Mandaatbesluit 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht,

de burgemeester van de gemeente Woensdrecht,

ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft,

Gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

Overwegende dat, uit het oogpunt van doelmatigheid, efficiënte bedrijfsvoering, integraal management en de bewaking daarvoor door ambtenaren, een betere dienstverlening aan de burgers, alsmede de bestuurlijke wens om mandaat zo laag mogelijk in de organisatie te leggen zodat gefocust kan worden op politiekgevoelige en strategische onderwerpen en daarmee ook de besluitvorming te versnellen, het wenselijk is om daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden van het college en de burgemeester op te dragen aan collegeleden, managers, ambtenaren en/of externen via mandaat;

besluiten:

  • 1.

    Vast te stellen het Mandaatbesluit 2025 en gelijktijdig in te trekken het Mandaatbesluit 2024;

  • 2.

    De uitoefening van de bevoegdheden die staan vermeld in de bij dit besluit behorende overzicht feitelijke mandaten te verlenen aan de daarin genoemde functionarissen onder de daarbij vermelde specifieke bepalingen;

  • 3.

    Ten aanzien van de uitoefening van de onder punt 2 van dit besluit bedoelde mandaten een aantal hieronder volgende algemene bepalingen vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt het begrip mandaat gehanteerd, waaronder het volgende wordt verstaan:

  • 1.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • 2.

    mandaatverlener: het bestuursorgaan dat het mandaat verleent;

  • 3.

    mandaatontvanger: de functionaris die het mandaat ontvangt.

Uit artikel 10:12 Awb volgt dat de regels van mandaat ook van toepassing zijn op volmacht en machtiging. In het vervolg wordt onder mandaat daarom ook volmacht en machtiging verstaan.

Artikel 2 Bevoegde en bevoegdheid personen

  • 1.

    Indien het mandaat aan een bepaalde functionaris wordt verleend, wordt daarmee het mandaat eveneens geacht te zijn verleend aan de hiërarchisch hoger geplaatsten zoals de algemeen directeur en de teammanager van het betreffende team.

  • 2.

    De functionarissen maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein.

Artikel 3 Afwezigheid mandaatontvangers

  • 1.

    Ingeval van afwezigheid van de mandaatontvangers worden de verleende bevoegdheden uitgeoefend door hun plaatsvervangers, zoals opgenomen in de alsdan van toepassing zijnde Organisatieregeling, tenzij anders bepaald in het Mandaatbesluit.

  • 2.

    Indien een bevoegdheid is uitgeoefend door een plaatsvervanger dient dit in de ondertekening tot uitdrukking te worden gebracht door gebruikmaking van het woord “plaatsvervangend” gevolgd door de eigen naam en functie.

Artikel 4 Grenzen aan mandaat

  • 1.

    Bij de verlening van een mandaat houden het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester in zijn algemeenheid rekening met de volgende uitgangspunten:

    • a.

      onderwerpen die reeds geregeld zijn bij de totstandkoming van de BWB, de ISD en de OMWB en andere gemeenschappelijke regelingen c.q. samenwerkingsverbanden en de daartoe opgestelde aanwijzingsbesluiten, lenen zich niet voor mandaat;

    • b.

      bestuurlijk/politiek gevoelige zaken komen niet in aanmerking voor mandaat;

    • c.

      er moet sprake zijn van efficiëntie en tijdwinst;

    • d.

      in principe wordt zo laag mogelijk in de organisatie gemandateerd;

    • e.

      besluiten dienen binnen daartoe bestemde budgetten te vallen, waarbij de bevoegdheden in het kader van het budgethouderschap in acht dienen te worden genomen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 dient een voorgenomen in mandaat te nemen besluit door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester te worden besloten, indien:

    • a.

      het besluit leidt tot afwijking van of aanvulling op het tot dan toe gevoerde beleid;

    • b.

      het besluit niet past binnen de daartoe bestemde budgetten;

    • c.

      het college of de burgemeester dit kenbaar heeft gemaakt;

    • d.

      bij betrokkenheid van meerdere teams er geen advies is ingewonnen bij één van de betrokken teams en/of er geen afweging is gemaakt over het advies bij het te nemen besluit, dan wel de budgethouder een negatief advies heeft uitgebracht;

    • e.

      het een afwijzend besluit betreft, tenzij anders is geregeld in het Mandaatbesluit.

  • 3.

    Wanneer persoonlijke betrokkenheid van de mandaatontvanger bij het te nemen besluit bestaat, vindt besluitvorming plaats door de hiërarchisch hoger geplaatste functionaris van het betreffende team, in het geval van een teammanager door de algemeen directeur of een andere teammanager, en in het geval van de algemeen directeur door het bevoegde bestuursorgaan.

  • 4.

    Ingeval de mandaatontvanger op basis van het bepaalde in het tweede lid een te nemen besluit voorlegt aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, nemen deze bestuursorganen het besluit zelf of geven de condities waaronder de mandaatontvanger gebruik mag maken van zijn bevoegdheid.

  • 5.

    Ingeval artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet van toepassing is (informatieplicht van het college naar de raad inzake privaatrechtelijke rechtshandelingen), neemt het college van burgemeester en wethouders het besluit zelf.

  • 6.

    Bij de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in het Mandaatbesluit wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, besluiten, verordeningen, regelingen, aanwijzingen en richtlijnen, hoe ook genaamd van Europese, rijks-, provinciale- en gemeentelijke wetgevers of andere bestuursorganen in acht genomen.

Artikel 5 Reikwijdte mandaat

  • 1.

    Indien het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester mandaat verleent ten aanzien van de uitoefening van een bevoegdheid, geschiedt deze verlening in de ruimste zin des woords, onverminderd het bepaalde in artikel 4.

  • 2.

    Naast het nemen van besluiten wordt hieronder dan ook mede verstaan:

    • a.

      Het nemen van alle voorbereidingsbesluiten en het verrichten van voorbereidingshandelingen;

    • b.

      Verdagen, opschorten en/of uitstellen;

    • c.

      Het nemen van beslissingen in het kader van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen als bedoeld in de Awb (verlenging, verdaging, opschorting, etc, met uitzondering van dwangsombeschikking);

    • d.

      Het intrekken van besluiten (niet in het kader van bestuurlijke handhaving);

    • e.

      Het uitreiken van bewijs van ontvangst van aanvragen etc;

    • f.

      Het vaststellen van formulieren voor het indienen van aanvragen;

    • g.

      Verzoeken om aanvullende informatie;

    • h.

      Verzoeken tot kosteloze advisering aan derden (politie, brandweer, nutsbedrijven, Rijksdiensten, etc);

    • i.

      Het voeren van correspondentie die direct te maken heeft met de opgedragen taken;

    • j.

      Het stellen van nadere voorwaarden;

    • k.

      Het toekennen een verzoek tot betaling in termijnen;

    • l.

      Het toekennen van voorschotten;

    • m.

      Het afleggen van verantwoording aan het Rijk;

    • n.

      Het toezenden of bekendmaken van besluiten/beschikkingen aan instanties, daar waar de verplichting daartoe in de wetgeving is opgenomen;

    • o.

      Alle andere besluiten die genomen moeten worden, en alle andere handelingen die moeten worden verricht binnen de verleende bevoegdheid;

    • p.

      Waar de bevoegdheid is verleend tot het besluiten en verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling, wordt daarmee ook de bevoegdheid verleend tot opzegging van die overeenkomst, alsmede tot de eerste bewaking van de uitvoering van die rechtshandeling, waartoe een ingebrekestelling wordt gerekend.

  • 3.

    De bevoegdheid tot het voeren van uitvoeringscorrespondentie en het verstrekken van informatie voor niet-gemandateerde bevoegdheden worden bij mandaat opgedragen aan alle ambtelijke functionarissen, voor zover een relatie hebbend met hun functie en geen nieuwe rechtsverhoudingen worden geschapen.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1.

    Daar waar door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester een mandaat is verleend tot het nemen van een besluit, wordt tevens een mandaat tot ondertekening verleend, voor zover dit niet wettelijk is uitgesloten.

  • 2.

    In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het besluit is genomen krachtens mandaat. Hierbij wordt de volgende formulering aangehouden: Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, namens dezen c.q. namens deze, en dan de functie en naam van de mandaatontvanger.

Artikel 7 Ondermandaat

  • 1.

    Ondermandaat is niet toegestaan, behalve indien dit bij de verlening van mandaat is toegestaan, als opgenomen in de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2.

    Ondermandatering geschiedt bij schriftelijk besluit door betreffende mandaatontvanger. Het besluit dient voldoende te zijn gespecificeerd. De oorspronkelijke mandaatontvanger blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondergemandateerde. Het ondermandaat behoeft niet in de ondertekening tot uitdrukking te worden gebracht.

  • 3.

    Ondermandaten worden ter kennis van het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester gebracht.

  • 4.

    De voorschriften die voor het mandaat gelden zijn onverminderd van toepassing op het ondermandaat. Daarnaast kunnen aan een ondermandaat extra voorschriften worden verbonden.

  • 5.

    Bevoegdheden die zijn ondergemandateerd, kunnen niet nogmaals worden ondergemandateerd.

Artikel 8 Terinzagelegging en bekendmaking

  • 1.

    Daar waar door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester een bevoegdheid is verleend, wordt tevens de bevoegdheid tot bekendmaking hiervan verleend.

  • 2.

    Besluiten tot het verlenen van mandaat worden meegenomen bij de actualisatie van het mandaatbesluit. Hiervan wordt in ieder geval op de gebruikelijke wijze mededeling gedaan.

Artikel 9 Aanhaling en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als "Mandaatbesluit 2025".

  • 2.

    Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 december 2024

De burgemeester, De secretaris

Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 17 december 2024

De burgemeester,

Met ondermandaat zoals bedoeld in artikel 7 van het Mandaatbesluit 2025 wordt ingestemd door:

De algemeen directeur:

Teammanager Advies en Ondersteuning:

Teammanager Leefomgeving:

Teammanager Maatschappelijke Ontwikkeling:

Teammanager Publieksplein:

Teammanager Zorg en Ondersteuning:

Teammanager Wijk- en dorpsbeheer:

Teammanager Informatie en Ondersteuning:

Teammanager RO-VTH: