Algemene subsidieverordening Terneuzen 2025

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

• a.

  gemeente: de gemeente Terneuzen;

• b.

  raad: de raad van de gemeente Terneuzen;

• c.

  college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen;

• d.

  wet: de Algemene wet bestuursrecht;

• e.

  activiteitenplan: een omschrijving van de te organiseren activiteit of activiteiten;

• f.

  begroting: een raming van de kosten en opbrengsten van de te subsidiëren activiteit of activiteiten;

• g.

  activiteitenverslag: een verslag van de uitgevoerde activiteit(en);

• h.

  financieel verslag/jaarrekening: een verantwoording van de werkelijke kosten en opbrengsten van de gesubsidieerde activiteit of activiteiten;

• i.

  samenstellingsverklaring: een schriftelijke verklaring van de accountant of administratiekantoor dat het financieel verslag/jaarrekening heeft opgesteld;

• j.

  controleverklaring: een schriftelijke verklaring van de accountant dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het resultaat en vermogen;

• k.

  beleidsdoelen: de doelen die de gemeente Terneuzen wil bereiken met het beleid zoals vastgelegd in de programmabegroting en beleidsnota’s;

• l.

  onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

• m.

  Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld;

• n.

  verdrag: het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

• o.

  subsidieregeling: regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze verordening;

• p.

  structurele subsidie: een subsidie voor een jaarlijks terugkerende activiteit;

• q.

  incidentele subsidie: een subsidie voor een éénmalige activiteit;

• r.

  de-minimissteun: staatssteun die vanwege de geringe omvang is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

• 1.

  Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

• 2.

  Bij subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

• 3.

  Een structurele subsidie kan voor één of meerdere jaren worden verstrekt, met een maximum van vier jaar. Na vier jaar wordt er opnieuw besloten of subsidie wordt verstrekt op dezelfde wijze.

• 4.

  Op een structurele subsidie is afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing voor zover het gaat om een per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en in deze verordening niet van afdeling 4.2.8 wordt afgeweken.

• 5.

  Een incidentele subsidie wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar.

Artikel 3 Subsidieregeling, bevoegdheid college

• 1.

  Het college kan regels vaststellen over het verstrekken van subsidies en legt daarin in ieder geval vast:

  • a.

    op welk beleidsterrein de regeling betrekking heeft;

  • b.

    welke activiteiten voor subsidieverstrekking in aanmerking komen;

  • c.

    voor zover van toepassing, de aanwijzing van beoogde doel(en) en doelgroep(en);

  • d.

    indien van belang: het subsidieplafond, de wijze waarop de beschikbare gelden worden verdeeld en de beoordelingscriteria;

  • e.

    welke aanvullende verplichtingen aan de subsidieverstrekking (kunnen) worden verbonden;

  • f.

    overige voorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen om in aanmerking te komen voor een subsidie.

  • g.

    hoe de subsidie wordt berekend, en

  • h.

    hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

• 2.

  Het college beslist over de verstrekking van subsidies ten laste van de budgetten in de begroting.

• 3.

  Het college handelt overeenkomstig de kaders van artikel 6, lid 4 van de Financiele verordening gemeente Terneuzen 2023.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

• 1.

  Binnen de kaders van de begroting stelt het college per programma een subsidieplafond in dat niet mag worden overschreden.

• 2.

  Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

• 3.

  Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 5 Evaluatie subsidiebeleid

Tenminste éénmaal per vier jaar evalueert het college het subsidiebeleid. Het college legt een verslag daarvan voor aan de raad. In dat verslag neemt het college voorstellen op voor voortzetting, wijziging of opheffing van de subsidiemogelijkheden.

Artikel 6. Staatssteun

• 1.

  Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

• 2.

  Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

• 3.

  Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

• 4.

  Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

• 5.

  Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 7 Tijdstip indienen aanvraag

• 1.

  Een structurele subsidie: vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar of tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

• 2.

  Een incidentele subsidie: minimaal drie maanden voor aanvang van de activiteit.

• 3.

  Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

• 4.

  Het college kan besluiten om een niet tijdig ingediende aanvraag toch inhoudelijk te beoordelen.

• 5.

  Een ingediende aanvraag kan worden aangevuld of gewijzigd.

Artikel 8 Te overleggen stukken bij de subsidieaanvraag

• 1.

  Een aanvraag om subsidie wordt ingediend via de gemeentelijke website. Indien een formulier is voorgeschreven moet de aanvrager daar gebruik van maken.

• 2.

  Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten (activiteitenplan) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • c.

    als de aanvrager een onderneming is:

    • 1.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • 2.

      een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de- minimissteun (de-minimisverklaring);

  • d.

    de balans met de stand van het vrij besteedbaar eigen vermogen op 31 december van het voorafgaande jaar. Indien er reserveringen of voorzieningen zijn opgenomen in de balans, dan zijn deze onderbouwd.

Als de subsidie voor meer dan één jaar wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager de benodigde gegevens over het volledige aangevraagde tijdvak.

• 3.

  Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over:

  • a.

    een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten,

  • b.

    het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar, en

  • c.

    een overzicht van de samenstelling van het bestuur.

• 4.

  Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

• 5.

  Als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking past het college artikel 4:5 van de wet toe. Het college stelt de aanvrager in dat geval een termijn van tenminste twee weken voor aanvulling van de ontbrekende gegevens en bescheiden.

• 6.

  Het college kan een onderzoek verrichten met betrekking tot een aanvraag om subsidie of een reeds verleende subsidie indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de risicocategorieën die worden genoemd in het actuele Bibob-beleid van de gemeente.

Artikel 9 Beoordeling van de aanvraag

• 1.

  Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

• 2.

  Het college kan de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen met 4 weken.

• 3.

  Bij subsidieregelingen kunnen andere termijnen worden gesteld.

• 4.

  Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd tot 6 weken nadat de eindbeslissing van de Europese Commissie is ontvangen.

• 5.

  Een subsidie van minder dan € 10.000 stelt het college bij de verlening al vast. Is het subsidiebedrag hoger dan € 10.000 dan wordt de subsidie achteraf vastgesteld op basis van de ingediende verantwoording.

Artikel 10 Weigering subsidieverlening

• 1.

  Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, weigert het college de subsidie in ieder geval als:

  • a.

    de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

  • b.

    het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

• 2.

  Het college weigert de subsidie tevens als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

• a.

  subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

• b.

  de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

• 3.

  Het college weigert de aangevraagde subsidie als:

• a.

  de activiteit van de aanvrager niet algemeen toegankelijk is voor publiek;

• b.

  de activiteit het inzamelen van geld tot doel heeft;

• c.

  de activiteit te maken heeft met het uitoefenen van een hobby;

• d.

  de activiteit een levensbeschouwelijk en/of religieus/politiek karakter heeft;

• e.

  de activiteit betrekking heeft op de uitgave en/of productie van boeken en/of films, tenzij deze van direct belang zijn voor de gemeente.

• 4.

  Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet, kan het college de subsidie tevens weigeren als:

• a.

  de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of onvoldoende gericht is op onze gemeente en haar inwoners dan wel niet of onvoldoende aan de gemeente en haar inwoners ten goede komt;

• b.

  de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of onvoldoende bijdraagt aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de gemeente;

• c.

  de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen of onvoldoende meerwaarde heeft voor het bestaande (activiteiten)aanbod in de gemeente;

• d.

  de aanvrager doelstellingen heeft die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

• e.

  de activiteiten van de aanvrager in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

• f.

  de aanvrager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gevraagde subsidie nodig is voor het organiseren van de activiteit, waarbij de mogelijkheden voor aanvrager om de activiteit doorgang te laten vinden zonder een subsidie van de gemeente worden meegenomen in de beoordeling;

• g.

  de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift of niet past binnen het beleid van de gemeente;

• h.

  de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

• i.

  in de gevallen die zijn bepaald in de betrokken subsidieregeling;

• j.

  indien ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen

• 5.

  De grond voor weigering in het vierde lid onder j. is tevens grond voor intrekking van een reeds verleende subsidie.

• 6.

  De kosten van consumpties komen niet voor subsidieverstrekking in aanmerking.

Artikel 11 Bevoorschotting en uitbetaling

• 1.

  Een structurele subsidie tot € 5.000 per kalenderjaar (vast te stellen voor een periode van maximaal vier jaar) maakt het college in vier gelijke delen jaarlijks over. Het college maakt jaarlijks de voorschotten van elk 25 % over. Het college doet dat per 15 februari.

• 2.

  Een (structurele) subsidie van € 5.000 tot € 20.000 per kalenderjaar maakt het college ieder jaar in twee delen van 50 procent over. Het college doet dat:

• •

  per 15 februari;

• •

  per 15 augustus.

• 3.

  Een structurele subsidie van € 20.000 en meer per kalenderjaar maakt het college ieder jaar in vier delen van 25 procent over. Het college doet dat:

• •

  per 15 februari;

• •

  per 15 mei;

• •

  per 15 augustus;

• •

  per 15 november.

• 4.

  Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 1 tot en met 4.

• 5.

  De betaling en/of bevoorschotting van een incidentele subsidie wordt geregeld in de subsidiebeschikking.

Artikel 12 Tijdstip indienen verantwoording

• 1.

  De ontvanger van een structurele subsidie per kalenderjaar moet vóór 1 juni van het volgende jaar een verantwoording indienen.

• 2.

  Het college kan een na het in lid 1 genoemde tijdstip ingediende verantwoording in behandeling nemen.

Artikel 13 Ter verantwoording over te leggen stukken

• 1.

  De ontvanger van een subsidie moet de verantwoording digitaal indienen bij het college.

• 2.

  De verantwoording bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag van de activiteiten van het voorgaande jaar.

• 3.

  Het college kan een formulier voorschrijven voor de verantwoording.

• 4.

  Het college kan aanvullende gegevens opvragen bij de ontvanger van subsidie. De ontvanger moet de gevraagde aanvullende gegevens aanleveren binnen twee weken na het daartoe gedane verzoek. Indien de termijn ongebruikt verstrijkt kan het college besluiten de procedure tot vaststelling van de subsidie voort te zetten zonder de gevraagde aanvullende gegevens.

• 5.

  Bij subsidies van € 10.000 tot € 50.000 per jaar dient de ontvanger jaarlijks een financieel verslag en een activiteitenverslag te overleggen.

• 6.

  Bij subsidies vanaf € 50.000 dient de ontvanger jaarlijks een financieel en activiteitenverslag te overleggen. Het financieel verslag moet voorzien zijn van een samenstellingsverklaring. In het activiteitenverslag dient men aan te geven welke beleidsdoelen van de gemeente met het subsidie zijn gerealiseerd.

• 7.

  Bij subsidies vanaf € 100.000 moet het financieel verslag voorzien zijn van een controleverklaring. In het activiteitenverslag dient men aan te geven welke beleidsdoelen van de gemeente met het subsidie zijn gerealiseerd.

• 8.

  Het college kan door een accountant een eigen onderzoek laten verrichten over het financieel verslag. De subsidieontvanger moet daaraan meewerken.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

• 1.

  Aan de hand van de verantwoording stelt het college het subsidie vast.

• 2.

  Indien bij subsidieregeling geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

• 3.

  Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

• 4.

  Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

• 5.

  De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

• a.

  de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

• b.

  de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

• c.

  de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

• d.

  de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 15 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

• 1.

  Het college kan besluiten dat de ontvanger van subsidie, voor zover de subsidie leidt tot vermogensvorming, een vergoeding moet betalen aan de gemeente voor de vermogensvorming, indien:

• a.

  de ontvanger de goederen die hij gebruikt voor of bestemd had voor de gesubsidieerde activiteiten:

• •

  vervreemdt;

• •

  bezwaart;

• •

  de bestemming ervan verandert.

• b.

  de ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van de onder a bedoelde goederen;

• c.

  de ontvanger geheel of gedeeltelijk stopt met de activiteiten, waarvoor hij subsidie krijgt;

• d.

  de gemeente geen subsidie meer beschikbaar stelt;

• e.

  de instelling die subsidie heeft ontvangen ophoudt te bestaan.

• 2.

  Het college stelt de vergoeding vast binnen een jaar nadat het kennis heeft gekregen of kon krijgen van een gebeurtenis genoemd in lid 1 en in ieder geval binnen vijf jaar na de laatste beschikking tot vaststelling van de subsidie.

• 3.

  Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van:

• •

  de waarde van de goederen op het moment van de gebeurtenis;

• •

  de waarde van andere vermogensbestanddelen op het moment van de gebeurtenis;

• •

  de hoogte van de schadevergoeding, die de ontvanger heeft gekregen.

• 4.

  In het geval van onroerende zaken, laat het college de waarde bepalen door een onafhankelijk deskundige.

Artikel 16 Hardheidsclausule

• 1.

  Het college kan deze verordening in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

• 2.

  In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

• 3.

  Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 17 Slotbepalingen

• 1.

  In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

• 2.

  Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening Terneuzen 2025”.

• 3.

  Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

• 4.

  Op 1 januari 2025 wordt de “Algemene subsidieverordening Terneuzen 2017” ingetrokken.