Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengelden Maassluis 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengelden Maassluis 2025

De Raad van de gemeente Maassluis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 december 2024 tot het vaststellen tarieven belastingen en heffingen 2025, zaaknummer 737260;

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet, en 229a van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengelden Maassluis 2025.

(Verordening binnenhavengeld Maassluis 2025)

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen van al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;

  • b.

    meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel in samenhang met het besluit van 24 oktober 1983 (Besluit binnenschependocumenten, Stb. 548);

  • c.

    schip: een binnenschip of een vissersschip;

  • d.

    binnenschip: een vaartuig - niet zijnde een pleziervaartuig - dat uitsluitend gebruikt wordt voor de vaart op binnenwateren;

  • e.

    vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het vervoer van goederen;

  • f.

    passagiersschip: een binnenschip dat middel van openbaar vervoer is of hoofdzakelijk wordt

  • 1.

    gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoeren van personen;

  • g.

    sleepboot: een binnenschip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen;

  • h.

    laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van een schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het ledige schip;

  • i.

    ton: een massa van 1.000 kilogram;

  • j.

    bruto-ton, BT: de eenheid voor de bruto-inhoud van een zeeschip zoals bedoeld in het Verdrag inzake de meting van schepen, Londen 1969 (Trb. 1979, nr. 122 en 194);

  • k.

    tabel: de tarieventabel, vermeld in de bijlage “tarieven voor binnenhavengeld” van de “Algemene voorwaarden inclusief haventarieven 2025” zoals vastgesteld en bekendgemaakt door het Havenbedrijf Rotterdam N.V.;

  • l.

    termijn: een in de tabel genoemde tijdsduur waarin het gebruik van de haven plaatsvindt;

  • m.

    dag: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur;

  • n.

    7 en 14 dagen: een aaneengesloten tijdvak van 7, onderscheidenlijk 14 dagen;

  • o.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen;

  • p.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • q.

    jaar: een kalenderjaar;

  • r.

    haven: de wateren binnen de gemeente Maassluis, die voor de scheepvaart open staan en voor de openbare dienst bestemde kaden, aanlegsteigers, meerpalen, boeien en andere soortgelijke werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn;

  • s.

    samenwerkingsregeling: de samenwerkingsregeling met de gemeente Rotterdam c.q. het Havenbedrijf Rotterdam N.V.

  • t.

    museumschip: een vaartuig dat door het college van B&W van Maassluis als zodanig is aangewezen .

Artikel 2. Aard van de heffing; belastbaar feit.

Onder de naam binnenhavengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn alsmede ter zake van het genot van diensten door het gemeentebestuur met betrekking tot een vaartuig verstrekt.

Artikel 3. Belastingplicht.

Voor de betaling van het binnenhavengeld is hoofdelijk aansprakelijk de kapitein, de schipper, de reder, de eigenaar van het schip, degene aan wie het schip in gebruik is gegeven, alsmede degene die de voorbereidende handelingen jegens de havenbeheerder heeft verricht ter voorbereiding van het verblijf van het schip. Betaling door een van deze partijen bevrijdt de andere partijen.

Artikel 4. Maatstaf van heffing.

Het binnenhavengeld wordt geheven naar:

  • a.

    het laadvermogen van een vrachtschip, uitgedrukt in metrische tonnen;

  • b.

    de oppervlakte van het passagiersschip, sleepboot, pleziervaartuig of ander vaartuig, uitgedrukt in vierkante meters;

  • c.

    de volle eenheden van de inhoud van een vissersschip uitgedrukt in Bruto Tonnen (BT) zoals deze blijken uit de meetbrief / opgave door belastingplichtige.

Artikel 5. Vaststelling belastbaar feit.

  • 1. Voor de berekening en inning van binnenhavengeld worden de verschillende havens in het binnenhavengebied beschouwd als één haven.

  • 2. Indien met een vaartuig binnen de termijn waarvoor belastingplichtige reeds binnenhavengeld heeft betaald, meer dan één maal gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten en dienstverlening in het binnenhavengebied, geldt als tijdstip waarop het gebruik een aanvang neemt, de eerste maal dat gebruik wordt gemaakt van voornoemde faciliteiten en dienstverlening in het binnenhavengebied.

  • 3. Indien het gebruik van de faciliteiten en de dienstverlening in het binnenhavengebied wordt voortgezet nadat de termijn waarvoor binnenhavengeld is betaald, is verstreken, is belastingplichtige opnieuw binnenhavengeld verschuldigd en dient belastingplichtige opnieuw opgave te doen.

  • 4. Artikel 5.3 is niet van toepassing indien het gebruik van de haven wordt beëindigd voor 12 uur ’s middags, volgend op de laatste dag van de voldane termijn.

Artikel 6. Tarieven.

Het binnenhavengeld wordt berekend aan de hand van de tarieven, vermeld in de “Algemene voorwaarden inclusief haventarieven 2025” zoals vastgesteld en bekendgemaakt door het Havenbedrijf Rotterdam N.V. De hiervoor bedoelde tarieven worden verhoogd met de verschuldigde BTW (hoog tarief).

Artikel 7. Tarieftoepassing.

  • 1. Voor de toepassing van de tarieven:

    • a.

      geldt als laadvermogen in tonnen van een vaartuig het aantal tonnen;

    • b.

      wordt de oppervlakte van een vaartuig gesteld op het produkt van lengte over alles en de grootste breedte;

    • c.

      geldt als bruto-inhoud van een vaartuig het aantal bruto-tonnen;

    • d.

      wordt een gedeelte van een ton, van een bruto-ton of van een vierkante meter niet in aanmerking genomen;

    • e.

      wordt de termijn steeds op de kortste van de in de tabel voor het betreffende soort van vaartuigen genoemde termijnen gesteld tenzij voor een langere termijn aangifte is gedaan.

  • 2. Voor de toepassing van de tarieven en vrijstellingen wordt een binnenschip of vissersschip geacht in de haven te verblijven tijdens het direkt voorafgaand verblijf in een haven van een partij bij de samenwerkingsregeling.

Artikel 8. Wijze van heffing en tijdstip van betaling.

  • 1. Het binnenhavengeld wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke of digtale kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 2. De betaling wordt gedaan aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V., danwel aan de betrokken in artikel 231, tweede lid, sub c Gemeentewet bedoelde ambtenaar, gelijktijdig met de aangifte bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Het recht moet worden betaald op het moment van uitreiking van de in lid 1 bedoelde kennisgeving.

  • 4. Ingeval de kennisgeving wordt toegezonden, met -in afwijking van artikel 9, eerste lid,van de Invorderingswet 1990- het recht worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het derde deel gestelde termijn.

Artikel 9. Restitutie en overschrijving.

  • 1. Van het binnenhavengeld dat wordt geheven naar een termijn van een jaar, wordt, indien het gebruik van de haven is beëindigd voor het verstrijken van die termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige restitutie verleend voor zoveel twaalfden van het geheven bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de haven nog volle maanden overblijven.

  • 2. Het schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 9.1 dient op straffe van verval van alle rechten dient uiterlijk binnen drie maanden na ommekomst van de termijn van één jaar door de in artikel 231, tweede lid, sub c Gemeentewet bedoelde ambtenaar te zijn ontvangen.

Artikel 10. Vrijstellingen.

Binnenhavengeld wordt niet in rekening gebracht voor het bezoek aan het Binnenhavengebied door:

  • a.

    een vaartuig ten behoeve waarvan reeds zeehavengeld is betaald;

  • b.

    een binnenschip voor de periode van ten hoogste twee maanden, indien het bezoek slechts plaatsvindt voor het dokken of het doen verrichten van herstellingen bij een scheepsreparatie-inrichting en mits zowel het tijdstip van aanvang als dat van het einde van het dokken of herstellen vooraf schriftelijk aan de havenmeester is medegedeeld;

  • c.

    een binnenschip voor een periode van ten hoogste twee maanden, indien het bezoek slechts plaatsvindt ten behoeve van het voor de eerste maal vaarklaar maken en/of het houden van een eerste proeftocht na nieuwbouw, het wisselen van bemanning, het stellen van kompassen dan wel ten behoeve van het ontschepen van zieken of doden, mits:

    • 1.

      het bezoek niet langer duurt dan daartoe noodzakelijk is; en

    • 2.

      vooraf van het voornemen daartoe schriftelijk aan de havenmeester kennis is gegeven.

  • d.

    een hospitaalschip;

  • e.

    een pleziervaartuig

  • f.

    een museumschip;

  • g.

    vaartuigen die deelnemen aan de Furieade.

Artikel 11. Kwijtschelding.

Bij de invordering van binnenhavengeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van binnenhavengeld.

Artikel 13. Overgangsrecht

De ‘Verordening binnenhavengeld Maassluis 2024’ d.d. 19 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening binnenhavengeld Maassluis 2025’

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 17 december 2024,

de griffier,

J. Vinke

de voorzitter,

drs. J.G. de Vries