Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730055
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730055/1
Verordening op de heffing en de invordering van Afvalstoffenheffing 2025
Geldend van 19-12-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening op de heffing en de invordering van Afvalstoffenheffing 2025De raad van de gemeente Montferland;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2024;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van Afvalstoffenheffing 2025
Artikel 1 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
-
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
-
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval geldt.
Artikel 3 Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
-
2. Als perceel wordt aangemerkt:
- a.
de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d, en f van de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de roerend zaak, welk duurzaam aan een plaats gebonden is;
- c.
een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- d.
een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden, bij elkaar behoren.
- e.
het binnen de gemeente gelegen deel van de onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een onderdeel d bedoeld samenstel.
- a.
Artikel 4 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
-
1. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
-
2. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven van een mondeling dan wel gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1 (artikelen 1.1 t/m 1.2.1.2) van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1 (artikelen 1.3 t/m 1.3.3) van de tarieventabel, is verschuldigd na afloop van het heffingstijdvak.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 (artikelen 1.1 t/m 1.2.1.2) van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat er ten aanzien van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 (artikelen 1.1 t/m 1.2.1.2) van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
5. Het derde en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
-
6. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.
-
7. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Termijn van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval er een machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet vermelde gemeentelijke heffingen niet meer dan € 2.000,- bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die als de dagtekening op het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later, dit met in achtneming van artikel 10 van de Regeling Automatische Incasso Gemeentelijke Belastingen.
-
3. In afwijking van het tweede lid geldt, indien de aanslagen in april of later in het belastingjaar worden opgelegd, is het aantal betaaltermijnen gelijk aan de nog in het belastingjaar overblijvende volle kalendermaanden plus twee maanden, met een maximum van negen termijnen.
-
4. In afwijking van het derde lid geldt dat ingeval de dagtekening van de aanslag valt na het kalenderjaar, wordt het aantal incasso termijnen bepaald op twee.
-
5. De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien drie van de maximaal negen termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.
-
6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Voor de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1.3 van de tarieventabel en hoofdstuk 2, wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Overgangsrecht
-
1. De “Verordening Afvalstoffenheffing 2024”, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 12 Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
2. De datum van heffing is 1 januari 2025.
Artikel 13 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Afvalstoffenheffing 2025”.
Ondertekening
’s-Heerenberg, 14 november 2024
De raad van de gemeente Montferland,
de griffier a.i.,
H.M. van ’t Westeinde
de voorzitter,
H.H. de Vries
Tarieventabel 2025 behorende bij de “Verordening Afvalstoffenheffing 2025”
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Hoofdstuk 1. Maatstaf en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing
1.1 |
De belasting bedraagt per perceel voor een 280 liter container per belastingjaar |
€ 236,00 |
De belasting bedraagt per perceel voor een 180 liter container per belastingjaar |
€ 236,00 |
|
1.2 |
De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1 wordt vermeerderd voor een extra container met |
€ 118,00 |
1.2.1 |
Voor het inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen bij percelen, waar geen gebruik wordt gemaakt van een andere container en het afval wordt aangeboden in een verzamelcontainer, bedraagt het tarief per perceel: |
|
1.2.1.1 |
indien het perceel wordt bewoond door twee of meer personen |
€ 320,00 |
1.2.1.2 |
indien het perceel wordt bewoond door één persoon |
€ 295,00 |
1.3 |
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting per lediging van: |
|
1.3.1 |
een 180 liter container, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen |
€ 7,00 |
1.3.2 |
een 280 liter container, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen |
€ 9,00 |
1.3.3 |
Indien door omstandigheden de aanbiedingen, zoals in onderdeel 1.3.1 en 1.3.2, niet via een geautomatiseerde registratie zijn vast te stellen, wordt in afwijking van het bepaalde van dat lid voor de berekening van de belasting uitgegaan van een fictief aantal ledigingen per jaar en wel als volgt:
|
Hoofdstuk 2. Maatstaf en overige tarieven afvalstoffenheffing
2.1 |
het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op het aanbiedstation bedraagt € 0,14 per kilogram gewicht |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl