Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730948
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730948/1
Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2025De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024, met nummer 885345;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
gezien het advies van;
besluit:
vast te stellen de volgende Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2025.
AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
aanbieder (deelauto): de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodelen gebruik ter beschikking stelt, zie ook deelauto-organisatie
- b.
aanvrager: degene die een aanvraagformulier invult en ondertekent, met als doel in aanmerking te komen voor een parkeervergunning;
- c.
aanvraagformulier: een formulier dat door een aanvrager ingevuld en ondertekend moet worden om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning;
- d.
aanhangwagen: een voertuig dat is bestemd om achter een motorvoertuig te worden gekoppeld en vervolgens daarmee wordt voortgetrokken;
- e.
adres: het adres zoals dit is opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP);
- f.
algemene gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met het bord E6 uit bijlage 1 van het RVV 1990;
- g.
autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;
- h.
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
- I.
is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
- II.
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
- I.
- i.
bewoner: degene die volgens de BRP staat ingeschreven op een adres dat met een afzonderlijk huisnummer is aangegeven en waar diegene ook daadwerkelijk woont. Het vereiste van een afzonderlijk huisnummer geldt niet voor bejaarden- en verzorgingstehuizen;
- j.
deelauto-organisatie: een organisatie die motorvoertuigen voor autodate gebruik ter beschikking stelt
- k.
deelauto(stand)plaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodelen, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met onderbord met aanduiding “autodate”.
- l.
geïndiceerde zorg: vaststelling van zorg door een indicatieorgaan, waarbij het indicatieorgaan de noodzakelijke (hoeveelheid) zorg aangeeft;
- m.
gehandicaptenparkeerkaart: een parkeerkaart waarmee bij alle algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geparkeerd mag worden en waarmee in combinatie met een parkeerschijf maximaal drie uur aaneengesloten geparkeerd mag worden op vergunninghouderplaatsen;
- n.
houder:
- I.
degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;
- II.
degene die gebruik maakt van een leaseauto, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van dekentekenhouder (leasemaatschappij);
- III.
de werknemer die (nagenoeg) permanent ten behoeve van zijn werkzaamheden de beschikking heeft over een motorvoertuig van zijn werkgever, zoals blijkt uit een officiële verklaring ter zake van de werkgever.
- I.
- o.
kampeervoertuig: een caravan of camper;
- p.
leasemaatschappij: een bedrijf of organisatie die zich op een professionele manier bezighoudt met autolease en wagenparkbeheer. Hierbij staat centraal dat zij auto’s ter beschikking stellen aan een huurder waarvoor deze een (maandelijkse) vergoeding aan de leasemaatschappij betaald;
- q.
motorvoertuig(en): hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990, uitgezonderd motorvoertuigen met één of twee wielen;
- r.
parkeerschijf: een platte schijf die aanduidt om welk uur een auto op een parkeerplaats is gezet. In een zone waar de parkeertijd begrensd is, kan de toezichthouder zien of de auto er dan al te lang staat of niet;
- s.
parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen vergunninghouderplaatsen;
- t.
parkeervergunningbewijs: het eigenlijk bewijs van toekenning van een parkeervergunning welke verstrekt wordt aan een vergunninghouder, en welke in, op of aan de auto zichtbaar bevestigd moet worden;
- u.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
- v.
parkeren op eigen terrein: parkeerplaats(en) waarover de aanvrager kan beschikken of had kunnen beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, in gebruikgeving of anderszins, alsmede een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken of bewonersabonnement in een parkeergarage;
- w.
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 van 26 juli 1990, Stb. 459;
- x.
vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;
- y.
vergunninghouderplaats: een parkeerplaats die
- I.
is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
- II.
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met de opschriftzone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
- I.
- z.
vergunningenplafond: het door het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 9 lid 1 te bepalen maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen;
- aa.
wachtlijst: lijst waarop aanvragers van een parkeervergunning komen te staan nadat de vergunningaanvraag is afgewezen vanwege het bereiken van het parkeervergunningenplafond;
AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Artikel 2. Aanwijzen plaatsen en tijden
-
1. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.
-
2. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.
Artikel 3. Het verlenen van de parkeervergunning
-
1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghouderplaatsen;
-
2. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.
-
3. Een parkeervergunning kan worden verleend aan:
- a.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig die staat ingeschreven in de BRP, in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie I);
- b.
een bewoner met geïndiceerde zorg die staat ingeschreven in BRP van Wijk bij Duurstede, in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie II);
- c.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie III);
- d.
een huisarts, verloskundige, professionele zorgverleners die spoedeisende hulpverlenen en hupverleners die beroepsmatig zorgwerkzaamheden verricht bij mensen thuis (thuiszorg) in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie (IV);
- e.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig die incidenteel werkzaamheden uitvoert in gebieden waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie V);
- f.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodelen zonder vaste standplaats aangeboden in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn (categorie VI).
- a.
-
4. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een parkeervergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.
-
5. In het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeergelegenheid per gebied waar vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn, kan het college in ieder geval nadere regels stellen ten aanzien van:
- a.
het verstrekken van de soort parkeervergunning;
- b.
het aantal te verlenen parkeervergunningen per adres;
- c.
het totaal aantal uit te geven parkeervergunningen per gebied (vergunningenplafond);
- d.
het toewijzen van specifieke weggedeelten voor parkeren;
- e.
het vaststellen van tijdstippen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan;
- f.
de beschikbaarheid van alternatieve parkeermogelijkheden.
- a.
-
6. Aan een parkeervergunning ten behoeve van autodelen kunnen burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.
-
7. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om een parkeervergunning te verlenen.
Artikel 4. Beschikbaarheid van eigen parkeergelegenheid
-
1. Een parkeervergunning wordt niet verstrekt indien de aanvrager binnen het vergunninggebied over eigen parkeergelegenheid beschikt, ongeacht het aantal motorvoertuigen dat de aanvrager heeft.
-
2. Bij de beoordeling van een aanvraag van een parkeervergunning wordt als eigen parkeergelegenheid beschouwd;
- a.
parkeerplaats(en) waarover de aanvrager kan beschikken of had kunnen beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins, alsmede een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken of bewonersabonnement in een parkeergarage;
- b.
Dit is niet van toepassing als de feitelijke mogelijkheid tot koop of huur ontbreekt doordat betreffende parkeergelegenheid al volledig in eigendom of huur aan anderen is uitgegeven, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van de exploitant van die parkeergelegenheid.
- a.
-
3. Tot de eigen parkeergelegenheid zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, worden ten minste gerekend parkeermogelijkheden die zich kenmerken door:
- a.
voldoende toegankelijkheid - hiervan is sprake bij een doorgang of toegang van 2,30 m breed of meer;
- b.
voldoende afmetingen - hiervan is sprake bij een lengte van 5,00 m of meer en een breedte van minimaal: 1,80 m (opstelruimte op een terrein), 2,65 m (binnenmaat van garage voor één auto) of 2,25 m (plaats in garage voor meer dan één auto naast elkaar.
- a.
-
4. De beschikbaarheid van eigen parkeergelegenheid zoals gedefinieerd onder lid 2 van dit artikel wordt in de eerste plaats bepaald door de feitelijke aanwezigheid van parkeermogelijkheden. Tevens is van belang hetgeen daaromtrent in bouwvergunningen is vastgelegd. Zo zal ruimte die volgens verleende bouwvergunningen staat geregistreerd als parkeerruimte of garage tot de eigen parkeergelegenheid worden gerekend.
-
5. Een vergunninghouder bij wie een wijziging optreedt in de beschikbaarheid van eigen parkeergelegenheid dient hiervan binnen een maand melding te maken door het invullen van een wijzigingsformulier.
Artikel 5. Soorten parkeervergunningen
-
1. Er wordt onderscheidt gemaakt in de volgende soorten parkeervergunningen:
Parkeervergunning voor bewoners
Een parkeervergunning voor personen die woonachtig zijn op een adres in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn;
Parkeervergunning voor zakelijk gebruik
Een parkeervergunning voor personen die een beroep of bedrijf gevestigd hebben in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn;
Parkeervergunning voor mantelzorgverleners
Een parkeervergunning voor personen die woonachtig zijn op een adres in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn, en die afhankelijk zijn van de niet professionele hulp van derden, ten behoeve van het parkeren van die derden;
Parkeervergunning voor hulpverleners en thuiszorg
Een parkeervergunning huisartsen, verloskundigen en bepaalde andere zorgverleners die hulpverlenen aan patiënten die woonachtig zijn op een adres in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn;
Parkeervergunning voor deelauto’s zonder vaste standplaats
Een parkeervergunning voor een bedrijf of organisatie die deelauto’s zonder vaste standplaats ter beschikking stelt in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn.
Artikel 6. Een parkeervergunning aanvragen
-
1. Een aanvraag voor een parkeervergunning wordt ingediend middels een daartoe bestemd, door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, ondertekend aanvraagformulier parkeervergunning.
-
2. Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning.
-
3. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.
-
4. Het besluit tot afwijzing van een aanvraag voor een parkeervergunning is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van dezer afwijzing schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 7. Bezoekerskaarten
-
1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkend verzoek van bewoners en bedrijven bezoekerskaarten verlenen:
- a.
de bezoekerskaarten kunnen alleen worden gebruikt op vergunningshouderplaatsen;
- b.
de bezoekerskaarten worden per 12 stuks verstrekt;
- c.
per huishouden kunnen maximaal 12 bezoekerskaarten per kalendermaand verstrekt worden;
- d.
per bedrijf kunnen maximaal 60 bezoekerskaarten per kalendermaand verstrekt worden;
- e.
een bezoekerskaart is uitsluitend geldig van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 18.00 uur;
- f.
een bezoekerskaart is uitsluitend geldig indien deze juist, volledig en met niet-uitwisbare inkt is ingevuld;
- g.
verschreven bezoekerskaarten zijn niet meer geldig en zijn niet inwisselbaar.
- a.
Artikel 8. Gehandicaptenparkeerkaart en ontheffing ex art 87 RVV
-
1. De gehandicaptenparkeerkaarten als bedoeld in artikel 49 en 50 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer worden voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met een parkeervergunning waarmee in combinatie met een parkeerschijf maximaal drie uur geparkeerd mag worden bij vergunninghouderplaatsen.
-
2. Een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens voor zover het betreft de verkeerstekens E1, E2 en E3 wordt voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met een parkeervergunning e.e.a. onder de voorwaarden die gelden voor deze ontheffing.
Artikel 9. Vergunningenplafond en wachtlijst
-
1. Het college van burgemeester en wethouders stelt het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen voor gebieden als bedoeld in artikel 2 vast.
-
2. Indien een parkeervergunning is geweigerd op grond van het feit dat het vergunningenplafond van het betrokken gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn is bereikt (zie artikel 3 lid 5), wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst.
-
3. De volgorde waarin de aanvrager op de wachtlijst wordt geplaatst is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.
-
4. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd indien:
- a.
de aanvrager daarom verzoekt;
- b.
de aanvrager een parkeervergunning is toegekend;
- c.
blijkt dat bij de aanvraag om de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;
- d.
niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden voor de aangevraagde parkeervergunning gesteld bij of krachtens deze verordening.
- a.
Artikel 10. Voorschriften voor gebruik en geldigheid
-
1. Het originele parkeervergunningbewijs dient duidelijk zichtbaar geplaatst te zijn achter de voorruit of achterruit van het motorvoertuig waarop de parkeervergunning geldt.
-
2. Indien het motorvoertuig niet over een voorruit en achterruit beschikt, dan dient het originele parkeervergunningbewijs zodanig op, aan of in het motorvoertuig te zijn geplaatst dat deze van buiten het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is.
-
3. Een parkeervergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren van een motorvoertuig waarvan het kenteken of de naam van de instelling of organisatie, aan de voorzijde van het parkeervergunningbewijs is vermeld.
-
4. Een parkeervergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren van een motorvoertuig in het gebied dat aan de voorzijde van het parkeervergunningbewijs is vermeld.
-
5. Een parkeervergunning is uitsluitend geldig op de tijdstippen die aan de voorzijde van het parkeervergunningbewijs zijn vermeld.
-
6. Een parkeervergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren met een motorvoertuig op één vergunninghouderplaats.
-
7. Een parkeervergunning wordt slechts uitgegeven op kenteken, of op naam van de instelling of organisatie.
-
8. Een parkeervergunning is geldig voor ten hoogste één kalenderjaar, tenzij op het parkeervergunningbewijs anders staat aangegeven en zolang men aan de gestelde criteria voldoet.
Artikel 11. Inhoud van een parkeervergunning(bewijs)
-
1. Zowel de parkeervergunning als het parkeervergunningbewijs bevatten in ieder geval de volgende gegevens;
- a.
de periode waarvoor deze geldt;
- b.
de tijdstippen waarvoor deze geldt;
- c.
het gebied waarvoor deze geldt;
- d.
het kenteken van het motorvoertuig waarvoor deze is verleend of de naam van de instelling of organisatie waaraan deze is verleend;
- e.
de voorwaarden waaraan de vergunninghouder zicht dient te houden.
- a.
Artikel 12. Doorgeven van wijzigingen
-
1. Een vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant is voor de geldigheid van een parkeervergunning, onmiddellijk schriftelijk aan het college kenbaar te maken. Met schriftelijk wordt bedoeld via post, email of internetapplicaties (voor zover dit het mogelijk maakt).
-
2. Onder wijzigingen wordt in ieder geval bedoeld:
- a.
wijziging van het kenteken van het voertuig;
- b.
adreswijziging van vergunninghouder;
- c.
wijziging van (bedrijfs)naam;
- d.
wijziging van aantal werknemers;
- e.
aankoop of huren van een parkeerplaats binnen het eigen vergunningengebied.
- a.
-
3. Een aanvrager kan een kenteken op een nog niet verlopen parkeervergunning wijzigen:
- a.
op eigen verzoek van de aanvrager (verzoeken dienen schriftelijk of aan de balie ingediend te worden);
- b.
op vertoon van een geldig identiteitsbewijs van de aanvrager;
- c.
tegen overlegging van het originele parkeervergunningbewijs;
- d.
voor de resterende geldigheidsduur van reeds verstrekte parkeervergunning.
- a.
Artikel 13. Intrekken, wijzigen of niet verlengen van parkeervergunningen
-
1. Het college van burgemeester en wethouders kan een parkeervergunning intrekken, wijzigen of niet verlengen:
- a.
op verzoek van de vergunninghouder, uitsluitend na inlevering van het oude parkeervergunningbewijs;
- b.
wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de parkeervergunning is verleend;
- c.
wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning (zie artikel 12);
- d.
wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunning komt te vervallen;
- e.
wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan;
- f.
wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
- g.
wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens niet tot verstrekking van de parkeervergunning zou hebben geleid;
- h.
om redenen van openbaar belang;
- i.
wanneer een nieuw of gewijzigd parkeervergunningbewijs niet binnen 6 weken na geldigheidsdatum door de vergunninghouder is opgehaald;
- j.
wanneer een parkeervergunningbewijs is vervalst.
- a.
Artikel 14. Verstrekken van een duplicaat van de parkeervergunning
-
1. Een duplicaat van een parkeervergunning kan verstrekt worden:
- a.
bij verlies of diefstal van de parkeervergunning;
- b.
op eigen verzoek van de aanvrager (verzoeken dienen schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend te worden);
- c.
tegen overlegging van een ondertekende verklaring van verlies en diefstal van de parkeervergunning, zie ‘Verklaring verlies of diefstal parkeervergunning’;
- d.
indien een parkeervergunning is versleten of (ten dele) onleesbaar is geworden of zodanig is beschadigd dat deze niet meer bruikbaar is;
- e.
in het geval van lid 1, sub d van dit artikel kan een duplicaat enkel ten inlevering van de reeds geldige parkeervergunning, mits het registratienummer van de parkeervergunning leesbaar is.
- a.
AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN
Artikel 15. Verbodsbepalingen
-
1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een deelautoplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
- a.
zonder parkeervergunning;
- b.
zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven parkeervergunningbewijs;
- c.
waarbij het parkeervergunningbewijs op andere wijze dan in artikel 10 genoemd in, op of aan het motorvoertuig is geplaatst;
- d.
in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften en de parkeerverordening.
- a.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.
-
3. Het parkeervergunningbewijs mag niet eigenmachtig worden aangevuld, veranderd of gekopieerd.
-
4. Het is de vergunninghouder niet toegestaan om zijn parkeervergunningbewijs, al dan niet tegen betaling, aan derden beschikbaar te stellen.
Artikel 16. Verkeerd gebruik
-
1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een vergunninghouderplaats;
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.
AFDELING IV. STRAFBEPALING
Artikel 17. Strafbepaling
-
1. Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.
-
2. Indien de parkeervergunning wordt ingetrokken om redenen zoals genoemd onder artikel 13 lid 1 sub G of J kan de vergunninghouder een jaar worden uitgesloten van het verkrijgen van een parkeervergunning. Hiermee wordt bedoeld; het lopende kalenderjaar en het kalenderjaar volgend op het jaar dat de parkeervergunning reeds verstrekt is. Na dit kalenderjaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.
AFDELING V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Toezicht en opsporing
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafvordering;
-
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.
Artikel 19. Citeertitel
-
1. Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2025.
Artikel 20. Inwerktreding en overgangsbepaling
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025 of een door het college van burgemeester en wethouder bij openbaar besluit bekend te maken datum;
-
2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2015;
-
3. Parkeervergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2015 en de bijbehorende ‘Uitgiftecriteria voor parkeervergunningen’ worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening;
-
4. Aanvragen waarop op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van de Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2015, tenzij toepassing van deze verordening voor de aanvrager gunstiger is.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 december 2024
De voorzitter,
De griffier,
TOELICHTING
ALGEMENE TOELICHTING
Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid. Parkeerbeleid is van belang in verband met de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid op lokaal en regionaal niveau. Via parkeerbeleid tracht de gemeente Wijk bij Duurstede de verdeling van de vaak schaarse parkeerruimte te reguleren en overlast te voorkomen. Een instrument dat de gemeente Wijk bij Duurstede reeds enkele jaren gebruikt voor de parkeerregulering is het vergunninghoudersparkeren. In de Parkeerverordening Wijk bij Duurstede 2025 (hierna: Parkeerverordening) wordt vooral aandacht besteed aan het verlenen van parkeervergunningen en is een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het zonderparkeervergunning parkeren op een vergunninghouderplaats en het plaatsen van andere voorwerpen op vergunninghouderplaatsen.
AUTODELEN
Onder autodelen wordt verstaan het herhaalt en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van een auto op basis van een overeenkomst tussen meerdere partijen (zie art.1 onder lid g van de Parkeerverordening). Parkeervergunningen voor aanbieders van motorvoertuigen bestemd voor autodelen worden verleend met het oog op de bijdrage die daardoor kan worden geleverd aan het selectief gebruik van de auto. De voorschriften en beperkingen waaronder de parkeervergunningen worden verleend en de gronden waarop parkeervergunningen worden geweigerd zouden dan ook betrekking moeten hebben op deze bijdrage aan het publiek belang.
Om deelautoplaatsen te kunnen reserveren in gebieden zonder parkeerdruk is het noodzakelijk om het motief van de verordening expliciet te verbreden naar de in artikel 2, tweede lid van de Wegenverkeerswet genoemde motieven: het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waarbij onder het laatste ook wordt verstaan het bevorderen van selectief autogebruik.
Bij de besluitvorming over het afgeven van een parkeervergunning voor een deelautoplaats kunnen gemeenten de volgende criteria een rol laten spelen:
- -
de beschikbaarheid van de auto voor deelnemers dag en nacht
- -
het ophalen en terugbrengen van de auto is makkelijk en dicht in de buurt
- -
het systeem draagt bij aan een bewust en selectief autogebruik
- -
de afspraken tussen aanbieder en deelnemers zijn van langere duur (dus niet incidenteel)
- -
de (technische) kwaliteit en service bij ongevallen en storingen is goed.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Aanhef
In de aanhef van de Parkeerverordening dienen de artikelen 149 Gemeentewet en 2a Wegenverkeerswet 1994 opgenomen te worden. Op grond van het eerste artikel mogen autonome verordeningen worden opgesteld en op grond van het tweede artikel behouden gemeenten hun autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voor zover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.
AFDELING I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Definities en begripsomschrijvingen
Dit artikel spreekt voor zich.
AFDELING II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Artikel 2. Aanwijzen plaatsen en tijden
Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een parkeervergunning op vergunnininghouderplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. De aanwijzing van gebieden waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn is in principe alleen mogelijk waar een redelijke mate van parkeerdruk aanwezig is. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij het college van burgemeester en wethouders neergelegd.
Voor het aanwijzen van een deelautoplaats is de aanwezigheid van parkeerdruk niet per se noodzakelijk. Het motief van het aanwijzen van zo’n autodeelplaats is veel meer gelegen in het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 2, tweede lid WVW 1994).
Autodelen levert een bijdrage aan een selectiever autogebruik en daarmee aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van de geluidsoverlast door het verkeer. Het reserveren van een autodeelplaats in een gebied zonder parkeerdruk is nodig om autodelen als werkbaar alternatief voor de eigen auto te kunnen aanbieden. Voorkomen moet worden dat de gebruiker van een deelauto eerst de gehele buurt moet gaan afzoeken naar de plek waar de deelauto door de vorige gebruiker is geparkeerd. Het welslagen van autodeelsystemen is in grote mate afhankelijk van de mate waarin de aanbieder een dienst kan aanbieden die hetzelfde gebruikersgemak kent als 'de (eigen) auto voor de deur'.
Artikel 3. Het verlenen van de parkeervergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor vergunninghouders. Het college van burgemeester en wethouders kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan het stellen van indieningvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning. In het derde lid worden verschillende categorieën omschreven waaraan parkeervergunningen kunnen worden verstrekt. Door de woorden “in ieder geval” in de aanhef van dit lid, wordt aangegeven dat de opsomming van categorieën niet limitatief bedoeld is.
Om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied te veel parkeervergunningen worden uitgegeven, kan bij de invoering van vergunninghouder parkeren het maximumaantal uit te geven parkeervergunningen bepaald worden door het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 4. Beschikbaarheid van eigen parkeergelegenheid
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5. Soorten parkeervergunningen
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 6. Een parkeervergunning aanvragen
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de aanvraag middels een daartoe ontworpen formulier geschiedt. Op het formulier kunnen de meest relevante gegevens worden ingevuld. Vaak zijn extra documenten vereist, zoals onder andere het rijbewijs, een leasecontract en een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel om te bepalen of een onderneming gevestigd is in een gebied met parkeermaatregelen. Op die manier kan onder andere aangetoond worden dat de werkzaamheden in het betreffende gebied plaats vinden.
De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen opeen aanvraag voor een parkeervergunning. Om op dit punt voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijnde termijnen in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn van vier weken opgenomen, die eenmaal met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Normaal gesproken moet een parkeervergunning binnen vier weken kunnen worden verstrekt. Mocht dit in een enkel geval onverhoopt niet lukken, dan kan deze termijn worden verlengd met vier weken.
Indien een aanvraag wordt afgewezen, wordt de aanvrager schriftelijk en met onderbouwing hiervan op de hoogte gebracht.
Artikel 7. Bezoekerskaarten
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 8. Gehandicaptenparkeerkaart en ontheffing ex art 87 RVV
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 9. Vergunningenplafond en wachtlijst
Het college van burgemeester en wethouders bepaalt op basis van het beschikbaar aantal openbare parkeerplaatsen in een gebied waar vergunninghouderplaatsen aanwezig zijn hoeveel parkeervergunningen kunnen worden uitgegeven. Als het maximumaantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, kan een aanvraag om een parkeervergunning worden geweigerd en wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst. Wanneer de aanvrager aan de beurt is voor een nieuwe parkeervergunning, wordt hij of zij uitgenodigd om opnieuw een aanvraag in te dienen en zal er opnieuw een besluit worden genomen.
Artikel 10. Voorschriften voor gebruik en geldigheid
Indien nodig kunnen aan een parkeervergunning voorschriften worden verbonden. Daarbij valt te denken aan een parkeervergunning die slechts geldt voor een specifiek gebied of voor bepaalde tijden. In de literatuur en de jurisprudentie wordt algemeen het standpunt gehuldigd dat aan een parkeervergunning of ontheffing voorschriften mogen worden verbonden ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de parkeervergunning of ontheffing is vereist. Alleen wanneer de wettelijke regeling zich daartegen verzet, bijvoorbeeld in het geval van een gebonden beschikking, zijn dergelijke voorschriften niet geoorloofd.
De geldigheidsduur van een jaar geldt niet voor de dagvergunning. Op de parkeervergunning staan de voorwaarden vermeld waaronder de parkeervergunning geldt.
Artikel 11. Inhoud van een parkeervergunning(bewijs)
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12. Doorgeven van wijzigingen
Een verandering van de situatie of omstandigheden van een vergunninghouder of aanvrager van een parkeervergunning kan invloed hebben op het behoudt van of het recht op toekenning van een parkeervergunning. In dit artikel is beschreven welke wijzigingen een vergunninghouder of aanvrager van een parkeervergunning in dergelijke gevallen moet doorgeven.
Artikel 13. Intrekken, wijzigen of niet verlengen van parkeervergunningen
In bepaalde gevallen kan tot intrekking of wijziging van een parkeervergunning worden overgegaan. Vrijwel altijd zal de vergunninghouder eerst een voornemen tot intrekking of wijziging worden toegezonden en zal hij inde gelegenheid worden gesteld hierop zijn zienswijze te geven (e.e.a. conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht).
Artikel 14. Verstrekken van een duplicaat van de parkeervergunning
Dit artikel spreekt voor zich.
AFDELING III VERBODSBEPALINGEN
Artikel 15. Verbodsbepalingen
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16. Verkeerd gebruik
Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op vergunninghouderplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering. Van het tweede lid kan een ontheffing worden verleend.
AFDELING IV STRAFBEPALING
Artikel 17. Strafbepaling
Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.
Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop de zwaarste strafsanctie te stellen. Er is daarom gekozen voor een hechtenis van maximaal een maand of een geldboete van de eerste categorie. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.
In het tweede lid is vastgelegd dat in geval van fraude de vergunninghouder in het huidige en het daaropvolgende jaar kan worden uitgesloten van het verkrijgen van een parkeervergunning.
AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 18. Toezicht en opsporing
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 19. Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 20. Inwerktreding en overgangsbepaling
Dit artikel spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl