatie, in gevallen:
- -
die van levensbedreigende aard zijn; of
- -
die blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kunnen hebben. Dit kan psychisch en/of lichamelijk letsel zijn; of
- -
waarbij het niet verlenen van bijstand leidt tot ernstige gevolgen, met name voor de gezondheid van belanghebbende.
- -
- 5.
De gemeente verleent geen bijzondere bijstand voor:
- -
Medische behandelingen met een experimenteel karakter;
- -
Behandelingen of verrichtingen in het buitenland;
- -
Het wettelijke verplicht of vrijwillig eigen risico op grond van de ZVW. Ook als het eigenrisico vrijwillig hoger is vastgesteld;
- -
Medische kosten bij niet verzekerd zijn.
- -
Eigen bijdrage op grond van de Wlz en Wmo 2015.
- -
Artikel 17.1 Tandheelkundige kosten
-
1. Voor tandheelkundige kosten kan de belanghebbende een aanvullende tandverzekering afsluiten.
-
2. De gemeente kan bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten geven tot maximaal € 300 per kalenderjaar. Voor belanghebbenden met een tandverzekering is dit aanvullend op de vergoeding uit de tandverzekering.
Artikel 17.2 Dieetkosten
-
1. De gemeente geeft bijzondere bijstand voor de extra kosten van noodzakelijke dieetvoeding.
-
2. De gemeente ziet een dieet als noodzakelijk met meerkosten als dit is opgenomen in de lijst ‘Meerkosten dieetvoeding’ in de NIBUD-prijzengids.
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de meerkosten zoals opgenomen in de lijst.
Artikel 17.3 Maaltijdvoorziening
-
1. De gemeente geeft bijzondere bijstand voor de meerkosten van maaltijdvoorziening als dit om medische of sociaal-medische redenen noodzakelijk is.
-
2. De gemeente gebruikt de NIBUD-prijzengids om de hoogte van de bijzondere bijstand te bepalen. De gemeente kijkt hiervoor naar het verschil tussen de normale kosten van maaltijden en de kosten van maaltijdvoorziening.
-
3. De Wmo is geen voorliggende voorziening voor de meerkosten van maaltijdvoorziening.
Artikel 18 Overbruggingsuitkering
Bij de eerste uitbetaling van de bijstandsuitkering voor levensonderhoud kan voor de belanghebbende een financieel probleem ontstaan. De oorzaak ligt meestal in het betaalmoment vanuit de laatste bron van inkomen die niet aansluit op het eerste betaalmoment van de bijstandsuitkering. Ook in andere situaties kan zich een overbruggingsprobleem voordoen. De gemeente kan hiervoor bijzondere bijstand geven. Dit zijn de spelregels:
- 1.
De gemeente kan een overbruggingsuitkering geven om de tijd tot de eerste uitbetaling van de bijstandsuitkering voor levensonderhoud te overbruggen.
- 2.
Voorwaarde is dat belanghebbende geen middelen heeft om deze tijd te overbruggen en dat een voorschot op uitkering geen oplossing is.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand hangt af van de situatie van de belanghebbende en de toepasselijke bijstandsnorm.
- 4.
De belanghebbende hoeft de bijzondere bijstand voor de overbrugging niet terug te betalen.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 19 Hardheidsclausule
Soms kan de toepassing van deze beleidsregels een onbedoeld, onredelijk en niet verwacht negatief gevolg hebben voor een belanghebbende. De gemeente kan dan afwijken van de regels in het voordeel van de belanghebbende.
Artikel 20 Intrekking en inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2025. De beleidsregels bijzondere bijstand, geldend vanaf 1 januari 2015, worden per die datum ingetrokken.
Artikel 21 Overgangsrecht
-
1. Bijzondere bijstand die de gemeente maandelijks verstrekt, blijft vanaf 1 januari 2025 doorlopen, totdat de gemeente een nieuw besluit neemt, maar uiterlijk tot 1 januari 2026.
-
2. Aanvragen die voor 1 januari 2025 zijn ingediend, handelt de gemeente af volgens de Beleidsregels bijzondere bijstand, geldend vanaf 1 januari 2015, tenzij het gaat om kosten die pas in 2025 betaald hoeven te worden.
-
3. Bezwaarschriften die voor 1 januari 2025 zijn ingediend en op die datum nog niet zijn afgehandeld, handelt de gemeente af met toepassing van de Beleidsregels bijzondere bijstand geldend vanaf 1 januari 2015.
Artikel 22 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Heerenveen 2025.
Ondertekening
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 december 2024
Burgemeester en wethouders van Heerenveen
De gemeentesecretaris,
T. van Lenthe
De burgemeester,
M.A. Fokkens-Kelder
Toelichting op de beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Heerenveen 2025
Algemeen
Bestaanszekerheid is en belangrijk thema uit de Visie Sociaal Beleid. De Participatiewet is het vangnet voor de sociale zekerheid in Nederland en daarmee een belangrijk onderdeel van bestaans- en inkomenszekerheid. Bijzondere bijstand is dan weer het vangnet binnen de Participatiewet wanneer het gaat om kosten die betaald kunnen worden uit het normale inkomen.
Met deze beleidsregels willen wij de inwoners en de medewerkers van de gemeente duidelijkheid geven over de mogelijkheden voor bijzondere bijstand.
De beleidsregels zijn zo leesbaar mogelijk geschreven en ambtelijk of juridisch taalgebruik is vermeden, zodat het leesbaar is voor zoveel mogelijk mensen.
Basis bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand komt voort uit artikel 35 van de Participatiewet. Daarin is geregeld dat de gemeente inwoners moet helpen met noodzakelijke kosten als gevolg van bijzondere omstandigheden. De gemeente heeft geen beleidsvrijheid om artikel 35 wel of niet toe te passen, maar daarbinnen is wel enige ruimte voor eigen beleid. Ook kan de gemeente buitenwettelijk beleid voeren maar alleen als dit ten gunste is van de belanghebbende. Wij passen dit toe voor tandheelkundige kosten, omdat wij het belangrijk vinden dat inwoners hun gebit goed kunnen onderhouden.
Heerenveen Zorgt Regeling (HZR)
Wij bieden inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid gebruik te maken van de HZR. Dit is een financiële tegemoetkoming in de kosten van een aanvullende zorgverzekering. Daarmee zijn veel (para)medische kosten gedekt en is het geven van bijzondere bijstand in de meeste gevallen niet nodig. Alleen wanneer er bijzondere omstandigheden of dringende redenen zijn waardoor de kosten hoger zijn, kan de gemeente aanvullend bijzondere bijstand geven. Dit is altijd individueel maatwerk.
Toelichting artikelen
Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de beleidsregels. De beleidsregels moeten als trechter worden gelezen. In hoofdstuk 1 zijn de algemene bepalingen uitgewerkt. In hoofdstuk 2 de draagkracht en vervolgens in Hoofdstuk 3 worden voor bepaalde kostensoorten nadere regels uitgewerkt. In hoofdstuk 4 zijn de slotbepalingen genoemd.
Artikel 1 Begrippen
De genoemde begrippen hebben in de beleidsregels de betekenis zoals opgenoemd in artikel 1. Is het begrip niet specifiek beschreven dat heeft het dezelfde betekenis als die in de Participatiewet.
Artikel 2 Uitgangspunten
Het verstrekken van individuele bijzondere bijstand is een wettelijke taak voor de gemeente. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 35 eerste lid Participatiewet.
Een inwoner kan te maken krijgen met noodzakelijk kosten die niet uit het eigen inkomen betaald kunnen worden.
De gemeente heeft als uitgangspunt de inwoners van gemeente Heerenveen (tijdelijk) te helpen. Het doel is om alle inwoners mee te laten doen en daar waar nodig te helpen met bijvoorbeeld het verstrekken van bijzondere bijstand. Het bevorderen van de zelfredzaamheid van een belanghebbende is daarbij ook een belangrijk uitgangspunt.
De gemeente verwacht dat de inwoner eerst probeert zelf het probleem op te lossen. Als dit niet lukt kijkt de gemeente samen met de inwoner naar mogelijke oplossingen.
De meitinker is bij een deel van de aanvragen het eerste aanspreekpunt. Zij brengen de hulpvraag in kaart en kijken eerst naar snelle en eenvoudige oplossingen in het eigen netwerk of het voorliggend veld. Kan dit niet dan is mogelijk bijzondere bijstand de oplossing.
Wanneer een belanghebbende een aanvraag indient doet de gemeente verder onderzoek. Dit onderzoek houdt in dat er beoordeeld wordt of de aanvraag aan de voorwaarden van de Participatiewet voldoet.
De gemeente kijkt ook naar de gevolgen van een afwijzing, er kunnen onnodig nadelige of onaanvaardbare gevolgen zijn. Een afwijzing is dan mogelijk niet de juiste uitkomst. Dit is een uitwerking van de ‘evenredigheidstoets’ uit recente jurisprudentie.
Aan de hand van deze beleidsregels beoordeelt de gemeente of er bijzondere bijstand nodig is. Zo is het voor inwoners duidelijk hoe en wanneer een beroep op bijzondere bijstand mogelijk is.
Artikel 3 Belangrijke voorwaarden
Het geven van bijzondere bijstand is een verplichting volgens artikel 35 van de Participatiewet. In dit artikel, samen met artikelen 15 en 44 van de Participatiewet, staan de belangrijkste voorwaarden genoemd.
3.1 Voorliggende voorziening
De voorliggende voorziening is een van de basale bepalingen in de Participatiewet. Er is geen recht op bijzondere bijstand als je aanspraak kunt maken op een andere (voorliggende) voorziening. De voorliggende voorziening moet wel passend en toereikend zijn. Een voorliggende voorziening kan je ook als passend en toereikend zien als bepaalde kosten bewust niet door die voorziening worden vergoed. Ze worden dan als niet-noodzakelijk gezien. De beleidsregels sluiten hier dan ook op aan.
Een uitzondering geldt voor kosten die om budgettaire redenen niet in de voorliggende voorziening zijn opgenomen. Je kunt dit dan niet als een voorliggende voorziening zien.
Voor tandheelkundige kosten heeft de gemeente buitenwettelijke begunstigend beleid opgesteld. De voorwaarden en wanneer er wordt afgeweken van artikel 15 van de wet is dan specifiek genoemd in het artikel daarover.
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn:
- •
Huurtoeslag
- •
Zorgtoeslag
- •
Zorgverzekering
- •
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos)
- •
Kindgebonden budget
- •
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
- •
Wet langdurige zorg (Wlz)
3.2 Goedkoopst geschikt
De hoogte van de bijzondere bijstand is altijd gebaseerd op de goedkoopst geschikte oplossing. Als dat mogelijk en verantwoord is, gaat de gemeente uit van tweedehands of gratis producten. Voor nieuwe producten is het NIBUD-prijzengids de basis voor de maximale vergoeding.
3.3 Een aanvraag indienen
Een aanvraag bijzondere bijstand kan zowel schriftelijk als digitaal worden ingediend. Een door de belanghebbende ondertekend gespreksverslag van de meitinker dient ook als aanvraag.
3.4 Vooraf aanvragen
Het wettelijke uitgangspunt in artikel 44 eerste lid Participatiewet is duidelijk; bijstandsverlening met terugwerkende kracht is meestal niet mogelijk.
In de beleidsregels is het uitgangspunt daarom dat de belanghebbende de aanvraag vooraf moet indienen. Onverwachts kunnen er kosten ontstaan, waardoor het niet altijd mogelijk zal zijn om dat te doen. Daarom is er in het tweede lid de ruimte om aanvragen achteraf tot maximaal drie maanden in te dienen. Het gaat dan om drie maanden nadat de belanghebbende wist dat de kosten er waren. De gemeente moet wel achteraf de noodzaak en bijzondere omstandigheden kunnen bepalen.
Ook hier zal altijd een onderzoek plaatsvinden zoals genoemd in voorgaande artikelen.De belanghebbende neemt wel een risico met het achteraf indienen van de aanvraag. Dit risico komt voor rekening van de belanghebbende
Ook komt het voor dat de belanghebbende de rekening al betaald heeft voordat de aanvraag is ingediend. Als de belanghebbende verder aan de voorwaarden voldoet, kan dit geen reden zijn om de aanvraag af te wijzen. Dit is niet onredelijk, want de belanghebbende moet ook de rekening op tijd betalen. Het is niet bedoeling van de beleidsregels om een tijdige betaling te ontmoedigen.
Voor de kosten van woninginrichting, verhuiskosten, de kosten van eerste maand huur, borg en aanverwante kosten geldt dat deze altijd vooraf moeten worden ingediend. Achteraf kan de noodzaak van de kosten niet worden vastgesteld. Daarnaast kan vaak niet achteraf beoordeeld worden of de goedkoopst geschikte oplossing is gekozen.
3.5 Drempelbedrag
Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.
3.6 Beoordeling van de aanvraag
Om de aanvraag te kunnen beoordelen, is een onderzoek nodig. De belanghebbende moet allereerst voldoen aan de basale voorwaarden uit de Participatiewet. Belanghebbende moet bijvoorbeeld wonen in de gemeente Heerenveen en Nederlander of gelijkgesteld zijn. Er mag geen ‘uitsluitingsgrond’ zijn, zoals dat de belanghebbende in detentie zit. Ook mag er geen voorliggende voorziening zijn waaruit de kosten kunnen worden betaald. Als hieraan voldaan is, spitst het verdere onderzoek zich toe op vier vragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in jurisprudentie vastgesteld dat gemeenten het onderzoek in een bepaalde volgorde moeten doen. De beoordeling is altijd individueel en per situatie. Het onderzoek bestaat uit het beantwoorden en toelichten van de volgende vragen:
- a.
Doen de kosten zich voor?
Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de kosten ook echt gemaakt worden of gaan worden. Dit moet ook bewezen kunnen worden.
- b.
Zijn de kosten noodzakelijk?
Als de kosten in de individuele situatie echt noodzakelijk zijn geeft de gemeente bijzondere bijstand. Hierbij past de gemeente maatwerk toe. Daarom moet de gemeente altijd kijken naar de individuele omstandigheden.
- c.
Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?
In de bijstandsnorm zijn bepaalde kosten opgenomen. Dit zijn kosten als huur, energie, voeding, kleding, vervoer, die iedereen heeft. Dit zijn geen bijzondere kosten, dat je deze kosten moet betalen is geen bijzondere situatie. Deze kosten moet iedereen uit zijn eigen inkomen betalen.
Als iemand kosten moet maken die niet in de bijstandsnorm zijn inbegrepen, kan er wel een bijzondere situatie zijn. Bijvoorbeeld omdat iemand een dieet moet volgen dat meer kost dan normaal eten.
- d.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?
Alleen als de belanghebbende niet genoeg middelen heeft om de kosten (helemaal) te kunnen betalen, is bijzondere bijstand mogelijk. De gemeente kijkt naar het inkomen, vermogen en de individuele inkomenstoeslag, en of daarvan de kosten betaald kunnen worden.
Is het antwoord op de eerste drie vragen ‘ja’, dan bestaat er in principe recht op bijzondere bijstand. De laatste voorwaarde is dan vraag 4, als daarop het antwoord ‘nee’ is, kan de gemeente bijzondere bijstand toekennen.
Artikel 4 Uitbetaling van de bijstand
De gemeente geeft bijzondere bijstand voor specifieke kosten en de vergoeding moet daaraan ook worden besteed. Wanneer dit niet gebeurt schiet het zijn doel voorbij.
Om te voorkomen dat bijzondere bijstand niet juist wordt besteed is in dit artikel een aantal voorwaarden opgenomen.
Artikel 5 Vorm van de bijstand
In de Participatiewet is het uitgangspunt opgenomen: bijstand, ook bijzondere bijstand, wordt in beginsel verstrekt om niet en hoeft niet te worden terugbetaald. Alleen in bepaalde omstandigheden, die in de Participatiewet staan, kan de bijzondere bijstand als lening gegeven worden. Dit staat in artikel 48, tweede lid en artikel 51 van de Participatiewet. Het gaat dan om de volgende situaties;
- ➢
de belanghebbende gaat waarschijnlijk op korte termijn voldoende middelen hebben om zijn eigen levensonderhoud te betalen;
- ➢
de bijstand is nodig omdat de kosten door de belanghebbende zelf zijn veroorzaakt en die had dat kunnen voorkomen;
- ➢
de bijzondere bijstand is voor een borgsom, die later weer terugbetaald wordt;
- ➢
de bijstand is voor de aflossing van een schuld;
- ➢
de bijstand is voor duurzame gebruiksgoederen zoals witgoed of meubilair.
Over de lening vraagt de gemeente geen rente.
Artikel 5.1 Leenbijstand terugbetalen.
De lening moet afgelost worden, maar de belanghebbend moet wel voldoende geld overhouden om van te leven. De aflossingsbedragen zijn afgestemd op de beslagvrije voet. De percentages zijn genoemd in lid 1 en 2.
De aflossing van een lening aan een jongere onder 21 jaar wordt alleen afgestemd op de jongerennorm, exclusief bijzondere bijstand voor levensonderhoud.
Voor duurzame gebruiksgoederen geldt dat de belanghebbende de lening in maximaal 36 maanden moet kunnen aflossen. De lening is daarom nooit hoger dan 36 maal het aflossingsbedrag. Is een lening nodig die hoger is dan het maximale bedrag, dan is het restant om niet. Wordt het inkomen van de belanghebbende tijdens de looptijd hoger dan blijft het bedrag van de lening gelijk.
De reden hiervoor is dat er ook (weer) ruimte moet ontstaan om te reserveren voor andere (onvoorziene) extra kosten.
Artikel 5.2 Looptijd van de leenbijstand
De leenbijstand moet in zijn geheel terug worden betaald.
Artikel 6 (Medisch) advies
In veel gevallen kan de gemeente zelf de noodzaak van bijzondere bijstand vaststellen, en kan er ook gebruik gemaakt worden van al bekende informatie uit andere domeinen. Dit voor zover de belanghebbende daarvan op de hoogte is en het ermee eens is. Maar wanneer het gaat om (para)medische kosten kan het nodig zijn het advies van een arts te vragen. Ook voor andere kosten kan een advies van een deskundige nodig zijn.
Hoofdstuk 2 Draagkracht
Artikel 7 Draagkracht
De draagkracht is dat wat de belanghebbende zelf kan bijdragen in de kosten. Dit wordt ‘middelen’ genoemd. Omdat de Participatiewet een vangnet is moet een belanghebbende eigen middelen inzetten om kosten te betalen. Pas als die niet er niet zijn, komt bijstand in beeld. Niet alle inkomen of vermogen hoeft ingezet te worden. En de belanghebbende moet de middelen ook wel kunnen inzetten.
In de Participatiewet is voor algemene bijstand bepaald welk inkomen of vermogen meetelt als middel. Dit staat in artikelen 31 en 34 van de Participatiewet. Voor bijzondere bijstand geldt dat de gemeente deels zelf kan bepalen wat als middel meetelt.
Voor het grootste deel nemen wij de bepalingen in de Participatiewet over. Dit geldt niet voor alle bepalingen over vermogen.
Voor de algemene bijstand wordt een deel van het aanwezige vermogen vrijgelaten. Hiermee kan de belanghebbende verwachte en onverwachte extra kosten opvangen.
Artikel 7.1 Hoe bepalen wij het inkomen?
Dit artikel gaat over hoe wij bepalen wat het ‘inkomen’ is. Voor het grootste deel volgen wij hierin de wet.
Wij kijken naar het netto-inkomen inclusief vakantiegeld. Dat is omdat de bijstandsnorm ook zo is opgebouwd.
We zien de studietoeslag niet als inkomen voor het bepalen van de draagkracht.
Ook het inkomen waarop beslag is gelegd en dat de belanghebbende niet kan gebruiken, tellen we niet mee als inkomen. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Als de belanghebbende een minnelijke schuldregeling volgens de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) heeft getroffen of in de opstartfase daarvan zit, zien we het inkomen als niet hoger is dan de bijstandsnorm. Dit geldt ook voor de schuldsanering volgens de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Bij deze beide regelingen is er sprake van een VTLB-berekening waarin soms nog rekening gehouden kan worden met bijzondere kosten. Alleen als dit niet of niet geheel mogelijk is, is bijzondere bijstand een mogelijkheid.
Artikel 7.2 Hoe bepalen we draagkracht in het inkomen
Dit artikel gaat over het bepalen van de draagkracht in het inkomen.
De basis is dat in een inkomen op bijstandsniveau geen draagkracht aanwezig is voor noodzakelijke, bijzondere kosten. In het inkomen hoger dan de bijstandsnorm is deels draagkracht aanwezig. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de draagkracht.
Voor enkele kostensoorten telt inkomen hoger dan de bijstandsnorm helemaal mee als draagkracht.
Hieronder staan enkele voorbeelden van een draagkrachtberekening met fictieve normbedragen.
Voorbeeld 1
Bijstandsnorm |
€ 1500 |
120% norm=€ 1800 |
|
Inkomen |
€ 1650 |
Het inkomen is hoger dan 100% norm en lager dan 120% norm |
|
Inkomen tot 100% norm |
€ 0 |
geen draagkracht |
|
Inkomen tussen 100% en 120% norm |
€ 150 |
||
Draagkracht 35% |
€ 52,50 |
draagkracht p/m |
|
van € 150 |
€ 630 |
draagkracht p/j |
|
Inkomen boven 120% norm |
€ 0 |
geen draagkracht |
|
Totale draagkracht |
€ 52,50 |
draagkracht p/m |
|
€ 52,50 + € 0 |
|||
€ 630 |
draagkracht p/j |
Voorbeeld 2
Bijstandsnorm |
€ 1500 |
120% norm=€ 1800 |
|
Inkomen |
€ 1950 |
Het inkomen is hoger dan 120% van de norm |
|
Inkomen tot 100% norm |
€ 0 |
geen draagkracht |
|
Inkomen tussen 100% en 120% norm |
€ 300 |
||
Draagkracht 35% van norm € 300 |
€ 105 |
draagkracht p/m |
|
Inkomen boven 120% norm |
€ 150 |
||
Draagkracht 100% van € 150 |
€ 150 |
draagkracht p/m |
|
Totale draagkracht |
€ 255 |
draagkracht p/m |
|
€ 105 + € 150 |
|||
€ 3060 |
draagkracht p/j |
Artikel 7.3 Hoe bepalen wij het vermogen?
Dit artikel gaat over hoe wij bepalen wat het vermogen van een belanghebbende is. Vermogen kan bestaan uit bijvoorbeeld (spaar)geld, bezittingen, levensverzekeringen, beleggingen, cryptogeld. Van het totaal worden schulden afgetrokken.
Voor de algemene bijstand gelden wettelijke bepalingen over hoe wat meetelt als vermogen. Voor de bijzondere bijstand heeft de gemeente de vrijheid om dit zelf te bepalen.
Voor het grootste deel volgen wij de wet. Maar er zijn enkele uitzonderingen.
Een belanghebbende kan een deel van zijn uitkering opsparen. Voor de algemene bijstand telt dit spaargeld niet als vermogen. Voor de bijzondere bijstand tellen wij dit spaargeld wel mee. Inzet van dit spaargeld, dat is opgespaard tijdens de bijstand, voor extra kosten is niet onredelijk.
Artikel 7.4 Hoe bepalen wij de draagkracht in het vermogen?
Wij kiezen ervoor om een deel van het vermogen vrij te laten, maar wijken daarbij af van de bepalingen die gelden voor algemene bijstand. Wij laten een vermogen van driemaal de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag) vrij. Het vermogen daarboven telt mee als draagkracht.
Deze keuze maken wij omdat het vrij te laten vermogen voor algemene bijstand mede bedoeld is om extra kosten op te kunnen vangen. Het is dan redelijk om van een belanghebbende te verwachten dit dan ook te doen, voordat een beroep op bijzondere bijstand wordt gedaan.
Hier geldt ook dat een belanghebbende verantwoordelijk om moet gaan met middelen. Interen van bijvoorbeeld spaargeld moet op een verantwoorde manier gebeuren.
Artikel7.5 Draagkrachtperiode
De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van twaalf maanden. Alleen als het inkomen of vermogen substantieel wijzigt, passen wij de draagkracht tussentijds aan.
De draagkrachtberekening geldt vanaf de eerste van de maand waarin de kosten zijn ontstaan. Bij een aanvraag achteraf start de draagkrachtberekening op de eerste van de maand dat de belanghebbende op de hoogte was van de kosten.
De draagkracht voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele wordt ook voor de periode van twaalf maanden vastgesteld, maar dan vanaf januari van het volgende jaar. Doet een belanghebbende een aanvraag in september voor de kosten van bewindvoering, dan wordt de draagkracht dus vanaf 1 januari dat volgende jaar vastgesteld voor twaalf maanden. De reden hiervoor is, dat deze kosten voor een langere tijd worden vastgesteld kunnen worden en er jaarlijks een wordt gekeken of de inkomens en vermogenssituatie is gewijzigd. De belanghebbende hoeft dan niet jaarlijks een aanvraag in te dienen.
Artikel 7.6 Wijziging in de draagkracht
Het vaststellen van draagkracht is voor een periode van twaalf maanden. Het is niet wenselijk om bij iedere geringe inkomenswijziging de draagkracht opnieuw vast te stellen. De gemeente kiest er daarom voor om bij een wijziging van meer dan 25% de vastgestelde draagkracht opnieuw vast te stellen voor de resterende periode.
Dit kan op het moment dat een vervolg aanvraag wordt ingediend of op verzoek van de belanghebbende.
Artikel 7.7 We trekken de draagkracht af van de bijzondere bijstand
Bij een aanvraag voor incidentele kosten wordt de vastgestelde draagkracht ineens verrekend. Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht per maand verrekend.
Hoofdstuk 3 Veel voorkomende kosten
De voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor alle kostensoorten. Om bijzondere bijstand te krijgen, moet de inwoner aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 voldoen. Soms gelden er aanvullende regels voor de noodzaak van de kosten of de invulling van bijzondere omstandigheden. Dit wordt per kostensoort aangegeven.
Ook voor kostensoorten die hier niet genoemd kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Deze kostensoorten beoordeelt de gemeente volgens artikel 35 va de wet en de hoofdstukken 1 en 2, maar er is geen aanvullend beleid voor.
Artikel 8 Levensonderhoud 18 tot en met 20-jarigen
Ouders zijn verplicht om hun kinderen te onderhouden. Dit staat in het Burgerlijk Wetboek, artikel 1:395a. dit geldt meestal tot de leeftijd van 21 jaar. De bijstandsnormen voor persoenen van 18 tot 21-jarigen zijn hier ook op afgestemd, en daarom lager dan voor 21-jarigen of ouder, want ze zijn afgeleid van de kinderbijslag. Het uitgangspunt is dat deze jongeren thuis wonen.
Het kan voorkomen dat een kind in de leeftijd van 18 tot 21 jaar niet thuis woont en dat dit om een goede reden is. Ook dan hebben ouders nog steeds een onderhoudsplicht. Het kan voorkomen dat ouders niet voor het onderhoud van hun kinderen kunnen of willen zorgen. Om te voorkomen dat jongeren niet financieel in de problemen komen, kan de gemeente dan aanvullende bijzondere bijstand geven. Dit staat in artikel 12 van de wet. Deze situatie is in ieder geval aan de orde als:
- a.
beide ouders van de jongere zijn overleden
- b.
de jongere op grond van een officiële maatregel uit huis is geplaatst
- c.
de jongere niet officieel uit huis is geplaatst, maar het niet verantwoord is om hem of haar bij de ouders te laten wonen.
De gemeente kan de bijzondere bijstand verhalen op (terugvragen van) de ouders. Dit doet de gemeente op grond van artikel 62 van de wet.
Een jongere tot 21 jaar die in een inrichting verblijft heeft geen recht op algemene bijstand, wel op bijzondere bijstand. Het bovenstaande geldt ook in die situatie.
Artikel 8.1 Bijzondere bijstand 18- t/m 20-jarigen niet in een inrichting
De jongerennorm is te laag om zelfstandig te kunnen wonen. Geeft de gemeente aanvullende bijstand in die situatie, dan is het totaal van de algemene en bijzondere bijstand niet hoger dan de bijstandsnorm voor een 21-jarige exclusief vakantietoeslag. Heeft de jongere aantoonbaar minder kosten, dan kan de gemeente minder bijzondere bijstand toekennen.
Artikel 8.2 Bijzondere bijstand 18- t/m 20-jarigen in een inrichting
Een inrichting zorgt voor het eten en drinken en verblijf van degene die is opgenomen. Dit geldt niet voor de kosten van de zorgverzekering, kleding, een andere kleine zaken (zak- en kleedgeld). Als een jongere jonger dan 21 is opgenomen en geen beroep kan doen op zijn ouders, dan kan de gemeente bijzondere bijstand geven voor het zak- en kleedgeld.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bijstandsnorm voor een 21-jarige in een inrichting exclusief vakantietoeslag.
Artikel 8.3 Begrip inrichting
Het begrip inrichting is in de Participatiewet summier omschreven. Vele mengvormen vallen niet onder de zwart-witte begripsomschrijving. Daarom is in deze beleidsregels een nadere invulling opgenomen van het begrip inrichting in relatie tot bijstand.
Artikel9 Woonkosten
Woonkosten moeten worden betaald uit het normale inkomen. Daarvoor is meestal geen bijzondere bijstand nodig, ook doordat er huurtoeslag is. Soms kunnen inwoners hun woonlasten niet betalen. Dat kan komen door een plotselinge verandering van gezinssituatie of verlies van inkomen. Als dit komt door bijzondere omstandigheden, dan kan de gemeente bijzondere bijstand geven.
Artikel 9.1 Woonkostentoeslag voor een huurwoning.
De huurtoeslag is een voorliggende voorziening voor de kosten van huur. Als de belanghebbende de huur niet uit het normale inkomen kan betalen en/of de belanghebbende geen huurtoeslag ontvangt is er in twee situaties bijzondere bijstand mogelijk.
- a.
Over de eerste maand huur.
De huurtoeslag gaat in op de eerste van de maand, onder de voorwaarde dat de bewoner staat ingeschreven op het adres. Een ‘gebroken maand’ kan zorgen voor een financieel probleem. In deze situaties kan de gemeente bijzondere bijstand geven. De hoogte van de bijzondere bijstand is dan het bedrag dat zou zijn betaald aan huurtoeslag, naar rato van het aantal dagen dat er geen huurtoeslag is. Heeft de belanghebbende om een andere reden geen richt op huurtoeslag, dan is er ook geen recht op bijzondere bijstand. Bijvoorbeeld omdat belanghebbende een kamer bewoont of de huur lager is dan de basishuur.
- b.
De huur is hoger dan de huurtoeslaggrens.
Als de huur hoger is dan de bovengrens die de belastingdienst hanteert dan bestaat er geen recht op huurtoeslag. De gemeente kan bijzondere bijstand verlenen voor de huurkosten.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de huurtoeslag die zou zijn ontvangen. De gemeente gebruikt voor de berekening de rekentool van Schulinck.
Artikel 9.2 Woonkostentoeslag voor een eigen woning
Ook voor de woonkosten van een eigen woning kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Dit kan als de belanghebbende de woonlasten niet kan betalen uit het normale inkomen.
Voor de kosten van groot onderhoud hanteren wij de normenmethode van Stimulansz. De normen wijzigen per half jaar en de meest recente tabel is opgenomen in Berekening woonkostentoeslag eigenaren (B146).
De gemeente gebruikt voor de berekening de rekentool van Schulinck.
Artikel 9.3 Duur en verplichtingen van de woonkostentoeslag
Er geldt een aantal verplichtingen. De situatie die de hogere woonkosten veroorzaakt, moet zo snel mogelijk veranderen zodat bijzondere bijstand niet meer nodig is. De woonkostentoeslag geldt voor uiterlijk twaalf maanden, en kan een keer verlengd worden voor twaalf maanden.
De gemeente verwacht dat de belanghebbende zich in ieder geval inschrijft of al staat ingeschreven bij de lokale woningcorporaties. En dat de belanghebbende moet kunnen bewijzen dat er op geschikte woningen is gereageerd, of dat op andere manieren is geprobeerd om goedkoper te gaan wonen. Ook buiten de gemeente kan geschikte woonruimte te vinden zijn. Iedere zes maanden vraagt de gemeente om deze bewijzen, of als dat nodig is, vaker. In het geval van een eigen woning, is verkoop van de te dure woning een belangrijk middel. Voldoet de belanghebbende niet aan de voorwaarden, dan kan de gemeente de woonkostentoeslag stoppen.
De mogelijkheden om goedkoper te wonen hangen wel af van de mogelijkheden in de (lokale) woningmarkt, hoe snel je een huurwoning krijgt en de economische situatie.
Artikel 10 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting
Soms moet iemand tijdelijk in een inrichting opgenomen worden. Het is dan wel vaak nodig dat de eigen woning beschikbaar blijft voor weekendverlof en terugkeer.
De bijstandsnorm voor personen in een inrichting is gebaseerd op zak- en kleedgeld en niet genoeg om een woning van te kunnen betalen. Als het nodig is de woning aan te houden, kan de gemeente bijzondere bijstand geven voor de vaste lasten.
De bijzondere bijstand is voor de kosten van huur (na aftrek van de huurtoeslag), energie en water. De bijzondere bijstand start nadat de algemene bijstand is aangepast naar de norm voor personen in een inrichting.
Bij opname in een inrichting wordt de algemene bijstand de resterende en daaropvolgende maand nog uitbetaald volgens de norm die gold voor de opname.
De bijzondere bijstand wordt toegekend voor maximaal twaalf maanden.
Bij het verblijf in een penitentiaire inrichting bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van het aanhouden van een woning. Dit is volgens artikel 13 van de wet niet mogelijk.
Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
Bijna iedereen krijgt wel eens te maken met het vervangen van een wasmachine, inrichten van een woning enzovoort. Het gaat o.a. om witgoed, meubilair, computer/laptop, behang, verf, vloerbedekking. Dit noemen wij duurzame gebruiksgoederen. Voor deze kosten moet je sparen, want vaak is het wel voorzienbaar dat je gaat verhuizen of dat de koelkast een bepaalde levensduur heeft. Ook met een inkomen op bijstandsniveau is het mogelijk te sparen voor zulke uitgaven.
In sommige situaties zijn er voorliggende voorzieningen, opgenoemd in lid twee. Hieronder is een toelichting gegeven per voorliggende voorziening.
- •
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Bij aanwezigheid van een (lichamelijke) beperking kan de Wmo voorliggend zijn bij een noodzakelijke verhuizing/woningaanpassing. Dit kan ook het geval zijn bij vervanging van een vloerbedekking vanwege een allergie.
- •
Zorgverzekeringswet/Wet langdurige zorg
-
Dit kan het geval zijn bij bepaalde inrichtingselementen van woningen medisch noodzakelijk zijn. De voorzieningen staan vermeld in de Regeling zorgverzekering.
- •
Individuele inkomenstoeslag
De individuele inkomenstoeslag is bedoeld om ook bij het langdurig ontvangen van een uitkering, te kunnen sparen voor de genoemde kosten. Daarom is het een voorliggende voorziening voor deze kosten. De gemeente kan inwoners hierin de weg wijzen. Het is niet verplicht om de individuele inkomenstoeslag te besteden aan de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Het mag ook aan iets anders besteed worden, maar dit is een keuze voor rekening van belanghebbende.
- •
Vergoeding van verzekering bij schade schadeverzekering
Als een schadeverzekering de kosten kan vergoeden, dan is dat iets waarop voorliggend een beroep gedaan moet worden.
Bij de beoordeling van bijzondere omstandigheden houdt de gemeente rekening met aanwezige minderjarige kinderen.
Artikel 11.1 Hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
Het uitgangspunt zoals genoemd in artikel 2 is dat de gemeente kijkt naar de vraag van de belanghebbende en daarbij onderzoek doet naar een passende oplossing. Dit doen wij door te kijken naar mogelijkheden in het eigen sociale netwerk, bij maatschappelijke organisaties, of andere mogelijkheden. In de gemeente Heerenveen is een ruim aanbod aan initiatieven die gratis of tegen een kleine bijdrage goederen aanbieden.
Ook via bepaalde platformen (Marktplaats/Facebook) is veel tweedehands of gratis aanbod. Overname van vorige bewoners komt ook veel voor. Bijvoorbeeld vloeren of raambekleding. Het is dan niet nodig om een vergoeding te geven voor nieuwe producten. Is tweedehands niet een goede of verantwoorde oplossing (bijvoorbeeld een matras), dan is de Nibud Prijzengids de basis voor de maximale vergoeding.
Ook bij een (bijna) volledige woninginrichting is de NIBUD-prijzengids de basis voor de maximale vergoeding. De gemeente gaat uit van een percentage van de kosten zoals genoemd in de NIBUD-prijzengids, omdat vaak een deel van de spullen wel tweedehands kan worden aangeschaft.
De gemeente geeft alleen bijzondere bijstand voor de noodzakelijke woonruimtes. Dit zijn de elementaire woonruimtes zoals deze ook gelden voor de Wmo. In lid 3 is opgesomd om welke ruimtes het gaat.
Artikel 12 Verhuiskosten
Bijna iedereen krijgt wel eens te maken met een verhuizing. De kosten hiervan moeten betaald worden door te sparen van het normale inkomen moeten worden voldaan uit het inkomen. Alleen als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor iemand niet kon sparen, kan de gemeente bijzondere bijstand geven
De aanvragen voor bijzondere bijstand van woninginrichting worden behandeld door de gemeente waar iemand gaat wonen. De aanvragen voor verhuiskosten door de gemeente van waaruit men vertrekt.
Artikel 13 Bewindvoering, curatele en mentorschap
Bewindvoering, mentorschap of curatele wordt ingesteld door de kantonrechter.
Als er een vonnis ligt, dan kan de gemeente aannemen dat het noodzakelijk is en is geen verder onderzoek nodig.
Voor de kosten van een bewindvoering is het kader de WSNP en vrijwillig budgetbeheer geeft de gemeente geen bijzondere bijstand.
Dit wordt door de afdeling Schulphulpverlening van de gemeente Heerenveen ook aangeboden tegen een kleine vergoeding.
Een bewindvoerder, curator of mentor heeft recht op een forfaitaire jaarbeloning. Daarvoor is de Regeling beloning, curatoren, bewindvoerders en mentoren opgesteld. Jaarlijks worden de bedragen ook geïndexeerd. De kantonrechter kan individueel een ander bedrag vaststellen, dit staat dan in het vonnis of de machtiging.
De bijzondere bijstand is maximaal het bedrag zoals opgenomen in het vonnis en volgens de Regeling, beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Voor extra werkzaamheden (bijvoorbeeld beheer PGB) kan de kantonrechter een extra vergoeding vaststellen. De noodzaak hiervoor staat dan vast en ook de hoogte van de bijzondere bijstand.
Is de benoeming van de bewindvoerder, curator of mentor ingegaan in de eerste helft van de maand, dan ontvangt de bewindvoerder de beloning per de eerste dag van de maand. Als de benoeming ingaat in de tweede helft van de maand, dan krijgt hij per de zestiende dag van de maand de beloning.
Ook voor de kosten van een niet-professionele of particuliere bewindvoerder/mentor is bijzondere bijstand mogelijk als er een vonnis of machtiging van de rechtbank is. Ook hiervoor geldt voor de hoogte de bedragen zoals genoemd in de Regeling.
De bewindvoerder of curator moet extra kosten maken voor een beheerrekening. Deze vallen ook onder de bijzondere bijstand. Het zijn standaardbedragen en elke bewindvoerder of curator heeft deze extra kosten. De kosten worden meteen meegenomen bij aanvang en jaarlijks uitbetaald. Een aparte bijstandsaanvraag hiervoor is niet nodig.
Bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele wordt toegekend voor zolang deze kosten noodzakelijk zijn. De gemeente controleert jaarlijks het inkomen/vermogen van belanghebbende om te beoordelen of de situatie gewijzigd is. Wijzigingen in het inkomen/vermogen moet de belanghebbende op tijd doorgeven.
De gemeente kan de jaarlijkse controle ook uitvoeren door middel van een inkomens- en vermogenstoets via een bestandsvergelijking van het Inlichtingenbureau.
Artikel 13.1 Vergoedingen
In dit artikel is gespecificeerd welke kosten een bewindvoerder, mentor of curator in rekening kan brengen, en hoe deze worden uitbetaald.
Artikel 14 Rechtsbijstand en griffiekosten
De Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is voor de kosten van rechtsbijstand een voorliggende voorziening. Na een ‘toevoeging’ worden de kosten van een advocaat daaruit vergoed. Er is wel een eigen bijdrage en griffierecht valt niet onder rechtsbijstand. Voor de eigen bijdrage na een toevoeging en het griffierecht kan de gemeente bijzondere bijstand geven. Het maakt daarbij niet uit tegen wie de procedure wordt gevoerd. De toevoeging en de rekening van het griffierecht zijn nodig als bewijsstuk.
Het kan voorkomen dat een belanghebbende geen gebruik maakt/wil maken van een toegevoegde advocaat. In deze gevallen moet de gemeente op basis van de concrete omstandigheden een oordeel vormen over de noodzaak van de gevoerde procedure. In deze gevallen is alleen sprake van noodzaak van hogere kosten als er zwaarwegende redenen voor zijn.
In het vijfde lid zijn kosten genoemd waarvoor de gemeente geen bijzondere bijstand geeft.
Is er een rechtsbijstandverzekering afgesloten dan geldt dit als een voorliggende voorziening, mits deze de gevolgde procedure doet.
Artikel 14.1 Hoogte van de bijzondere bijstand voor rechtsbijstand en griffiekosten
Het juridisch loket geeft gratis advies op juridische vragen en is een initiatief van de overheid. Als het Juridisch loket doorverwijst naar een advocaat krijgt een belanghebbende korting (actuele bedragen op de website Eigen bijdrage - Rechtsbijstand). Zoals omschreven in dit artikel verstrekt de gemeente geen bijzondere bijstand ter hoogte van de korting als deze niet in mindering is gebracht, omdat belanghebbende niet eerst langs het juridisch loket is geweest.
Artikel 15 Reiskosten
Vrijwel iedereen heeft reiskosten en deze kunnen worden betaald uit het normale inkomen. Toch kunnen er situaties zijn, waardoor er tijdelijk sprake is van meer reiskosten en waarin de gemeente bijzondere bijstand voor reiskosten kan geven. In het tweede lid is een opsomming gegeven van situaties waarin dit kan. Dit zijn voorbeelden. Bij reiskosten voor het noodzakelijk regelmatig bezoeken van een medisch specialist geldt een extra voorwaarde. Hier kan de zorgverzekering ook voorliggend zijn (Regeling zorgverzekering). Voor de eigen bijdrage voor ziekenvervoer volgens de Regeling kan de gemeente bijzondere bijstand geven. De gemeente kiest voor een afstand van tien kilometer omdat inwoners van Fryslân gemiddeld deze afstand moeten reizen naar een ziekenhuis (Planbureau Fryslan). Langere afstanden geven dus meer kosten dan gemiddeld.
In het derde lid is een opsomming gegeven van reiskosten waarvoor de gemeente in ieder geval geen bijzondere bijstand geeft.
Een omgangsregeling geldt niet als een bijzondere situatie. Ook als beide ouders niet dicht bij elkaar wonen zijn dit kosten die onder familieverkeer vallen.
Een ouder kan aantoonbaar alles hebben gedaan om de reiskosten te regelen met de verzorgende ouder, en deze werkt toch niet mee. Dan kan er toch sprake zijn van een bijzondere situatie.
Artikel 15.1 hoogte en duur van de bijzondere bijstand voor reiskosten
De bijzondere bijstand is gelijk aan de noodzakelijke kosten voor het openbaar vervoer. Als er met de auto gereisd wordt is dit dezelfde hoogte als de onbelaste reiskostenvergoeding zoals de Belastingdienst deze hanteert. In 2024 is dat een bedrag van € 0,23 per gereden km. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De actuele bedragen kunnen teruggevonden worden op hoogte vrijlating Rijksoverheid. Eventuele parkeerkosten worden volledig vergoed. Voor het berekenen van de reisafstand wordt de ANWB-routeplanner gebruikt. De duur en frequentie van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de individuele situatie.
Artikel 16 Uitvaartkosten
Uitvaartkosten zijn incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten. Het kan zo zijn dat een nabestaande (of meerdere nabestaanden) verantwoordelijk is voor de kosten van de uitvaart, maar onvoldoende middelen heeft om dit te kunnen betalen. Zeker wanneer de overledene geen uitvaartverzekering had of de nalatenschap onvoldoende is om in de kosten te voorzien.
Een opdrachtgever kan ook niemand anders dan een nabestaande zijn.
Ook als de kosten van een uitvaart volgens de Wet op de lijkbezorging worden verhaald op een belanghebbende, is bijzondere bijstand mogelijk.
De bijzondere bijstand moet worden aangevraagd in de gemeente waarin de verantwoordelijke/nabestaande woont, dus niet bij de gemeente waar de overledene woonde.
Artikel 17 (Para)medische kosten
Voor (para)medische kosten is de zorgverzekering een voorliggende voorziening. Het is een bewuste keuze van de wetgever welke kosten in het basispakket zijn opgenomen. Kosten die bewust niet zijn opgenomen in de basisverzekering kun je zien als niet noodzakelijke kosten, waarvoor daarom ook geen bijzondere bijstand nodig is. Voor andere kosten kan men een aanvullende verzekering afsluiten. Omdat een goede aanvullende zorgverzekering duur kan zijn, ondersteunt de gemeente inwoners met een laag inkomen met een zorgregeling. Deze bestaat uit een financiële tegemoetkoming. Hiermee is een inwoner met een laag inkomen toch in staat om zich goed te verzekeren tegen (para)medische kosten. In veel gevallen is dan bijzondere bijstand niet nodig. Kiest de inwoner ervoor om dit niet te doen, dan geeft de gemeente geen bijzondere bijstand voor kosten die normaliter onder de aanvullende verzekering vallen.
Voor kosten die om budgettaire reden uit het basispakket zijn gehaald, is wel bijzondere bijstand mogelijk.
Alleen voor tandheelkundige kosten maakt de gemeente een uitzondering.
Kosten van dieetvoeding en maaltijdvoorziening vallen onder de (para)medische kosten waarvoor de zorgverzekering geen voorliggende voorziening is.
Voor andere kosten geldt dat er sprake moet zijn van omstandigheden zoals genoemd in artikel 16 eerste lid van de wet. Dit houdt in dat er een ‘zeer dringende reden’ moet zijn om bijstand te verstrekken terwijl daar geen recht op is. De ‘zeer dringende reden’ werd tot voor kort in de rechtspraak strak gehanteerd. Er moest sprake zijn van een acute noodsituatie die van levensbedreigende aard is of die blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
Onlangs is daaraan toegevoegd: waarbij het niet verlenen van bijstand leidt tot ernstige gevolgen, met name voor de gezondheid van belanghebbende. Dit maakt dat een zeer dringende reden mogelijk vaker aan de orde kan zijn dan voorheen. De gemeente moet altijd beoordelen of een zeer dringende reden aanwezig is. Dit is opgenomen in het vierde lid.
Artikel 17.1 Tandheelkundige kosten
Voor tandheelkundige kosten is de zorgverzekering een voorliggende voorziening. In de basisverzekering zijn maar weinig tandheelkundige ingrepen opgenomen. Dit betekent dat de kosten die niet gedekt worden door de wetgever als ‘niet noodzakelijk’ worden beschouwd. Men kan zich daar aanvullend voor verzekeren. Daarvoor stelt de gemeente een vergoeding vanuit de HZR-regeling beschikbaar. De vergoedingen voor tandheelkundige kosten vanuit een betaalbare aanvullende verzekering bij hogere kosten zijn vaak niet kostendekkend. Maar de gemeente vindt het wel gewenst dat inwoners een gezond gebit hebben en geeft daarom zo nodig een aanvulling via bijzondere bijstand. Regelmatig onderhoud van het gebit werkt preventief om later hogere kosten te voorkomen.
Er is gekozen voor een maximumbedrag per kalenderjaar om administratieve belasting te voorkomen. Het maakt dan niet uit voor welke tandheelkundige kosten de bijzondere bijstand wordt ingezet.
In geval van de omstandigheden genoemd in artikel 17 vierde lid kan zo nodig een hoger bedrag verstrekt worden.
Artikel 17.2 Dieetkosten
Sommige medisch noodzakelijke diëten brengen meerkosten ten opzichte van een ‘normaal’ eetpatroon met zich mee, andere niet. In de NIBUD-prijzengids is een lijst opgenomen waarin de diëten die meerkosten meebrengen zijn opgenomen. Komt een dieet in deze lijst voor dan kan bijzondere bijstand worden toegekend voor de meerkosten.
Artikel 17.3 Maaltijdvoorziening
Maaltijdvoorziening kan nodig zijn om iemand zelfstandig te kunnen laten wonen. Voor de meerkosten is bijzondere bijstand mogelijk.
De gemeente bepaalt de meerkosten van maaltijdvoorziening aan de hand van de NIBUD-prijzengids. Daarin staan de normale kosten van maaltijden.
Artikel 18 Overbruggingsuitkering
Voordat een belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt, heeft hij een ander inkomen gehad zoals bijvoorbeeld WW of studiefinanciering. Met de laatste betaling van dat inkomen zou hij de maand moeten kunnen overbruggen tot aan de eerste uitbetaling van de bijstand. Soms zit daar een te lange tijd tussen en raakt de belanghebbende in geldnood komen. Een voorschot op de bijstandsuitkering kan een voorliggende oplossing zijn, of andere middelen die de belanghebbende heeft. Is dit niet mogelijk dan kan de gemeente een bijzondere bijstand voor een overbruggingsuitkering geven. Het kan bijvoorbeeld gaan om situaties waarin iemand uit een inrichting of een AZC komt.
Ook in andere dan de genoemde situaties kan er een overbruggingsprobleem zijn. Als er een bijzondere situatie is, kan de gemeente een overbruggingsuitkering geven.
De hoogte van de bijzondere bijstand hangt af van de individuele situatie en de toepasselijke bijstandsnorm. Het gaat om de normale kosten van het bestaan, niet om bijvoorbeeld de eerste huur.
Artikel 19 Hardheidsclausule
Er kan sprake zijn van omstandigheden waarin er geen recht op bijzondere bijstand bestaat, maar weigering leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de aanvrager. Met de hardheidsclausule kan in geval van zeer dringende redenen toch worden voorzien in een oplossing.
Artikel 20 Intrekking en inwerkingtreding
Geen toelichting nodig.
Artikel 21 Overgangsrecht
Dit artikel zorgt ervoor dat onder de vorige beleidsregels ingezette bijzondere bijstand kan worden voortgezet tot uiterlijk 1 januari 2026 of eerder tot een nieuw besluit wordt genomen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl