Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730171
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730171/1
Beleidsuitgangspunten Uitvaart in opdracht van de gemeente
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsuitgangspunten Uitvaart in opdracht van de gemeenteHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;
gelezen het ambtelijk voorstel;
overwegende, dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen voor
Besluit uitvaart in opdracht van de gemeente’;
omdat De Wet op de lijkbezorging uitvoering van artikel 20,21,22 en 22A;
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsuitgangspunten Uitvaart in opdracht van de gemeente
Inleiding
Wat gebeurt er in de bijzondere situatie waarin niemand zich bekommert om een overledene? De Wet op de lijkbezorging geeft daar een antwoord op, namelijk dat de burgemeester van de gemeente van overlijden de opdrachtgever is voor de uitvaart en de gemeente deze ook voor zijn rekening neemt. De kosten kunnen verhaald worden op de nalatenschap en/of op erfgenamen.
Er kunnen zich de volgende situaties voordoen waarbij de gemeente betrokken is bij de lijkbezorging:
- 1.
Lijkvinding met identiteit maar er zijn geen nabestaanden aan te wijzen binnen 4 werkdagen;
- 2.
Lijkvinding met identiteit maar nabestaanden weigeren in de lijkbezorging te voorzien
- 3.
Lijkvinding met identiteit maar nabestaanden kunnen niet in de lijkbezorging voorzien
- 4.
Lijkvinding zonder identiteit
Uitgangspunten lijkbezorging door de gemeente
Het uitgangspunt van de Wlb is dat de lijkbezorging geen primaire taak van de overheid is. Het is een taak van de burgers om die zorg voor elkaar te dragen. Daarom zijn de nabestaanden van de overledene in de eerste plaats verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van een uitvaart. Deze nabestaanden kunnen ook vrienden, kennissen of buren zijn. Volgens de wetgever moet het duidelijk zijn dat lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar om te participeren en deze zorg voor elkaar te dragen. Hierdoor noemt de wetgever nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt daarom ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn. Wettelijk verantwoordelijk voor de lijkbezorging is degene die het verlof tot lijkbezorging aanvraagt (artikel 18 Wlb).
In artikel 20 tot en met 22 Wlb is vastgelegd dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te realiseren, de burgemeester daarvoor verantwoordelijk is. De daaraan verbonden kosten zijn voor de rekening van de gemeente. Omdat in de Wlb relatief weinig regelt, is het nodig dat gemeente hier duidelijkheid over geeft. De gemeente regelt met het besluit uitvaart op kosten van gemeente welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en in hoeverre de gemeente maatregelen neemt om de bezittingen van de overledene te beheren en de belangen van nabestaanden te behartigen.
Deze aspecten zijn uitgewerkt in bijgaande beleidsregels, die geclusterd zijn in de volgende onderdelen:
Fase 1. Van Melding overlijden tot uitvaart overledene
Fase 2. Rondom de uitvaart;
Fase 3. Na de uitvaart.
De wettelijke grondslag voor deze beleidsregels wordt gevormd door de artikelen 20, 21 en 22 van de Wlb en artikel 16 Wlb.
Waar in dit stuk ‘gemeente’ staat vermeld, betreft het een bevoegdheid van de burgemeester. Gaat het om het verhalen van de kosten van de lijkbezorging, dan wordt met ‘gemeente’ het college van burgemeesters en wethouders (B&W) bedoeld.
Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?
Als niemand zorg draagt voor de lijkbezorging is de burgemeester verantwoordelijk. Het komt voor dat eerst wordt nagegaan welke burgemeester feitelijk verplicht is over te gaan tot de lijkbezorging. Het is immers denkbaar dat de overledene ingeschreven stond in een bepaalde gemeente maar in een andere gemeente overleden is.
Uitgangspunt van de Wlb (artikel 17Wlb) is dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging. Dat kan dus een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene woonachtig was, bijvoorbeeld omdat betrokkene in een ziekenhuis, een hospice of bij familie/vrienden elders is overleden.
Fase 1-Van Melding overlijden tot uitvaart overledene
Een melding aan de gemeente dat er een overledene is, waarover niemand zich ontfermt, is vaak afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis, politie, uitvaartondernemers enzovoort, maar ook familie of een buurman/buurvrouw kan de melding doen. Volgens de Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan (artikel 20 Wlb).
Hierna volgen de volgende stappen:
- •
Vaststellen identiteit overledene;
- •
Overbrengen overledene naar mortuarium;
- •
Onderzoek nabestaanden;
- •
Onderzoek naar testament of codicil;
- •
Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen en
- •
Eventueel beheersmaatregelen.
Artikel 1 Opdracht tot uitvaart
De opdracht tot uitvaart doorgaans uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.
De lijkbezorging moet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden (art 16 Wlb).
De beschreven werkzaamheden worden binnen die termijn verricht.
Hoe bindend is de termijn van lijkbezorging van zes werkdagen
De burgemeester heeft de bevoegdheid om een andere termijn te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood of bij het ontbreken van duidelijkheid over de identiteit van de overledene. Deze mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor de gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn. Om deze reden is de wettelijke termijn verlengd tot zes werkdagen met ingang van 1 januari 2010.
Mandaat
Formeel is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a Wlb. Deze uitvoering wordt gemandateerd. Het gemeentelijk bevoegdhedenregister is hierop aangepast. Overigens betreft het bij de uitvoering van de Wlb niet alleen het nemen van besluiten (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht), maar ook om het verrichten van feitelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen, waarvoor machtiging c.q. volmacht moet worden verleend. Deze machtigingen en volmachten zijn verleend.
Vaststellen identiteit overledene
Meestal is duidelijk wie de overledene is. Als dat niet zo is, dan wordt dit onderzocht. Aanwijzingen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt, getuigenverklaringen, vermissingsberichten en dergelijke. Als gemeente identiteit niet vastgesteld krijgt, dan draagt burgemeester er zorg voor dat door arts (of onder verantwoordelijkheid van een arts) lichaamsmateriaal afgenomen wordt (art. 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld. Bij een (vermoeden van) niet natuurlijke dood rapporteert de lijkschouwer aan de Officier van Justitie en waarschuwt ook de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 76 Wlb).
Artikel 2 Opdracht tot verplaatsing
Als na melding van overlijden niet snel duidelijk is wie opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de gemeente de uitvaartverzorger een verplaatsingsopdracht.
Het is ongewenst om de overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met een uitvaartverzorger de afspraak om zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene. In eerste instantie gaat het hier om de eerste verzorging, dat wil zeggen het weghalen van de overledene en conserveren in mortuarium of een daartoe andere geschikte ruimte. Vervolgens zal er onderzoek gedaan worden naar de nabestaanden van de overledene. Wanneer er nabestaanden zijn gevonden kan met hen overlegd worden over de lijkbezorging.
De opdracht tot verzorging en verplaatsing van de overledene betekent (nog) niet de opdracht tot lijkbezorging.
Artikel 3 Onderzoek naar nabestaanden
Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap.
Er wordt eerst nagegaan of er nabestaanden zijn, voordat de gemeente een taak heeft.
Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap. Dit betreft de echtgenoot/echtgenote en de kinderen van de overledene (1e graad) en de ouders en (half) broers en zussen van de overledene (2e graad).
Artikel 4 Zorgvuldige, maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaande op te sporen
De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.
Aan de hand van bijvoorbeeld de registers van de burgerlijke stand, de basisregistratie personen, gemeentelijke uitkering, politie, maatschappelijk werk, centraal testamentenregister of werkgever wordt een overzicht gemaakt van de directe nabestaanden. Zij worden zoveel mogelijk telefonisch benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart. De gesprekken en onderzoeksinspanningen worden geregistreerd in het dossier. Op deze manier is het mogelijk achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld nabestaanden die zich melden. Blijkt uit inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb
Artikel 5 Toegang tot woning
De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.
Indien het bureauonderzoek geen of niet voldoende aanknopingspunten biedt, kan de gemeente besluiten de woning van de overledene te doorzoeken. Over een huisbezoek staan geen regels in de Wlb opgenomen. Er dient echter altijd eerst een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor een correcte lijkbezorging en het respect voor en de wensen van de overledene.
Het is mogelijk dat de burgemeester wordt gehinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging, omdat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Om daarin te voorzien is in artikel 21 Wlb bepaald dat, als de overledene zich bevindt in een woning en de afgifte van de overledene en/of de toegang tot de woning wordt geweigerd, de burgemeester of een ambtenaar van politie zich zonder toestemming van de bewoner of eigenaar toegang kan verschaffen. Het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing of een poging daartoe, is strafbaar als gevolg van artikel 80 Wlb, aanhef en onderdeel 8 Wlb. De weigering tot afgifte van een stoffelijk overschot is strafbaar als gevolg van artikel 81 aanhef en onderdeel 2 Wlb.
Artikel 6 Vormvoorschriften betreden woonruimte
De woonruimte van de overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie en alleen door twee, daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente.
In de Algemene wet op het binnentreden zijn vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte.
Dit betekent onder andere dat:
- •
Een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven; (Dat is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen);
- •
Terstond in de woning moet worden binnengetreden;
- •
Enkel kan worden binnengetreden door personen in het bijzijn van een collega (die hiertoe bevoegd zijn) en hierbij wordt zeer zorgvuldig te werk gegaan. Alles gaat in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel).
- •
Binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.
- •
De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.
Artikel 7 Onderzoek naar testament of codicil
De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament of codicil.
Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen. Ook kan blijken dat er vermogensbestanddelen of verplichtingen zijn, die van belang zijn voor de afwikkelingen van de nalatenschap. Daarnaast kan uit een testament blijken op welke wijze de uitvaart plaats moet vinden. Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan gratis worden nagegaan of de overledene een testament had. Deze informatie wordt schriftelijk bevestigd door het CTR.
Het kan ook voorkomen dat er een codicil is opgemaakt door de overledene. Hieruit kan ook nuttige informatie gehaald worden om nabestaanden te achterhalen.
Artikel 8 Inschakelen notaris of Rijksvastgoedbedrijf Ministerie BZK onbeheerde nalatenschap
Wanneer er sprake is van een testament moet er een notaris worden ingeschakeld.
De notaris is belast met de uitvoering van het testament. Het kan zo zijn dat de notaris dan de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten die door de gemeente zijn gemaakt worden bij de notaris ingediend. Een notaris wordt ook ingeschakeld wanneer er sprake is van een vermogen vanaf € 5.000, - een eigen woning, dat de overledene nalaat en er geen testament aanwezig is. In overleg met de notaris kan er worden besloten om hem te belasten met de afwikkeling van de nalatenschap en/of uitvaart.
Ook het Rijksvastgoedbedrijf kan ingeschakeld worden wanneer er geen testament is of wanneer dit niet bekend is en wanneer het eigen vermogen onder de € 5.000, - is.
Artikel 9 Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen
Indien er nabestaanden bekend zijn, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.
Dit geldt ook voor degene met wie de overledene tot zijn/haar dood duurzaam heeft samengewoond.
Hoewel de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te regelen, is het uitgangspunt van de Wlb wel dat de uitvaart een particuliere verantwoordelijkheid is. Nabestaanden kunnen daarop worden gewezen en met klem worden verzocht hun verantwoordelijkheid te nemen.
Vanwege de vereiste spoed moeten de nabestaanden snel beslissen over het al dan niet regelen van de uitvaart. De reactie moet uiterlijk 2 dagen na het overlijden worden bevestigd per brief of via de mail. Deze korte termijn wordt gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden gecremeerd of begraven moet worden.
Zodra de nabestaanden aangeven niet de verantwoordelijkheid op zich te willen nemen om de uitvaart te verzorgen, zal de burgemeester de taak op zich nemen. Wel bestaat er de mogelijkheid om de kosten later toch nog te verhalen op de nabestaanden. Bij onderdeel 4 Verhaal komt dit ter sprake.
Het bovenstaande geldt ook ten aanzien van degene met wie de overledene tot zijn dood duurzaam heeft samengewoond. Van duurzaam samenwonen is hier sprake als dit gelijk is te stellen aan een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Indicaties hiervoor zijn o.a. de termijn van samenwonen, het al dan niet hebben van gezamenlijke kinderen, er geen sprake is van een situatie van huurder en verhuurder of van onderlinge inwoning.
Soms is het niet realistisch nabestaanden te verzoeken de uitvaart op zich te nemen. Dat betreft nabestaanden die gedetineerd of in het buitenland buiten de aangrenzende buurlanden woonachtig zijn. Dit geldt ook voor nabestaanden waarvan het adres onbekend is of van wie de persoonslijst van de Basis Registratie Personen (BRP) is opgeschort wegens ‘vertrek onbekend waarheen’. De gemeente gaat dan zelf over tot lijkbezorging.
Fase 2- Rondom de Uitvaart
Als er door nabestaanden geen opdracht wordt gegeven voor de uitvaart en de gemeente heeft besloten de uitvaart zelf te verzorgen, dan wordt een uitvaartverzorger verzocht dit ter hand te nemen. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.
Artikel 10 Uitvaartondernemer
De gemeente beperkt zich tot de primaire taak van lijkbezorging
Wanneer niemand opdracht geeft voor de uitvaart is de burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Er wordt een uitvaartondernemer verzocht dit uit te voeren volgens het inkoop-regelement van de gemeente. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt. Om te voorkomen dat bezittingen van de overledene door derden worden meegenomen zal ook in deze fase al onderzoek plaatsvinden naar verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap.
De gemeente geeft een uitvaartverzorger opdracht de uitvaart op zich te nemen en te onderzoeken of er sprake is van een (uitvaart)verzekering en deze geldig zijn, indien van toepassing deze te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.
Dit doet niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheden om kosten te verhalen op de nalatenschap of de nabestaanden.
De uitvaartondernemer onderzoekt of er sprake is van een naturaverzekering door te informeren bij de meest voorkomende verzekeringsmaatschappijen of zoeken in het register voor uitvaartverzekeringen. Het is de taak van de uitvaartondernemer om de kosten van de uitvaart eerst uit deze verzekering te vergoeden of de uitvaart te laten verzorgen door de uitvaartverzorger die betrokken is bij de natura verzekering. De gemeente of nabestaanden ontvangen in dat geval alleen een restnota indien de verzekering de uitvaartkosten niet volledig dekt.
Artikel 11 Cremeren, begraven of ter beschikking stellen aan de wetenschap
De gemeente houdt rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap betreft
Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene kan het zo zijn dat hierin staat vermeld wat de wens van de overledene is over de wijze van lijkbezorging, begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap. Het kan ook voorkomen dat uit andere bronnen blijkt wat de wens van de overledene is. De burgemeester zal hiermee rekening houden en de wens van de overledene respecteren. Ter beschikking stellen aan de wetenschap kan slechts wanneer de overledene dit uitdrukkelijk bij leven had vastgelegd en van een anatomisch instituut een codicil heeft gekregen (artikel 21 eerste lid en art. 67-69 Wlb). Afhankelijk van de regelgeving met betrekking tot het accepteren van het lichaam van een overledene door de wetenschap kan het zijn dat de wens van de overledene niet gevolgd kan worden.
In een dergelijke situatie wordt gekozen voor sobere maar respectvolle lijkbezorging in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats in Hoogeveen, aangewezen door de beheerder van de begraafplaatsen.
In geval van uitvaart wordt, voor zover mogelijk rekening gehouden met de geloofsovertuiging.
Wanneer in overeenstemming met de wens van de overledene gekozen is voor cremeren, dient het crematorium de asbus minimaal een maand te bewaren (artikel 59, eerste lid Wlb). De asbus wordt aan de nabestaanden ter beschikking gesteld, nadat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald. Wanneer zich geen nabestaanden melden binnen 6 maanden na crematie wordt de asbus niet bijgezet, maar uitgestrooid in overleg met het crematorium.
Artikel 12 Bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene wordt gekozen voor begraven
De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats in Hoogeveen, aangewezen door de beheerder van de begraafplaatsen.
Cremeren is onherroepelijk. Door te kiezen voor begraven blijven de mogelijkheden open voor de voorkomende situatie:
- •
Als de identiteit van de overledene niet direct kan worden achterhaald, dient deze op grond van artikel 21 Wlb te worden begraven. In dergelijke gevallen wordt de overledene begraven in een algemeen graf op een daartoe aangewezen plek op een daartoe aangewezen algemene begraafplaats. Dit in verband met een eventuele opgraving voor een nader onderzoek van het lijk. Mochten zich later nog nabestaanden melden, dan kunnen zij de overledene eventueel herbegraven of cremeren.
- •
Als er sprake is van een misdrijf wordt een overledene begraven. Dit om mogelijk te maken dat er eventueel in een later stadium nog DNA kan worden afgenomen en/of het (strafrechtelijk) onderzoek heropend wordt (artikel 30, Wlb). Bij een misdrijf moet het ‘verlof van geen bezwaar ‘afgegeven worden door de Officier van justitie.
- •
Als een zwaarwegende geloofsovertuiging van de overledene zich verzet tegen crematie. Dit is het geval als de overledene aanhanger is van een religie die begraven voorstaat en zich verzet tegen een crematie. De geloofsovertuiging van nabestaanden of andere relaties van de overledene spelen hier geen rol.
Artikel 13 Gemeente beperkt zich tot de primaire taak van lijkbezorging.
Een gemeentelijke uitvaart betreft een sobere ceremonie waar op een respectvolle wijze uitvoering aan gegeven wordt.
Bij een uitvaart in opdracht van de gemeente hebben nabestaanden geen rechten met betrekking tot de wijze waarop de uitvaart plaatsvindt. In overleg wordt het nabestaanden en andere belangstellenden toegestaan om bij de uitvaart aanwezig te zijn of om afscheid te nemen in het uitvaartcentrum. Hierbij zijn de volgende varianten mogelijk:
- •
Sobere begrafenis zonder gasten, met eventueel een afscheidswoord of gedicht door vrijwillige inzet van derden bij het graf;
- •
Sobere crematie zonder gasten, met eventueel een afscheidswoord of gedicht door vrijwillige inzet van derden.
Namens de gemeente is een begraafplaatsbeheerder aanwezig.
De gemeenten vergoedt maximaal de volgende kosten:
- •
Overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;
- •
Eerste verzorging overledenen;
- •
Verblijf in mortuarium;
- •
Aanschaf eenvoudige kist; of lijkwade
- •
Het ‘kisten’ van de overledene; of in lijkwade
- •
Verzorgen noodzakelijke formaliteiten en registratie;
- •
Overledene overbrengen van uitvaartcentrum naar begraafplaats/crematorium;
- •
Bij crematie: kosten crematie en bewaren as in asbus gedurende een maand, as verstrooiing op het terrein van het crematorium. Indien het crematorium niet over een verstrooiveld beschikt, dan wordt de as verstrooid op een van de gemeentelijke begraafplaatsen;
- •
Bij begraven: graf- en begraafkosten in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats zonder plaatsing van een gedenkteken
Artikel 14 Algemeen graf
Bij een begrafenis op een Algemene begraafplaats blijft in beginsel de gemeente rechthebbende op het graf.
Bij begraven blijft de gemeente rechthebbende op het graf. De gemeente voert de uitvaart zo sober mogelijk uit en plaatst geen gedenkteken op het graf. Daarbij past niet het plaatsen van een grafmonument. Wanneer nabestaanden alsnog een grafmonument op het graf willen plaatsen, is zowel de plaatsing als het onderhoud ervan op eigen kosten.
Voor alle duidelijkheid: voor een begrafenis van gemeentewege gelden de daarop betrekking hebbende verordeningen en aanverwante regelgeving.
Het graf wordt na afloop van de gebruikstermijn van 10 jaar geruimd. Voor de nabestaanden gelden daarna dezelfde rechten als voor overige nabestaanden van algemene graven.
Fase 3- Na de uitvaart
De laatste fase van de lijkbezorging kenmerkt zich door het vaststellen van de totale kosten, het onderzoek/uitvoering naar/van verhaalsmogelijkheden op geld en goederen van de overledenen, vervolgens op nalatenschap en de nabestaanden.
Artikel 22 van de Wlb bepaalt dat de gemeente de kosten van de gemeentelijke uitvaart kan verhalen op de nalatenschap van de overledene en bij ongenoegzaamheid van deze op de bloed- en aanverwanten die krachtens artikelen 392-396 van boek 1 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. De kosten van de lijkbezorging is een schuld van de nalatenschap van de overledene, zo bepaalt artikel 7 van Boek 4 BW.
Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden. Kosten van lijkbezorging zijn een bevoorrechte vordering, zo bepaalt artikel 288, onderdeel b, van Boek 3 BW:
De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen ter zake van:
b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.
Artikel 15 Verhaal van kosten op geld en goederen bij de overledene
De gemeente kan gebruik maken van de bevoegdheid om de kosten van de uitvaart te verhalen.
Als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden, verhaalt de gemeente de kosten op geld en goederen van de overledene.
Geld, waardepapieren en sieraden worden door de gemeente in bewaring genomen. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. De kosten die hiervoor gemaakt worden kunnen op de nalatenschap verhaald worden. Artikel 5, 6 en 8 zijn hierbij van toepassing.
Onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan
Artikel 16 Verhaal op nalatenschap.
De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap. Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen en dergelijke, die nog worden verstrekt na het overlijden. De schulden die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.
Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden.
Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten daar worden ingediend.
Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW)
Artikel 17 Verrekening met nog door de gemeente te verstrekken uitkeringen van de gemeente.
De gemeente verrekent, voor zover mogelijk, de kosten van de uitvaart met inkomsten uit uitkeringen en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.
Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt.
Als er echter nog nabetaling van uitkeringen plaatsvinden, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen en de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt verzocht deze uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Dit geldt ook voor verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt.
Artikel 18 Verhaal op de nabestaanden
De gemeente verhaalt kosten voor de lijkbezorging op bloedverwanten tot en met de tweede graad
Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, kunnen deze kosten worden verhaald op de bloedverwanten tot en met de zesde graad. Dit volgt uit de artikelen 1:392, 1:394-396 BW en artikel 22 Wlb.
Uitgangspunt van de gemeente Hoogeveen is dat onderzoek naar nabestaanden zich in beginsel niet verder uitstrekt dan tot en met de tweede graad en de kosten op de nabestaanden in beginsel worden verhaald tot en met de tweede graad, tenzij er bijzondere redenen zijn om van het verhaalsrecht af te zien.
Artikel 19 De gemeente maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders of behuwd kinderen.
De gemeente verhaalt de kosten van de lijkbezorging niet op de schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen (schoonzoon(s) of schoondochter(s)), omdat uit de praktijk blijkt dat die mogelijkheid zich nog nooit heeft voorgedaan. Daarnaast beschouwt de gemeente Hoogeveen deze familieleden niet als direct nabestaanden.
Artikel 20 De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden.
De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden, indien het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt.
De beleidsvrijheid om al dan niet de kosten van de uitvaart en/of kosten om bezittingen veilig te stellen en te verhalen op het vermogen van de nabestaanden, impliceert dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing.
Artikel 21 Afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen.
Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dan gaat de gemeente Hoogeveen zelf over tot invordering en verhaal van kosten van lijkbezorging of draagt over aan Rijksvastgoedbedrijf.
De afwikkeling van (onbeheerde) nalatenschappen is geen taak van de gemeente. Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap dan gaat de gemeente zelf over tot invordering en verhaal van de gemaakte kosten van lijkbezorging. Invordering worden gezamenlijk gedaan door Burgerzaken/Begraafplaatsadministratie en Financiën. Ook het Rijksvastgoedbeheer kan een rol spelen bij vermoedelijk onbeheerde nalatenschappen.
Artikel 22 Beslissingsbevoegdheid
Als zich een situatie voordoet waardoor afgeweken dient te worden van een beleidsregel, of in geval van verschil van mening over de uitleg van een beleidsregel, beslist de burgemeester of, indien het zijn bevoegdheid betreft het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 23 Slotbepalingen
-
1. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2025.
-
2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsuitgangspunten Uitvaart in opdracht van de gemeente.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 14 november 2024
Ondertekening
De secretaris, De burgemeester,
Jelmer Mulder Martijn Breukelman
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl