Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2025

Geldend van 01-01-2025 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2025

Besluit van de burgemeester en van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam, elk voor zover bevoegd.

Gelet op:

- Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit

Vast te stellen:

Het Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2025

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst.

  • b.

    Burgemeester: de burgemeester van de gemeente.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • d.

    Directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

  • e.

    Gemeente: de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

  • f.

    Machtiging: de bevoegdheid om in naam van de publiekrechtelijke rechtspersoon waartoe het college behoort feitelijke handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • g.

    Mandaatgever: bestuursorgaan dat met dit besluit mandaat verleent aan de directeur.

  • h.

    Medewerkers: functionarissen in dienst bij de Omgevingsdienst krachtens een arbeidsovereenkomst of werkzaam volgens een overeenkomst van opdracht.

  • i.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

  • j.

    Volmacht: de bevoegdheid om in naam van de publiekrechtelijke rechtspersoon waartoe het college behoort privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 2 Mandaat, volmacht en machtiging

  • 1.

    Het college en de burgemeester, elk voor zover het zijn bevoegdheid betreft:

    • a.

      verleent mandaat aan de directeur voor het uitoefenen van de bevoegdheden,

    • b.

      verleent machtiging en volmacht aan de directeur voor het verrichten van feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen, en

    • c.

      bepaalt dat brieven en besluiten namens het bestuursorgaan kunnen worden getekend,

  • voor zover de bevoegdheid of handeling is genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst en de uitoefening daarvan noodzakelijk is voor het verrichten van de taken van de omgevingsdienst.

  • 2.

    De directeur kan voor de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en voor de handelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, schriftelijk ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging verlenen aan medewerkers van de omgevingsdienst.

  • 3.

    Wat in dit besluit is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging en op ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging.

  • 4.

    Bij de ondertekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt aangegeven dat die ondertekening plaatsvindt namens het college of de burgemeester.

  • 5.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden, als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

Artikel 3 Wettelijke kaders en beleid

  • 1.

    De directeur oefent de gemandateerde bevoegdheden uit binnen de kaders van daarvoor geldende regelgeving en vastgesteld beleid.

  • 2.

    Indien regelgeving en beleid als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld of gewijzigd door mandaatgever, dan wordt over het voornemen daartoe overlegd met de directeur.

  • 3.

    De mandaatgever zorgt ervoor dat de omgevingsdienst beschikt over het beleid als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Instructies

Instructies van de mandaatgever aan de directeur worden schriftelijk en tijdig gegeven.

Artikel 5 Informeren en afstemmen

  • 1.

    Voordat een bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt uitgeoefend, wordt overlegd met de mandaatgever, wanneer die uitoefening:

    • a.

      afwijkt van een door de mandaatgever gegeven instructie;

    • b.

      naar verwachting grote politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben;

    • c.

      mogelijk tot aansprakelijkstelling van de gemeente kan leiden.

  • 2.

    Als de directeur besluit het verleende mandaat in een bepaald geval niet wenst uit te oefenen of als de mandaatgever besluit het gegeven mandaat in een bepaald geval intrekt, dan informeert de mandaatgever de raad hierover.

Artikel 6 Overgangsrecht

Op de uitoefening van bevoegdheden op grond van het overgangsrecht bij de Omgevingswet, in samenhang met het recht zoals dit gold voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijven voor de duur van dat overgangsrecht, de onder het oude recht verleende mandaatbesluiten van toepassing.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2.

    Het Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2023 van 28 november 2023 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2025.

Ondertekening

Aldus besloten door de burgemeester en door het college van burgemeester en wethouders, elk voor zover bevoegd, van de gemeente Hardinxveld-Giessendam op 3 december 2024.

De secretaris, De burgemeester,

[naam] [naam]

De burgemeester,

[naam]

ONDERMANDAATLIJST als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit gemeente Hardinxveld-Giessendam voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2025.

BEVOEGDHEDEN

VOORWAARDEN

1.

Het uitoefenen van proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures.

Betreft proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerker en het vragen van uitstel van behandeling van bezwaar- en beroepszaak.

2.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om de burgemeester of het college te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

3.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om namens de burgemeester of het college binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

4.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

a) Artikel 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het niet behandelen van een aanvraag en het afdoen van een nieuwe aanvraag na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking.

b) Artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het horen van de aanvrager en de belanghebbende.

c) Afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de beslistermijn.

d) Titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake bestuursrechtelijke geldschulden, m.u.v. afdeling 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (aanmaning en invordering bij dwangbevel).

e) Artikel 8:29, artikel 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht inzake geheimhouding, de bestuurlijke lus en tussenuitspraak.

f) Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het van toepassing verklaren van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

g) Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (coördinatiebesluiten en het optreden als coördinerend bestuursorgaan).

h) Artikel 16.10 van de Omgevingswet (buiten behandeling laten aanvraag).

i) Artikel 16.24, tweede lid, van de Omgevingswet (buiten toepassing verklaren van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij kennelijke verschrijving).

5.

De bevoegdheid tot het aanvragen en verantwoorden van subsidies, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Mits en voor zover de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangegeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente in het geval sprake is van de uitvoering van programmataken, als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

6.

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek, alsmede het nemen van besluiten op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

7.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wet open overheid.

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking.

8.

De bevoegdheid tot het nemen van een besluit op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, met de mogelijkheid tot het verlenen van ondermandaat. Indien een besluit is genomen krachtens ondermandaat dan is de directeur bevoegd tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

9.

De bevoegdheid tot het afhandelen van en het doen van een melding en/of een mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens als bedoeld in artikel 33 en 34 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, met de mogelijkheid tot het verlenen van ondermandaat.

De directeur of degene aan wie ondermandaat is verleend informeert het college / de burgemeester zo spoedig mogelijk over de afhandeling als bedoeld in het vorige lid en vermeldt hierbij voor zover bekend de vermeende oorzaak van de (vermoedelijke) Inbreuk, de categorie persoonsgegevens, de categorie betrokkenen, het aantal betrokkenen en de wijze van afhandelen. Onder dit laatste wordt tevens begrepen de beslissing of de Inbreuk is gemeld bij de toezichthoudende autoriteit en/of de betrokkene(n).

10.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van afdeling 5.1 van de Omgevingswet en op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Omgevingswet, waaronder tevens begrepen de omgevingsplanregels van rijkswege als bedoeld in artikel 22.2 van de Omgevingswet, alsmede voor activiteiten die op grond van de provinciale omgevingsverordening vergunningplichtig zijn.

Betreft:

- Procedurestappen.

- Ontwerpbesluit.

- Besluit.

Bij meervoudige vergunningaanvragen vindt afstemming plaats met de gemeente.

11.

De bevoegdheid tot:

a) Het afhandelen van meldingen;

b) Het in ontvangst nemen van informatie en van te verstrekken gegevens en bescheiden;

c) Het stellen van maatwerkvoorschriften;

d) Het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen;

e) Het beslissen op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel;

f) Het opleggen van een gedoogplicht;

g) Het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden,

als bedoeld in de hoofdstukken 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 van de Omgevingswet juncto het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Omgevingsplan waaronder tevens begrepen de omgevingsplanregels van rijkswege als bedoeld in artikel 22.2 van de Omgevingswet.

Hieronder wordt onder meer ook verstaan het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten. Onder een besluit bijzondere omstandigheden worden verstaan besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Omgevingswet.

12.

Het nemen van besluiten over te overleggen meldingen, rapportages en soortgelijke documenten.

13.

Besluiten inzake het beoordelen van PRTR-verslagen en het verrichten van werkzaamheden in het kader van de PRTR-verordening als bedoeld in paragraaf 11.2.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en paragraaf 10.8.6 van het Omgevingsbesluit.

14.

Besluiten in het kader van de milieueffectrapportage als bedoeld in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en hoofdstuk 11 van het Omgevingsbesluit.

15.

Het adviseren namens het college in gevallen waarin het college als adviseur is aangewezen op grond van afdeling 16.2 van de Omgevingswet en het betreft verzoeken om advies in verband met de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden en gemachtigde taken.

In afstemming met de gemeente.

16.

Het nemen van besluiten op grond van het gestelde bij of krachtens afdeling 19.2a van de Omgevingswet met betrekking tot een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem.

17.

De bevoegdheid tot het in behandeling nemen en beoordelen van meldingen en het nemen van besluiten ingevolge het gestelde bij of krachtens de artikelen in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer.

18.

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de hoofdstukken 8, 10, 13 en 19 van de Wet milieubeheer.

19.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer inzake het verlenen van ontheffing van het in artikel 10.2 gestelde verbod om huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft.

20.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 29 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen inzake het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 28 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

21.

De bevoegdheid om te besluiten op verzoeken tot bijzondere toestemming en om kennisgevingen te behandelen voor het laden en lossen van gevaarlijke stoffen (met name vuurwerk) als bedoeld in artikel 1 van bijlage 3 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen jo. de artikelen 2, onderdeel c, en 1, eerste lid onderdeel b sub 2 van deze Regeling jo. artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen jo. artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, gelezen in samenhang met hoofdstuk 7.5, voorschrift 7.5.11-CV1 sub a en b en hoofdstuk 8.5, voorschrift S1-(4) sub a en b van de ADR (Europees verdrag voor het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

22.

Het nemen van besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

23.

Het verrichten van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verbonden zijn aan de uitvoering van door het bevoegde bestuursorgaan genomen besluiten op grond van de artikelen 3.52, 3.53 en 3.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Onder de feitelijke handelingen vallen, voor zover nodig, de handelingen die voorheen werden verricht op grond van hoofdstuk 6 (Bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners aan het treffen van maatregelen aan de gevel) van het voormalige Besluit geluidhinder.

24.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van afdeling 7.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving inzake het mobiel breken van bouw- en sloopafval.

25.

Het behandelen van een sloopmelding als bedoeld in artikel 7.10 van het Besluit bouwwerken leefomgeving voor het verwijderen van asbest en het uitoefenen van de bevoegdheden van afdeling 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving ten aanzien van asbestverwijdering.

26.

De bevoegdheden op grond van artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen inzake kadastrale aanduiding of actuele identificatie en inschrijving in de openbare registers van beperkingenbesluiten of daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken, alsmede - indien op enig moment van toepassing - daarmee vergelijkbare bevoegdheden en taken die verlopen via het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Deze bevoegdheid is alleen van toepassing in relatie met andere in dit mandaatbesluit gemandateerde bevoegdheden. Artikel 17 van de wet is niet van toepassing op de Omgevingsdienst of zijn medewerkers.

27.

Het opmaken van een processen-verbaal van constatering, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

28.

Het opmaken van schriftelijke verklaringen, strekkende tot het signaleren van een wijziging in de feitelijke situatie die van invloed is op een of meer in de gebouwenregistratie opgenomen gegevens en die niet voortvloeit uit een krachtens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen aangewezen brondocument.

29.

De bevoegdheid tot het toekennen van nummeraanduidingen aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

30.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de artikelen 2.1 tot en met 2.5 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

31.

Het behandelen van meldingen bij of krachtens de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen juncto de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit, het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving.

32.

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

a) De Omgevingswet, met de mogelijkheid toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 18.7 van de Omgevingswet

b) De Wet milieubeheer

c) Het Vuurwerkbesluit

d) De Huisvestingswet

e) De Wet veiligheidsregio's

f) Verordeningen van de gemeente, voor zover de bevoegdheid daartoe is opgenomen in deze mandaatlijst

g) Regelingen die gaan strekken ter vervanging van de genoemde wetten, regelingen en verordeningen, voor zover hun aard en strekking ten opzichte daarvan niet wezenlijk veranderen

33.

Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:

a) Een bezoekbevestigingsbrief

b) Een constateringsbrief

c) Een voorwaarschuwingsbrief

d) Een vooraankondiging last onder bestuursdwang of last onder dwangsom of hoorbrief

e) Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (artikel 5.16 van de Algemene wet bestuursrecht)

f) Het accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften

g) Het nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften

34.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving van het gestelde bij of krachtens:

a) De Omgevingswet

b) De Wet milieubeheer

c) De Huisvestingswet

d) De Wet veiligheidsregio's

e) Het Vuurwerkbesluit

f) Het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Uitoefening van toezicht van het bepaalde bij of krachtens het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen geschiedt in overleg met de gemeente.

Bij een ongewoon voorval als bedoeld in hoofdstuk 19 van de Omgevingswet wordt zo spoedig mogelijk de burgemeester van de gemeente geïnformeerd.

Hieronder wordt tevens verstaan het verzamelen en registreren van gegevens en de behandelen van klachten (artikel 18.1 van de Omgevingswet).

35.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

a) Titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet

b) De Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet op verzoeken van derden om handhavend op te treden

c) Afdeling 18.1 van de Omgevingswet.

Het opleggen van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang geschiedt in afstemming met de gemeente.

Onder het mandaat valt ook het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden.