Delegatiebesluit geluidproductieplafonds Flevoland

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit geluidproductieplafonds Flevoland

Provinciale Staten van Flevoland;

Overwegende dat:

  • -

    met de inwerkingtreding van de Omgevingswet de provincie als wegbeheerder de ontwikkeling van de geluidbelasting door de toename van het verkeer moet gaan bewaken;

  • -

    hiervoor langs alle provinciale wegen waarop per etmaal gemiddeld meer dan 1.000 motorvoertuigen rijden, geluidproductieplafonds moeten worden vastgesteld door Provinciale Staten;

  • -

    de aanwijzing van de provinciale wegen waarvoor de geluidproductieplafonds moeten worden vastgesteld plaatsvindt in de Omgevingsverordening;

  • -

    de Omgevingswet geen ruimte biedt voor keuzes in de hoogte van de geluidproductieplafonds; de vaststelling geschiedt op basis van feitelijk gegevens en waarbij de historische geluidbelasting wordt vermeerderd met een wettelijke werkruimte van 1,5 dB;

  • -

    het vanwege het ontbreken van beleidsruimte het wenselijk is om de bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van geluidproductieplafonds te delegeren aan Gedeputeerde Staten van Flevoland;

  • -

    delegatie zorgt voor een efficiëntere en doelmatigere uitvoering van de geluidproductieplafonds langs de provinciale wegen van Flevoland.

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 22 oktober 2024, kenmerk 3315127;

Gelet op de artikel 2.13a tweede lid van de Omgevingswet;

Besluiten:

Vast te stellen het navolgende besluit:

Delegatiebesluit geluidproductieplafonds Flevoland

Artikel 1 Overdracht

Provinciale Staten van Flevoland dragen aan Gedeputeerde Staten van Flevoland de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 2.13a lid 2 van de Omgevingswet, over tot het vaststellen, wijzigen, aanvullen en naleven van de geluidproductieplafonds, het geluidaandachtsgebied of de begrenzing van de geluidbelasting aan weerszijden van de bij Omgevingsverordening provincie Flevoland aangewezen provinciale wegen.

Artikel 2 Voorhangprocedure

De bekendmaking van de initiële geluidproductieplafonds, het geluidaandachtsgebied of begrenzing van de geluidbelasting op grond van dit besluit wordt, nadat hij is vastgesteld, met de ingebrachte inspraakreactie en antwoordnota toegezonden aan PS en treedt niet eerder in werking dan nadat veertien dagen na toezending zijn verstreken.

Artikel 3 Informeren

Bij het wijzigen, aanvullen en naleven van de geluidproductieplafonds, het geluidaandachtsgebied of begrenzing van de geluidbelasting worden Provinciale Staten te allen tijde middels een mededeling geïnformeerd.

Artikel 4 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit delegatiebesluit zijn de begripsbepalingen van de Omgevingsverordening provincie Flevoland van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Geluidproductieplafonds

Gedeputeerde staten kunnen de geluidproductieplafonds dan wel de begrenzing van de geluidbelasting vaststellen en/of wijzigen.

Artikel 6 Kennelijke onjuistheden

Gedeputeerde Staten kunnen kennelijke onjuistheden in de tekst van de vaststelling dan wel wijziging of aanvulling van de geluidproductieplafonds en de eventueel bijbehorende bijlagen of de begrenzing van de geluidbelasting corrigeren.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2025.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit geluidproductieplafonds Flevoland.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland van

11 december 2024.

Griffier,

Voorzitter,

Toelichting

Algemeen (aanwijzing en vaststelling van provinciale wegen)

Eén van de grootste wijziging van de Omgevingswet is dat het geluid van het verkeer op bestaande wegen gemonitord moet worden en vastgestelde normen op punten langs de weg niet overschreden mogen worden. Deze wijziging dient binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet geregeld te zijn.

Het betreft de aanwijzing van provinciale wegen voor geluidproductieplafonds (gpp’s) in de omgevingsverordening en het vaststellen van de geluidproductieplafonds als omgevingswaarden. Geluidproductieplafonds zijn de maximaal toegestane geluidniveaus op een keten van referentiepunten aan weerszijde van de weg. Dreigt een overschrijding van een norm op een punt, dan moeten tijdig maatregelen getroffen worden. De invoering van de gpp’s langs provinciale wegen heeft tot doel om de onbeheerste groei van geluid door de (autonome) groei van het verkeer tegen te gaan en tegelijkertijd de mobiliteit te faciliteren. Gpp’s zorgen ervoor dat het verkeer zich kan ontwikkelen zolang de geluidproductie van het verkeer onder het geldende geluidproductieplafond blijft en dat initiatieven die een kleine of geen toename van geluid veroorzaken, zonder toepassing van geluidregels kunnen worden ontplooid. Dreigt het geluid van een weg meer toe te nemen dan het geluidproductieplafond toelaat, dan is de omgeving die gevoelig is voor geluid er op haar beurt zeker van dat maatregelen worden afgewogen om het geluid weer onder het gpp’s te krijgen.

De normen, die om de 100 meter aan weerzijde van de weg worden vastgesteld, moeten worden vastgesteld op basis van een historische geluidproductie (kalenderjaar 2018-2024). Er wordt bovenop de historische geluidproductie een wettelijke werkruimte geboden van 1,5 dB. Bij een gelijkmatige verdeling van het verkeer biedt 1,5 dB ruimte voor een toename van het verkeer met

ca. 40 %.

De gpp’s moeten worden vastgesteld langs nagenoeg alle wegen die de provincie beheert. Alleen wegen met een lagere verkeersintensiteit dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal, ontsluitingen van parkeerplaatsen, opstelplaatsen voor bussen en naast de weg gelegen brandstofstations krijgen geen gpp’s.

Naleving van de geluidproductieplafonds

Het naleven van de gpp’s is op grond van artikel 3.44 van het Besluit kwaliteit leefomgeving een resultaatsverplichting. Bij een dreigende overschrijding van een geluidproductieplafond, wordt het treffen van geluidbeperkende maatregelen afgewogen om een overschrijding van het plafond te voorkomen. Een dreigende overschrijding doet zich voor als de geluidruimte bij de monitoring maximaal 0,5 dB is. Aandachtspunten daarbij zijn:

  • -

    het op basis van de monitoringsresultaten ontwikkelen van trendlijnen per wegvak;

  • -

    de doorlooptijd voor het realiseren van een maatregel (technische uitwerking, inkoop/contractering, realisatie).

Als het niet mogelijk is om een overschrijding van de plafonds te voorkomen, worden de gpp’s opnieuw vastgesteld. De genoemde procedure van aanpassing van de hoogte van de geluidproductieplafonds bestaat ook voor de situatie wanneer naar aanleiding van een dreigende overschrijding een geluidscherm wordt gerealiseerd, waardoor de hoogte van de gpp’s naar beneden kan worden bijgesteld. In een dergelijk situatie kan er langs de weg ruimte ontstaan voor woningbouw. Daarbij gelden de regels uit §3.4.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Daarin staat onder andere dat:

  • -

    Een overschrijding na het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt in het geval het geluid op een woning hoger wordt dan het geluid bij volledig benut geluidproductieplafond voor zover het geluid hoger is dan de standaardwaarde (50 dB Lden).

  • -

    Geluidbeperkende maatregelen in aanmerking worden genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

  • -

    Een overschrijding van de grenswaarde (65 dB Lden) mogelijk is als dat onvermijdelijk is (art. 3.37).

  • -

    Indien het geluid op een woning hoger wordt dan het geluid bij volledig benut geluidproductieplafond voor zover het geluid hoger is dan de standaardwaarde:

    • de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluid moet worden beoordeeld (art. 3.38)

    • het gezamenlijke geluid moet worden bepaald, waarmee beoordeeld wordt of aan de eis.

  • -

    voor het geluid in de woning wordt voldaan. Als daaraan niet wordt voldaan dienen gevelmaatregelen ter beperking van het geluid te worden aangeboden aan bewoners of woningeigenaar.

Delegatie

Artikel 2.13a tweede lid van de Omgevingswet maakt het mogelijk dat Provinciale Staten de bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van de geluidproductieplafonds bij delegatiebesluit delegeren aan Gedeputeerde Staten. Dit besluit geeft hier uitvoering aan. Het delegatiebesluit vormt een afzonderlijk besluit. Het bepaalt binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden de bevoegdheid kan of moet worden uitgeoefend, en, voor zover nodig, binnen welke termijn.

Tegen dit delegatiebesluit staat geen beroep open, aangezien artikel 2.13a van de Omgevingswet op de negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht staat, zie bijlage 2 van artikel 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Betrokkenheid Provinciale Staten bij uitoefening gedelegeerde bevoegdheid

Om Provinciale Staten comfort te bieden dat er door Gedeputeerde Staten op een goede wijze met de gedelegeerde bevoegdheid wordt omgegaan, worden Provinciale Staten in het voortraject middels een ‘voorhangprocedure’ op de hoogte gebracht van de eerste vaststelling. Dit geeft Provinciale Staten de gelegenheid om op de beoogde vaststelling van Gedeputeerde Staten te reageren. In artikel 2 van dit delegatiebesluit wordt hierin voorzien. Gepoogd is om de bevoegdheid zoveel mogelijk te begrenzen.

Als Provinciale Staten niet akkoord gaan met de beoogde vaststelling of anderszins met betrekking tot de gedelegeerde bevoegdheid kunnen zij Gedeputeerde Staten ter verantwoording roepen en in het ultieme geval de delegatie intrekken. Gedeputeerde Staten dienen op grond van artikel 10:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek van Provinciale Staten inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid te verschaffen.

Tevens kunnen Provinciale Staten conform artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels voor de gedelegeerde bevoegdheid vaststellen.

Gedeputeerde Staten zullen bij de uitvoering van hun gedelegeerde bevoegdheid Provinciale Staten structureel informeren over de stand van zaken. Dit zal gebeuren door een mededeling van onder andere de publicatie van het verplichte vijfjaarlijkse nalevingsrapport.

Intrekken delegatie

Delegatie heeft als kenmerk dat het bestuursorgaan dat delegeert, ofwel Provinciale Staten, zelf niet langer bevoegd is om over dat gedelegeerde onderdeel te mogen besluiten. Tussentijdse beëindiging door intrekking van het delegatiebesluit (geheel of gedeeltelijk) is op grond van artikel 10:18 van de Algemene wet bestuursrecht te allen tijde mogelijk.

Door intrekking wordt de wettelijk vastgelegde bevoegdheidsverdeling weer hersteld. In die zin is delegatie een bewuste afwijking daarop. Een eventuele intrekking zou aan de orde kunnen zijn als bijvoorbeeld de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheid te wensen over laat, sprake is van veranderende politieke of bestuurlijke verhoudingen of veranderende regelgeving. De bevoegdheid tot intrekking betekent ook dat Gedeputeerde Staten, hoewel niet verantwoordelijk voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid, wel aangesproken kunnen worden op het in stand houden van de delegatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Overdracht

De wettelijke mogelijkheid om geluidproductieplafonds als omgevingswaarden via delegatie vast te stellen, in of aan te vullen, te wijzigen of na te leven, biedt ruimte voor toedeling van bevoegdheden op maat. Met delegatie kunnen Provinciale Staten er immers voor zorgen dat de uitvoering van het beleid, ook als dat het vaststellen, wijzigen of naleven van geluidproductieplafonds langs provinciale wegen in Flevoland betreft, bij Gedeputeerde Staten neergelegd wordt. Ook vanuit het oogpunt van efficiency kan delegatie wenselijk zijn. Het is aan Provinciale Staten om te bepalen of en op welke wijze toepassing wordt gegeven aan deze bevoegdheid tot delegatie.

Gedeputeerde Staten dienen conform artikel 10:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij toepassing van de gedelegeerde bevoegdheid dit delegatiebesluit inclusief vindplaats te vermelden.

Artikel 2 Voorhangprocedure

In dit artikel is een zogenoemde ‘voorhangprocedure’ geregeld. De voorhangprocedure wordt gewenst geacht vanwege de aard van het delegatiebesluit. De redenen om de vaststelling van de geluidproductieplafonds te delegeren ligt in de technische aard van regels. De Omgevingswet geeft weinig beleidsruimte voor de vaststelling van de gpp’s, doordat is voorgeschreven dat er bovenop de historische geluidproductie van een weg een wettelijke werkruimte is geboden van 1,5 dB.

Met de voorhangprocedure worden Provinciale Staten vooraf geïnformeerd over de vast te stellen gpp’s. Provinciale Staten worden zo in de gelegenheid gesteld om indien nodig Gedeputeerde Staten bij te sturen. Door het opnemen van de voorhangprocedure geven Gedeputeerde Staten ook invulling aan de informatieplicht, het bepaalde in artikel 167, lid 2 van de Provinciewet dat als volgt luidt: “Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben”.

Op de vaststelling en wijziging van de gpp’s is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp van het besluit gedurende 6 weken ter inzage ligt en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. Bekendmaking van het ontwerp geschiedt via publicaties en in het provinciaal blad.

Na de terinzagelegging en de verwerking van de inspraakreacties wordt de voorgenomen vaststelling of wijziging van de gpp’s met de ingebrachte inspraakreactie en antwoordnota toegezonden aan Provinciale Staten. De vaststelling of wijziging treedt niet eerder in werking dan nadat 2 weken na toezending aan Provinciale Staten zijn verstreken.

In deze periode hebben Provinciale Staten vervolgens dan, aanvullend op de eerdere periode van terinzagelegging, nog twee weken de mogelijkheid om aan te geven dat overleg met Gedeputeerde Staten over de beoogde vaststelling gewenst is. In beginsel zal na afloop van de twee weken de vaststelling van de gpp’s worden bekendgemaakt, waarna de wijziging in werking kan treden. Indien Provinciale Staten de wijziging met Gedeputeerde Staten willen bespreken ligt het, vanuit de bestuurlijke verhoudingen tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, in de rede dat Gedeputeerde Staten zullen wachten met de uiteindelijke bekendmaking.

Artikel 3 Informeren

Provinciale Staten worden (achter af) bij elke wijziging, aanvulling en naleving van de geluidproductieplafonds, geluidaandachtsgebied of begrenzing van de geluidbelasting middels een mededeling geïnformeerd door Gedeputeerde Staten. In deze mededeling wordt weergegeven wat de wijziging, aanvulling of naleving behelst inclusief de argumentatie om van deze bevoegdheid door Gedeputeerde Staten gebruik te maken.

Artikel 5 Geluidproductieplafonds

Voor de vaststelling van de geluidproductieplafonds is in de Omgevingswet bepaald dat de hoogte van de geluidproductieplafonds moet worden vastgesteld op een representatief gebruik van de provinciale weg. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de verkeerssituatie in het jaar van inwerkingtreding van de Omgevingswet of het historisch gebruik in één van de 5 jaar voor de inwerkingtreding. Daarnaast stelt de Omgevingswet, dat voor de verdere toename van het verkeer de geluidbelasting in het te kiezen basisjaar met 1,5 dB mag toenemen.

(Opnieuw) vaststellen van geluidproductieplafonds

Bij zelfs een kleine aanpassing van een weg (bijvoorbeeld de aanleg van een rotonde) kan de consequentie zijn dat de gpp’s opnieuw vastgesteld moeten worden.

Een eerste stap bij een wijziging van geluidproductieplafonds kan de toets zijn of het verplaatsen van referentiepunten nodig is. Op het moment dat de afstanden van de referentiepunten tot de weg blijft voldoen aan artikel 3.32 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (voor de maximale afstand tussen weg en referentie geldt 120 meter) is dit een keuze. Voldoen de afstanden niet aan de eisen dan is het verplaatsen van referentiepunten verplicht.

Vervolgens is het nodig om op grond van artikel 3.34 Besluit kwaliteit leefomgeving het geluid op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen te berekenen en te toetsen aan de grenswaarden. Als het geluid op het geluidgevoelige gebouw hoger is dan de standaardwaarde (50 dB Lden) of het geluid bij volledige benutten van de geluidproductieplafonds dan is een motivatie nodig over het treffen van geluidbeperkende maatregelen (zie artikel 3.35 van het Besluit kwaliteit leefomgeving). De motivatie bevat de afweging van de doelmatigheid, of er overwegende bezwaren bestaan van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke, financiële of technische aard. Voor de afweging van de financiële bezwaren is geen doelmatigheidscriterium in het Besluit kwaliteit leefomgeving opgenomen voor provinciale wegen.

Voor de beoordeling van de financiële doelmatigheid wordt bij aanvang van de naleving het wettelijke doelmatigheidscriterium gebruikt wat geldt voor Rijkswaterstaat.

Mogelijkheid van foutherstel

Het kan zijn dat bij de eerste vaststelling van de gpp’s onderdelen van de brongegevens onjuist zijn. Het is mogelijk om op grond van artikel 12.13k van het Besluit kwaliteit leefomgeving deze gegevens op basis van een besluit te corrigeren. Daarbij dient bepaald te worden of geluidbeperkende of geluidwerende maatregelen worden getroffen, als bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen gebruik is gemaakt van dat gebrek.

Als het niet mogelijk is om een overschrijding van de plafonds te voorkomen of als vanwege de overschrijding een geluidscherm als maatregel wordt getroffen worden de gpp’s opnieuw vastgesteld. Daarbij gelden de regels uit §3.4.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 6 Kennelijke onjuistheden

Dit artikel regelt dat gedeputeerde staten de bevoegdheid krijgen om de gpp’s en eventuele bijbehorende bijlagen te corrigeren als blijkt dat er sprake is van kennelijke onjuistheden in de tekst of de begrenzing van de geluidbelasting.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit artikel geeft weer wanneer het delegatiebesluit in werking treedt.

Artikel 8 Citeertitel

In dit artikel wordt de citeertitel van het besluit weergegeven.