Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Dijk en Waard 2025

Geldend van 19-12-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Dijk en Waard 2025

De raad van de gemeente Dijk en Waard;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2024;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

gelet op de Parkeerverordening Dijk en Waard 2025

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Dijk en Waard 2025.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • d.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplichtigen

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3. Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend. Het Besluit kwijtscheldingsregels 2025 is van toepassing.

Artikel 10 Overgangsbepaling

De verordening parkeergelden 2024 van de gemeente Dijk en Waard vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 11 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 februari 2025.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen Dijk en Waard 2025'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Dijk en Waard in zijn openbare vergadering van 10 december 2024.

de griffier,

de voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Dijk en Waard 2025

1.

 

Het tarief voor een bewonersvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening:

 
 

1.1

voor de eerste vergunning

€ 25,00/jaar

 

1.2

voor de tweede en volgende vergunning

€ 100,00/jaar

2.

 

Het tarief voor een bedrijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening:

 
 

2.1

van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 18.00 uur (kantoortijden)

€ 250,00/jaar

 

2.2

van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 19.00 uur en zondag van 12:00-19:00 uur

€ 450,00/jaar

3.

 

Het tarief voor een bedrijfsvergunning maatschappelijke organisaties als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening:

 
 

3.1

van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 18.00 uur (kantoortijden)

€ 200,00/jaar

 

3.2

van maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 19.00 uur en zondag van 12:00-19:00 uur

€ 250,00/jaar

4.

 

Het tarief voor het parkeren in het vergunninghoudersgebied met een bezoekersvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening bedraagt:

 
 

4.1

Eerste 300 uren

€ 0,00/uur

 

4.2

Tweede 300 uren

€ 0,50/uur

5.

 

Het tarief voor een zorgverlenersvergunning algemeen als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening

€ 0,00/jaar

6.

 

Het tarief voor een mantelzorgvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening

€ 0,00/jaar

7.

 

Het tarief voor een deelautovergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening:

 
 

7.1

Voor aanbieders

€ 450,00/jaar

 

7.2

Bewoners onderling

€ 25,00/jaar

8.

 

Het tarief voor een tijdelijke bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Parkeerverordening:

€ 25,00/week

Behorende bij raadsbesluit van 10 december 2024,

de griffier,

de voorzitter,