Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730026
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730026/1
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenwijkerland
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente SteenwijkerlandHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;
Gelet op:
titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;
Overwegende dat:
Het college het noodzakelijk vindt een juiste en eenduidige uitvoering aan de Participatiewet te geven en duidelijkheid te verschaffen aan de inwoners die een beroep doen op bijzondere bijstand;
Besluit:
- •
het deel bijzondere bijstand van de Leidraad Participatiewet Steenwijkerland, per 1 januari 2025 in te trekken;
- •
de volgende regeling vast te stellen:
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenwijkerland
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen bijzondere bijstand
Inleiding
De algemene voorwaarden voor het recht op bijstand gelden ook voor de bijzondere bijstand. Dit betekent dat bij iedere aanvraag bijzondere bijstand het recht eerst getoetst moet worden aan de artikelen 11 tot en met 16 Participatiewet en vervolgens aan artikel 35 Participatiewet.
Vragen om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen
Iedereen maakt kosten. Bijvoorbeeld aan: huur, gas, water, eten en drinken. Soms zijn er ook bijzondere kosten. Kosten waar niet iedereen geen geld voor heeft. Het kan zijn dat er dan recht bestaat op bijzondere bijstand. Dat hangt af van de persoonlijke situatie. Daarom kan het voorkomen dat de ene inwoner wel voor die kosten bijstand krijgt, maar iemand anders niet.
Omdat niemand hetzelfde is, houden wij rekening met de persoonlijke situatie. Wat voor de ene persoon geldt, gaat niet automatisch op voor een ander.
Bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand wordt gebruik gemaakt van het volgende afwegingskader:
Afwegingskader
Bij het leveren van maatwerk is het de bedoeling om aan te sluiten bij wat de inwoner nodig heeft om verder te komen. Het is daarom van belang om te starten bij de inwoner en de wet te gebruiken als instrument bij het ondersteunen van de inwoner. De onderstaande stappen kunnen hierbij helpen:
- a.
Wat is de (hulp)vraag/behoefte van de inwoner?
- b.
Wat is de persoonlijke situatie van de inwoner?
- c.
Wat zijn de (on)mogelijkheden van de inwoner?
- d.
Is de Participatiewet de juiste wet?
- e.
Wettelijke regels
Leidende principes
Bij het beoordelen van aanvragen worden de volgende leidende principes in acht genomen:
- •
Wij maken ondersteuning makkelijk bereikbaar.
- •
Wij vragen niet meer informatie dan nodig is.
- •
Wij gaan zorgvuldig met onze inwoners om.
- •
De inwoners is zelf verantwoordelijk, wij ondersteunen als dat nodig is.
- •
Het eigen probleemoplossende vermogen, ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk of andere voorzieningen en organisaties gaan voor onze ondersteuning.
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet op de huurtoeslag.
-
2. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
belanghebbende: de alleenstaande of het gezin die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand;
- b.
bijstandsnorm: de norm volgens artikel 5c Participatiewet;
- c.
gemeentepolis: de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor inwoners van de gemeente Steenwijkerland met een minimuminkomen;
- d.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;
- e.
draagkracht: het gedeelte van het inkomen of vermogen dat aangewend dient te worden voor financiering van de bijzondere kosten;
- f.
draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;
- g.
inkomen: het inkomen volgens artikel 31 tot en met 33 van de Participatiewet;
- h.
medische kosten: noodzakelijk te maken kosten welke vallen binnen de reikwijdte van de kostensoorten waarover de Zorgverzekeringswet zich uitspreekt;
- i.
minimuminkomen: 130% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld;
- j.
vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen volgens artikel 34 van de Participatiewet;
- k.
voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet, zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet, waarop de persoon of gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;
- l.
woonkosten eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten inclusief een bedrag voor groot onderhoud;
- m.
woonkosten huurwoning: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als omschreven in de Wet op de huurtoeslag.
- a.
Artikel 2 Voorwaarden bijzondere bijstand
Aan de verlening van bijzondere bijstand zijn op grond van artikel 35 lid 1 van de Participatiewet de volgende voorwaarden verbonden:
- 1.
De kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen;
- 2.
De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten;
- 3.
De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van belanghebbende en/of zijn huishouden bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt;
- 4.
De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels zijn richtlijnen vastgelegd hoe om te gaan met de draagkrachtberekening.
Artikel 3 Moment indienen aanvraag bijzondere bijstand
Een aanvraag moet in beginsel worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt. De reden hiervoor is dat het veelal niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de kosten vast te stellen.
- 1.
Wanneer de noodzaak van de kosten achteraf nog kan worden vastgesteld, kan hiervan worden afgeweken en kunnen kosten tot maximaal twaalf maanden terug worden vergoed.
- a.
Voor algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen geldt dat de aanvragen binnen een maand, gerekend vanaf het moment dat de kosten zich voordoen, moeten worden ingediend.
- b.
Voor de overige kostensoorten geldt dat de aanvragen binnen twaalf maanden, gerekend vanaf het moment dat de kosten zijn opgekomen, moeten worden ingediend.
- a.
- 2.
Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand moeten onderstaande vragen beantwoord worden
- a.
of de noodzakelijkheid van de kosten nog kan worden vastgesteld;
- b.
of de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden;
- c.
wat de reden is waarom de aanvraag is ingediend nadat de kosten zijn gemaakt.
- a.
Artikel 4 Draagkrachtperiode
-
1. De draagkrachtperiode wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen.
-
2. De draagkrachtperiode geldt voor de duur van twaalf maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten worden gemaakt.
-
3. Als de draagkracht eenmaal is vastgesteld, wordt deze in beginsel niet meer aangepast, tenzij er sprake is van een substantiële wijziging in de inkomens- en vermogenssituatie.
Artikel 5 Draagkrachtbepalingen
-
1. De draagkracht wordt als volgt berekend:
- a.
De draagkracht wordt op nihil gesteld als het inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;
- b.
De draagkracht wordt op 50% vastgesteld als het inkomen 110% tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedraagt;
- c.
In afwijking van het bepaalde onder a en b geldt voor huishoudens met (een) ten laste komend(e) kind(eren) dat de draagkracht op nihil gesteld als het inkomen niet meer bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
- a.
-
2. Met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt bedoeld de norm zoals die is vermeld in paragraaf 3.2 van de Participatiewet.
-
3. Onder inkomen wordt verstaan het totaal van het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet met uitzondering van:
- a.
de vrijgelaten middelen als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid en 33, vijfde lid van de Participatiewet, voor zover van toepassing;
- b.
de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;
- a.
-
4. Bij het berekenen van het inkomen wordt verstaan het totaal van het netto besteedbaar inkomen als:
- a.
er schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP of WGS is uitgesproken of executoriaal beslag is gelegd; en
- b.
bij de vaststelling van het vrij te laten bedrag geen rekening is gehouden met de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.
- a.
-
5. De hoogte van het inkomen wordt als volgt vastgesteld:
- a.
bij vaste inkomsten wordt uitgegaan van de gegevens over de maand voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich voordoen;
- b.
bij wisselende inkomsten wordt uitgegaan van de gegevens over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich voordoen.
- a.
-
6. In afwijking van lid 1 bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm voor algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen.
-
7. De draagkracht uit vermogen bedraagt 100% van het in aanmerking te nemen vermogen.
- 1)
Tot het in aanmerking te nemen vermogen wordt niet gerekend:
- a.
bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn (artikel 34 lid 2 onder a Participatiewet);
- b.
een voertuig met een waarde tot € 6.850,00. Van een voertuig met een waarde van meer dan € 6.850,00 geldt alleen de waarde boven € 6.850,00 als vermogen.
- c.
het vermogen gebonden in de eigen woning als bedoeld in artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet;
- d.
het vermogen gebonden in de eigen woning blijft buiten beschouwing indien de te verlenen bijzondere bijstand op jaarbasis lager is of gelijk is aan € 500,-
- a.
- 2)
De hoogte van de vermogensvrijlating verschilt per kostensoort. Tot het in aanmerking te nemen vermogen wordt niet gerekend:
- a.
voor algemeen noodzakelijke kosten die zich incidenteel dan wel periodiek voordoen: een bedrag ter hoogte van de bijstandsnorm,
- b.
voor overige kostensoorten: het bij aanvang van de bijzondere bijstand aanwezige vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens (artikel 34 lid 2 onder b Participatiewet).
- a.
- 1)
Artikel 6 Drempelbedrag
Er geldt geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 Participatiewet.
Artikel 7 Co-ouders
Voor aanvragen bijzondere bijstand van een co-ouder voor de kosten voor zijn kind(eren) is de hoogte van de bijzondere bijstand beperkt tot het aandeel van de ouder zoals vastgelegd in het ouderschapsplan.
Hoofdstuk 2 Bijzondere bijstand voor levensonderhoud
Artikel 8 Kosten levensonderhoud voor 18, 19 en 20 jarigen niet in een inrichting
-
1. Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm in het kader van de Participatiewet voorziet en de middelen van zijn ouders ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan het college aanvullende bijzondere bijstand verstrekken.
-
2. Voor de hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand van de alleenstaande wordt aansluiting gezocht bij de norm inclusief VT als bedoeld :
- a.
in artikel 21 sub a van de Participatiewet als aanvrager alleenwonend is.
- b.
in artikel 22a van de Participatiewet als een of meer meerderjarige personen zijn verblijf heeft in dezelfde woning.
- a.
-
3. Het bedrag van de aanvullende bijzondere bijstand is maximaal het verschil tussen de bijstandsnorm genoemd in artikel 21 en de van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge artikel 20 van de Participatiewet.
Artikel 9 Kosten levensonderhoud voor 18, 19 en 20 jarigen in een inrichting;
-
1. Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar, in een inrichting verblijft, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekken.
-
2. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand van de alleenstaande (ouder) wordt aansluiting gezocht bij de norm inclusief VT als bedoeld in artikel 20 lid 1 sub a van de Participatiewet.
Artikel 10 Alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar
De alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar komt niet in aanmerking voor extra aanvullende inkomensondersteuning via de bijzondere bijstand.
Artikel 11 Overbruggingsuitkering
-
1. Bijstand in de vorm van een overbruggingsuitkering kan worden verstrekt als belanghebbende geen of onvoldoende middelen heeft om de periode tot de eerste betaling van de bijstand te overbruggen.
-
2. Als de Participatiewet geen aanknopingspunten biedt om de overbruggingsuitkering in de vorm van borgtocht of een lening te verstrekken, dan wordt deze om niet verleend.
-
3. De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag. Eventuele inkomsten en het positief vermogenssaldo op de bankrekening worden hierop in mindering gebracht.
Artikel 12 Vaste lasten bij verblijf in inrichting
-
1. Voor de vaste lasten tijdens het verblijf in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend gedurende maximaal 12 maanden als:
- a.
de kosten verbonden zijn aan het behouden van de woonruimte; en
- b.
het contract niet tijdelijk kan worden gezegd; en
- c.
het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is.
- a.
-
2. Er is geen sprake van het noodzakelijk aanhouden van een woonruimte als bij het begin van de opname duidelijk is dat belanghebbende langer dan 12 maanden wordt opgenomen.
-
3. Bij medebewoning, onderhuur of verhuur vindt geen doorbetaling van de vaste lasten plaats.
Artikel 13 Aanhouden woning tijdens detentie
-
1. Op grond van artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet kan geen bijstand verstrekt worden voor de kosten van het aanhouden van de woning in gevallen waarin iemand rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
-
2. De uitsluitingsgrond van artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet is niet van toepassing op de uitzonderingen als genoemd in artikel 13 lid 3 Participatiewet. Artikel 12 is van toepassing voor gevallen waar sprake is van de uitzondering van artikel 13 lid 3 Participatiewet.
Hoofdstuk 3 Diverse kosten
Artikel 14 Beschermingsbewind
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van beschermingsbewind, indien de kantonrechter heeft vastgesteld dat beschermingsbewind noodzakelijk is.
-
2. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor kosten van bewind in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).
-
3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Artikel 15 Mentorschap
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap, indien de kantonrechter een mentor heeft benoemd.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Artikel 16 Curatele
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, indien de kantonrechter heeft vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.
-
2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Artikel 17 Rechtsbijstand
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging volgens de Wrb rechtsbijstand is verleend.
-
2. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
- a.
vertaalkosten;
- b.
reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen;
- c.
de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb.
- a.
-
3. Indien de tegenpartij wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten waar bijzondere bijstand voor is verstrekt, dient de bijzondere bijstand aan het college te worden terugbetaald.
Artikel 18 Legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning.
-
2. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van naturalisatie.
Artikel 19 Identiteitsbewijs
-
1. Er bestaat recht op een tegemoetkoming in de kosten van een identiteitskaart of paspoort en het maken van een pasfoto voor personen vanaf 14 jaar.
-
2. De tegemoetkoming bedraagt maximaal:
- a.
62.50 euro voor personen vanaf 18 jaar;
- b.
35,50 euro voor kinderen van 14 tot en met 17 jaar.
- a.
-
3. Indien er een medische noodzaak is voor de aanschaf van een identiteitskaart of paspoort, kan er in afwijking van lid 1 ook bijzondere bijstand voor de kosten van een identiteitskaart of paspoort voor personen jonger dan 14 jaar worden verstrekt. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de bijdragen als genoemd in het tweede lid onder b van dit artikel.
Artikel 20 Uitvaartkosten
-
1. Voor de kosten van een begrafenis of crematie bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand. De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen.
-
2. Als de overledene niet of onvoldoende verzekerd was tegen begrafenis- of crematiekosten en de schulden van de nalatenschap hoger zijn dan de bezittingen, kunnen de erfgenamen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen en zij tot de familieleden behoren op wie verhaal gezocht zou kunnen worden krachtens de Wet op de lijkbezorging.
-
3. Indien er aan de voorwaarden uit de tweede lid voldaan wordt, kan er bijzondere bijstand verstrekt worden. De kosten die worden vergoed betreffen kosten voor een sobere begrafenis of crematie.
- a.
als noodzakelijke kosten kunnen in het algemeen aangemerkt worden: de kosten van de begrafenis of crematie, personeelskosten van de uitvaartondernemer, het kisten van de overledene, de laatste verzorging, de uitvaartdienst, de grafrechten (voor zover het een algemeen graf betreft), de rouwauto en één volgauto, maximaal 50 rouwkaarten, de akte van overlijden, koffie en cake voor 100 personen.
- b.
bij de bepaling van de hoogte van de bijstand voor de kosten genoemd in het derde lid gelden de bedragen van het NIBUD als richtprijzen.
- a.
Hoofdstuk 4 Medische kosten
Inleiding medische kosten
Iedereen is er in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor dat hij of zij (en het gezin) voldoende verzekerd is voor medische kosten. Wordt in de Zvw of de Wlz een bewuste beslissing genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening? Dan moet de Participatiewet zich bij die keuze aansluiten. De kosten komen dan niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
Artikel 21 Hoofdregel medische kosten
-
1. Voor medische kosten bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand omdat deze behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De Zwv, de Wlz en Wmo gelden als toereikende en passende voorliggende voorzieningen als bedoeld in artikel 15 lid 1 Participatiewet.
-
2. In afwijking van lid 1 kan er bijzondere bijstand verstrekt worden voor de medische kosten als bedoeld in artikelen 22 lid 2 en artikel 23 van deze beleidsregels.
Artikel 22 Verplichte eigen bijdragen Zvw, Wlz en Wmo
-
1. In beginsel bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdragen in het kader van de Zwv, Wlz en Wmo.
-
2. In afwijking van lid 1 kan er wel bijzondere bijstand verstrekt worden voor de eigen bijdragen Wmo in de kosten van maatwerkvoorzieningen, voor zover er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en het geen eigen bijdrage betreft voor beschermd wonen of voor opvang.
Artikel 23 Meerkosten als gevolg van medische noodzaak of behoefte aan ondersteuning op één of meerdere leefgebieden
Wanneer uit een medisch advies blijkt dat er sprake is van meerkosten als gevolg medische noodzaak of behoefte aan ondersteuning op één of meerdere leefgebieden, dan kan er recht bestaan op bijzondere bijstand voor de volgende kosten:
- 1.
Meerkosten van warme maaltijden
- a.
meerkosten van warme maaltijden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien belanghebbende niet meer zelf kan koken of als er niet door een mantelzorger gekookt kan worden.
- b.
de hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het verschil tussen de hoogte van de feitelijke kosten, met een maximum van € 8,00 per warme maaltijd, en de genormeerde voedingskosten van de Nibud prijzengids voor een warme maaltijd.
- c.
er kan afgezien worden van het opvragen van een medisch advies indien belanghebbende huishoudelijke ondersteuning van de Wmo ontvangt.
- d.
er kan afgezien worden van het opvragen van een medisch advies indien de consulent het gezien de leeftijd van belanghebbende aannemelijk acht dat de maaltijdvoorziening noodzakelijk is.
- a.
- 2.
Meerkosten van speciale (sport)kleding, bewassing of slijtage van kleding en beddengoed
- a.
meerkosten van speciale (sport)kleding, bewassing of slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte komen in aanmerking voor de bijzondere bijstand.
- b.
de hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het verschil tussen de hoogte van de feitelijke kosten en de gebruikelijke kosten op grond van de Nibud prijzengids.
- a.
- 3.
Dieetkosten
- a.
voor noodzakelijke dieetkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
- b.
de hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het verschil tussen de hoogte van de feitelijke kosten en de gebruikelijke kosten op grond van de Nibud prijzengids.
- a.
- 4.
Gehandicaptenparkeerkaart
- a.
Voor de kosten van een gehandicaptenparkeerkaart kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
- b.
De kosten die worden vergoed zijn de legeskosten en de eventuele kosten van een medische keuring op grond van artikel 1.31, eerste lid, onderdeel e van de Verordening op de heffing en de invordering van leges.
- a.
- 5.
Extra stookkosten
- a.
voor hogere energiekosten in verband met medische omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
- b.
de meerkosten worden berekend door het feitelijke verbruik van belanghebbende te vergelijken met het gemiddelde verbruik van een vergelijkbaar huishouden in een vergelijkbaar woningtype. Daarbij wordt uitgegaan van de gemiddelden zoals die door het NIBUD zijn vastgesteld.
- a.
Hoofdstuk 5 Woon, verhuis- en inrichtingskosten
Inleiding
Kosten voor verhuizing en inrichting vloeien meestal niet voort uit bijzondere omstandigheden en moeten daarom uit eigen inkomen of vermogen worden betaald. Slechts in bijzondere omstandigheden kan hier bijzondere bijstand voor worden verstrekt.
Bijzondere bijstand voor verhuiskosten moet aangevraagd worden in de gemeente van vertrek, met uitzondering van de dubbele woonlasten (bijv. huur) en eventuele waarborgsom die daarmee verband houden.
Artikel 24 Verhuiskosten
-
1. Onder verhuiskosten wordt verstaan: de kosten die iemand maakt voor het overbrengen van de inboedel van de oude naar de nieuwe woning.
-
2. De aanvraag dient voorafgaand aan de verhuiskosten ingediend te zijn.
-
3. In geval van verhuizing wegens een echtscheiding moeten eventuele gelden uit de boedelscheiding worden ingezet voor de verhuizing.
-
4. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke passende oplossing, waarbij ook wordt gekeken in hoeverre verhuiswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door belanghebbende, het gezin, familie, vrienden of maatschappelijke instanties.
Artikel 25 Dubbele woonlasten
-
1. Indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er als gevolg van die noodzakelijke verhuizing dubbele woonlasten worden gemaakt, dan kan er voor de woonlasten van de nieuwe woning maximaal één maand aan bijzondere bijstand worden verstrekt.
-
2. De periode van dubbele huur dient zo kort mogelijk gehouden te worden.
Artikel 26 Waarborgsom
-
1. Het geld voor een waarborgsom blijft in principe van de huurder. Voor de kosten van een waarborgsom kan daarom in beginsel geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
-
2. Als bijzondere bijstand voor de kosten van een waarborgsom noodzakelijk is, dan wordt deze in de vorm van borgtocht of een geldlening verstrekt.
Artikel 27 Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
-
1. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden dan wordt, voor zover de eerste inrichtingskosten betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen, bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet.
-
2. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke passende oplossing. Voor de maximale hoogte van de vergoeding voor inrichtingskosten wordt aansluiting gezocht bij de Nibud prijzengids.
- a.
Voor de volgende kosten is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de hoogte uit de Nibud prijzengids:
- •
Kookplaat met oven;
- •
Koelkast met vriesvak;
- •
Wasmachine;
- •
Stofzuiger;
- •
Televisie;
- •
Matras (1- of 2 persoons, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden)
- •
- b.
Van de overige kosten uit het Nibud inventarispakket wordt 60% vergoed.
- a.
Artikel 28 Geen bijzondere bijstand voor de eerste woninginrichting
Voor de kosten van de eerste woninginrichting (verlaten ouderlijk huis) kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
Artikel 29 Woonkostentoeslag huurders
-
1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand (woonkostentoeslag) voor de kosten van het huren van woonruimte als belanghebbende vanwege bijzondere omstandigheden niet of voor een lagere tegemoetkoming op grond van de Wet op de huurtoeslag in aanmerking komt.
-
2. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand ontvangen zou worden, wanneer hierop wel recht zou hebben bestaan;
-
3. Indien er aanspraak bestaat op huurtoeslag berekend naar een inkomen dat voor de aanvraag van bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie volgens de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden toegekend. De hoogte van de woonkostentoeslag is in dat geval gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
-
4. De woonkostentoeslag wordt voor de duur van maximaal 1 jaar toegekend en er wordt gelijktijdig een verhuisplicht opgelegd. De periode van toekenning kan telkens met maximaal 1 jaar worden verlengd als de aanvrager er alles aan heeft gedaan om vervangende woonruimte te krijgen en hierin toch niet is geslaagd.
Artikel 30 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom tot de maximale huurgrens
-
1. Indien belanghebbende een woning in eigendom bewoont, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend;
-
2. Tot de woonkosten worden gerekend:
- a.
de verschuldigde hypotheekrente en
- b.
de premie opstalverzekering inclusief assurantiebelasting en
- c.
onroerendzaakbelasting en
- d.
eigenaarsdeel waterschapslasten en
- e.
een forfaitair bedrag voor onderhoud.
- a.
-
3. Belanghebbende is verplicht een (voorlopige) teruggaaf inkomstenbelasting bij de belastingdienst aan te vragen.
-
4. De eventuele (voorlopige) teruggaaf wordt op de woonkosten zoals berekend in lid 2 in mindering gebracht.
-
5. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die gelet op zijn financiële situatie voor overeenkomstige woonkosten van een huurwoning, per maand zou kunnen worden ontvangen.
Artikel 31 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurgrens
-
1. Indien een woning in huur of eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens als bepaald in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend;
-
2. Aan de toekenning van woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen;
-
3. De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de periode van maximaal twaalf maanden. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van 12 maanden jaar mogelijk, indien belanghebbende redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.
-
4. De bepalingen in artikel 30 lid 3 en 4 zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.
-
5. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan de woonkosten per maand, minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.
-
6. Aan de bijstand kan een verhuisverplichting worden opgenomen als de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens uit artikel 13 WHT.
Hoofdstuk 6 Reiskosten
Algemene bepalingen over reiskosten
Artikel 32 Reiskosten bezoek aan naaste familieleden
-
1. Bijzondere bijstand kan tijdelijk verstrekt worden voor noodzakelijk geachte reiskosten om naaste familieleden te bezoeken. Naaste familieleden zijn verwanten in de 1e graad en familieleden die onder één dak wonen om:
- a.
zieken te bezoeken op hun verpleegadres;
- b.
uit huis geplaatste kinderen naar hun opvangadres te brengen;
- c.
uit huis geplaatste kinderen te bezoeken op hun opvangadres;
- d.
partner, ouders of kinderen in detentie.
- a.
-
2. Voorwaarde is dat de enkele reisafstand meer bedraagt dan 10 kilometer
-
3. De frequentie van het bezoek wordt afgestemd op de situatie.
-
4. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste vervoermogelijkheid.
-
5. Voor eigen vervoer geldt een vergoeding per gereden kilometer gekoppeld aan de belastingvrije vergoeding eigen vervoer van de belastingdienst.
Artikel 33 Reiskosten minderjarige kinderen die voortgezet onderwijs volgen
-
1. Bijzondere bijstand kan tijdelijk verstrekt worden voor minderjarige kinderen die voortgezet onderwijs volgen.
-
2. De bepalingen uit artikel 32 lid 2 tot en met 5 zijn hiervoor van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34 Berekening reisafstand
Voor de berekening van de enkele reisafstand wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner, waarbij voor de kortste route wordt gekozen.
Artikel 35 Hoogte bijzondere bijstand voor reiskosten
Is bijzondere bijstand voor reiskosten noodzakelijk, dan wordt er op grond van artikel 32 uitgegaan van de goedkoopste adequate manier van reizen. Hieronder wordt verstaan:
- a.
Allereerst openbaar vervoer per bus
- b.
Duurt de enkele reis per bus langer dan anderhalf uur, dan wordt de trein als goedkoopst adequaat gezien, mits per 2e klas wordt gereisd
- c.
- 1.
Duurt de enkele reis per trein ook langer dan anderhalf uur of is de reis met het openbaar vervoer in het geheel niet mogelijk, dan kan het gebruik van een auto als goedkoopst adequaat gezien
- 3.
Voor eigen vervoer geldt een vergoeding per gereden kilometer gekoppeld aan de belastingvrije vergoeding eigen vervoer van de belastingdienst.
- 1.
- d.
Belanghebbende kan kiezen voor een andere oplossing. Het college vergoedt dan echter niet meer dan hij zou hebben gekregen wanneer hij wel voor de goedkoopst adequate manier van reizen had gekozen
Hoofdstuk Slotbepalingen
Artikel 36 Overgangssituaties
Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden beoordeeld op grond van de voorgaande beleidsregels.
Artikel 37 Overige situaties
Het college beslist in redelijkheid in die individuele situaties waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.
Artikel 38 Inwerkingtreding
Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2025.
Artikel 39 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Steenwijkerland”.
Ondertekening
Steenwijk, 10 december 2024
Burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
de secretaris,
Marco de Graaf
de burgemeester,
Rob Bats
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl