Verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2025

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    Gemeentewet, artikel 149;

  • -

    Jeugdwet

Besluit

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2024 per 1 januari 2025 in te trekken;

  • 2.

    De Verordening Jeugdhulp 2025 per 1 januari 2025 vast te stellen. De relevante aanpassingen zijn geformuleerd in bijlage 1 ‘Relevante wijzigingen verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2025’;

  • 3.

    Kennis te nemen van de bestuurlijke reactie op het advies van de Sociale Raad Tilburg.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Andere voorziening: een voorziening voor zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen die niet valt onder de Jeugdwet.

  • b.

    Bepaling jeugdhulp: bepaling van een gecertificeerde instelling jeugdhulp welke door het college ingezet dient te worden bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

  • c.

    Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

  • d.

    Budgetplan: door jeugdige en/of diens ouders opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

  • f.

    Crossroads: een samenwerkingsverband van jeugdhulpaanbieders die gecontracteerd zijn voor het leveren van hoog specialistische jeugdhulpverlening in de regio Hart van Brabant.

  • g.

    Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door ouders, samen met bloedverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

  • h.

    Gecertificeerde instelling: van overheidswege gecertificeerde instelling bevoegd om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming te mogen uitvoeren.

  • i.

    Gesprek: mondeling contact tussen ouder en of jeugdige en Toegang Tilburg, waarin alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht.

  • j.

    Huisgenoot: ouders en kinderen die met elkaar in een huis wonen zijn huisgenoten. Ook anderen kunnen als huisgenoot worden aangemerkt indien zijn feitelijk met de jeugdige in hetzelfde huis wonen en uit factoren blijkt dat zij in een bepaalde mate (sociaal en/of financieel) een relatie onderhouden met de jeugdige waardoor van hen in redelijkheid mag worden verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden aan de jeugdige. Als anderen een commerciële huurrelatie hebben met de ouders van de jeugdige, zijn zij geen huisgenoot in de zin van de Jeugdwet.

  • k.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet.

  • l.

    Individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening, die in het kader van de Jeugdwet door het college wordt verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • m.

    Informele zorgverlener: een persoon die jeugdhulp verleent op basis van een persoonsgebonden budget en geen professionele zorgverlener is.

  • n.

    Jeugdhulpaanbieder:

    • 1.

      natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college.

    • 2.

      solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college.

  • o.

    Nadere regels: de door het college op grond van deze verordening vast te stellen Nadere regels jeugdhulp.

  • p.

    Overige voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen die rechtstreeks toegankelijk zijn zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

  • q.

    Plan van aanpak: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen en hoe deze te bereiken, evenals de bijdrage die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren betreffende de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het Plan van aanpak bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de te behalen resultaten.

  • r.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort zelf in te kopen.

  • s.

    Professionele zorgverlener: een onderneming bedoeld in artikel 5, onderdelen a, b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van jeugdhulp die meerdere personeelsleden in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel.

  • t.

    Pgb vertegenwoordiger: een door pgb-houder gemachtigde natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel een door de rechter benoemde wettelijke vertegenwoordiger die de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op zich neemt.

  • u.

    Perspectiefplan 18+: In geval van (verwachtte) doorgaande hulpverlening na het 18e levensjaar, het plan dat door de jeugdhulpaanbieder wordt opgesteld ten aanzien van de verschillende leefgebieden: zorg, onderwijs, werk, vrije tijd, gezondheid en financiën.

  • v.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdigen en of ouder(s) een sociale relatie onderhoudt.

  • w.

    Toegang Tilburg: op wijkniveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt in opdracht van het college.

  • x.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

  • y.

    Wet: Jeugdwet.

  • z.

    Zorg in natura: De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door jeugdhulpaanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

  • 1. Overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk. Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening zonder toestemming van het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1.

    Zonder verblijf:

    • a.

      Hoog specialistische jeugdhulp (ambulant).

    • b.

      Dagbegeleiding.

    • c.

      Respijtzorg zonder overnachting.

    • d.

      Specialistische ambulante jeugdhulp (waaronder behandeling JOH/GHZ/GGZ, begeleiding JOH/GHZ/GGZ, vaktherapie, persoonlijke verzorging en medicatiecontrole).

    • e.

      Vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder in geval van:

      • -

        dagbegeleiding;

      • -

        dagbehandeling;

      • -

        respijtzorg.

  • 2.

    Met verblijf:

    • a.

      Woonvormen (pleegzorg, gezinshuizen, kleinschalige woonleefgroepen, fasehuis en kamertraining).

    • b.

      Residentiële behandelvormen (waaronder hoog specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, zorg voor jeugdigen met een lichamelijke, verstandelijke en of zintuigelijke beperking, jeugd- en opvoedhulp en beschermd wonen).

    • c.

      Gesloten verblijf.

    • d.

      Respijtzorg met overnachting.

  • 3.

    De jeugdige kan gebruik maken van jeugdhulp in natura. Indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, kan de jeugdige gebruik maken van een pgb zoals genoemd in artikel 3.7.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

  • 1. Het college verstrekt uitsluitend de goedkoopst passende voorziening jeugdhulp die toereikend is voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

  • 2. Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moet er door Toegang Tilburg, gecertificeerde instelling en jeugdhulpaanbieder in het Plan van aanpak expliciet worden vermeld hoe lang de ondersteuning naar verwachting nodig is. Indien naar verwachting ook na het 18e jaar nog hulp nodig is wordt nagedacht op welke wijze en via welke financieringsstroom dit vorm krijgt (WMO, zorgverzekering, Wlz, verlengde Jeugdhulp). Input voor het Plan van aanpak wordt mede geleverd door jeugdhulpaanbieders en/of gecertificeerde instellingen via het Perspectiefplan 18+. Uiterlijk bij de leeftijd van 17 en een half jaar moet duidelijk zijn of en welke ondersteuning er nodig is vanaf het 18e levensjaar en hoe dit geregeld gaat worden c.q. binnen welk wettelijk kader deze ondersteuning dient te vallen.

  • 3. De jeugdhulp dient te worden uitgevoerd door een jeugdhulpaanbieder waarvan de hoofdvestiging in Nederland is gevestigd.

Hoofdstuk 3 - Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.1 Algemeen

  • 1. Het college kent voor de duur, passend bij het bereiken van de beschreven resultaten in het Plan van aanpak een individuele voorziening toe door middel van een beschikking, die toegang geeft tot jeugdhulp.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.2 Vooronderzoek

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen zich met een hulpvraag wenden tot het college.

  • 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag en informeert de jeugdige en/of ouders over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten, de vervolgprocedure.

  • 3. Na de hulpvraag start de fase van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.3.

  • 4. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk (maar binnen een termijn van 2 weken) met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

  • 5. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

  • 6. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek.

  • 7. De jeugdige en/of ouders verlenen hun medewerking aan het vooronderzoek als bedoeld in het derde en vierde lid alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 3.11 om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.

  • 8. Als ouders niet voldoen aan de medewerkingsplicht, dan neemt het college een besluit op basis van de informatie die zij heeft.

  • 9. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen vijf dagen een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.6.

Artikel 3.3 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      De hulpvraag, behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige.

    • b.

      Het te behalen resultaat van het verzoek om jeugdhulp.

    • c.

      Het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

    • d.

      De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening.

    • e.

      De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening.

    • f.

      De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

    • g.

      Hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders.

    • h.

      De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

  • 2. De mening en voorkeur van de jeugdige worden meegewogen in de keuze voor welke ondersteuning of jeugdhulp wordt aangevraagd of geleverd gaat worden en bij welke jeugdhulpaanbieder dit gebeurt.

  • 3. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 6. Indien de jeugdige en de ouders de hulpvraag zelf kunnen oplossen als bedoeld in het eerste lid, sub c, of er is mogelijkheid om gebruik te maken van een andere of overige voorziening als bedoeld in het eerste lid, sub d en e wordt een individuele voorziening niet toegekend.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.4 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in de vorm van een Plan van aanpak.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het Plan van aanpak toegevoegd.

  • 3. De jeugdige en/of (ouder(s)) ondertekenen het Plan van aanpak voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen tien werkdagen wordt geretourneerd. Per leeftijdscategorie of situatie gelden daarbij de regels als genoemd in artikel 7.3.4 van de wet.

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp in de zin van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Als een eerste contact met Toegang Tilburg voldoende concreet en schriftelijk is, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders worden afgezien van een vooronderzoek en meteen worden overgegaan tot een aanvraag.

  • 3. Uit het Plan van aanpak blijkt dat de mening en voorkeur van de jeugdige wordt meegewogen in de keuze voor welke ondersteuning of jeugdhulp wordt aangevraagd of geleverd gaat worden en bij welke jeugdhulpaanbieder dit gebeurt.

  • 4. Het college kan een ondertekend Plan van aanpak aanmerken als aanvraag van de jeugdige en/ of zijn ouder(s).

  • 5. Bij een aanvraag voor een individuele voorziening hoog specialistische jeugdhulp wordt samengewerkt met de gecontracteerde partij, Crossroads.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.6 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening geeft het college in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en geeft het college tevens aan hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere oplossingen of voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking met bijgevoegd beknopt plan jeugd in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voorde besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn

    • e.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. In geval van hoog specialistische jeugdhulp wordt de aard van de in te zetten hulp beschreven in de beschikking die door Crossroads is opgesteld.

Artikel 3.7 Regels voor pgb

  • 1. Indien de jeugdige het wenst, verstrekt het college een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De aanvraag voor een pgb omvat in ieder geval:

    • a.

      de motivering waarom het natura-aanbod van de gemeenteraad niet passend is en een pgb gewenst is,

    • b.

      de te treffen individuele voorziening en het beoogde resultaat,

    • c.

      de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief professionele zorgverlener en kosten vastgelegd in het budgetplan,

    • d.

      de kwalificaties van de professionele zorgverlener,

    • e.

      de verklaring van een vertegenwoordiger, vastgelegd in het budgetplan.

  • 3. De ouder(s) en/of vertegenwoordiger stellen samen een budgetplan op waarin ze aangeven hoe de ondersteuning wordt verleend. Toegang Tilburg beoordeelt of hiermee de doelen zoals beschreven in het Plan van aanpak redelijkerwijs kan worden behaald. Indien Toegang Tilburg van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.

  • 4. Ouder(s) en/of vertegenwoordiger ondertekenen zowel het Plan van aanpak als het budgetplan.

  • 5. Toegang Tilburg stelt vast of de ouder(s) of de pgb vertegenwoordiger voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsgebonden budget.

  • 6. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:

    • a.

      De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de in het Plan van aanpak beschreven resultaten en het budgetplan wat door de jeugdige en/of zijn ouders is opgesteld over hoe zij het pgb gaan besteden.

    • b.

      De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.

    • c.

      De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende individuele voorziening in natura.

    • d.

      Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele of informele zorgverlening.

  • 7. Het is aan de jeugdige en of ouder(s) om samen met de zorgverlener afspraken te maken over het tarief per uur, dagdeel of etmaal en dit op te nemen in het budgetplan. De hoogte van het tarief hoeft niet te corresponderen met de tarieven zoals in dit hoofdstuk beschreven. Het is toegestaan om een lager tarief met de zorgverlener af te spreken mits dit tarief niet lager is dan het geldende minimumloon.

  • 8. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan een informele zorgverlener alleen inzetten voor hulp met betrekking tot persoonlijke verzorging en of begeleiding.

  • 9. Informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet – gekwalificeerde zorgverleners ontvangen het tarief voor informele zorg. Bij vaststelling of er sprake is van een formeel (geleverd door professionele zorgverlener die voldoet aan de kwalificaties zoals genoemd in artikel 3.9 lid 3 of informeel (geleverd door informeel zorgverlener) tarief, geldt dat 1e, 2e & 3e graads familiebanden voorgaan op de kwalificatie. Ook in geval van het voeren van een gezamenlijke huishouding gaat de relationele band voor op de kwalificatie.

  • 10. Als de ouder(s) en of jeugdige een pgb vertegenwoordiger heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, dan mag om belangenverstrengeling te voorkomen, deze vertegenwoordiging niet de zorgverlener zijn van de diensten die met het pgb worden ingekocht. Voor zorgverleners uit het sociale netwerk van de jeugdige en of ouder(s), geldt dat deze wel vertegenwoordiger én zorgverlener van de zorg mogen zijn.

  • 11. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb.

  • 12. Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 13. Het college kan al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 14. De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt, danwel de vertegenwoordiger, mag met de zorgverlener geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de zorgverlener middels een vast maandloon uitbetaalt zonder dat de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de zorgverlener maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het persoonsgebonden budget beheert ter accordering aanbiedt.

  • 15. Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen.

Art 3.8 Tarieven persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor professionele zorgverleners is gelijk aan de werkelijke kosten tot het maximum van het toepasselijke pgb bedrag zoals opgenomen in bijlage 1. Aan deze pgb tarieven liggen de tarieven zorg in nature ten grondslag. De pgb tarieven zijn gebaseerd op 85% van de kostprijs zorg in natura.

  • 2. De tarieven zoals opgenomen in bijlage 1 betreffen de bedragen zoals die gelden per 1 januari 2024. Jaarlijks worden deze bedragen, per 1 januari, verhoogd met een indexering. Voor wat betreft het bepalen van het indexeringspercentage wordt aangesloten bij de indexering die de gemeente betaalt aan de door haar gecontracteerde zorgaanbieder voor de betreffende voorziening in natura. Is in het contract geen indexering voorzien, dan wordt ook het pgb niet verhoogd. Jaarlijks publiceert het college de pgb bedragen, vermeerderd met indexering, zoals die gelden voor professionele dienstverlening per 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

  • 3. De persoonsgebonden budgetten voor informele zorgverleners voor begeleiding en persoonlijke verzorging zijn gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren. De persoonsgebonden budgetten worden geïndexeerd conform deze cao. Jaarlijks, en vaker indien nodig vanwege een aanpassing van de cao, publiceert het college het pgb bedrag.

  • 4. Onder een professionele zorgverlener verstaan we een onderneming zoals bedoeld in artikel 5, onderdelen a, b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere personeelsleden in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel. In artikel 3.9 staan de eisen waaraan een professionele zorgverlener moet voldoen om voor het hoge tarief in aanmerking te komen.

Art 3.9 Eisen ten aanzien van de zorgverlening in de vorm van een pgb

  • 1. Om goede kwaliteit van zorgverlening te kunnen waarborgen stellen we eisen aan de kwaliteit van zorgverleners.

  • 2. Voor álle zorgverleners gelden de eisen zoals opgenomen bij bijlage 2. Alleen indien aan deze eisen wordt voldaan kan zorg worden ingekocht bij de betreffende zorgverlener.

  • 3. Alleen voor professionele zorgverleners die voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 3 kan het tarief voor een professionele zorgverlener worden toegekend. Zorgverleners die niet voldoen aan deze eisen ontvangen het tarief van de informele zorgverlener.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.10 Vervoersvoorzieningen in de vorm van een pgb

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening toekennen als de jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening en er sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouders.

  • 2. Het vervoer wordt toegekend over de afstand tussen het adres van de locatie van de jeugdige naar het adres van de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

  • 3. Het college bepaalt de looptijd van de vervoersvoorziening en welke vervoersvoorziening het goedkoopst passend is. De hoogte van de vergoeding voor het OV is op basis van de werkelijke kosten. De kilometervergoeding voor eigen vervoer bedraagt €0,23 per kilometer en betreft retour vervoer van een jeugdige van het huisadres naar de jeugdhulpvoorziening.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.11 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie indien het college dat gewenst vindt.

  • 2. Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in het eerste lid wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

Artikel 3.12 Beoordelingscriteria eigen kracht

  • 1. Jeugdigen of ouders komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder verstaan we in ieder geval:

    • -

      Gebruikelijke hulp van ouders en/of andere verzorgers/opvoeders

    • -

      Bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar zijn en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, die geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de bovengebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan

    • -

      De ondersteuning vanuit het sociale netwerk

    • -

      Het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering indien die is afgesloten

  • 2. Onder gebruikelijke hulp verstaan we de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Bij hen ligt de verplichting de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van 1 van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.

  • 3. Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:

    • -

      De leeftijd van de jeugdige

    • -

      De mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft

    • -

      De aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige

    • -

      De mate van planbaarheid van de hulp

    • -

      De behoeften en mogelijkheden van de jeugdige

  • 4. Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouders door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden.

  • 5. Indien er sprake is van hulp die het gebruikelijke overstijgt dan zijn de ouders in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze bovengebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouders verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 1 staat weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kortdurende en langdurende situaties:

    • -

      Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

    • -

      Langdurend: het gaat om een chronische situatie waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 6. Het college verwacht van ouders/verzorgers dat zij in kortdurende situaties bovengebruikelijk hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouders door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden.

  • 7. Bij de beoordeling van langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      De aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige

    • b.

      De mate van planbaarheid van de hulp

    • c.

      Het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouders

    • d.

      De manier van omgaan van ouders met de problemen van de jeugdige

    • e.

      Vaardigheden van ouders om zelf hulp te bieden (bijvoorbeeld een verpleegachtergrond)

    • f.

      Of er sprake is van problematiek bij de ouders, zoals relationele problemen of schulden

    • g.

      Welke verplichtingen de ouders hebben, bijvoorbeeld voor werk of sociale verplichtingen

    • h.

      Het belang van ouders om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen

    • i.

      De woonsituatie

    • j.

      De samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden (bijvoorbeeld of er sprake is van een wettelijk stiefouder of niet)

    • k.

      Of er sprake is van een sociaal netwerk en zo ja, wat de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk zijn om de jeugdige en/of zijn ouders te ondersteunen

    • l.

      Overige individuele omstandigheden die door de jeugdige en ouders worden ingebracht

  • 8. Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouders (beschikbaarheid van ouders, de belasting van ouders en de financiële situatie van de ouders) dan wordt van hen verwacht dat zij de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt hiervoor dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

  • 9. Als ouders een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat zij hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

  • 10. Als de jeugdige en/of de ouders een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoed, wordt van ouders verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.

  • 11. Bij (dreigende) overbelasting gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Er moet sprake zijn van een verband tussen de overbelasting en de zorg aan de jeugdige

    • b.

      Als de overbelasting ziet op spanningen door het werk (bijvoorbeeld door te veel uren werken of stress) of door andere factoren buiten de zorg van de jeugdige om, moet de ouder eerst een oplossing zoeken in de oorzaak van die spanningen

    • c.

      Als de (dreigende) overbelasting kan worden verminderd door het herinrichten van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten wordt dit eerst van de ouder verwacht

    • d.

      Het verlenen van hulp aan je kind gaat in beginsel voor op sociale/maatschappelijke activiteiten

    • e.

      Indien de ouders een informeel Pgb ontvangen voor de zorg van een jeugdige en er is sprake van (dreigende) overbelasting dan kan dit aanleiding zijn het Pgb te beëindigen. Een andere zorgverlener neemt dan het verlenen van de hulp over om de overbelasting te stopen.

  • 12. Het college kan nadere regels stellen.

Hoofdstuk 4 – Toegang anders dan gemeente

Artikel 4.1 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp in natura na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder waarmee het college een contractrelatie heeft, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Indien de hulpvraag van de jeugdige hoog specialistisch lijkt, verwijst een arts de jeugdige door naar Crossroads. Blijkt de hulpvraag niet hoog specialistisch van aard, dan verwijst Crossroads de casus met een onderbouwd advies terug naar de verwijzende arts.

  • 3. Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren of de zorg en de omvang passend is en of de resultaten voldoende concreet zijn geformuleerd.

  • 4. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.6. De klant kan hiertoe een verzoek doen bij het college.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.2 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 2. Voor toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 3.6.

Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien, intrekken, wijzigen danwel beëindigen als het college vaststelt dat:

    • a.

      De jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • b.

      De jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen.

    • c.

      De individuele voorziening niet meer toereikend wordt beschouwd.

    • d.

      De jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb.

    • e.

      De jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd en of de besteding op een rechtmatige manier gebeurt.

    • f.

      De jeugdige en/of zijn ouders niet meewerken aan onderzoeken van de gemeente die betrekking hebben op artikel 3.7, lid 13.

  • 3. Als er sprake is van een individuele voorziening kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van de budgethouder een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van artikel 5.1 lid 2, sub a heeft ingetrokken en er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, kan het college het pgb terugvorderen en invorderen.

Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van de wet.

  • 2. Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van deze wet.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

  • 4. Teneinde uitvoering te geven aan de toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 2.9, onderdeel d van de wet verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder mogelijk bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

  • 5. Het college zoekt waar mogelijk de samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen.

  • 6. Het college verricht zo nodig onderzoek, al dan niet steekproefsgewijs, bij zorgverleners van individuele voorzieningen die een contractrelatie hebben met de gemeente Tilburg of die ondersteuning verlenen op grond van een persoonsgebonden budget aan inwoners van de gemeente Tilburg.

  • 7. Het college maakt afspraken met jeugdhulpaanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.

  • 8. Het college controleert, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • 1.

    De aard en omvang van de te verrichten taken.

  • 2.

    De voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 3.

    Een redelijke toeslag voor overheadkosten.

  • 4.

    Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; de kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 5.

    De algemene maatregel van bestuur ( AmvB) reële prijzen.

Hoofdstuk 6 - Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

  • 1. Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van een jeugdige of ouder betreffende de overige en individuele voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en de toekenningsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 4.

  • 2. Jeugdhulpaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan met volledige rechtsbevoegdheid en onafhankelijkheid waarop jeugdigen en (pleeg)ouders een beroep kunnen doen.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en (pleeg)ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 7 – Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste lid.

Hoofdstuk 8 – Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Voorwaarden voorziening

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 8.3 Nadere regels jeugdhulp

Het college stelt Nadere regels jeugdhulp vast. Deze regels geven invulling aan de uitvoering van deze verordening.

Artikel 8.4 Intrekking oude verordening

  • 1. De verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2025 onder de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024 en waarop nog niet is beslist na het vaststellen van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening 2024.

  • 4. Van het in het derde lid gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2024 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

Artikel 8.5 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van (16 december 2024),

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1 – Producten en tarieven ZIN en PGB PER 1 JANUARI 2024

Omschrijving prestatie

Grondslag tarief

Tarief ZIN 2024

Tarief pgb formeel 2024

Pleegzorg

Per etmaal

€ 53,55

€ 45,52

Gezinshuis

Per etmaal

€ 188,38

€ 160,12

Kleinschalige woonleefgroep basis

Per etmaal

€ 233,36

€ 198,36

Kleinschalige woonleefgroep plus

Per etmaal

€ 386,66

€ 328,66

Kamertraining

Per etmaal

€ 115,38

€ 98,07

Fasehuis

Per etmaal

€ 185,88

€ 158,00

Dagbegeleiding A

Per dagdeel

€ 59,79

€ 50,82

Dagbegeleiding B

Per dagdeel

€ 88,54

€ 75,26

Dagbegeleiding A toeslag zaterdagmiddag

Per dagdeel

€ 16,62

€ 14,13

Dagbegeleiding B zaterdagmiddag

Per dagdeel

€ 26,12

€ 22,20

Respijtzorg A

Per dagdeel

€ 50,42

€ 42,86

Respijtzorg B dagdeel

Per dagdeel

€ 73,84

€ 62,76

Respijtzorg A dagdeel zaterdag

Per dagdeel

€ 59,09

€ 50,23

Respijtzorg B dagdeel zaterdag

Per dagdeel

€87,43

€ 74,32

Respijtzorg A etmaal doordeweeks

Per etmaal

€ 214,57

€ 182,38

Respijtzorg B etmaal doordeweeks

Per etmaal

€ 298,29

€ 253,55

Weekend vrijdag 17:00 – zaterdag 17:00 A

Per etmaal

€ 231,81

€ 197,04

Weekend vrijdag 17:00 – zaterdag 17:00 B

Per etmaal

€ 325,91

€ 277,02

Weekend vrijdag 17:00 – zondag 17:00 A

Stuks (output)

€ 453,92

€ 385,83

Weekend vrijdag 17:00 – zondag 17:00 B

Stuks (output)

€ 641,03

€ 544,88

GGZ Hoog specialistisch

Per uur

€ 133,61

€ 113,57

GGZ specialistisch

Per uur

€ 118,36

€ 100,61

GGZ Begeleiding

Per uur

€ 85,09

€ 72,33

Medicatiecontrole

Per uur

€ 175,60

€ 149,26

JOH Behandeling

Per uur

€ 94,53

€ 80,35

JOH Begeleiding

Per uur

€ 82,07

€ 69,76

GHZ Behandeling

Per uur

€ 90,88

€ 77,25

GHZ Begeleiding

Per uur

€ 75,20

€ 63,92

Verzorging / Basisondersteuning

Per uur

€ 60,17

€ 51,14

Vaktherapie

Per uur

€ 81,71

€ 69,45

De gemeente Tilburg heeft jeugdhulp ingekocht. Zie de link Home - Zorg in Regio Hart van Brabant voor informatie welke gecontracteerde organisaties ondersteuning bieden, de tarieven en een inhoudelijke toelichting op het aanbod. 

Tarieven informeel

#

Omschrijving prestatie

Grondslag tarief

Tarief pgb informeel 2024

96

Pgb begeleiding individueel per uur

Per uur

1 oktober

€ 24,42

97

Pgb persoonlijke verzorging individueel

Per uur

1 oktober

€ 24,42

Bijlage 2 - Eisen ten aanzien van de zorgverlening

Deze bijlage behoort bij artikel 3.9 lid 2 van deze verordening en heeft betrekking op alle zorgverleners.

Een zorgverlener:

  • biedt hulp die veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.

  • werkt actief en integraal samen met andere hulpverleners en -aanbieders in het belang van de jeugdige en of ouders.

  • werkt aantoonbaar (met een plan) aan de doelen van het ondersteuningsplan.

  • moet, als dat wordt gevraagd, een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overhandigen.

  • is niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding of fraude.

  • Voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

Bijlage 3 Eisen ten aanzien professionele zorgverleners

Deze bijlage behoort bij artikel 3.9 lid 3 van deze verordening heeft betrekking op professionele zorgverleners voor het verlenen van jeugdhulp. Naast de eisen zoals opgenomen in bijlage 2 moet ook aan de onderstaande eisen worden voldaan om in aanmerking te komen voor het tarief van de professionele zorgverlener.

  • inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • Zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de jeugdige. Dit kan blijken uit:

    • -

      BIG- SKJ registratie.

    • -

      Registratie bij het registerplein voor een van de relevante beroepen, of als voldaan wordt aan de eisen die vanuit dit beroepenregister gesteld worden aan opleiding en gedrag.

    • -

      Registratie in het SRVB register voor vaktherapeuten of het Kwaliteitsregister voor HoogBegaafdheid.

    • -

      Een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo).

  • Medewerkers/zorgverleners ontvangen een salaris dat overeenkomstig is met de betreffende ondersteuning die wordt geboden.

  • Medewerkers/zorgverleners zijn geen eerste- tweede of derdegraads familie van de jeugdige (met uitzondering van pleegzorgconstructies).

  • Medewerkers/zorgverleners hebben een meldplicht bij calamiteiten en geweld.

  • Medewerkers/zorgverleners werken volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • Er wordt gewerkt met een systematische kwaliteitsbewaking op verzoek aantoonbaar door de jeugdhulpaanbieder.

Een professionele zorgverlener die niet aan de bovenstaande eisen voldoet krijgt een tarief dat gelijk is aan het niveau van een informele zorgverlener (art3.9 lid 3). Dat geldt ook voor een professionele zorgverlener die behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouders (art 3.7 lid 9).

Bijlage 1 - Relevante wijzigingen

Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2025

  • 1.

    In artikel 1.1 (begripsbepalingen) zijn de volgende definities toegevoegd: informele zorgverlener, jeugdhulpaanbieder, professionele zorgverlener, familiegroepsplan & huisgenoot.

    In hoofdstuk 1 is in artikel 1.1 een aantal definities toegevoegd omwille van volledigheid en duidelijkheid. Geen inhoudelijke consequenties.

  • 2.

    Art. 2.1 is “ingedikt”: geen expliciete verwijzing meer naar voorzieningen.

    Het aanbod van overige voorzieningen is groot en aan verandering onderhevig. Het benoemen van slechts een paar voorzieningen in art. 2.1 dekt niet de lading en kan verwarring wekken.

  • 3.

    De gehele verordening is gescreend op het gebruik van de juiste, volledige en actuele benamingen van voorzieningen en begrippen. Zo ook art. 2.2.

    Tekstuele update / verduidelijking.

  • 4.

    In de gehele verordening is de term Toegangsprofessional vervangen door Toegang Tilburg.

    Tekstuele update.

  • 5.

    Art. 2.3 lid 2 is doorgehaald.

    Overbodig geworden. De Jeugdwet bepaalt wie aanspraak kan maken op jeugdhulp.

  • 6.

    Art. 2.4 oud is verplaatst naar nieuwe hoofdstuk 3 (art. 3.10).

    Gaat over pgb-voorzieningen vervoer. Daarom verplaatst naar nieuwe hoofdstuk 3 in de vorm van een nieuw artikel 3.10

  • 7.

    Toevoeging van artikel 3.12 met daarin alle beoordelingscriteria met betrekking tot eigen kracht.

    Conform de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 29 mei 2024 zijn in artikel 3.12 de beoordelings /afwegingscriteria opgenomen die betrekking hebben op eigen kracht. Dit betreft een formalisering van hetgeen in de praktijk al werd toegepast.

  • 8.

    Oorspronkelijke hoofdstuk 4 is hoofdstuk 3 geworden.

    De oorspronkelijke hoofdstukken 3 en 4 zijn omgedraaid. Voor een betere de leesbaarheid van de verordening is het logischer om eerst te beginnen met een beschrijving van het proces voor het aanvragen en toekennen van jeugdhulp via de gemeente en daarna een beschrijving van de toekenning van jeugdhulp via het medisch domein en het justitieel kader.

  • 9.

    De (nieuwe) artikelen 3.1 – 3.7 bevatten enkele tekstuele wijzigingen/verbeteringen.

    Tekstuele update/verduidelijking.

  • 10.

    M.b.t. tariefstelling pgb is een nieuw artikel 3.8 toegevoegd. Bepalingen uit oorspronkelijke art. 4.7 m.b.t. pgb-tarief zijn geactualiseerd en verbeterd en naar nieuw artikel 3.8 gebracht.

    Ter bevordering van de leesbaarheid en duidelijkheid is er een apart artikel opgenomen dat gaat over pgb-tarieven. Art 3.8 heeft betrekking op de beschrijving van de pgb-tarieven en systematiek van het jaarlijkse indexeren. Het betreft tekstuele aanpassingen/toevoegingen zonder de inhoud van pgb tarieven en wijze van indexeren te veranderen. Door deze aanpassingen hoeft de verordening jaarlijks niet meer gewijzigd te worden vanwege indexering van pgb-tarieven. Dit legt jaarlijks een behoorlijke aanslag op het besluitvormingproces tot aanpassing/vaststelling van de verordening. Ook omdat een aantal indexeringspercentages laat in het jaar bekend wordt. Bekendmaking van de jaarlijks aangepaste pgb-tarieven vindt plaats via publicatie door college.

  • 11.

    M.b.t. kwaliteitseisen pgb is een nieuw artikel 3.9 toegevoegd. Bepalingen uit oorspronkelijke art. 4.7 m.b.t. kwaliteitseisen zijn geactualiseerd en verbeterd en naar nieuw artikel 3.9 gebracht.

    Ter bevordering van de leesbaarheid en duidelijkheid is er een apart artikel opgenomen dat gaat over pgb-kwaliteitseisen: art. 3.9. Er is geen sprake van inhoudelijke wijzigingen.

  • 12.

    Oorspronkelijke hoofdstuk 3 is hoofdstuk 4 geworden. Met een beperkt aantal tekstuele aanpassingen ter verduidelijking/update.

    Tekstuele update/geen inhoudelijke wijziging

  • 13.

    Met de wijzigingen in de verordening heeft ook – indien nodig – wijziging / aanvulling van de toelichting op de verordening plaatsgevonden.

    Tekstuele update/geen inhoudelijke wijziging

  • 14.

    Bijlage 1: update van tarievenlijst pgb

    Tekstuele update/geen inhoudelijke wijziging

Toelichting op de verordening jeugdhulp

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Een andere voorziening is een voorziening die de jeugdige kan ontvangen op grond van een andere wet dan de Jeugdwet, bijvoorbeeld de Wmo 2015, de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • h.

    Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen, de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.

  • r.

    De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.

  • t.

    Pgb vertegenwoordiger is een door de pgb-houder gemachtigde natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel een door de rechter benoemde wettelijke vertegenwoordiger die de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op zich neemt.

Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

Dit artikel is een uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. Zie de definitie van het begrip “overige voorzieningen” neergelegd in artikel 1.1 van deze verordening.

Hoewel het begrip Overige voorziening in de Jeugdwet zelf niet expliciet wordt gedefinieerd, mag uit de memorie van toelichting op de Jeugdwet worden afgeleid dat het begrip eenzelfde positie heeft als het begrip "algemene voorziening” binnen de kaders van de Wmo 2015.

Bij een ‘overige voorziening’ gaat het om aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is. Hoewel deze voorzieningen niet specifiek bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle jeugdigen en/of hun ouders, zijn ze anderzijds door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken. Het moet gaan om aanbod door of namens het college georganiseerd. Lokaal aanbod van diensten waar de gemeente Tilburg geen bemoeienis mee heeft valt dus niet onder de reikwijdte van het begrip overige voorziening.

Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:

  • Gezins- en jongerencoaching zoals dat wordt verricht door professionals werkzaam vanuit Toegang Tilburg;

  • jongeren- en algemeen maatschappelijk werk;

  • jeugdgezondheidszorg (denk bijv. aan consultatiebureau); en

  • voorzieningen gericht op kwetsbare gezinnen.

Soms gaat het om voorzieningen waarbij de inzet van vrijwilligers een grote rol speelt.

Een overige voorziening is per definitie geen individuele voorziening, met name gelet op de vrije toegankelijkheid van een overige voorziening.

Het onderscheid tussen een overige en individuele voorziening is van belang gelet op de mogelijkheid voor het college om te bepalen dat een jeugdige niet in aanmerking komt voor een individuele voorziening als er een passende overige voorziening beschikbaar is. De wetgever heeft dit overigens niet met zoveel woorden geduid in de jeugdwet zelf, maar wel in de memorie van toelichting (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 136). Zie in dat licht ook artikel 3.3 lid 1 sub e van de verordening.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

Dit artikel geeft een uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet, komt naar voren dat de burger recht heeft op een beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente.

Een aantal voorzieningen toegelicht:

  • -

    Ambulante hoog specialistische jeugdhulp; dit is behandeling van jeugdigen met zeer complexe hulpvragen waarbij de veiligheid en/of ontwikkeling door de aard van de problematiek zeer ernstig in het geding is.

  • -

    Ambulante specialistische jeugdhulp; dit is begeleiding en behandeling van jeugdigen en/of hun ouders, als voor de hulpvraag specifieke kennis/expertise noodzakelijk is. Ook ververvoer van, naar of vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, valt hieronder. Er is sprake van individueel vervoer als de jeugdige alleen wordt vervoerd naar de jeugdhulpaanbieder. Als de jeugdige met een rolstoel in een taxibus wordt vervoerd is er sprake van rolstoelvervoer. Er is sprake van lopend vervoer als de jeugdige op een stoel in de taxibus wordt vervoerd.

  • -

    Respijtzorg zonder overnachting; een professionele jeugdhulpaanbieder neemt op een externe locatie tijdelijk de taken over, zodat ouders de mogelijkheid hebben om ademruimte te nemen.

2. Individuele voorziening met verblijf:

  • -

    Pleegzorg; een jeugdige verblijft in een pleeggezin. Pleegzorg is het bieden van een veilige, gestructureerde opvoedsituatie in een gewone gezinssituatie.

  • -

    Gezinshuizen; de jeugdige verblijft in een voorziening die zoveel mogelijk lijkt op een gezin: in de buurt, kleinschalig en met vaste opvoeders.

  • -

    Fasehuis; dit is een plek waar jeugdigen die extra ondersteuning nodig hebben stap voor stap leren om zelfstandig te wonen.

  • -

    Kamertraining; jeugdigen wonen samen in een huis van een organisatie voor jeugd- en opvoedhulp en worden voorbereid op zelfstandig wonen.

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

Dit artikel geeft aan dat het college de goedkoopst passende voorziening verstrekt. Het derde lid waarborgt dat de jeugdhulpaanbieder - ook wanneer deze jeugdhulp biedt in het buitenland - binnen de kaders van het Nederlands recht en de Nederlandse inspecties dient te opereren.

Hoofdstuk 3 - Procedure toegang jeugdhulp via gemeente

Artikel 3.1 Algemeen

In dit artikel zijn verschillende procedure afspraken opgenomen die gelden bij de procedure toegang jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een jeugdhulpaanbieder bij een afgegeven besluit.

Artikel 3.2 Vooronderzoek

Jeugdigen en/of ouders kunnen zich met een hulpvraag wenden tot het college.

Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag, waarna de fase van het onderzoek start.

Bij de melding van de hulpvraag wordt In het kader van de rechtmatigheid in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (lid 5). De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien.  Tevens wordt beoordeeld of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.

Er is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie (lid 6). Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.

Als een eerste contact met Toegang Tilburg voldoende concreet en schriftelijk is, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders worden afgezien van een vooronderzoek en meteen worden overgegaan tot een aanvraag.

Artikel 3.3 Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken. In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden. In de onderdelen a tot en met h zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet [en de verordening] vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken. Afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige wordt rekening gehouden met zijn/haar mening en voorkeur over de in te zetten ondersteuning (lid twee).

Het derde lid bevestigt de regeling van het familiegroepsplan, in de wet (artikel 2.1, onder g, in samenhang met artikel 1.1). De wet vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

Artikel 3.4 Verslag

Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. Het college verstrekt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de jeugdige. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek wordt ook gebruikt als een met de jeugdige en of ouders overeengekomen plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de jeugdige en of ouders dit plan ondertekenend. Afhankelijk van de leeftijd ondertekent de jeugdige het Plan van aanpak. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is vormvrij (tweede lid).

Artikel 3.5 Aanvraag

Jeugdigen of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp schriftelijk indienen. In de Jeugdwet zelf zijn geen termijnen opgenomen voor de periode van onderzoek of het nemen van een besluit op een aanvraag jeugdhulp. Om die reden zijn de termijnen van de Awb van toepassing. Toegang Tilburg beoordeelt welke aanbieder het beste bij de problematiek van de jeugdige past. Als blijkt dat er een noodzaak is voor hoog specialistische jeugdhulp wordt door Toegang Tilburg zo snel mogelijk contact opgenomen met Crossroads. Crossroads bepaalt de aard van de hoog specialistische jeugdhulp en neemt namens de gemeente een besluit. In alle andere gevallen bepaalt de Toegang Tilburg de aard en omvang van de jeugdhulp en stuurt de gemeente een beschikking met een beknopt plan jeugd of een formulier onderbouwing aanvraag als bijlage. Het is mogelijk (via de reguliere procedure) om hier bezwaar tegen te maken. De afhandeling van bezwaarzaken wordt afgehandeld door de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Tilburg.

Artikel 3.6 Inhoud beschikking

Indien de jeugdige of zijn ouders een aanvraag bij het college indienen, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep kunnen indienen. In de beschikking staat de informatie die voor de ouder(s) en of jeugdige nodig is om hun rechtspositie te bepalen en te begrijpen.

Artikel 3.7 Regels voor pgb

In lid 1 is opgenomen dat het college een persoonsgebonden budget verstrekt in overeenstemming met de wet. Een pgb wordt alleen verstrekt als de jeugdige en of ouder(s) dit wenst en hier gemotiveerd om vraagt. Door deze motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen. Een persoonsgebonden budget is bedoeld voor jeugdigen en ouder(s) met een specifieke zorgbehoefte waarbij het zorg in natura aanbod niet voldoende passend is en nadrukkelijk geen alternatieve financieringsstroom voor niet gecontracteerde zorgaanbieders.

Toegang Tilburg stelt vast of de ouder(s) (of de pgb vertegenwoordiger voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsgebonden budget. In een Plan van aanpak worden de te behalen resultaten, de aard en omvang van de benodigde zorg vastgelegd.

Jeugdige of hun ouders dienen zelf bij te betalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan in de betreffende situatie goedkoopst passend door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura (lid 6 sub c).

In lid 9 staat dat jeugdhulp geleverd door een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt altijd wordt aangemerkt als informele zorgverlening.

Lid 14: Vanuit de SVB bestaat de mogelijkheid dat budgethouder en zorgverlener in de zorgovereenkomst een vast maandloon overeenkomen. Maandelijkse betaling aan de zorgverlener vindt dan automatisch plaats door SVB zonder vooraf ontvangen factuur of specificatie. Dergelijke afspraken zijn niet wenselijk, omdat zorg in de praktijk veelal fluctueert en een vast maandloon daar geen rekening mee houdt. Het is belangrijk dat de budgethouder per maand te zien krijgt welke zorg er is geleverd en wat de daarmee samenhangende kosten zijn.

Art 3.8 Tarieven persoonsgebonden budget

In art 3.8 is de tariefstelling van de persoonsgebonden budgetten geregeld. In lid 1 is het tarief vastgelegd voor professionele zorgverlening, die dus voldoet aan alle kwaliteitseisen uit de jeugdwet en genoemde eisen in bijlage 2 en 3. Het tarief wordt bepaald aan de hand van de zorg in natura tarieven, tenzij uit het budgetplan blijkt dat de hulp voor een lager tarief ingekocht kan worden. Dan mag uitgegaan worden van dit lagere tarief. Conform de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB d.d. 16 augustus 2023) is in lid 3 geregeld dat het tarief voor een pgb voor informele hulp overeenkomt met de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT).

Art 3.9 Eisen ten aanzien van de zorgverlening in de vorm van een pgb

De kwaliteit van de in te kopen jeugdhulp dient naar het oordeel van het college geborgd te zijn. In dit artikel zijn de kwaliteitseisen opgenomen om een goede kwaliteit en deskundigheid van professionele zorgverleners te waarborgen. Het college ziet toe op de kwaliteit van jeugdhulpverleners door periodieke overleggen, een jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek en indien nodig het controleren van de geleverde diensten. Het college ziet toe op de kwaliteit van professionele zorgverleners door steekproefsgewijs onderzoek onder andere naar de resultaten van de ondersteuning. Bij de wens om hulp van het sociale netwerk te betrekken, beoordeelt het college of de benodigde hulp wel door het sociale netwerk geboden kan worden. Als de conclusie is dat de ontwikkeldoelen niet bereikt kunnen worden als de betreffende hulp door iemand uit het sociale netwerk wordt geboden, kan dat reden zijn om het pgb te weigeren. De kwaliteit van de in te zetten hulp is dan immers niet geborgd.

Artikel 3.10 Vervoersvoorzieningen in de vorm van een pgb

Dit artikel gaat in op de voorwaarden voor een vervoersvoorziening. Het vraagstuk vervoer staat centraal, waarbij er wordt gekeken naar een oplossing die aansluit op de ondersteuningsbehoefte van de aanvrager. Het vervoer wordt toegekend over de retour afstand tussen het adres van de jeugdige en het adres van de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Het college bepaalt onder meer de looptijd van de vervoersvoorziening dan wel de hoogte van de vergoeding (lid 3).

Artikel 3.11 Advisering

Dit artikel geeft aan dat het voor het college mogelijk is om een extern deskundige om advies te vragen in het onderzoek. De jeugdige en/of ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 3.12 Beoordelingscriteria voor (boven)gebruikelijke hulp/eigen kracht ouders

De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 mei 2024 geoordeeld dat in de gemeentelijke verordening een hoofdrichting moet zijn opgenomen over hoe om te gaan met de voorwaarde “eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen” van ouders. Dit artikel beoogt hier invulling.

Al de afwegingscriteria en beoordelingsfactoren uit dit artikel geven invulling aan het begrip eigen kracht. Liever zouden we hier samenkracht van maken. We willen ouders en jeugdigen in staat stellen om de uitdagingen van het leven waar mogelijk samen met omgeving aan te gaan. Door hulp te kunnen en durven vragen aan de directe omgeving en steun te ervaren van familie, vrienden maar ook vanuit het netwerk, de buurt, de sportvereniging of school.

Indien dit netwerk (nog) niet beschikbaar is dan is er toegang tot een individuele voorziening tot jeugdhulp waarin één van de doelen is te onderzoeken hoe de ouders/jeugdigen het (op termijn) weer zelf kunnen regelen om zo ook de ouders/jeugdigen nog meer regie te geven over hun eigen situatie (versterking van de eigen kracht en zelfredzaamheid).

In lid 1 is opgenomen dat ouders en jeugdigen pas in aanmerking komen voor jeugdhulp als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag. Het uitgangspunt is er eerst wordt gekeken naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (eigen kracht).

In lid 2 staat uitgelegd wat er wordt verstaan onder gebruikelijke hulp en welke verplichting er rust bij ouders voor de verzorging, opvoeding, begeleiding en toezicht op hun kinderen. Deze verplichting vloeit voor uit artikel 1:247 BW waarin de wetgever heeft vastgelegd dat ouders (met ouderlijk gezag) de plicht hebben hun minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijke en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn of haar persoonlijkheid.

In lid 3 zijn de factoren opgenomen die bepalend zijn of er sprake is van gebruikelijke hulp.

In lid 4 is opgenomen dat indien er sprake is van gebruikelijke hulp hier in beginsel geen individuele voorziening tot jeugdhulp voor wordt verstrekt tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting.

In lid 5 wordt een onderscheid gemaakt tussen een kortdurende en een langdurige situatie. Indien er sprake is van een kortdurende situatie wordt in beginsel verwacht dat ouders de zorg zelf bieden (lid 6) tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting.

Een langdurige situatie vraagt andere beoordelingscriteria dan een kortdurende situatie. In lid 7 is opgesomd met welke factoren bij de beoordeling rekening wordt gehouden. Als alle factoren mee zijn gewogen en het (zelf) verlenen van de zorg levert geen problemen op dan wordt van ouders verwacht dat zij deze zorg (deels) zelf leveren (lid 8) en wordt er geen individuele voorziening voor jeugdhulp versterkt. Ook indien het sociale netwerk van de ouders en/of de jeugdige (een deel) ondersteuning kan bieden wordt verwacht dat ouders hier ook gebruik van maken. Het doel is juist om ouders weer in hun kracht te zetten en daarmee de regie te laten houden.

Er zijn ouders die een aanvullende zorgverzekering hebben (lid 10) waaruit zorg kan worden vergoed. Indien daar sprake van is dan verwachten wij van ouders dat ze hier eerst gebruik van maken. Alleen indien dit niet toereikend is kan aanspraak worden gemaakt op een individuele voorziening voor jeugdhulp.

Indien er sprake is van (dreigende) overbelasting (lid 11) wordt altijd ook gekeken naar zowel de oorzaak van deze (dreigende) overbelasting én het verband met de zorg aan de jeugdige. De overbelasting bij de ouder(s) moet (mede) worden veroorzaakt door de zorg voor de jeugdige. Indien de overbelasting ontstaat door andere factoren (zoals een stressvolle baan, veel uren werken) zal op dat vlak naar een oplossing moeten worden gezocht. In sub d is opgenomen dat het verlenen van hulp aan je kind in beginsel voor gaat op sociale/maatschappelijke activiteiten. Hiermee wordt niet beoogd dat ouders geen enkele sociale of maatschappelijke activiteit meer mogen uitoefenen of bijwonen. Hierin moet sprake zijn van een bepaalde mate van redelijkheid in het aantal activiteiten en de tijdsduur.

Indien er sprake is van een informeel persoonsgebonden budget voor zorg aan de jeugdige en er is sprake van (dreigende) overbelasting dan kan het (tijdelijk) stopzetten van dit Pgb een mogelijkheid zijn om de (dreigende) overbelasting te stoppen doordat een andere zorgverlener de zorg (tijdelijk) overneemt.

Hoofdstuk 4 – Toegang anders dan gemeente

Artikel 4.1 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel e, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige zich rechtstreeks melden bij de jeugdhulpaanbieder. Dit is niet van toepassing als de hulpvraag hoog specialistische hulp vereist. Hoog specialistische jeugdhulp is intensieve hulp bij zeer complexe en/of meervoudige problematiek. Ook verblijfsvoorzieningen met behandelgroepen, waar een jeugdige buiten het eigen gezin opgevangen wordt, vallen onder de hoog specialistische jeugdhulp. In die gevallen verwijst de huisarts, medisch specialist en jeugdarts de jeugdige naar Crossroads. Crossroads beoordeelt welke vorm deze geboden dient te worden. Crossroads stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.

De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen niet verwijzen naar jeugdhulp in pgb; om een individuele voorziening in pgb te verstrekken zijn handelingen nodig zoals het opstellen van een budgetplan en voorlichting geven over de SVB, die doorgaans geen onderdeel zijn van een dergelijke verwijzing.

De toets als bedoeld in het derde lid is bedoeld om een deskundige toeleiding naar de juiste jeugdhulp te ondersteunen. In de Memorie van toelichting op de Jeugdwet wordt deze bevoegdheid als volgt omschreven: 'De gemeente kan in haar verordening niet alleen aangeven welke vormen van jeugdhulp alleen na een besluit van de gemeente of een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts toegankelijk zijn, maar ook de voorwaarden waaronder deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg verkregen kunnen worden. Met andere woorden, de jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling welke vorm van jeugdhulp, met welke frequentie en voor hoe lang gebonden aan hetgeen de gemeente hierover in de verordening heeft opgenomen.' Door deze voorwaarde in de verordening op te nemen zijn de jeugdhulpaanbieders gebonden aan het oordeel van het college na toetsing van de aanvraag.

In het derde lid wordt gesproken over een toets op basis van signalen en steekproeven. Met signalen worden bedoeld alle zaken die over aanbieders, vormen van jeugdhulp en producten worden gesignaleerd. De signalen kunnen op verschillende manieren worden opgemerkt. Bijvoorbeeld vanuit materiële controle, relatiebeheer met aanbieders, data-analyse waaronder het maken van algemene prognoses en begrotingen. “Signalen” dient hier dus breed te worden opgevat. De steekproeven die worden bedoeld in lid 3 kunnen alle mogelijke delen zijn van de totale populatie aan jeugdhulp zoals aangevraagd als bedoeld in artikel 4.1. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in zorgsoort, aanbieder, periode van controle, etc. Een steekproef kan daarmee voor een bepaalde periode ook behelzen dat alle aanvragen worden gecontroleerd. In artikel 4.1, lid 4 staat het college op verzoek van de jeugdige of zijn ouders een beschikking af dient te geven. De jeugdige of zijn ouders kunnen dit verzoek, gericht aan het college, doen bij de afdeling Dienstverlening - team Backoffice van de gemeente Tilburg.

Artikel 4.2 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting, het gaat dan om kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.

Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Lid 1

Deze bepaling berust mede op artikel 8.1.2 lid 1 van de wet, waarin is vastgelegd dat de jeugdige of zijn ouders het college alle informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de verlening van een pgb. In deze verordening wordt de toepassing van deze informatieplicht verbreed naar de voorzieningen in natura. Immers, ook van jeugdigen en/of ouders met jeugdhulp in natura kan verlangd worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of terecht een beroep op de voorziening wordt of is gedaan.

De medewerkingsverplichting uit het derde lid van artikel 8.1.2 van de wet ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op een rechtmatige verstrekking van een individuele voorziening, zowel pgb als in natura.

Lid 2

Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een individuele voorziening kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij ‘wijzigen’ gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is ‘herzien’, wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.

De bepaling is afgeleid van artikel 8.1.4 van de Jeugdwet die de herziening en intrekking regelt van verstrekte pgb's. Hoewel de Jeugdwet enkel spreekt van ‘herzien’ of ‘intrekken’ is uit de toelichting af te leiden dat hiermee ook beëindigen of wijzigen wordt bedoeld. Dat is daarom expliciet benoemd in deze bepaling.

Verder breidt de verordening bepaling de herzienings- / intrekkingsbevoegdheid uit tot de individuele voorziening in natura. Het gaat hier om een 'kan'-bepaling. Het college is dus niet verplicht gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot herziening of intrekking.

Lid 4

In de Jeugdwet is geregeld dat het college een pgb kan invorderen als dit is herzien of ingetrokken in verband met onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de jeugdige/ouder (zie artikel 8.1.4 lid 3 Jeugdwet). Alvorens tot invordering te kunnen overgaan, moet het college het bedrag echter eerst terugvorderen. Terugvordering is niet geregeld in de Jeugdwet. Het is daarom van belang hiervoor een grondslag op te nemen in de verordening. Net zoals bij herziening en intrekking gaat het bij terugvordering om een bevoegdheid van het college. Met ingang van 1 april 2017 is artikel 8b, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling Jeugdwet van kracht. Het artikel bepaalt dat de voor budgethouders verplicht gestelde modelzorgovereenkomsten een zogenoemd derdenbeding bevatten, waarmee het college ten onrechte gedeclareerde ondersteuning kan verhalen op de ondersteuner die jeugdhulp levert.

Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.

Lid 1

Het is van belang dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden. Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.

Lid 2

In deze bepaling is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezig houdt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11).

Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Gecontracteerde jeugdhulpaanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IG&J) en pgb aanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Toegang Tilburg. De gemeente heeft in het kader van contractering en monitoring een rol bij het toezien op en controleren van de kwaliteit. Voor zover de gemeente hierbij signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde jeugdhulp, stuurt de gemeente deze door naar de IG&J.

Het kwaliteitstoezicht op mogelijke aanvullende kwaliteitseisen is aan de gemeente zelf. Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders, zowel in natura als pgb. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.

Lid 4

Deze bepaling ziet toe op het wettelijk mogen verwerken/gebruikmaken van (bijzondere) persoonsgegevens bij controle door de Toezichthouder Jeugdwet. Ook vormt dit de grondslag om (controlerende) interventies en passende maatregelen te kunnen toepassen.

Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door jeugdhulpaanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermings-maatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Hoofdstuk 6 - Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van bestuursorganen en personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon

In artikel 2.5, tweede lid, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.

Hoofdstuk 7 - Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot medezeggenschap tegenover de jeugdhulpaanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 en verder van de wet.

Met het tweede lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.

Hoofdstuk 8 - Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.

Artikel 8.3 Nadere regels

In dit artikel wordt bepaald dat er Nadere regels jeugdhulp door de gemeente Tilburg vastgesteld kan worden. Nadere regels bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 8.4 Intrekking oude verordening

In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de jeugdige en of ouders kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de jeugdige en of ouders. Dit ter voorkoming dat de jeugdige en of ouders gedupeerd zijn als de aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en de rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast.

Artikel 8.5 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.